dinsdag 28 februari 2006

Ver - ve - lend

Sinds een tijdje zit ik zuchtend van verveling te kijken naar wat er op ongeveer elk (mij bekend) blog, alsook usenet gebeurt: de hele zooi zit, elke dag, elk uur opnieuw, compleet volgepompt met kreten en kreunen over het Grote Gevaar van de Islam, en het Wanneer zullen Wij Het nu eens Eindelijk Snappen, en, nog het meest van al: Wanneer Zal Dat Nu Eens Eindelijk Kunnen Gezegd worden.

Jezelf luidop afvragen wanneer je nu eens “eindelijk” iets zal kunnen zeggen dat al meerdere maanden (en eigenlijk jaren, als het geen decennia zijn) letterlijk van alle daken wordt geschreeuwd; dat is het punt waarop ik niet langer bij de grens zit van wat ik ongelofelijk vind, omdat ik daar al lang voorbij ben: géééuw.

Maar hoe krijg je heel die bende zoiets aan het verstand gepeuterd? Je moet in dit gezelschap héél precies je boodschap weten te verpakken, hoor, want anders loeien ze je zo de boerenbuiten in.

En ik heb het! Er is me een analogie te binnen geschoten die ze onmiddellijk zullen inzien, omdat het iets is waarover ze - althans de meest lucieden onder hen – het onmiddellijk eens zullen zijn. En die analogie heeft een naam: Paul Krugman.

Krugman is een toonaangevende Amerikaanse economist, die in een domein dat mij nogal interesseert de nodige bijdragen aan het menselijk inzicht heeft afgeleverd. Internationale handel, de manier waarop “vrije markten” hebben bijgedragen aan de stijgende welvaart in de wereld, de rol van wisselmarkten daarin, je voelt het komen. En bovendien was Krugman iemand die daarover een serie popularizerende teksten heeft neergezet, en zo voor de economie gedaan wat wetenschappers doorgaans alleen maar voor de kosmologie of de evolutietheorie doen: ze maken dat brave mensen als u en ik toch tenminste een béétje te weten komen waar de wetenschap zich mee bezig houdt.

Alleen, sinds enkele jaren heeft Krugman een tweewekelijkse rubriek in een zeer invloedrijke Amerikaanse krant. En week na week, na week (do), na week (si)... na week (la)... na weeeek (sooool)... na wéééék (fàààà) – enzovoort (mi, re en opnieuw do) – verschenen anti-Bush artikelen, van de meest sarcastische soort, want Krugman is één van die mensen waarvoor de uitdrukking “he doesn’t suffer fools gladly” wel lijkt te zijn uitgevonden.

En ik vond dat prachtig, de eerste keer! En de tweede keer. En de derde, de vierde en de vijfde. Misschien had ik na de zesde een zeker déjà-vu effect, maar haha, wat was het toch weer grappig.

En zo was het vier jaar geleden, en zo is het nu nog. Gééééuw! Jajajajaja, ik heb ook mijn “recht op vrije meningsuiting”, en ik vind ook dat het allemaal waar is, maar ik wéét het nu stilaan wel! Wanneer krijgen we nog eens zo’n serie artikelen waar we allemaal wat van bijleren? Waar blijven die messcherpe inzichten waar je destijds Krugmans website vol ongeduld voor openmaakte? En, beste vrienden uit de krijgshaftig-rechtse hoek, wat denken jullie? Hebben wij over Krugman niet ongeveer dezelfde opinie? Vinden jullie ook niet dat Krugman stilaan een stomvervelende etter geworden is? Mensenlief, ik ga zelfs al niet meer kijken: gééééuw!

Wel, zo voel ik me nu ook als ik nog eens op die blogs of een usenetgroep als be.politics ga kijken: stom – ver – ve – lend. Kent iemand misschien nog een ander deuntje? Alvast bedankt.

maandag 27 februari 2006

Een postje voor een politieker

Vandaag vernemen we in een interview van De Standaard, dat de overgang naar het bedrijfleven voor een politicus niet gemakkelijk is. "Als je het verschil niet kent tussen liquiditeit en solvabiliteit (zo vernemen we), dan kunnen ze met jou in een raad van bestuur niet veel aanvangen".

Dat zijn zo van die terloopse mededelingen waar je stil van wordt. Ik heb het even geprobeerd, maar nee, het lukt niet: de implicatie dat je wel bruikbaar bent als politicus als je dat verschil niet kent valt niet te omzeilen.

Nu, ikzelf, die ook het verschil ken tussen liquiditeit en solvabiliteit (ik kan trouwens ook de vierkantswortel van 25 trekken! Ja, zelfs voor 36... maar nee, dit zou te veel op opschepperij gaan lijken) ben zeer verheugd te vernemen dat onze raden van bestuur niet toegankelijk zijn voor mensen die zelfs dat niet weten. En dus heb ik begrip voor de mentale worsteling waar onze politiekers moeten onder gebukt gaan, wanneer ze (enerzijds) zichzelf als juist goed genoeg zien om in raden van bestuur te worden gedropt, maar (anderzijds) niet het verschil kennen tussen liquiditeit en solvabiliteit. Een mens zou er nog een existentiële crisis aan overhouden. (Een gewoon mens, dan wel, niet een politicus.)

Soit. De mededeling stond in een interview met Karel Pinxten. Die verwerft een functie in "de Europese Rekenkamer". Een functie die qua statuut en verloning "vergelijkbaar is met die van eurocommissaris Louis Michel".

Over die verloning weet ik verder niets, dus ik moet raden. Ik raad bij deze dat ze hoog is, zeer hoog. En belastingvrij, misschien? En verder zegt "de theorie" dat lonen en salarissen evolueren naar het niveau waar ze de uitdrukking zijn van de waarde die de ontvanger ervan levert.

En die theorie kunnen wij, neoliberalen, zeer goed uitleggen! Neem een willekeurige sweatshop. Als die winst maakt door veel minder loon te betalen dan wat de uitgebuite werknemer bijdraagt; welke macht ter wereld kan dan beletten dat een andere kapitalist ook ter plaatse komt, ook volk aanneemt, en ook winst begint te maken? En als er meer vraag is naar arbeid, dan stijgen de lonen, en ze zullen blijven stijgen tot het punt waar ze niet (significant) lager liggen dan wat de arbeider aan de productie bijdraagt. En gewoon voor info, dat is ook precies wat we te zien krijgen; vergelijk, bijvoorbeeld, de lonen van Zuid-korea uit 1950 met die van nu.

Tenzij! Natuurlijk zijn er wel degelijk machten ter wereld die kunnen beletten dat nieuwe kapitalisten neerstrijken en de lonen omhoog beginnen te bieden: Kogels. Zwepen. Knokploegen. Dictaturen. Enzovoort. Het punt is, geen macht ter wereld kan verhinderen dat de lonen tenderen naar de productiviteit indien de markt tenminste vrij is. Dat is waarom de liberalen voorstellen de markten te liberalizeren: weg met al die onvrijheden die beletten dat concurrerende kapitalisten de lonen omhoog kunnen komen bieden.

Terug naar onze ambtenaren van de Europese Commissie en andere Hoven. De theorie zegt, dus, dat de vergoedingen die ze daar opstrijken de neerslag zijn van de waarde die deze ambtenaren aan onze samenleving bijbrengen. Tenzij de markt niet vrij is, weliswaar.

En hier gaat het fout. Is die markt eigenlijk wel vrij? Kunnen meerdere kandidaten tegen elkaar opbieden met uitgekiende CV's en afbieden voor hoe veel ze bereid zijn de job te doen? Of lijkt het er eerder op dat de andere politiekers het eerst zorgvuldig eens worden over wie de juiste (sic) kandidaat is, waarna de laatste aan de slag gaat tegen het tarief waaraan die andere politiekers zelf ook ooit hopen een soortgelijk postje in de wacht te slepen?

Natuurlijk weet ik het niet: ikzelf ben maar een gewone bankbediende, die weliswaar het verschil kent tussen liquiditeit en solvabiliteit, maar voor de rest geen flauw benul heeft van het reilen en zeilen van het wereldje. Maar ik weet wel welke indruk het hele verhaal werkt. Het hele verhaal wekt een indruk waarbij een uitgelezen elite bezig is zichzelf rijkelijk te bedienen op de kap van de belastingbetalende burger, en daarvoor zorgvuldig elke vorm van "vrije markt" moet onderdrukken. En de volgende keer dat de politiekers zich afvragen waarom, oh waarom, de belastingbetalende burger vaak niet zo'n hoge dunk van de politiekers hebben, moeten ze misschien maar eens denken aan het verhaal van een postje voor een politieker.

zondag 26 februari 2006

Mijn grootste bezwaar bij de oorlog in Irak

Natuurlijk is de “impolite fiction” dat het allemaal niets met olie te maken heeft even irritant als ik het zou zou vinden in kleutertaal te worden toegesproken. Whom are they kidding? Sommigen die zo woest de oliebelangen ontkennen geloven inderdaad die ontkenningen nog zelf ook. En dat mag, natuurlijk: ’t is tenslotte een democratie, hier. Alleen, hoe komt het dat ze verwachten dat andere mensen dat ook zullen geloven? Als Bush morgen vraagt in sinterklaas te geloven, gewoon omdat hij het zegt, gaan ze dat dan ook doen?

Het is overigens niet zo moeilijk voorstanders van de oorlog te vinden die meteen durven zeggen dat het (zoals vanzelf spreekt) wel over de controle van de olie gaat: mensen die je tenminste kan respecteren, omdat je het er alleen maar niet mee eens bent. En dus zijn de schreeuwlelijks, irritant als ze zijn, niet op zich een reden om een tegengesteld standpunt in te nemen.

Wat dan de olie betreft is het zo dat ik er vaak aan herinner dat kolonialisme, militaire bezetting om grondstoffen te controleren of roof in het algemeen heel, heel weinig hebben bijgedragen aan het dragen van beschavingen, maar er wel al veel hebben ten gronde gericht (Spanje, in de eeuwen na de zilvervloten, iemand?). We weten dat we onze welvaart niet hebben afgepakt, maar wel hebben gemaakt. We weten weliswaar ook dat de oorlogselite - die tijdens de zoveelste plundertocht natuurlijk wel zelf aan relatieve verrijking doet - niets anders creëert dan een verschuiving van bestaande welvaart, en dus niets bijdraagt aan de vooruitgang – tenzij dan negatief, met de kosten van de oorlog en de bezetting die worden afgewenteld op het bezette land, alsook op de eigen soldaten, alsook de eigen samenleving.

Die opwerpingen lijken me terechte bezwaren tegen de oorlog, maar het zijn nog niet de voornaamste redenen waarom ik er tegen ben. In twee woorden, ik denk wel dat we zo rijk zijn dat we ons een paar - uimmm, “foutjes”? - kunnen veroorloven; zij het “foutjes” van dit kaliber, als het voor u hetzelfde is, misschien toch maar niet teveel? Soit. Ik denk; ik hoop, dat we ons de Irakoorlog nog wel konden veroorloven.

Verder ben ik ook “in het algemeen” tegen oorlog. Niet gedachtenloos, weliswaar, op de leeghoofdige manier. Toen de VS een zware terreuraanslag te verduren kregen, opgezet door mensen die zich schuilhielden in, en beschermd werden door, Afghanistan, heeft het mij altijd vanzelfsprekend geleken dat de VS, op zoek naar de daders, vervolgens dat land binnenvalt. Alleen was er vervolgens over die aanslagen niet één enkele speech te horen, zonder dat daarin, liefst herhaalde malen, het land Irak werd vermeld. En alleen, ook, weten we, of we zouden het stilaan toch moeten weten, dat Irak niets met die aanslagen te maken had.

Toch is mijn grootste probleem ook niet dat ik niet graag door onze leiders wordt voorgelogen. Natuurlijk vind ik het vreselijk dat een land dat niemand had aangevallen en niemand had bedreigd wordt bezet, en dit door aggressoren die zo goed wisten dat dat niet door de beugel kon, dat ze dan maar een waslijst leugens bij elkaar verzonnen - allemaal sinds lang zo grondig weerlegd, dat de aggressoren zelf sinds lang niet eens meer proberen ze nog vol te houden.

Het is dus niet dat ik het pathetisch vond om te moeten toezien hoe de welbewuste leugen “Saddam was betrokken bij 11 september” beschimmelde tot “Saddam steunde de Palestijnse terroristen”. Iedereen kan zo een reeks landen opsommen die veel meer in een positie waren (en zijn) om Palestijnse terroristen te steunen dan Saddam, en dat dan ook deden (en doen), wat niet belette dat het betrokken regime er (vaak met steun van het Westen) aan de macht bleef (in het bijzonder wanneer er petroleum te verhandelen viel).

Het is ook niet dat ik het erbarmelijk vond om te moeten toezien hoe het “Saddam had WMD’s” beschimmelde tot “Saddam droomde (sic) nog van WMD’s, en zou die zeker opnieuw ontwikkelen indien we hem dat toelieten”. Iedereen kan zo een lijst landen opnoemen die niet hoeven te dromen van WMD’s, omdat ze ze al hebben, of volop bezig zijn ze te ontwikkelen. We weten allemaal dat die landen vaak niet aangevallen worden omdat ze WMD’s hebben. Wie denkt dat de landen die bijna WMD’s hebben niet in staat zijn daaruit enkele nogal voor de hand liggen de conclusies te trekken?

Het is ook niet dat ik het weerzinwekkend vond te moeten toezien hoe het “Saddam was een bedreiging voor de wereld, of toch minstens voor zijn buren” beschimmelde tot “hij was een bedreiging van zijn eigen bevolking”. Iedereen kan zo 100 landen opsommen waarvan het regime een bedreiging is voor zijn eigen bevolking, en narekenen welk percentage daarvan door het Westen enthousiast werd gesteund.

Dus zeker, onze zogenaamde leiders die er in geslaagd zijn onze intellectuele geloofwaardigheid zo te verkwanselen hebben één en ander uit te leggen. Het feit dat ze niet eens het fatsoen hebben dat te doen, maar zich integendeel verschuilen achter het gestamelde “jamaar, de dictator is toch weg” is irritant, maar goed, het zijn ook maar politiekers. Als het over onbelangrijke zaken, zoals het Belgisch begrotingstekort of de esbattementen van Flahaut zou gaan, zou ik daar net als iedereen nauwelijks een kik om geven.

Nee, wat me het meest steekt is dat er ooit een tijd was waarin wij, het Westen, op een heel ander vlak dingen konden zeggen, waar onze opponenten eigenlijk voor geen millimeter van terug hadden. Iets dat nààst dat intellectueel overwicht stond, zeg maar, en dat me nog veel belangrijker leek, en nog steeds lijkt.

Oh, fundamentalisten konden gillen en loeien en schelden zoveel ze wilden, wanneer wij er op wezen dat het Westen de levensverwachting bij geboorte van de normale 25 à 35 jaar wist op te krikken tot tegen de 80, en dat ook de armste Afrikaanse landen van vandaag al in de 40 zitten. Ze konden ons van leugens beschuldigen, of van plundering, of terreuraanslagen plegen en verklaren dat ze toch gelijk hadden, maar één ding konden ze niet – een onmacht die ze met hun verbaal of reëel geweld alleen maar des te meer in de verf zetten. Ze konden niet antwoorden op het punt dat plunderingen overal en altijd doorheen de geschiedenis zijn gepleegd - niet zelden het meest door de zogenaamde hedendaagse slachtoffers ervan - maar dat niemand er nooit in geslaagd is met die plunderingen bredere lagen van de bevolking een fatsoenlijk welvaartsniveau aan te bieden. Ze konden niet antwoorden op het feit dat we een vrij goed beeld hebben van waar de welvaart werkelijk vandaan komt, en dat dat heel veel te maken heeft met “productiviteit”, en “technologie” en “organizatie” en (durf ik het zeggen?) “kapitalisme” - terwijl plunderingen, ik zei het al, practisch het omgekeerde effect hadden

Maar dat blijven op zich allemaal dingen die intellectueel gesproken van dermate onberispelijke kwaliteit zijn, dat ik het onze zogenaamde leiders - ik zei het al - nauwelijks kwalijk neem dat ze die geloofwaardigheid hebben verkwanseld: goede argumenten ontlenen geloofwaardigheid nu eenmaal niet aan de vraag wie ze bevestigt of ontkent, maar aan hun eigen interne kracht.

Wat ik uiteindelijk onze zogenaamde leiders het meest kwalijk neem is dat onze reeks verwezenlijkingen, behalve van grote intellectuele inhoud ook nog van een uitzonderlijke morele kwaliteit was. En dus blijven een hoop dingen nog steeds even waar, zelfs als de huidige regering van de VS er aan herinnert. Het Westen heeft de welvaart van bredere lagen van de bevolking naar een punt gebracht, dat zo hoog ligt, dat we ervan beschuldigd worden het nog niet voor iedereen te hebben gedaan. Het Westen heeft de slavernij afgeschaft. Het Westen heeft de gelijkheid van mannen en vrouwen tot stand gebracht. Het Westen heeft de democratie uitgevonden èn in praktijk gebracht. Het Westen heeft de rechtsstaat uitgevonden en in praktijk gebracht. En bij alle preken die het Westen gaf stonden deze prestaties massief over onze schouder mee te kijken.

Maar anders dan intellectuele inhoud, die afhangt van zijn eigen kracht, hangt moreel overwicht wel degelijk ook af van de persoon, en zijn daden, die het predikt

Vandaag, bijgevolg, hoeven zij die vroeger gereduceerd waren tot dat machteloos geloei, alleen maar te vragen: “zou dat nu wel allemaal waar zijn? Of zijn ze gewoon weer aan het liegen?”. En tenzij we op onze beurt gaan terugloeien – wat dan ook rijkelijk gebeurt: proficiat – hebben we daar gewoon geen antwoord meer op.

Het aldus verkwanselen van die morele superioriteit, dat is wat ik de zogenaamde “leiders van het Westen” aan het begin van de 21ste eeuw, heel erg kwalijk neem.

zaterdag 25 februari 2006

De blogosfeer en "toenemende meeropbrengsten"

De laatste tijd las ik een hoop artikelen - krant en internet - als zouden blogs, zoals elke andere rage, na hun eerste paar jaren al over hun hoogtepunt heen zijn.

Terwijl ik nog verdrietig naar mijn papieren en schermen zit te staren (wéér eens de trein gemist) valt me op dat we misschien niet te snel moeten dramatizeren. Wat zijn precies de kritieken? Wel, ten eerste, de bloggers verdienen veel minder geld dan wel eens wordt geïnsinueerd. Oh, waw, is me dat een klap zeg! Als ik even mag vertalen, blijkbaar moeten er een paar zijn die blogs hebben gebruikt als de nieuwste variant op het piramidespel; er rolden wat harde euro's en dollars binnen, meteen stonden de andere kandidaten in de rij om het ook eens te proberen...

En toen de spoeling moest verdeeld worden over een veel grotere groep, toen groeiden de frustratie's sneller dan de inkomsten, en heel het boeltje werd maar meteen afgeschreven: dépassé.

En een andere kritiek is dat het dan toch niet de journalistieke revolutie zou worden die zo vaak was aangekondigd en beloofd. En dus: analoog. Het is niet omdat één of ander groepje zich allerlei illusies heeft gemaakt over wat ze allemaal gingen worden met hun blog - van stinkend rijk tot machtige opiniemakers - dat het doorprikken van de illusie het medium zelf disqualificeert. De simpele realiteit is dat er niet zo iets bestaat als de "essentie" van het medium "blog"; er bestaat alleen de manier waarop het gebruikt wordt.

Dus misschien is het binnen enkele jaren de beste manier om grootouders op dagelijkse basis op de hoogte te houden van het wel en wee van opgroeiende kleinkinderen. Of misschien is het een ideaal middel om ideeën en informatie tussen mensen met soortgelijke interesses uit te wisselen; of de plaats om publieke debatten tussen mensen met verschillende standpunten, die elkaar anders niet eens konden ontmoeten, te organizeren.

En misschien zal dat dan allemaal "belangrijk" (lees: in de publieke belangstelling staan) zijn, en misschien ook niet.

Wat er van blogs ook zal gemaakt worden, indien het ooit iets zal voorstellen, dan zal het zijn omdat ze in één bepaald opzicht een grote troef hebben. "Toenemende meeropbrengsten" bij een bepaald soort behandelen van informatie.

Neem een krant. Neem voor het gemak nog aan dat een krant de beste manier blijft voor het brengen van informatie. Maar vanaf dat punt kan je misschien nog een lezersbrief schrijven, in het allerbeste geval kan je enkele dagen of weken een polemiek onderhouden, en daarna is de koek op.

De krant is de aanbieder van een pak informatie; zoals het voetbalelftal een verzameling van elf spelers is.

Wat een blog kan - of zou kunnen, indien we het probleem van verdrinking in de lawine van pathologische aandachtszoekers konden oplossen - is het verwerken van, of het reageren op die informatie. Zoals een voetbalelftal maar draait als ze niet alleen kunnen voetballen, maar ook nog elkaar de bal rondspelen, zo is informatie maar iets waard als ze er niet alleen is, maar ook nog wordt rondgedeeld, en gebruikt.

En dat is iets dat blogs, af en toe, temidden van tientallen andere toepassingen van blogs, wel eens goed doen. Er ontstaat dan een "blogosfeer" waarbij niet één enkel blog een zender is van opinies en de rest van de klassieke reeks; maar waarbij individuele blogs knooppunten worden in het aanbieden, doorgeven, en bespreken; dus verwerken, van die opinies, kortom, van informatie.

En zo toegepast zullen blogs "toenemende meeropbrengsten" vertonen. Klassieke kranten zijn elkaars concurrenten; als er meer kranten zijn, zijn er minder lezers per krant. Maar knooppunt-blogs zouden elkaar versterken. Als er meer individuele blogs zijn - die aan dit soort activiteit meedoen - dan wordt het netwerk sterker, de opinies breder, de ideeënrijkdom dieper, het commentariaat diverser... Kortom, het geheel, dat min of meer spontaan, gedecentralizeerd kan ontstaan, wordt inspirerender.

En dus is het heel goed mogelijk toepassingen van blogs te bedenken, die helemaal niet nu al af te rekenen hebben met de afnemende meeropbrengsten van de standaard zero-sum competities. Het is heel goed mogelijk dat de blogosfeer nog op zodanige schaal in zijn kinderschoenen staat, dat het effect van toenemende meeropbrengsten nog helemaal niet waarneembaar is - zodat alles wat nu verschijnt een hoop gepruts in de marge is. En dat wordt vervolgens verward met "de essentie" van de blogosfeer, en de volgende stap is dat het hele zootje "dépassé" wordt verklaard.

En misschien, wie weet, zullen we daar ooit aan terugdenken, zoals we nu terugdenken aan de toenmalige inschatting, door zeer geleerde specialisten, dat de totale markt voor computers nooit uit meer dan enkele exemplaren kon bestaan.

************

UPDATE: Ik zie dat ik niet de eerste was om op het idee te komen dat de kritieken zich op nogal beperkte aspecten van het blogverhaal hebben geconcentreerd:

http://www.smetty.be/2006/02/25/bang-voor-de-bloggers
http://lvb.net/item/2411

Tit For Tat

(Naverteld uit Axelrod, The Evolution of Co-operation, 1984 (1990), warm aanbevolen.)

Er was eens een toernooi waarin de deelnemers computerprogramma's waren. Het toernooi bestond er in dat de programma's een (onbekend) aantal malen tegen elkaar zouden "uitkomen". En “uitkomen” betekende dat de beide programma's de keuze zouden hebben tussen het "zetten" van een X of een Y, zonder op het moment van hun beslissing te weten wat de zet van dat andere programma werd. Maar de score die ze zouden halen hing wel af van die beslissing van dat andere programma, en wel overeenkomstig de tabel waarvan eerder in dit blog al sprake was (1).

Dus: de totale score voor beide was het hoogst wanneer de twee partijen wat water in de wijn doen, maar de verleiding om dat niet te doen - alsook het risico als je het wel doet - is erg groot. En die voorwaarden werden bekendgemaakt, de uitnodigingen werden verstuurd, en de programmeurs gingen aan het werk en zonden programma’s in. Die probeerden op verschillende manieren hun scores te vergroten door diverse combinaties van samenwerken, exploiteren, enzovoort. En de programma's werden in het systeem geladen en het toernooi begon.

(Als dit een stripverhaal was, dan stond hier nu een tekening met stofwolkjes, vuistjes, sterretjes, bommetjes en gezichtjes van (bijvoorbeeld) Jerom; allemaal in één woest draaiende beweging verworst.)

Het toernooi bleek, toen de stofwolkjes waren opgetrokken, te zijn gewonnen door een programma dat "Tit for Tat" heette. De strategie van TFT was zeer simpel. Bij de eerste zet tegen een bepaalde tegenstander speelde het Y. Bij elke volgende confrontatie checkte het programma of het al tegen die tegenstander was uitgekomen, en het copiëerde eenvoudig wat die tegenstander bij de vorige zet had gedaan. Tenzij, dus het de eerste confrontatie was, want dan speelde het Y.

En dus was TFT kwetsbaar voor exploitatie. Dat betekende dat het een kogelronde nul scoorde bij de eerste confrontatie, indien de listige tegenstander probeerde er met een drie vandoor te gaan. Maar in dat geval kreeg die listige tegenstrever lik op stuk (want TFT copiëerde bij de volgende confrontatie immers de X van die tegenstrever) - en die had nu de keuze. OFWEL speelde hij bij elke volgende confrontatie X, en dan bleef TFT dat maar copiëren uit de vorige zet van die tegenstander, en tegen elkaar scoorden beide programma's reeksen ééns. OFWEL accepteerde het andere programma dat het een Y speelde, zodat TFT er op zijn beurt (omdat het nog steeds de X uit de vorige zet copiëerde) met een drie vandoor ging, maar bij de volgende zet weer wel zelf ook met een Y probeerde.

En dat zal tussen TFT en de listige programma's ongetwijfeld geleid hebben tot reeksen X-en, en dus reeksen scores van niet meer dan één. Maar intussen ontmoette TFT ook geregeld programma's die wel vaak Y speelden, en dan scoorden TFT en die vriendelijker programma's reeksen van tweeën... en de empirische waarneming - TFT won immers het toernooi - leerde dat een systeem dat probeert samen te werken, maar terugslaat bij exploitaitie, de beste strategie is. Terwijl listige strategieën wel af en toe een drie scoren, maar blijkbaar op de langere duur met lange reeksen wederzijdse X-en eindigden. Sterker nog, toen een nieuw toernooi werd uitgeschreven, met dezelfde omstandigheden, en mèt de mededeling dat TFT het vorige toernooi had gewonnen, toen namen TFT en een aantal programma's die probeerden TFT te verslaan deel, en TFT won opnieuw het toernooi.

De moraal van dit stukje van het verhaal - want het blijft nog steeds een heel klein stukje - is dat we alvast één geval hebben waarin Prisoner's Dilemma niet tot negatief, exploiterend gedrag hoeft te leiden. Indien het om een relatie gaat waarin er een toekomst is, dan is het mogelijk dat de spelers die toekomst in hun beslissing laten doorwegen. TFT is een goede strategie om hen ervan te overtuigen dat te doen: het heeft een positieve benadering, maar weet venijnig te zijn. Ook al opgemerkt hoe in de politiek coalitiepartners aan het begin van een legislatuur poeslief en positief voor elkaar zijn, en naarmate de volgende verkiezing nadert meer stekels gaan opzetten? De verleiding om een vlugge X te plaatsen en met de drie punten te gaan lopen (omdat de partner nog braaf Y speelt) wordt groter, naarmate het partnership minder toekomst heeft. Zo voorspelbaar als wat, maar zelfs vinden ze het natuurlijk allemaal Buitengewoon Geweldig Belangrijk (ze staan er immers mee op de voorpagina van de krant), en ze noemen het Politiek.

(1)
http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2006/02/dingen-die-iedereen-zou-moeten-weten_13.html

woensdag 22 februari 2006

Huishoudelijk: Eerste Indrukken

Nu er (toegegeven: op zeer restrictieve manier) commentaren mogelijk zijn, krijg ik enkele nieuwe aspecten van bloggen met blogger.com te zien. Grooote nunce: voor zover ik alles goed heb gezien en begrepen, natuurlijk.

Het heeft iets grappigs dat ik de "word verification" test moet doen wanneer ik zelf een commentaar op mijn eigen blog wil zetten: hahaha. Het is al iets dat ik tenminste niet ook mijn eigen commentaren moet goedkeuren: die komen er vanzelf en meteen op. En dat brengt ons bij iets veel minder grappigs.

Commentaren van anderen komen er niet "vanzelf en meteen" op, en dat is omdat ik die eerst moet laten passeren. Dit kenmerk pas ik echt zeer tegen mijn zin toe. Ik zou willen weten hoe dat beter kan. Maar een stomweg "zet dat dan af" is niet goed genoeg. Een korte uitwisseling die ik daarover net met "visualhugo" op usenet achter de rug heb zegt het eigenlijk helemaal. Een welbepaald blog dat volgens Hugo erg goed is kreeg, steeds volgens Hugo, in het begin hoogstaande en inhoudelijke commentaar, maar nadat het succes toesloeg begon het, net zoals iedereen, te verdrinken in de stroom reacties van mensen die helemaal niet geïnteresseerd zijn in inhoud.

Dat is een eigenschap van de menselijke natuur. Usenet heeft het uitgebreid aangetoond; Hugo geeft alleen maar aan dat het voor blogs net hetzelfde is: Er zijn heel veel meer mensen die niet reageren om de inhoud, maar omdat ze aandacht nodig hebben. Het is jammer, maar het is niet anders. Omdat ze aandacht nodig hebben, gaan ze naar de plaats waar ze die kunnen krijgen: op plaatsen waar veel posters zijn. Usenet, dus, of een succesrijk blog.

En dat wil ik niet. Het mag dan de officiële internetfilosofie zijn dat het allemaal open en vrij moet zijn, en het mag dan, ik geef het meteen toe, bijzonder communicatie-onvriendelijk zijn dat ik voor gate-keeper moet spelen, maar dit is dan maar eens een experiment. We weten immers al dat de anarchistische (hier niet eens pejoratief bedoeld) filosofie ook tot een communicatie-onvriendelijke toestand leidt. Ik hoop iets te vinden dat tegelijk de inhoudelijke kwaliteit bewaart, en communicatie-vriendelijk is.

En dat zal dan heel anders moeten zijn dan wat ik nu heb! Ik geef het onmiddellijk toe! Alle suggesties zijn welkom. Eigenlijk zou ik graag een systeem hebben dat toelaat iedereen die ik vertrouw gewoon met onmiddellijk effect te laten commentaren schrijven; net zoals die van mij onmiddellijk verschijnen. En in dat geval zou ik iedereen toelaten die iets te zeggen heeft, van extreem-links tot extreem-rechts; vooropgesteld dat er maar wat gedachten achter zitten. En iedereen die alleen maar de boel komt volgooien met "m'as-tu vu" blijft er uit.

En bij mijn weten bestaat dat niet in blogger, en dus zijn alle suggesties welkom.

Iets anders is dat er geen manier lijkt te zijn om "recente commentaren" of zoiets te laten zien. Dus, als iemand een commentaar plaatst bij een post van een week of wat geleden - niet onwaarschijnlijk op een beginnend blog - dan ziet eigenlijk geen kat dat nog. Dat is geen kenmerk van de menselijke psychologie, denk ik, maar wel van Blogger, dat me op dit punt niet zo gebruiksvriendelijk lijkt.

Een laatste "huishoudelijk punt": het zal de komende dagen rustig zijn hier: veel teveel werk, zeer waarschijnlijk tot en met vrijdagavond. Natuurlijk, het is altijd mogelijk dat ik een gaatje zie; maar eigenlijk reken ik er niet op.

dinsdag 21 februari 2006

Michael Behe

Ik heb de zaak niet van dichtbij gevolgd, en ik heb het verhaal ook niet gecheckt, maar hier is hoe het enkele maanden geleden op de newssites verteld werd.

In de VS was het zoveelste proces aangespannen over de vraag of in de wetenschapsopleiding geen ruimte moest zijn voor "alternatieve" (tav de evolutietheorie) theorieën aangaande de ontwikkeling van het leven. Het probleem hier is evenwel dat er geen alternatieve wetenschappelijke theorieën zijn. Bij mijn weten ontkent niemand dat "theorieën" à la "en God sprak zus, en er gebeurde zo, en het was de zoveelste dag" mogen onderwezen worden: maar dan wel in de godsdienstles. Net zoals niemand het in zijn hoofd haalt er aan te herinneren dat volgens de bijbel pi gelijk is aan 3 (laten we ons realizeren dat dat een hele prestatie is; pakweg 25 of 30 eeuwen geleden), en dat er daarom "alternatieve theorieën" in de wiskundeles moeten gedoceerd worden.

Maar voor de fundamentalisten was dat niet goed genoeg. Het moest wel degelijk in de wetenschapsles. En dus verzonnen ze een geleerd klinkende brij, lieten dat voorafgaan door wat ronkende namen, en volgen door een serie voetnoten en referenties, ze noemden het de "theorie" van het "Intelligent Design", en die "theorie" noemden ze "wetenschap", en zie me nu, het moest in de wetenschapsles!

Natuurlijk zou dat in de problemen gekomen zijn, als alle wetenschappers hadden verklaard dat er nu eenmaal een verschil is tussen er wetenschappelijk uitzien en wetenschappelijk zijn, en dat "intelligent design" (so sorry) niet aan de criteria voldoet. En dus werden er een paar echte wetenschappers - in casu, mensen met wetenschappelijke diploma's - gezocht en gevonden, die bereid waren te zeggen dat "Intelligent Design" toch echt een heuse wetenschappelijke theorie was, en dus, op school, in de wetenschapsles, enzovoort.

Eén van die mensen was Michael Behe, de man die het boek "Darwin's Black Box" had geschreven, waarvan de stelling luidde dat er meerdere voorbeelden waren van biologische structuren die niet door het mechanisme van natuurlijke selectie (en dus door de evolutietheorie) konden verklaard worden. En dus moest het wel door een "intelligentie" ge"designed" zijn. En presto! Er was nu een theorie, er waren wetenschappers, en dus moest het in het curriculum.

Daar kwam die rechtszaak van, en zoals de Amerikanen dat zo goed kunnen, daar kwam ook een kruisverhoor van. En zoals ik het me zonder enige vorm van tegenstribbelen heb laten wijsmaken, is Behe daar op het punt gebracht waar hij moest toegeven dat "Intelligent Design" tot de "wetenschap" hoorde, indien, en op de manier waarop, ook de astrologie (je weet wel, zoals in "horoscoop") tot de wetenschap behoort.

En als dat verhaal klopt, dan lijkt het punt me wel te zijn gemaakt. Er wordt, dus, in de biologieles maar één wetenschappelijke theorie onderwezen, de evolutietheorie, omdat er maar één wetenschappelijke theorie bestààt. En het volstaat niet om een hoop mythologie een wetenschappelijke theorie te noemen, opdat dat ook een wetenschappelijke theorie zou zijn.

maandag 20 februari 2006

Wéér die Samengestelde Interest...

Luc Van Braekel doet op http://lvb.net/item/2123#17953 verslag van zijn deelname aan een project waarbij je verre voorouders (zij het enkel in mannelijke OF vrouwelijke lijn) worden opgespoord. Temidden van de vele aspecten van dit onderwerp die mij, om heel eerlijk te zijn, meestal ver te boven gaan, trok het volgende mijn aandacht. De bevolking van Europa is nu 300 mio (waarvan, neem ik aan, ettelijke tientallen miljoenen moeten verdoemd zijn tot het eeuwige vuur). Maar 10,000 jaar geleden was die bevolking 60,000: in die tijd was het nog niet zo'n aanschuiven aan de hellepoort. Voor elke nieuwe verdoemde van toen staan er (aangenomen dat de proportie ruwweg dezelfde blijft) vandaag 5,000 vol afgrijzen naar de potten kokende olie te staren.

Die toename, stelt het artikel, zou practisch geheel aan bevolkingsaangroei te danken zijn. En dat brengt een stukje logica waar dit blog het eerder over gehad heeft onder de aandacht: Samengestelde Interest. Namelijk, de formule (X tot de macht 10,000 = 5,000) geeft ons de gemiddelde Europese bevolkingsaangroei gedurende de laatste 10,000 jaar. Aangezien iedereen onmiddellijk beseft: X = 1.00085 (en oneffen), kunnen we meteen checken.

1 stelt in dat getal de toenmalige bevolking voor, die, als we vermenigvuldigen met de werkelijke bevolking van 60,000 als antwoord inderdaad 60,000 geeft. Dat gaat zo met het getal één, het is voor dit soort dingen een nogal eigenaardig, maar simpel getal.

0.00085 stelt de jaarlijkse gemiddelde groei voor. Dus, als één persoon na één jaar 1.00085 mensen voorstelt, en na 2 jaar 1.0017, dan ziet dat er op zich een beetje abstract uit. Maar vermenigvuldigd met 60,000 inwoners leren we dat die na 1 jaar met ca. 60,050 waren, en na 2 jaar met een goeie 60,100. En als iemand op dit punt nauwelijks gelooft dat we aan dit tempo bij 300 mio Europeanen uitkomen, dan leest die dit nog kortlevende blog nog niet lang genoeg: Samengestelde Interest; "zie hoger".

Maar een jaarlijkse gemiddelde groei van 0.00085, dat is een tempo waar de gletsjers voor zouden geeuwen. Dat haalt nauwelijks of niet de groei van een hedendaags industrieland waarover we zulke paniekverhalen horen. Als we sommige berichten mogen geloven, dan zou Europa de laatste tienduizend jaar gegroeid zijn aan een gemiddeld tempo waarbij beschaving onmogelijk is.

Waarschijnlijker is dan ook dat achter de gemiddelde groei een patroon van doorheen de millennia heel sterk verschillende groeicijfers schuilgaat. Dus, er zijn periodes geweest waarin de groei, bijvoorbeeld, tegen de 3% zal geweest zijn. We weten (als we tenminste het artikel geloven) dat dat soort groei gevolgd moet zijn door periodes van veel lagere, of zelfs negatieve groei: het gemiddelde is immers slechts 0.00085, of 0.085%, en geen 3.00%. En dat kan kloppen, want bij (minder dan) 3% verdubbelt de bevolking elke 25 jaar, dus 100 => 200=> 400 enzovoort: zie de post over "Samengestelde Interest". Het punt waarop dat soort groei gewoon niet vol te houden is, is dan al snel bereikt.

En dus krijgen we een vermoedelijk patroon van groei - crash - groei - crash tegen een ritme van hoogstens een paar eeuwen. En er gaan 100 eeuwen in 10,000 jaar. Alleen al tussen het jaar 1,000 en nu (Europa's bloeiperiode) hebben we de crisissen van de 14de en de 17de eeuw. En als het aan dat tempo vandaag crisis had moeten zijn, maar daar in werkelijkheid niet verder vandaan kon zijn, dan danken we dat aan... aan... uimmm... in ieder geval, aan iets dat er al die millennia nog niet was, en nu blijkbaar ineens wel.

zondag 19 februari 2006

Herman De Dijn

Herman De Dijn (in De Standaard van 17 februari 2006) is ontevreden omdat een criticus van de kerkelijke moraal deze moraal als hoogbejaard had afgeschilderd. Namelijk had deze criticus herinnerd aan hoe die moraal dateert uit een tijd dat de gemiddelde levensverwachting ergens rond de twintig jaar zat.

Herman de Dijn is hoogleraar filosofie aan de KUL; het is dus "professor De Dijn". Maar dat belet niet dat het de professor "het verstand te boven gaat" - hij zegt dat uitdrukkelijk zelf - wat de relevantie van die opmerking is. Voorstellen om dat soort onderwerpen "op wetenschappelijke basis" te benaderen wijst hij af. Want, zo put de professor rijkelijk uit zijn vakgebied, denkers als Hume en Einstein en Wittgenstein hebben aangetoond dat de wetenschap ons uiteindelijk niets leert over de morele vragen.

En daarin heeft professor De Dijn gelijk! Maar dat onvermogen van wetenschappelijke feiten om uitspraken te doen over ethische kwesties is niet de standaardreden waarom de standaardcriticus over de ouderdom van die teksten begint. Niet de wetenschappelijke feiten, noch de ethische vragen zijn wat door die grote ouderdom in vraag wordt gesteld, maar wel de criteria waarmee we de feitelijke en de ethische vragen benaderen.

Het probleem zit in het feit dat de bejaarde teksten in kwestie graag zouden zien dat wij deze criteria als eeuwige, onveranderlijke - kom, laten we het maar opbiechten, als Goddelijke - waarheden zouden zien en hooghouden. Want als de criteria eeuwig zijn, dan zijn ook de teksten die deze criteria uitspreken eeuwig. Terwijl veel onderzoek - wetenschappelijk, maar ook historisch of filosofisch - suggereert dat ethische standaarden in sterke mate zelf product zijn van hun tijd; bijvoorbeeld: de materiële omstandigheden waarin de mensen leefden die de bewuste teksten neerschreven. Waarmee we Hume, Einstein en Wittgenstein kunnen aanvullen met Marx, Nietzsche en Freud, plus grote stukken hedendaagse anthropologie en primatologie.

En meteen krijgt de opwerping over de levensverwachting van die tijd grote relevantie. Als iemand denkt dat hij te maken heeft met eeuwige waarheden, en dat dat de reden is waarom geen enkel wetenschappelijk feit daar enig afbreuk aan kan doen, dan is het niet moeilijk dat de relevantie van de levensverwachting van die tijd hem "boven het verstand gaat" - dat zijn nog steeds de woorden van professor De Dijn zelf. Maar iemand die bedenkt dat hij verondersteld wordt vragen over het zinvol leven van mensen (die met levensverwachtingen rond de tachtig af en toe zelfs de honderd overschrijden) uit te drukken in de criteria van voorouders die nauwelijks voorbij de twintig geraakten; die komt wel eens op het idee de waarde van die criteria zelf in vraag te stellen.

En laat ik vooral geen misverstanden creëren: van mij mag iedereen natuurlijk geloven dat ethische standaarden toch wel degelijk eeuwig en onveranderlijk en voor mijn part Goddelijk zijn. Maar ik zou liever zien dat dat geloof niet iedereen door de strot wordt gewrongen. Bijvoorbeeld van iemand die als negentigjarige aan een toestel ligt te vegeteren, en nog tien jaar in die toestand wordt vastgehouden, omdat de ethische standaarden van mensen die niet veel ouder dan 40 jaar werden, ruim 2,000 jaar geleden het leven tot Heilig hebben verklaard.

Conversatie over commentaren

Vriend (op strenge toon): “Een blog zonder commentaar is geen echt blog! Mossel noch vis! Yuck!”

Koen: “Jamaar, spa-“

Vriend: (werpt geïrriteerd de handen de lucht in): “Bespààr me! Ik heb het al duizend keer moeten horen! Spam! Onzinposts! Overspoeling! Ik moet het checken op usenet, om te weten hoe erg het is! Zeg eens, hoeveel lezers heeft je blog?”

Koen: “Uimmmm, weet niet...?”

Vriend: “Kom, een schatting, hoeveel? Nul? Eén? Vijf? Tien?”

Koen (verontwaardigde, defensieve toon): “Hoe moet ik dat weten, ik heb geprobeerd een teller te installeren, en het is mislukt.”

Vriend (ontmoedigd in een stoel neergezakt): “... en het is mislukt. Moeder, moeder, de wereld is tegen mij, boehoehoehoehoeoeoeoe! En een schatting, wat denk je daarvan? Hoeveel? Niet als een vis staan gapen, noem een getal!”

Koen: “pruttelpruttelpruttel, mopper-mopper-mopper...”

Vriend: “kom, we drukken het uit in de taal die jij begrijpt, aangezien jij er gewoonlijk juist ons mee bestookt. Noem jouw schatting van het aantal. Ik zal dat getal ofwel “kopen”, ofwel “verkopen”. Dat wil zeggen, we installeren samen een teller (jawel, jawel dat IS fysisch mogelijk!) en we vergelijken het gemiddelde na, zeg, een week, met jouw getal. Dus...”

Koen (enthousiast nu hij op vertrouwd terrein komt): “... als ik een absurd laag getal noem, bijvoorbeeld één (jijzelf) dan “koop” jij dat aantal lezers en je betaalt mij (zeg) 1 euro...”

Vriend: “Eén euro per geschatte lezer lijkt me wat weinig, noem het 10 euro.”

Koen (op de bekende ongeduldige toon): “Goedgoed, 10 euro dan, en als we dan vergelijken met de teller die, bijvoorbeeld, tien lezers zegt, dan “verkoop” jij me die tien lezers die je immers aan slechts één lezer had “gekocht”, zodat ik je 100 euro moet...”

Vriend: “... en omgekeerd, als je een absurd hoog getal noemt, zoals honderd...”

Koen: “Wat? Honderd?? Je bent niet wijs, wa-...”

Vriend: “Maar houd nu toch eens voor één keer tien seconden je kwebbel! Gewoon om eens te proberen! Het punt is dus, als jij op het idioot idee komt honderd te noemen, dan “verkoop” ik je die honderd aan 10 euro per stuk; jij moet me nu 1,000 euro, en...

Koen: “... na een week zien we er maar tien, jij “koopt” die tien lezers die je me voor honderd lezers hebt verkocht terug, steeds aan 10 euro per stuk, dus ik ontvang 100 euro, en netto verlies ik 900 euro.”

Vriend: “Kortom, je moet heel precies schatten, want zowel bij te hoge als te lage schattingen moet je voor je beweringen betalen.”

Koen: “Precies! Dat is nu de logica waarop financiële markten gebaseerd zijn! Het werkt zo...”

(Vriend kijkt Koen met zéér vermoeide blik aan)

Koen: “Uim, oeps, je weet misschien al op welke logica die financiële markten gebaseerd zijn?”

(Vriend knikt vermoeid ja.)

Koen: “Want anders was je er toch zeker niet zelf over begonnen?”

(Vriend knikt vermoeid ja.)

Koen: “Ik heb al die dingen immers al veel te vaak verteld?”

(Vriend knikt vermoeid ja.)

Koen: “OK, ik zie het punt. Uim, die schatting. Te hoog, en je “verkoopt”; te laag, en je “koopt”... Uimmmm, uimmmmm, pfffffff, uimmmmm, misschien, zeg... zeven?”

Vriend: “Uitstekend: zeven lezers, dat lijkt me een goede schatting. Met zeven heeft het niet zoveel zin het spel verder te spelen – het resultaat zal wel dicht bij nul euro uitkomen. Maar als je me aan mijn woord wil houden, zeg het maar, je mag zelfs zelf beslissen of ik moet kopen of verkopen.”

Koen: “Ach, laat ook maar, dat is juist heel het punt van dit soort schatting cum betalen voor teveel of te weinig, nietwaar; dat de schatter het punt kiest waarop hij zelf denkt dat het er niet toe doet welk van de twee de ander kiest?”

Vriend: “Precies. Zeven, dus. En om op het onderwerp terug te komen – waarom had je ook weer geen commentaren op je blog?”

Koen: “Oh ja. Spam! Onzinposts! ‘Ik moet ook iets zeggen’ posts! ‘Wanneer gaat de wereld nu eindelijk inzien dat’ posts; prompt gevolgd door iets wat in werkelijkheid van alle daken wordt geschreeuwd!...”

Vriend: “Enzovoort. En hoeveel lezers had je blog?”

Koen: “Uim, zeven?”

Vriend: “En die zeven lezers gaan je blog volknallen met spamposts?

Koen: “Sputtersputtersputter...”

(...)

Aankondiging: Vanaf nu zal het af en toe mogelijk zijn posts te becommentariëren. Om robotten af te schrikken zal het “woordherkenning systeem” aanstaan. Ik zal voorlopig commentaren eerst filteren: alle inhoudelijke commentaren, van welke strekking ook, zullen er doorkomen. De grens zal het klassieke punt zijn waar de inhoud afwezig is, obsceen, beledigend, onwettelijk en dat soort dingen. Normaal zullen commentaren er één keer per dag doorkomen, hoewel ik af en toe een paar dagen in het buitenland ben, of gewoon iets anders te doen heb.

Een vriend van me wijst er op dat dat nog altijd veel te restrictief is, en gelijk heeft hij. Als het meevalt kan het regime mogelijk versoepeld worden. Als ik, bijvoorbeeld, een systeem kende waarbij vertrouwde posters er vanzelf doorkomen, dan zou ik dat direct gebruiken.

zaterdag 18 februari 2006

China laat niet af

De Chinezen staan weer in de krant. Ze gaan gas produceren op basis van steenkool.

China is een economie van ruim een miljard mensen. Sinds vele jaren hebben ze een groei van tegen de 10% per jaar. Iedereen denkt natuurlijk meteen aan "Samengestelde Interest" (1), en beseft dat ze daarmee snel, zeer snel, van een ontwikkelingsland naar een post-industriële samenleving kunnen evolueren.

En 1 miljard (plus) mensen, maal een moderne productiviteit en bijhorende consumptie, dat slorpt energie.

Momenteel gebruiken de Chinezen grotendeels olie, zoals iedereen.

Maar naast de olie kunnen we nog een lijstje aanleggen met dingen waar ze aan werken met het oog op de toekomst.

(1) Steenkoolgas. Steenkool was altijd een heel erg vuile energiebron. Veel landen hebben daarom de hele sector maar opgegeven. Ergens, iemand, moet er toch over blijven nadenken zijn, want momenteel zou de technologie in staat zijn om er (veel properder) gas van te maken. En de Chinezen zullen niet op de laatste rij staan.

(2) Dammen. Sommige van de grootste rivieren van Azië stromen door China, en ze hebben grootse plannen om die allemaal af te dammen. Ongeveer iedereen weet dat dat ecologisch rampza- oeps, oeps, snel een eufemisme gebruiken (dat staat modern): "niet zo best" is. De Chinezen beloven dat ze nog eens opnieuw over die dammen zullen nadenken, zodra Europa alle auto's heeft afgeschaft.

(3) Kernenergie. Ik weet er niks in het kwadraat van, maar ook hier zou een nieuwe technologie (iets met "pebble" of pebblebed" of whatever) bestaan, die de bestaande bezwaren grotendeels zou overwinnen.

Het plaatje dat zich aftekent is als volgt. In het Europa van het tweede millennium na Christus (dus vanaf het jaar 1,000 AD) kwam een geweldige beweging naar de hedendaagse welvaart op gang, terwijl andere grote beschavingen - voornamelijk China en de Islam - stagneerden en later zelfs terugvielen – zoals het Europa van het eerste millennium dat ten opzichte van de Romeinen had gedaan. Een groot deel van die ontwikkeling was te danken aan technologische vooruitgang, onder andere inzake energie. Voornamelijk waterkracht - iets waar de Islam tijdens dat voorgaande millennium ware hoogstandjes in had geproduceerd - was een domein waarin de Europeanen vanaf de elfde eeuw een quasi onafgebroken groei lieten zien. Windenergie volgde; de (sterk verbeterende technologie van) het zeil, het bijhorende schip, nog een kanon of wat er op...

And the rest is history.

Dus, even aannemend dat die geschiedenis zich ook herhaalt. Beschavingen die zich concentreerden op bekende dingen waren beschavingen die zich later lieten voorbijfietsen en zelfs helemaal inpakken. Beschavingen die heel nieuwe richtingen insloegen waren integendeel de voorbijfietsende inpakkers. De moraal van het verhaal moet ik er niet bijzetten, zeker?

(1) zie http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2006/02/dingen-die-iedereen-zou-moeten-weten.html

donderdag 16 februari 2006

Cartoons en foto's

Vandaag melden de media dat de regering van de VS de publicatie van “oude” Abu Ghraib foto’s betreurt. Een eigen vertaling van wat één van de pagina’s van CNN vertelde:

"Amerikaanse ambtenaren stelden dat de foto’s niet hadden gepubliceerd moeten worden, omdat ze 'de gemoederen alleen maar verder kunnen ophitsen, en mogelijk aanzetten tot onnodig geweld in de wereld'."

En dat zou letterlijk de statement zijn die de jongste weken sterk werd bekritizeerd op "lafheid", wegens de heiligheid van onze rechten op vrije meningsuiting... indien tenminste op de plaats van “foto’s” had “Deense cartoons” gestaan.

Inhoudelijk is dat laatste iets heel anders, maar logisch is het precies hetzelfde. Waar het op neerkomt is de oproep om bepaalde dingen niet onder de aandacht te brengen, uit vrees dat het de moslims zou kunnen kwetsen, en aanzetten tot nutteloos geweld.

Ik ben dus al benieuwd naar reacties daarop, die ook nog consequent zijn. Ik zie drie mogelijkheden.

(a) Het feit dat de Amerikaanse regering iets zegt maakt het ipso facto waar, en dus hadden ook de Deense cartoons niet gepubliceerd mogen worden, om precies dezelfde reden (namelijk dat die cartoons "de gemoederen alleen maar verder kunnen ophitsen, en mogelijk aanzetten tot onnodig geweld in de wereld").

(b) Het recht op vrije meningsuiting is absoluut, en overheden horen zich niet te mengen wanneer vrije burgers zin hebben om cartoons, misbruiken of whatever onder de aandacht te brengen, of

(c) Een hoop gekronkel en gespartel om te zeggen dat het om twee héél verschillende dingen gaat, zodat het er op neerkomt dat de vrije meningsuiting alsnog absoluut is, tenzij het de Amerikaanse regering niet goed uitkomt, en zonder dat dat laatste wordt toegegeven.

Eerlijk gezegd denk ik dat (c) het meest waarschijnlijk is. Maar omdat dat ook het meest interessant is, zal ik me daar maar niet teveel zorgen om maken.

woensdag 15 februari 2006

Socratische Dialoog

Er bestaat een vorm van financiëel bedrog die zo oud als de straat is. Wat slachtoffers aangaat, iemand heeft eens ongeveer het volgende gezegd. Het is ongelofelijk hoe vaak mensen als dokters, notarissen, advocaten, kortom, gerenommeerde experten op allerlei gebied, eerst tientallen jaren hard werken om een fatsoenlijk vermogen bij elkaar te krijgen, en zich vervolgens met het grootste gemak dat fortuin weer laten ontfutselen door de eerste de beste clown die een mooi verhaal vertelt. Om van de kansen van minder doorwinterde mensen maar te zwijgen.

Waar gaat het om? Het gaat om een verhaal dat telkens dezelfde vorm heeft. Gegarandeerd grote winst! “Beter dan de markt”! Een buitenkans! Speciaal voor u! Exclusief! Enzovoort!

Kortom, ga op de voorstellen van de clown in kwestie in, en binnen de kortste keren is uw fortuin verdubbeld. En dat zou onmiddellijk moeten leiden tot alarmbellen en knipperlichten om de USS Enterprise van schaamte uit de Melkweg te doen afdruipen. Was het, bijvoorbeeld, gemakkelijk om dat fortuin om te beginnen bij elkaar te krijgen? Neen, want je hebt er tientallen jaren hard voor gewerkt, en er waarschijnlijk eerst nog zeer gespecializeerde studies voor moeten doen. Hoe zou het dan zomaar heel gemakkelijk kunnen zijn om er nog eens eenzelfde bedrag bij te doen? Klinkt dat niet een beetje als een chirurg die in een moeilijke operatie slaagt, en voor een volgende patiënt voorstelt om beroep te doen op het branden van kaarsen voor de Heilige Maagd?

Eigenlijk zou zich bij dat soort briljante voorstellen een Socratische dialoog moeten afspelen, die gaat als volgt.

Socrates: “Aha, ‘gegarandeerd beter dan de de markt’, zegt ge?”

Sofist: “Ja, bij Zeus.”

Socrates: “Maar vertel eens, wat betekent ook weeral ‘de markt’”?

Sofist: “Wel Socrates, het betekent dat de Polis, gezien het prestige van leiders als Pericles, geld kan ontlenen van de burgers van Athene, die zo gerust zijn in het feit dat de Polis hun geld zal terugbetalen, dat ze tevreden zijn met een beperkte rentevergoeding van, zeg, 4 procent op jaarbasis, 5 jaar bullet, actual over 360, en modfol.”

Socrates: “Hmmmm, ik begrijp het, beste Dionysodorus, maar er is één klein detail dat ik nog niet helemaal begrijp. Ge zegt dat de markt tevreden is met 4%, en wel omdat ze geloven dat de staat, geleid door betrouwbare figuren als Pericles, het geld zal terugbetalen?”

Sofist: “Bij Apollo, zo is het.”

Socrates: “Maar laten we ons dan eens het volgende afvragen. Gesteld dat Pericles, om één of andere reden die we hier in het midden laten, een lening zou uitschrijven waarop hij geen 4%, maar 8% zal betalen.”

Sofist: “Maar Socrates, dat moet ge toch begrijpen, dat Pericles nooit 8% zal betalen als hij met 4% kan volstaan! Kom, Socrates, dat zult ge moeten toegeven!.”

Socrates: “Hemeltjelief, je hebt gelijk! Uw wijsheid is me te sterk, Dionysodorus, was ik maar nooit aan deze dialoog begonnen! Maar zoudt ge wellicht niet bereid zijn een oud man terwille te zijn, en hem volgen in zijn gril? Kom, Dionysodorus, wetende dat ik toegeef een dwaze grijsaard te zijn die domme vragen stelt… Indien nu Pericles ondanks alles een lening zou uitgeven aan 8%, terwijl iedereen tevreden is met 4%, denkt ge niet dat dan iedereen toch de lening aan 8% zou willen kopen? Want zelfs al vindt iedereen 4% goed genoeg, 8% zullen ze in dat geval toch nog beter vinden, nietwaar?”

Sofist: “Zeker, ge hebt volkomen gelijk, Socrates.”

Socrates: “En 8% is beter dan 4%, nietwaar?”

Sofist: “Zeker.”

Socrates: “En dus is 8% ‘beter dan de markt’, vermits, ge hebt het zelf gezegd, ‘de markt’ bij 4% staat (5 jaar bullet, actual over 360, en modfol).”

Sofist: “Het is precies zoals gij het zegt, Socrates.”

Socrates: “En bovendien, vermits het nog steeds de staat van Pericles is op wie de burgers van Athene betrouwen, zien ze het dus nog steeds als ‘gegarandeerd’, nietwaar?”

Sofist: “Bij Zeus, ge hebt helemaal gelijk, Socrates. Als Pericles van Athene een lening aan 8% zou uitschrijven, dan zou dat een lening zijn die ‘gegarandeerd beter dan de markt’ is.”

Socrates: “Wel, in dat geval heb ik nog een laatste vraag. Ge hebt gezegd dat iedereen die ene lening zou willen kopen die 8% betaalt, nietwaar?”

Sofist: “Ja.”

Socrates: “Terwijl, iemand die al vorderingen op de Polis had, waarop hij 8% verdient, die toch niet zomaar zal willen verkopen, vermits hij daarmee alle winst, het ‘beter dan de markt’, zomaar weggeeft, denk je ook niet?”

Sofist: “Toch wel, Socrates.”

Socrates: “En wat gebeurt er, wanneer iets verhandeld wordt, dat iedereen wil kopen, en niemand wil verkopen?”

Sofist: “Dan stijgen de prijzen.”

Socrates: “En denkt ge dat de kopers verkopers zullen vinden van 8% leningen, als de prijzen van die leningen geen 100 As kosten (zoals gebruikelijk), maar 101 As?”

Sofist: “Neen, toch niet.”

Socrates: “En waarom niet?”

Sofist: “Omdat iemand die 101 As betaalt, en daarop 8 As per jaar ontvangt, nog steeds (afgerond) een 7% verdient, hetgeen meer is dan 4%, en dus is precies dezelfde redenering van toepassing.”

Socrates: “Ge stelt me helemaal gerust, Dionysodorus, want ik dacht eigenlijk ook al zoiets! Nu, we zouden onze vriend Euleros nodig hebben om het uit het blote hoofd uit te rekenen, maar tot het punt waarop de kopers ongeveer 104 As zouden betalen, zodat ze met hun 8% nog (afgerond) 4% overhouden, zouden de prijzen blijven stijgen, nietwaar? Dat blijft nog steeds precies dezelfde redenering, denk je ook niet?”

Sofist: “Het lijkt er op van wel.”

Socrates: “En de reden daarvan is dat die 8% tegelijk ‘gegarandeerd’ is, en ‘beter dan de markt’, nietwaar? Dat is wat we net hebben gezien, nietwaar?”

Sofist: “Blijkbaar wel, ja.”

Socrates: “Maar in dat geval, wanneer gij zulk een voorstel doet waarmee ge ‘gegarandeerd’ ‘beter dan de markt’ doet, moeten we ons dan niet precies hetzelfde afvragen? Moeten we ons niet afvragen waarom iemand investeringen voor 100 As zou verkopen, als we juist hebben gezien dat geen mens die goed bij zijn verstand is zoiets zou doen? Immers ‘gegarandeerd beter dan de markt’ kon juist voor veel meer verkocht worden; namelijk tot het punt waarop ‘gegarandeerd’ weer precies evenveel waard is als het ‘gegarandeerd’ van Pericles? Of is uw ‘gegarandeerd’ dan toch niet zo ‘gegarandeerd’, zodat er andere prijzen voor gelden?

Sofist: Drommels, Socrates, het ziet er naar uit dat ik nog eens over dat voorstel zal moeten nadenken.”

En daarmee lijkt de discussie wel ongeveer beslecht. We kunnen maar hopen dat hij dat “nog eens nadenken” zal doen voor, en niet na, hij al zijn geld heeft weggegeven aan een project dat “gegarandeerd grotere winsten dan de markt” zal opleveren.

dinsdag 14 februari 2006

De slinger van Galileï

In de tijden voor Galileï (de man die rond 1630 door de Inquisitie verplicht werd te verklaren dat de aarde het centrum van het universum is) was ware kennis het vermogen over zoveel mogelijk onderwerpen te weten wat de antieke auteurs, en/of de religieuze autoriteiten daarover te zeggen hadden.

Maar later veranderde dat sterk, en verschoof de aandacht naar wat we logisch-mathematisch kunnen beredeneren, alsook wat we kunnen waarnemen. En als we dat zo netjes opdelen in “voor” en “na” Galileï, dan is dat omdat die met deze verandering één en ander te maken had. Als voorbeeld daarvan vertelt het schitterende boek Blind Watchers of the Sky (1996) van Rocky Kolb de volgende anecdote.

Volgens “de Ouden” kookten de Babyloniërs hun eieren, door ze in slingers door de lucht te laten suizen, tot ze door de warmte (van de wrijving, veronderstel ik?) gaar werden. En dus, zo nam de “invloedrijke Jezuïet” Grassi aan, was dat waar.

Maar dat was niet de aanpak van Galileï. De aanpak van Galileï was wel een experiment uit te voeren. Niet het feit dat de antieke autoriteiten iets hadden beweerd gaf voor hem de doorslag; wel het feitelijk gedrag van eieren die in slingers door de lucht suizen.

In de volgende stap toonde Galileï zich iemand die een waardig deelnemer van de typische usenet- en blogdiscussies zou geweest zijn. De geachte tegenstander meende dus dat de eieren gekookt werden omdat Babyloniërs ze door de lucht slingerden? Wel, liet Galileï weten, we kunnen bijna alle onderdelen van de proef nadoen. We hebben eieren, we hebben slingers, we hebben armen om te slingeren, zo gezegd, zo gedaan, en zie me nu, de eieren raakten maar niet gekookt.

Dus, concludeerde Galileï, aangezien we op onberispelijke autoriteit hebben dat de Babyloniërs hun eieren wel op die manier gekookt kregen, en aangezien we weten, omdat we het kunnen zien, dat het niet aan de slingers, of de wrijving van de lucht lag, lag het noodzakelijkerwijs aan de Babyloniërs zelf! Het al dan niet Babyloniër zijn was wat maakte of door de lucht geslingerde eieren wel of niet gekookt raakten!

Volgens Kolb was het in grote mate dit soort publiek sarcasme dat Galileï voor de Inquisitie bracht. Het weze een waarschuwing voor de beruchte sarcasten van usenet.

Geen paniek!

Het is met epidemieën ("binnenkort, ook in uw omgeving: vogelgriep!") zoals met terreuraanslagen. Op zeldzame uitzonderingen na brengt het heel veel meer schade toe omdat we er bang van zijn, dan het via direct geweld kan toebrengen. De verkeerde maatregelen, om de verkeerde redenen, op het verkeerde ogenblik, op de verkeerde plaats en liefst allemaal tegelijk: doe iets en met een hoop geluk blijkt het nog juist ook!

Bijvoorbeeld, lange rijen om geneesmiddelen te kopen die niet werken, op kosten van een overheid die geen geld heeft om ze te betalen, alsook ademloos wachten op, en luisteren naar, commentaar van experts die (in dit geval) tenminste het fatsoen zullen hebben er op te wijzen dat ze het zelf ook niet weten: het zijn immers wetenschappers, en geen politici.

Al die "maatregelen" die, toegegeven, een kans van groter dan nul hebben dat ze iets zullen uithalen - zij het dan een googel aantal nullen na de komma - zouden nog een paar dingen uit de aandacht doen verdwijnen, die wel een goed idee zijn.

Bijvoorbeeld, geregeld je handen wassen.

Als er een gigantisch gevaarlijke epidemie uitbreekt, en er staat een engel voor je neus, en die zegt je "ik zorg er voor dat één en slechts één van de twee volgende dingen gebeurt. OFWEL (a) iedereen krijgt een portie van een niet getest geneesmiddel, dat eigenlijk voor iets anders bedoeld is, dat stukken van mensen kost, en waarvan niemand weet of het de zaken beter, of juist erger zal maken, OFWEL (b) alle Europeanen zullen tijdens de epidemie meerdere malen per dag, bijvoorbeeld, voor het eten en na het toilet, hun handen wassen... en jij mag kiezen welk van de twee het wordt..."

Mag ik dan voorstellen voor het tweede te kiezen?

Dank u!

maandag 13 februari 2006

Dingen die "iedereen" zou moeten weten (deel 2): Prisoner's Dilemma

De problemen die ik denk aan te pakken hebben ongeveer de volgende structuur. A heeft een lapje grond tussen de duinen en zicht op zee, en hij graaft een stuk duin af en zet er een optrekje neer. B heeft een soortgelijk lapje grond, en doet hetzelfde. C, D en E volgen, en het Grieks en Kyrillisch alfabet zullen niet volstaan om de rest van de droeve geschiedenis te schrijven. Aan het einde van de wandeling in de duinen hebben we een betonnen muur van Knokke tot de Franse grens, maar wel met zicht op zee.

In het volgende stadium verschijnen boze en ontstelde lezersbrieven in de kranten, die de teloorgang van het prachtige natuurgebied laken, de schuld werpen op de menselijke kortzichtigheid in het algemeen, en het egoisme van de moderne maatschappij in het bijzonder. En hoewel de klagers zeker een punt hebben als ze opmerken dat er iets is misgegaan, slaan hun verwijten de bal mis. Niet de kortzichtigheid, maar het zuiverste, puurste rationeel denken is hier de boosdoener.

Om dat te begrijpen moeten we op zoek naar de logica achter dit verhaal. Deze logica wordt met boeken en bibliotheken tegelijk bestudeerd onder de naam “Prisoner’s Dilemma” (een ander goed trefwoord is "Tragedy of the Commons"). Op zich is het afschrikwekkend saai, en het verhaal waaraan het zijn naam dankt maakt het er volgens mij niet beter op. Laat me dus beginnen met een uitdrukking van die logica, die volgens mij het probleem intuïtief beter uitdrukt.

Er is een meer, en daarrond wonen vissers die sneller vissen dan de vissen nieuwe vissen kunnen bijmaken. En dus nemen de visbestanden af. Iedereen beseft dat er “iets” moet gebeuren. En iedereen vindt dat “iets” betekent dat de anderen minder moeten vissen. Maar niemand doet dat, omdat zelf minder vissen terwijl de anderen veel vissen het slechtste scenario van allemaal is. Sounds familiar? Onder andere het Europese visserijbeleid weet er alles van. Hoe dan ook, hoewel het collectief optimaal resultaat ontstaat als iedereen minder vist, is de uitkomst dat de hele groep om zeep gaat.

Dit verhaal kunnen we formeel uitdrukken. Welke zijn de verschillende mogelijke uitkomsten? Bezien vanuit het individu zijn er twee mogelijkheden: veel, of weinig vissen. Het resultaat van zijn beslissing hangt evenwel niet alleen af van hemzelf, maar ook van “de anderen”. Of hij nu veel of weinig vist, onafhankelijk daarvan kan (een groot deel van) de collectiviteit ook veel, of weinig vissen. Dus zijn er voor elk van zijn twee mogelijkheden ook twee mogelijkheden voor de “tegenpartij”: alles samen vier. Als we vervolgens “veel vissen” met X aanduiden, en “weinig vissen” met Y; en als we de keuze van de visser eerst uitdrukken, en dan die van de tegenpartij, dan zien die vier mogelijkheden er als volgt uit:

(X,X) De visser vist veel, en iedereen doet hetzelfde
(Y,X) De visser vist weinig, maar (een groot deel van) de anderen vissen veel.
(X,Y) De visser vist veel, en (een groot deel van) de anderen doen dat niet.
(Y,Y) De visser vist weinig, en de anderen vissen ook weinig.

En nog een stap verder kennen we getallen toe aan de verschillende mogelijke uitkomsten.

Als iedereen veel vist, heeft iedereen vandaag te eten, maar er is geen toekomst. Laten we dat met een magere één scoren. Dus is het resultaat van (X,X) = (1,1).
Als de visser weinig vist, maar de “tegenpartij” vist veel, dan levert hij zijn bijdrage aan de oplossing van het probleem, maar de anderen exploiteren lustig verder. Deze uitkomst scoren we (Y,X) = (0,3). Hijzelf scoort nul; “de anderen” die hem de kaas van het brood afsnoepen scoren drie.
Als de visser veel vist, terwijl de “anderen” de moeite doen om weinig te vissen, dan is het natuurlijk precies omgekeerd: (X,Y) = (3,0).
En tenslotte, als iedereen zich beheerst is er wel geen weelde vandaag, maar er is wel een toekomst. Dat scoren we (Y,Y) = (2,2). Beide partijen scoren twee, wat beter is dan de toestand verder laten verrotten – waarbij (X,X) = (1,1) – maar op individuele basis is het slechter dan de drie wanneer het je lukt een slag te slaan.

Dus, onder elkaar:

(X,X) = (1,1)
(Y,X) = (0,3) (dit zijn de twee mogelijkheden indien de ander X speelt.)

(X,Y) = (3,0)
(Y,Y) = (2,2) (dit zijn de twee mogelijkheden indien de ander Y speelt.)

Merk op dat deze scoring voldoet aan hoe het beste voor iedereen – iedereen beheerst zich – de hoogste totale score haalt. Omgekeerd is het probleem negeren – iedereen vist maar raak – wat de laagste totale score oplevert. Verder bestaat er een mogelijkheid te proberen “de gemeenschap” te exploiteren: de drie die je kan scoren als “de anderen” zich “gedragen”, en jij ermee weg komt als je dat niet doet.

En een laatste punt toont de essentie. De eerste twee regels tonen de twee mogelijkheden indien de tegenspeler “X” speelt. En het punt is dat in dat geval het individu beter af is als hij zelf “X” speelt: (X,X) scoort 1 voor het individu (die staat nog steeds aan de linkerkant tussen de haakjes) tegenover 0 bij (X,Y). “X spelen” is een defensieve zet tegen de mogelijke poging door de “anderen” om jou te exploiteren.
En de laatste twee regels tonen de twee mogelijkheden indien de tegenspeler “Y” speelt. En wéér doet de speler het beter als hij zelf “X” speelt: 3 voor (X,Y) in plaats van 2 voor (Y,Y). “X spelen” als verleidelijke poging met de buit aan de haal te gaan als “de anderen” Y spelen. En zo is het resultaat dat, wat de tegenpartij ook doet, zelf X spelen (zelf veel vissen) is wat er zal gebeuren. Daarmee hebben we in getallen uitgedrukt wat we intuïtief al begrepen hadden: het probleem van de overbevissing raakt niet opgelost, omdat iedereen wacht op de anderen om de inspanningen te leveren. Er zelf mee beginnen is niet rationeel; te kwetsbaar voor exploitatie.

Als je een bepaalde logica op een consistente manier in getallen kan uitdrukken, dan heb je bewezen dat het scenario mogelijk is. Er is niets gezegd over de vraag of het veel, of weinig, of helemaal niet voorkomt. Maar als we even terugdenken aan het volbouwen van de zeedijk ten koste van de duinen, of het probleem van de overbevising in de wereld, dan zien we meteen dat het veel voorkomt. Iedereen die een lapje grond in een natuurgebied heeft, doet er beter aan dat lapje ook vol te bouwen; en dus de duinen af te graven of de bomen te rooien of whatever. Want wie de duinen niet afgraaft riskeert alleen maar zijn bouwende buren duinen aan te bieden, terwijl wie de boel toch volbouwt misschien, wie weet, wel enkele slachtoffers vindt die hem zijn optrekje temidden van de duinen gunnen. Niks “egoisme”, niks “kortzichtigheid”, gewoon, simpele, rationele, plain vanilla logica.

zondag 12 februari 2006

Meer "dingen die iedereen zou moeten weten"?

We zagen het al met de “Samengestelde Interest”: Wie er niet mee vertrouwd is komt niet op het idee “voorbij de horizon” te kijken; en het netto resultaat leidt tot ideeën zoals “bevolkingsgroei is noodzakelijk voor economische groei” (of zelfs beschaving)... En alle goede bedoelingen van de wereld krijgen het niveau niet boven cafétoogpraat.

Van dit soort relatief eenvoudige logica die voor een béétje serieuze discussie essentiëel is, zijn veel voorbeelden te vinden. En eigenlijk zou het interessant zijn om daarvan (a) een zo volledig mogelijke lijst op te stellen, en (b) de betekenis er meteen bij te kunnen geven.

Maar dat is een hele uitdaging. Iets begrijpen is één ding, er voor zorgen dat je het zo goed begrijpt dat je het inzicht op anderen kan overdragen is nog iets anders. En hoe zou een volledige lijst er uitzien? En let wel, dat is zuiver een kwestie van intellectuele nieuwsgierigheid. Men kan een perfect gelukkig, of goed, mens zijn zonder de dingen te weten “die iedereen zou moeten weten”. Maar toch... wat zouden we zoal moeten weten om toch een beetje te kunnen zeggen dat we iets weten?

Dingen die volgens mij op dat lijstje moeten staan, en waarvan ik heel graag in staat zou zijn een duidelijke uiteenzetting op één tot twee bladzijden Word te schrijven, zijn de volgende:

Het relativiteitsprincipe
De Turingmachine
Natuurlijke Selectie
Prisoner’s Dilemma

En voor dat laatste ben ik van plan om de “uitdaging” hier zeer binnenkort “aan te nemen”. Maar in het bijzonder de eerste twee? Beats me. En verder denk ik dat er in de kosmologie minstens één is, het homogeïniteitsbeginsel of zoiets, dat er ook meteen bij mag. Alleen al het feit dat mijn lijstje zo kort is zegt al héél veel... Help!

zaterdag 11 februari 2006

Ik wil een film maken!

Hier is hoe het ongeveer moet gaan.

Scène: feestje, hoofdpersoon (mannetje, sympa, charming), nog meer mannetjes, ook vrouwtjes, atmosfeer, conversatie, ambiance.

Hoofdpersoon naar huis, alleen (vrijgezel), goedgehumeurd, paar glaasjes op, “ze” zullen wel niet controleren, neuriet mee met de radio, po-pom, po-pom.

Plotse beweging van opschrikking, een knaller van een “godverdomme”, de eerste twee lettergrepen luid en boos, de laatste twee hoog en angstig.

Sfeerbeelden (crash, wrak), de stilte van het slagveld na de veldslag, aanzwellend WIIIEEE-WOEOEOE, WIIIEEE- WOEOEOE, WIIIEEE-WOEOEOE, WIIIEEE-WOEOEOE... bekende dof-ritmische geluiden van kloppend hart...

Stilte.

(Kortom, heel het cliché.)

De held ontwaakt in een klein kamertje, eenvoudig, sober, streng zelfs. College uit de jaren vijftig. Witte muren, bed, tafeltje, enkele stoelen, een deur, geen vensters, hoort het Ave Maria van Schubert, valt weer in slaap.

Als hij weer ontwaakt staan er twee figuren bij zijn bed, helemaal in het wit, hun trekken zijn “schoon en edel en streng”. De elfen van Tolkien wanneer ze over zwarte ruiters horen spreken. En behalve de twee armen en benen die je zou verwachten hebben ze ook een stel stralend witte vleugels. Het lijken wel engelen.

Het punt is namelijk: het zijn ook engelen.

Ze zijn rijzig en stevig en knap. Ze willen de held ondervragen. Het komt er op neer dat ze werken voor Sint-Pieter, aan de hemelpoort. Ze nodigen de held, die niet weet wat hem overkomt, uit aan het tafeltje. Ze wimpelen zijn “komaan, dit is een grap” en varianten daarop een beetje kortaf weg, en ze kijken ernstig. (De held hoort het Agnus Deï uit het Requiem van Verdi.)

Ze kijken zéér ernstig, zelfs.

“Uw laatste woorden”, begint de ene engel, terwijl hij nog somberder gaat kijken (de andere consulteert een lijvig dossier), waren “God, verdom me”.
Geschrokken stilte.
De twee engelen kijken de held recht aan. “Wel?”
(Held hoort het Ave Maria van Schubert.)
“Wel?”
Gestamel en gestotter, waar we met wat moeite “dit is een grap” en “dit kan toch niet waar zijn” uit kunnen distilleren.
“Dat is niet zo... ideaal, als laatste woorden.” zegt de engel.
“Mu- maar... het was de schrik! De klap! Het ging allemaal zo plotseling” (of zoiets, in elk geval: gehakkel, gestotter, verbijstering, ongeloof. Maar ongeloof is nu juist het probleem, natuurlijk. “Dus in uw wereldbeeld is een moment van groot gevaar het moment om God uit te nodigen u te ‘verdommen’?”)

Enfin, bref, de hemel bestaat, engelen bestaan, God bestaat, en Hij heeft wel degelijk de boekhouding van de menselijke zonden bijgehouden. En alle “godverdommes” zullen nu één voor één de revue passeren, en de laatste weegt het zwaarst. Om de vijf voet klinkt het Agnus Deï uit het Requiem van Verdi, en nog vaker klinkt een strofe van het Ave Maria van Schubert. Af en toe, ook, hoor je de Rolling Stones “My Heart is Black” aanheffen (tenzij “Sympathy for the Devil" beter geschikt is?)

Erger is namelijk dat ook het vagevuur en de hel bestaan. “Voorwaar, ik zeg u, wie naar de vrouw van zijn naaste kijkt om haar te begeren, heeft in zijn hart al echtbreuk gepleegd”. De held wordt gevraagd of dat moeilijk te begrijpen was. (Ave Maria van Schubert.) Welk woord heeft hij niet begrepen? Hoe vaak had het nog meer vanop de kansel herhaald moeten worden? Oh, de held ging niet naar de mis? Aantekening. (Ave Maria van Schubert.) Dit zijn zware zonden; er was toch gewaarschuwd? Hoeveel duidelijker had het er nog moeten staan? Etcetera.

Dit alles geeft mogelijkheden voor flash-backs; de held die zich vol wroeging herinnert hoe hij “naar de vrouw van zijn naaste kijkt om haar te begeren” is waarschijnlijk iets dat, mits een beetje goed aangepakt, wel op een commerciële manier kan worden uitgebeeld? Tenslotte is een belangrijk deel van een film de manier waarop je de dingen evokeert, niet?

Wat was er moeilijk aan de oproep je fortuin weg te geven aan de armen en Hem te volgen (flashback) (Agnus Deï van Verdi)? Wat was er moeilijk aan “bemin uw naaste zoals uzelf” (flashback) (Ave Maria van Schubert)? “Wat gij voor de minste mijner broederen hebt gedaan hebt gij voor mij gedaan”; (flashback, held loopt bedelaar voorbij), was dat soms Latijn? Etcetera.

(Het Agnus Deï klinkt voor de vijfhonderdste keer. Geïrriteerde, want erg nerveuze, reactie van de held. Het betekent dat een vroom mens is overleden zegt één van de engelen met effen gezicht, niet opgezet met het gebrek aan devotie van de held. Op een ander moment leert een geïrriteerde, want erg nerveuze, reactie op het Ave Maria dat dat telkens opklinkt wanneer iemand een exceptioneel goede daad heeft gesteld. “Voor u heeft het, geloof ik, niet vaak moeten klinken.”)

Het is duidelijk dat het gaat over de vraag of de held in de hemel binnenmag, en dat is lang niet vanzelfsprekend. De held maakt ook kennis met hoe het er in de hel aan toe gaat: meer kansen voor commerciëel verantwoorde beelden; zwavel, pek, zonde. Het angstzweet breekt uit bij het idee aan de vele gemiste kansen in het leven, te laat, onherroepelijk weg, en nochtans, inderdaad, het stond allemaal zeer duidelijk in de bijbel.

Tijdens het interview moet de held geregeld boos, ongelovig, schamper reageren. Het is een grap! Het is niet eerlijk! (“U zegt dat onze Verlosser een grap is?”; “U zegt dat onze Verlosser niet eerlijk is?”) Het gesprek loopt de hele tijd erg moeizaam, en bij het weggaan (Ave Maria van Schubert) kijken de engelen niet vrolijk.

Tijdens een pauze worden er kommetjes rijstpap rondgedeeld, overigens met zilveren lepeltjes: dit is nog maar de hemelpoort. Een charmante, grijzende man, duidelijk onwennig in zijn goedzittend donker pak, en (of wat dacht je) horentjes op zijn hoofd, steekt zijn hoofd binnen. Extravert, met zijn vonkende donkere ogen (“heel het cliché”) vrolijk op een net-niet brutale manier, je ziet hem snel iets neerzetten voor hij binnenkomt, maar het valt om en het blijkt een drietand te zijn. Sist iets tussen zijn tanden en trekt haastig de deur dicht: vriendelijk, grappig, geruststellend, het gesprek gaat van “dat is allemaal sterk overroepen” en “de kwezels van hierboven” enzovoort. Blijft niet lang, vriendelijk afscheid, rijstpap raakt op, engelen komen weer binnen (Ave Maria van Schubert).

Het afwijzende gedrag bij het interview blijkt net zo goed een reeks kansen te hebben verprutst om de zaken nog recht te trekken (preek over “berouw”, “vergiffenis”), als het leven een reeks kansen was om ze niet eerst scheef te laten groeien. Deze fase van het verhaal herinnert de held niet zozeer aan de vele zonden uit zijn leven, als wel aan de vele verkeerde reacties in het interview.

(De Rolling Stones zingen “My Heart is Black”: een nieuwe lading afgekeurden vertrekt naar de hel. Daarvan bevestigen de engelen dat het er werkelijk aan toe gaat met duivels, bokkepoten, en de rest. De duivel is echt. De kokende olie is echt. Het is allemaal echt.)

Ik moet nog een einde verzinnen. Het zou kunnen eindigen in de kokende olie op het eeuwige vuur; waarom niet, in een atmosfeer van verbijstering, van “hoe kan dat nu waar zijn?”. Maar een heel onverwachte wending zou ook mogen, niet de simplistische logica van “en plots werd hij wakker en het was allemaal maar een droom”, natuurlijk. Bijvoorbeeld deze. De gebuisde held begeeft zich naar een donkere, kasteelachtige constructie, waar hij door een duistere, kantelige poort moet, ongeveer de poort van Mordor uit Lord of the Rings.

Daarachter bevindt zich een vrolijk gezelschap! Muziek van de Rolling Stones speelt op de achtergrond. Gezellig haardvuur, cocktails en glaasjes wijn en hapjes, opgewekt gebabbel van vele, comfortabel geklede mannen en vrouwen vult de hele grote hal op. Drietanden, schilderijen van Het Vagevuur en De Hel, en portretten van mensen als Darwin en Freud hangen aan de muren. De tapijten zijn vol en kleurrijk en luxueus. Een zijportaal leidt naar iets dat op een goedgevulde bibliotheek lijkt, en hier en daar heb je uitzicht op goed aangelegde tuintjes met bloemen en fonteinen, waar mensen een partijtje schaak zitten te spelen.

De charmante grijzende man (nu in veel lossere kledij) zorgt ervoor dat de held meteen wordt voorgesteld aan allerlei interessante mensen. “Oh, het hiernamaals is uiteindelijk een spiegel”, verneemt hij tijdens de gesprekken, “weliswaar kunnen we hier niet in alle eeuwigheid Zijns aanschijns aanschouwen, maar voor de rest is het meer een beetje een koekje van eigen deeg.” (Held merkt in een hoekje Einstein op die aan een geïnteresseerd groepje de thermodynamica van de hel uitlegt.) “Iedereen komt in het hiernamaals terecht dat hij zichzelf heeft bereid. Heelder dagen in de kerk doorbrengen temidden van de goede werken levert rijstpap met èchte gouden lepeltjes op. Jij bent hier, dus jij zal je wel aan de geneugten des levens hebben bezondigd? Wel, dat is nu in alle eeuwigheid je deel. Tja, voor wie zich aan massamoorden heeft gewaagd ziet het er minder fraai uit natuurlijk, maar wat wil je, that’s death.”

Iets dergelijks. De voornaamste obstakels om het idee te realizeren zijn financiëel van aard. Oh, en dialogen schrijven, natuurlijk, dat vind ik ook altijd vreselijk moeilijk.

vrijdag 10 februari 2006

Over dat "Marshallplan"...

Iemand vroeg me “in real life” of ik niet vreesde dat het stukje over het Marshallplan voor Wallonië (enkele posts geleden) alleen maar neerkwam op de zoveelste klacht over Waalse luiheid. Ik denk het niet. Het causaal verband waarover het hier gaat loopt niet van één of andere theoretische constructie (“luiheid”) naar werkloosheid. Het causaal verband neemt die werkloosheid aan als simpel feit dat we kunnen zien, en vraagt zich (zonder verder theoretizeren of moralizeren over de oorzaak) af wat de gevolgen ervan zijn.

En als we weten dat welvaart uiteindelijk afhangt van de vraag wat een gegeven bevolking maakt; en als werkloosheid een feit is dat we eenvoudig kunnen zien, dan hoeven we maar beide op te tellen, en we weten dat de bevolking in kwestie niet veel zal maken; en bijgevolg niet zeer rijk zal zijn - of in ieder geval stukken minder rijk dan ze zouden kunnen zijn.

Vandaar de behoefte aan een Marshallplan. Niemand zit te wachten op nog meer transfers van welvaart die uiteindelijk door iemand anders moet geproduceerd worden. Het causaal verband loopt dan ook van “minder werkloosheid” naar “grotere welvaart”, waar de betrokken bevolking zelf voor instaat. En dààr zijn we allemaal wild enthousiast van. En avant!

donderdag 9 februari 2006

Het kolonialisme heeft het gedaan!

Op het blog van Luc Van Braekel komt in http://lvb.net/item/2331 Frans Crols uit Trends aan het woord:

“Onze kennis en technologie stimuleerden de sluimerende technische, industriële potentie van de Aziaten. Die pluim mag het kolonialisme op zijn hoed steken.”

Dat is eens iets anders dan het eeuwige “de armoede in de wereld is de schuld van het kolonialisme”! De vraag is alleen of het ook waar is. En merkwaardig genoeg lijkt wat er mis gaat met dit laatste, goed op wat er mis gaat met het idee van Frans Crols.

Telkens ik dingen hoor als “het kapitalisme veroorzaakt armoede” of “het kolonialisme heeft de achterstand van de rest gecreëerd”, vraag ik me het volgende af.

Wat wij “armoede” noemen zijn toestanden die op de planeet aarde altijd en overal zijn voorgekomen, sinds het ontstaan van de beschavingen, en waarschijnlijk sinds lang daarvoor. Geen enkele vroegere beschaving - en dit tot een heel eind in de Industriële Revolutie – is er ooit in geslaagd de bevolking een gemiddelde levensverwachting bij geboorte aan te bieden die hoger ging dan 40 jaar. Veel en veel vaker nog schommelde het cijfer rond de 25 jaar. Altijd, overal, telkens opnieuw.

De symptomen waren dezelfde als de armoede van nu: hoge kindersterfte, ziektes, ondervoeding en regelrechte hongersnood, oorlogen, vluchtelingen, en noem maar op.

En mijn vraag is altijd geweest: als “armoede” al bestaat sinds eeuwen, nee, millennia voor er van kapitalisme en (westers) kolonialisme sprake was, hoe kunnen kapitalisme (etcetera) dan die armoede veroorzaken? Hier hebben we een beweerde oorzaak, waarvan het zogezegd gevolg onveranderlijk optrad sinds lang, lang voor de zogezegde oorzaak zelfs maar bestond. Wordt het niet stilaan tijd om nog eens opnieuw na te denken?

Maar hoe zit het dan met de omgekeerde bewering? Nu heeft het kolonialisme zomaar overal de rijkdom gebracht. We vernemen:

“In tegenstelling met wat de nationalisten van de ontwikkelingslanden en de marxisten kraaien, hebben de westerlingen technische kundigheid, wetten, mobiliteit en kapitaal aangevoerd, waardoor de koloniën gekoppeld werden aan de wereld. Zonder deze fase van veroverend kapitalisme had die ontwikkeling niet of later plaatsgevonden.”

Dus: het Westen had een aantal positieve dingen bij elkaar gekregen, en het was dank zij het “veroverend kapitalisme” dat ook de rest van de wereld daarvan kon gaan genieten. Het staat er letterlijk.

Maar in werkelijkheid, natuurlijk, zijn zowel wetten als technische vooruitgang verschijnselen die we in heel veel meer beschavingen uit heel veel meer tijdperken aantreffen. En wat we nog veel en veel meer aantreffen - evenveel als armoede, eigenlijk – is dat volkeren die technische en organizatorische vooruitgang kenden, daarvan gebruik maakten om minder ontwikkelde volkeren te onderwerpen en te plunderen. Dat hebben de Chinezen gedaan, dat hebben zwarte Bantoe’s gedaan, dat heeft de Islam gedaan, en dat heeft het Westen gedaan.

Dus probeert Frans Crols als “oorzaak” van de ontwikkeling iets in te roepen dat al sinds millennia bestaat. En zoals ik al zei, geen van al die vroegere beschavingen is er ooit in geslaagd om strooptochten op basis van technische voorsprong om te zetten in het soort duurzame ontwikkeling, die maakt dat wij nu geen gemiddelde levensverwachting van minder dan 40 jaar hebben, maar wel van tegen de 80 jaar. En als een beweerde oorzaak zich duizend keer kan afspelen zonder dat er ook maar iets van het zogezegd gevolg te zien is, wordt het dan niet stilaan tijd om er nog eens opnieuw over na te denken?

Het Westen heeft inderdaad bezet, geroofd en geplunderd dat het niet mooi is om te zien. Heeft het daarmee de armoede in de wereld veroorzaakt? Die armoede bestond al lang voor het Westen plunderde. Heeft het daarmee zijn eigen welvaart van de anderen afgepakt? De hele geschiedenis is er nauwelijks iets anders gebeurd dan roven en plunderen, en het heeft nooit enige duurzame welvaart gecreëerd. Heeft het roven en plunderen dan (volgens één of andere zéér complexe causaliteit die de quantumfysici zou doen paf staan, plus nog een gedachtenkronkel waar Freud zich zou over verbazen) dan wellicht integendeel de welvaart van de slachtoffers gecreëerd? Roven en plunderen hebben nog nooit duurzame welvaart gecreëerd; niet bij de rovers, en nog veel minder bij de slachtoffers.

En als je het zo allemaal naast elkaar zet krijg je stilaan de indruk dat roven en welvaart heel weinig met elkaar te maken hebben, nietwaar? Helemaal niets, eigenlijk. En dat kan dan weer wel kloppen. Want het is perfect mogelijk om heel "neo-liberaal correcte" geschiedenissen te schrijven van hoe de welvaart is ontstaan en verspreid, zonder dat het ook maar één keer nodig is om over plunderen te beginnen. Technologische ontwikkeling zullen we in dat verhaal aantreffen, en superieure maatschappelijke organizatie - zowel publiek (de aard en de bevoegdheden van de staat) als privaat (eigendomsrechten) - en nog vele, vele andere elementen. Maar kolonialisme en “veroverend kapitalisme”? Was het misschien maar een probeersel om te zien of we wakker waren?

Het "geheim van de steden" en... Samengestelde Interest!

Ooit, ergens, eens, heb ik gelezen dat in de economie van het oude Griekenland de landbouw nog zo doorslaggevend was, dat het afstraalde op de relatieve sociale posities van de mensen in de samenleving. Dus (in de twee lijnen die hier haalbaar zijn) sociaal prestige en invloed had je als landeigenaar, of een andere variant op "landbouwer". Wie moest leven van handwerk (of, zoals ik denk te weten bij de Romeinen: van handel) was iemand waar sociaal op werd neergekeken.

Terwijl in de steden van het middeleeuwse Europa handwerklieden en handelaars gerespecteerde en invloedrijke burgers waren. Dus is dat verschil wellicht een kandidaat om "het geheim van de steden" te helpen verklaren? Daarvoor moeten we ons afvragen waarom handwerklieden die sociaal prestige genieten bron zouden zijn van vooruitgang, en handwerklieden onder een landbouwaristocratie, of een massieve Chinese keizer, niet.

Laten we proberen te raden. Zeg: de handwerker die zich lid voelt van een hopeloze klasse doet zijn werk om van te leven, vindt er weinig eer in en doet minder inspanningen om dagelijkse kleine verbeteringen aan te brengen. Terwijl de werknemer van de middeleeuwse nijverheid die trots wel voelde, hetgeen zich vertaalde in precies die dagdagelijkse, voortdurende verbeteringen. (Let wel, met geschiedenis heeft dit niets te maken, het is puur raden. In werkelijkheid is de kleinschalige maar voortdurende inventiviteit van de middeleeuwer een waarnemingsfeit, en hebben we daar niet echt een theorie voor.)

Maar stel dat we dit perspectief serieus nemen als hypothese: sociale factoren verklaren dus de middeleeuwse "voortdurende inventiviteit". Stelt dat dan eigenlijk iets voor als verklaring? Kan een serie kleine verbeteringen zich vertalen in het soort take-off dat de landen van "het Westen" na enkele eeuwen zo'n voorsprong deed nemen op al de rest? Op het eerste zicht is dat veel gevraagd, en moeten we eigenlijk op zoek naar de middeleeuwse Newton of Archimedes; op zoek naar een "grote knal" model voor dat soort monumentale veranderingen. Zoals “het klimaat” van de vorige post over dit onderwerp; of wellicht de “militante mentaliteit”.

Maar hier komt een oude bekende ons te hulp. De Samengestelde Interest! ( http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2006/02/dingen-die-iedereen-zou-moeten-weten.html )

Beschouw één of andere middeleeuwse nijverheid, die als energiebron waterkracht heeft, opgewekt door een watermolen. En stel dat de "voortdurende inventiviteit van de middeleeuwer" niets meer voorstelt dan één (1) kleine verbetering per jaar (!), die het rendement doet toenemen met niet meer dan één (1) percent...

... dan weet de lezer van dit blog dat een watermolen die in het jaar 1,000 een waarde 100 vertegenwoordigt, in het jaar 1070 een waarde 200 meebrengt...
... en in het jaar 1140 praten we al over een waarde 400...
... en in het jaar 1210 praten wel al over een waarde 800...
... en de volgende relevante getallen in het lijstje zijn 1,600; 3,200; 6,400 en 12,800 (het laatste in het jaar 1490).

Of een factor 128, op een half millennium!

Kortom, de theorie van de zelfs héél bescheiden, maar voortdurende verbetering kan ruim, zeer ruim, het effect dat we zoeken verklaren. Dat is natuurlijk iets heel anders dan beweren dat deze theorie het verschijnsel ook werkelijk verklaart. Maar wie Samengestelde Interest onderschat, maakt zelfs geen kans op het idee te komen dat de hypothese best eens juist zou kunnen zijn.

woensdag 8 februari 2006

Er klopt iets niet.

Onze maatschappijcritici overstelpen ons graag met de volgende reeks aanklachten:

1. De kapitaalstromen worden alsmaar meer geliberalizeerd, opdat ze een maximaal rendement kunnen nastreven.
2. Het Westen verwerft zijn grote rijkdom door de Derde Wereld uit te buiten.
3. Kapitalen stromen op massale schaal van arme Derde Wereld landen naar rijke Industrielanden.

En dat zijn beslist dingen om eens goed over na te denken. Alleen, één van de gevolgen van dat nadenken is dat opvalt dat deze drie klachten onmogelijk tegelijk waar kunnen zijn. Hoe harder we overtuigd zijn van enkele van deze klachten, hoe harder we er ook één zullen moeten schrappen. Kijk mee.

Laten we beginnen met de meest striemende aanklacht: het Westen wordt rijk door uitbuiting. Als we dat gewoon even aannemen, dan volgt daaruit dat de meest “maximale rendementen” te rapen vallen in de landen waarin wij de anderen uitbuiten. Wat is anders de betekenis van “uitbuiten”, als het niet neerkomt op het zich toeëigenen van zoveel mogelijk opbrengsten? Dus moeten er, indien de kapitalen vrij zijn om maximale rendementen te gaan opzoeken, gigantische kapitalen vloeien van rijke naar arme landen. En in dat geval kunnen we ons niet langer beklagen over de gigantische stromen die juist van arm naar rijk vloeien.

Maar dat laatste is iets dat heel plausibel is. De financiële markten praten er letterlijk alle dagen over: het hangt als het zwaard van Damocles boven de waarde van de dollar. Economisten van alle strekkingen debatteren over de vraag of het houdbaar is of (naargelang die strekking) juist niet. En de linkse critici twijfelen er al helemaal niet aan, vermits het één van de dingen is waarover ze zo hard klagen. En met linkse critici, economisten en financiële markten eendrachtig aan hetzelfde zeel trekkend, zullen we het wel kunnen eens worden dat de kapitalen stromen van arm naar rijk, zeker?

En in dat geval, hoe ziet het plaatje er dan uit? Als de kapitalen van de wereld op zulke massieve schaal naar de industrielanden vloeien, wat zegt ons dat dan over die kapitalen? Zijn ze dan ineens niet meer vrij, of geïnteresseerd, om te gaan naar de plaatsen waar ze maximaal rendement konden halen? Of, als kapitalen toch vrij zijn, en op zoek naar maximale rendementen, en ze stromen met quasi de lichtsnelheid weg uit de plaatsen waar er uitbuitingswinsten te halen vallen, volgt daar dan niet uit dat het met die “uitbuitingswinsten” nogal moet meevallen?

Kortom, je kan willekeurig twee van de drie klachten uit het lijstje nemen, en aannemen dat ze waar zijn, maar dan moet, op het niveau van de meest simpele logica, de derde klacht onwaar zijn. Dus:

INDIEN geliberalizeerde kapitalen een maximaal rendement kunnen en willen nastreven EN het Westen rijk wordt omdat in de Derde Wereld uitbuitingswinsten te rapen vallen, DAN moeten er massaal kapitalen naar de bron van die uitbuitingswinsten vloeien (en niet omgekeerd), OF:

INDIEN het Westen rijk wordt door in de Derde Wereld uitbuitingswinsten op te rapen, EN kapitalen stromen op massale schaal weg van de plaats waar die winsten te rapen vallen, DAN zijn de kapitaalmarkten niet vrij, en/of ze zijn niet geïnteresseerd in maximale winsten, OF:

INDIEN kapitalen maximaal rendement kunnen en willen nastreven, EN ze vloeien massaal naar de industrielanden, DAN vallen er in de industrielanden veel grotere winsten te rapen dan door het uitbuiten van de Derde Wereld, en dan ontstaat de rijkdom van het Westen niet door uitbuiting.

En dat is het punt waarop de meeste mensen boos worden – tenminste, als ze alle drie de aanklachten willen volhouden. Maar, en met alle respect, hier scheiden zich de mannen van de jongens. Alle goede bedoelingen van de wereld kunnen geen toestemming afdwingen om dingen vol te houden die op het eenvoudigste niveau, namelijk de logica, onmogelijk kunnen waar zijn. Eén van de drie zal moeten sneuvelen.

En verder dan het signaleren van een logisch probleem maak ik geen aanspraak op enige kennis van zaken. Maar als een kwestie van persoonlijke opinie: Aangezien ik denk dat kapitalen vrij zijn, en geïnteresseerd, om maximale rendementen na te streven, en aangezien ik denk dat kapitalen op massale schaal stromen van arme landen naar rijke landen, denk ik te moeten concluderen dat er veel minder winsten te rapen vallen in de Derde Wereld, dan we zo gemakkelijk geloven. En natuurlijk blijf ik uitkijken naar nieuwere, betere inzichten.

dinsdag 7 februari 2006

Een Marshallplan voor Wallonië

De Waalse economie zit zodanig aan de grond, dat de Waalse politiek het inziet. En die Waalse politiek is zodanig corrupt, dat de PS het merkt. En dus willen ze nu een Marshallplan.

Het echte Marshallplan kwam er in een tijd waarin Europa letterlijk in puin lag. Sterk versimplifiëerd stuurde de VS op grote schaal hulp, en de Europeanen gebruikten die hulp om de handen uit de mouwen te steken, de puinhopen op te ruimen, en intussen niet te verhongeren. Het onmiddellijk gevolg - het werkelijke en volledige oorzakencomplex is natuurlijk veel breder - was de halve eeuw (tot nu toe) exploderende welvaart waarmee Europa alles wat het verleden ooit geproduceerd heeft ver achter zich liet.

Er waren dus twee componenten. Er waren enorme transfers van financiële hulp. En er was het feit die hulp niet een "leven van een uitkering" financierde, maar wel de vele dingen die de Europeanen van toen hebben gemaakt: infrastructuur, kapitaalgoederen en (bijgevolg) consumptiegoederen. De simpele realiteit is dat de tweede component betekent dat de Europeanen van toen hard hebben gewerkt.

Dus waar staan we nu? We hebben al het feit dat de Walen zelf een Marshallplan willen. En er zijn al grootschalige transfers vanuit zowel Vlaanderen als Europa. Dus het enige wat ontbreekt is dat ze nu ook nog werken. Er is, zonder twijfel, infrastructuur die moet onderhouden worden, er is software die moet geschreven worden, België kan zeker meer fundamenteel onderzoek gebruiken, en geen enkele economie is ooit in elkaar geklapt omdat ingenieurs en economisten de handen uit de mouwen staken. In Mechelen kondigden bedrijven pas een gebrek aan kandidaten aan. Een pendel van hoogstens een dik uur.

En zo simpel is dat! Het weze bij deze afgekondigd! Dit is de officiële start van het Marshallplan voor Wallonië: vanaf nu gebruiken ze de subsidies die er met miljarden neerdalen om te produceren. Om te werken. We kijken al vol verwachting uit naar de stroom goedkopere kapitaalgoederen, de vloed aan toegankelijke consumptiegoederen, made in The Walloons, en de resultaten van efficiëntere diensten die de Europese economie een opkikker zullen bezorgen. Wallonië, het China van het Westen. Let the biëst go.

zondag 5 februari 2006

Het geheim van de steden

Neem een willekeurig boek over de geschiedenis van Europa, en het zal je vertellen dat de wortels van onze fabuleuze opmars liggen in de opkomst van de steden. Ergens vanaf de elfde eeuw ging de feodaliteit over in een geürbanizeerde samenleving, en de rest is history; iets dergelijks.

Maar dat roept minstens even veel vragen op als het beantwoordt. De geschiedenis van de beschavingen zelf, van de volle zesduizend jaar geleden tot nu, kan je hervertellen als een geschiedenis van steden. Dus indien er ergens een beschaving ontwikkelt, dan mag je verwachten er steden aan te treffen: big deal.

De vraag is dus wat de Europese steden van na het jaar 1,000 hadden, dat de Europese steden van de Grieken en Romeinen niet hadden, of de steden van het Indië, of de Islam, of het China van na het jaar 1,000 niet hadden. En ongetwijfeld is er voor een complex verschijnsel als een (relatief) verder (dan de anderen) ontwikkelende beschaving een complex oorzakenpatroon, zodat we niet op zoek zijn naar één enkele simpele oorzaak, maar eerder naar een hele reeks.

Welnu, (op zoek naar iets heel anders) bladerend in mijn McNeill, The Rise of the West, A History of the Human Community, 1963 (1991) (ondanks enkele serieuze problemen toch echt wel een heel goed boek, hoor), val ik net op twee elementen die blijkbaar in het lijstje kunnen.

Pak je wereldbol of atlas, en stel vast dat onze 50ste breedtegraad door Canada en hoger dan China loopt – stukken noordelijker dan pakweg de 30ste breedtegraad waar je historisch de meeste beschavingen vindt. Dat bezorgt ons koude winters - wat uitstekend is als je niet teveel last wil van allerlei ratten en muizentoestanden, alsook insecten, micro-organismen en stomende moerassen. En daarnaast is er de beroemde golfstroom, die ons zeeklimaat extra warm en zacht maakte. Een robuust en productief klimaat, dus, dat eeuwenlang de groeiende bevolking kon dragen, en McNeill concludeert dat de urbanizatiegraad hoger kon zijn dan in vergelijkbare stedelijke samenlevingen.

De tweede factor is de voorafgaande geschiedenis. Chinese, Perzische, Egyptische of Byzantijnse culturen hadden eeuwen, zelfs millennia, van hofhoudingen en handeldrijvende klassen achter de rug, Europa daarentegen was door een half millennium semi-barbarendom gegaan; al die tijd de prooi van invallers uit letterlijk de vier windstreken. De elite die daaruit voorkwam vertoonde een mate van militantheid die in meer expansieve fasen goed van pas zou komen.

Opnieuw, het zijn maar twee factoren uit een ongetwijfeld heel complex geheel van causaliteit. Maar als antwoord op de vraag wat nu eigenlijk het geheim van die Europese steden was, in vergelijking met de steden van al die andere beschavingen en tijdperken, is een lijstje met twee kandidaten ongetwijfeld stukken beter dan geen begin van een idee.