vrijdag 29 mei 2009

Een serieuze kandidaat!

Tot mijn verbazing zie ik op de kieslijsten een kandidaat staan die ik met de beste wil van de wereld niet met het denigrerende "politieker" zou omschrijven. Jan Wouters is professor Internationaal Recht van de KUL, en iemand waarvan ik, in die functie, verschillende keren waarderend heb zitten denken dat hij interessante dingen zegt. En nu zie ik hem staan op een CD&V lijst voor de Europese verkiezingen, als derde opvolger.

Het punt is evenwel: ik ken Jan Wouters persoonlijk. Voor je denkt dat het allemaal iets voorstelt; ik denk dat de kans reëel is - ik verwacht - dat als we elkaar op straat zouden tegenkomen, we elkaar zouden herkennen en enthousiast "hoe gaat het's" zouden uitwisselen, en zouden informeren naar de kindjes. Maar meer ook niet, dus, en ik durf niet uitsluiten dat we elkaar wel degelijk onopgemerkt zouden passeren. Maar ik denk het echt niet.

Maar daarmee weet ik ook dat Jan niet alleen een zeer serieus iemand is, maar wel degelijk ook een veelzijdig talent, die ik ooit wel aan het werk heb gezien in domeinen die je niet had verwacht, filosofisch, maar ook bijvoorbeeld artistiek. En gelachen dat we vaak hebben...!

Nu verneem ik ook nog (als ik het tenminste goed begrepen heb) dat Jan Wouters niet verwacht een mandaat op te nemen. Oei! alarm! Schijnkandidaat!

Wel, om niet zomaar de kern van waarheid die daarin zit af te wimpelen, toch een beetje context. Zelf ben ik iemand die vrij vaak op een serieuze partij stemt (en dat is dan de VLD), maar in mijn hele geschiedenis heb ik toch vaker dan de helft op kleine protestpartijtjes gestemd. Bijvoorbeeld als er weer eens berichten waren over stuurse VLD'ers wanneer het diner naar de smaak van de heren niet verfijnd genoeg was, of wanneer er ons berichten bereiken over "legendarische woede aanvallen" die ze af en toe krijgen, en waarbij serieuze mensen verondersteld worden sidderend in een hoekje te zitten schrik hebben.

Dat komt allemaal recht uit Chimpanzee Politics van Frans De Waal en is een belangrijke bron voor het misprijzen dat ik voor politiekers voel. En dus stem ik vaak voor kandidaten van protestpartijtjes, en zeg nu zelf, ik verwacht heus niet dat die mandaten gaan opnemen.

Maar val ik daarmee niet voor de strik die de partij heeft opgezet? Aangetrokken door een grote naam kom ik er op af als de vliegen op de stroop; wéér een streepje bij voor de CD&V. Ook daar heb ik over nagedacht, en eigenlijk denk ik eerder dat ik, als de volleerde judoka die ik nu eenmaal ben (1), het manoeuvre van de partij tegen henzelf gebruik. Immers, beeld je een wereld in waarin iedereen doet wat ik van plan ben. Nu staan daar ineens al die politiekers met open mond te kijken hoe ze serieuze mensen op hun lijsten hebben gezet, en in de volgende beurt blijkt dat niet de politiekers, maar wel de serieuze mensen de meeste voorkeur van de bevolking wegdragen. Zeg nu zelf: zou dat niet fijn zijn?

Nu, natuurlijk weet ik ook wel dat dat niet is hoe het zal gaan. Maar dat hoeft ook niet. Ik zal op Jan Wouters stemmen omdat ik hem, menselijk gesproken, als speels maar serieus herken. En wat kan een mens nu nog meer willen?

---------------------------------
(1) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2009/04/ippon.html

donderdag 28 mei 2009

Blogspot of Wordpress?

Een blog waar ik geregeld een kijkje ga nemen is dat van Tom Bonte:

http://tombonte.wordpress.com/

Een beetje een slecht moment om ernaar te verwijzen: Tom is student en klaagt zelfs zonder examens over weinig inspiratie - ach, welke blogger heeft daar nooit last van? Maar momenteel vraagt hij zich af of hij zou bloggen op Blogspot (zoals ik) of op Wordpress (waar hij zelf zit). Kort geleden was hij verhuisd van Blogspot naar Wordpress, maar blijkbaar heeft hij daar nogal grote bedenkingen bij.

Natuurlijk interesseert me dat allemaal veel minder dan vragen naar de kosmos, het ontstaan van het leven, of Het Nageslacht, maar de waarheid is: hoe verheven je je ideeën ook wil laten zijn, je zal ze toch altijd in heel banale materie moeten uitdrukken, via misschien niet zo banale, maar toch veel voorkomende neuronen, en tenslotte op één of ander medium op het internet. Zoals een blog.

"Ik zal wel nooit aan je verstand krijgen dat je eens dringend iets aan dat uiterlijk van je blog moet doen" zei iemand die het af en toe leest me IRL, op ontmoedigde toon. Hij vindt dat de reden waarom het weinig gelezen heeft veel te maken heeft met dat uiterlijk. "Hoezo" zei ik verwonderd; oprecht verwonderd, "wat is er mis met dat uiterlijk?".

"Kijk, dat bedoel ik nu" zei hij, nu pas echt ontmoedigd.

Wel, ik kan me er niets bij voorstellen. Ik weet inderdaad niet wat er mis is met het uiterlijk van dit blog, nog minder weet ik wat er concreet aan gedaan kan worden, en het minst van al geloof ik dat dat de reden is van het geringe bezoek. "Te veel, te lang, te moeilijk en te luid", dat geloof ik wel, en laten we ons niet verschuilen achter factoren die de schuld van iets of iemand anders zijn...

Maar Tom zit er dus werkelijk mee, heeft er al mee geëxperimenteerd, en lijkt achteraf niet tevreden met de overstap van Blogspot naar Wordpress. En nu lanceert hij een enquête onder de lezers en na één dag hebben vijf op vijf lezers voorgesteld terug naar Blogspot te gaan.

Kijk toch eens aan. Ik ben destijds bij Blogspot begonnen omdat het, zoals ze beloofden, zelfs voor mij een kwestie van minuten was om te kunnen beginnen. Daarna ben ik er in de eerste (en quasi enige) plaats gebleven omdat het voor mij een enorm obstakel zou zijn te veranderen, en omdat ik (in de marge) niet zou weten wat er mis is aan het uiterlijk van het blog. En verder heb ik er nooit noemenswaardige problemen mee gehad, nu al drie jaar en enkele maanden lang.

Maar het zijn interessante kwesties. De vrije markt is aan het werk. Wat kunnen in diverse mate gesofisticeerde gebruikers krijgen, gratis in mijn geval, van verschillende aanbieders? Wat mankeert daaraan? Wat moet stilaan praktisch iedereen aanbieden om zelfs maar mee te doen?

Zelf verbaas ik me er over dat er nog altijd maar heel weinig bestaat inzake het modereren van commentaren. OK, mijn blog heeft daar helemaal geen last van: véél te weinig lezers, en dus ook quasi geen rommelcommentaar. Maar het principe blijft. Ik kan blogs opnoemen die volgens mij echt zouden kunnen doen waar blogs (volgens mij) voor dienen: het op gang brengen en sturen van conversaties, uitwisselingen van ideeën, stimuleren van het denken, je voelt het aankomen. En wat er gebeurt is dat ze verzanden in een forum waar een meerderheid elke post aangrijpt als een gelegenheid om de eigen mening nog maar eens te herhalen. Meestal duurt het niet lang of elk afwijkend geluid verdrinkt in een storm aan neerbuigende reacties, en de kwaliteit gaat al snel naar het niveau van usenet: nog zoiets dat ooit heel veel potentiëel had.

Maar dat is alleen voor mezelf gesproken. De redenen waarom Tom en al die anderen met deze kwesties bezig zijn moeten we natuurlijk bij henzelf zoeken. En op het einde komt er iets tot stand dat het resultaat zal zijn van wat al die gebruikers als groep willen hebben, en wat al die aanbieders, desnoods gratis (om een mij totaal onbekende reden) willen aanbieden. En ik ben blij dat er zoiets bestaat als blogs...

woensdag 27 mei 2009

De baby is tevreden (de peuter ook, en de kleuter ook)

Baby Simon is vijf weken oud. Met enige nostalgie denk ik terug aan hoe de toenmalige baby Sarah na vijf weken doorsliep. Dat was natuurlijk uitzonderlijk goed, maar toch... We mogen zeker niet klagen: baby Simon wordt één keer wakker per nacht (en dan ook nog eens rond 06.00 uur...) en ligt dan te knotteren, tot mama hem eten geeft. Het blijft een zeer papa-vriendelijke manier van doen, hoewel ik vaak ook wel wakker wordt. En hij groeit.

We vinden hem zelfs al erg groot. Het opvallendste verschil met een maand geleden is de manier waarop hij ligt te kijken. Iedereen die zijn geboortekaartje heeft gezien weet dat hij al van de eerste dag grote oogjes opzette (helemaal zijn zus), maar toen dwaalden die oogjes nog nietsziend rond van links naar rechts. Vandaag kijkt hij je recht aan, met zo'n blik van "waar heb ik dat gezicht nog gezien" en "wat wil die kerel van me" en ook van "ze zijn met twee, maar alleen de andere geeft melk". We kunnen ook al aan zijn gezichtje zien wanneer hij tevreden is, en soms zien we al voorafschaduwingen van lachjes.

Dat heb ik me vaak afgevraagd, bij babietjes van een drietal maanden: wat gaat er om in het hoofd van een baby die naar je lacht...

Wat het leven zo vermoeiend maakt (zelfs wanneer je een babyvakantie van een goede maand hebt genomen) is de combinatie met een peuter en een kleuter. De kleuter moet naar school, en dus staat papa toch maar vroeg op. Boterhammekes smeren, boekentasje klaarmaken, de korte maar intense pendel... En dan neemt de peuter je in beslag, ontbijt, enkele rustige momenten; als het mooi weer is in de tuin, en dan de boodschappen doen, de luiers en de flesjes, en voor je het weet is het weer tijd om de kleuter af te halen, en dan begint de show pas goed...

Nu is het afhalen van een kleuter iets dat iedereen in zijn leven gedaan zou moeten hebben. Wij, werkende koppels kunnen dat alleen maar in tijden van grote luxe, bijvoorbeeld omdat we eens een maand babyvakantie hebben. Anders is het allemaal een kwestie van jachtig afzetten op een beestig vroeg uur en na de school naar de opvang, en met wat geluk heb je ze rond 18.00 uur terug (en dan begint na zo'n werkdag de show pas echt echt, als je nog volgt...).

Maar nu sta ik daar 's morgens met de andere ouders gezellig om 08.45 aan de schoolpoort: hoe gaat het met Willem en ha, daar is Yannis ("Yannis is mijn vriend") en kijk, Lena is ook al aangekomen ("Lena is mijn grote vriendin"; ja dat wisten wij ook al). En om 15.45 sta je daar weer terug en je ziet de juf jou herkennen en zich omdraaien en het woord "Sarah" of "Saartje" uitspreken, en plotseling komt daar wild enthousiast hollend een klein figuurtje tevoorschijn, ach als je haar daar in school ziet is ze nog zo klein, met haar drie jaar en negen maanden. En ze laveert op topsnelheid tussen al die grote loebassen door en maakt de laatste passen huppelend af en springt in je armen en zegt "papa vandaag heb ik al mijn bokes opgegeten, eh!". Of af en toe staat groot verdriet al van ver op haar gezichtje te lezen: "ik! ben! mijn! knuf! fel! tje! kwijt!". Of ook, die keer, met grote oogjes en het mondje helemaal naar beneden getrokken, heel bedrukt: "papa ik ben gevallen" en haar twee knietjes lagen helemaal open. Zoals Proust die de geur van een kopje thee opvangt en aan de koekjes van zijn jeugd moest denken, zo herkende ik die twee roodgeverfde knietjes direct als iets dat serieus veel pijn doet, en ik moet zeggen, ze is heel flink geweest, die kleuter Sarah, de volgende dagen toen ze stram op haar kleine beentjes rondliep.

En tussen de baby en de kleuter laveert nog peuter Thomas. Zijn spreken evolueert erbarmelijk traag. De hele tijd hebben we het gevoel dat we elk ogenblik een grote doorbraak zullen meemaken, en nog altijd stoot hij dezelfde primitieve klanken uit als màànden geleden. Maar hij is buitengewoon goed gehumeurd en kan je met zo'n enorm intense blik aankijken, en het kleinste lachje dat hij van je losweekt beantwoordt hij met een enorme, stralende glimlach. En hij mag dan slecht spreken, maar hij vertoont inzicht! Zo staat hier op een kinderrekje een rijtje boekjes voor peuters en kleuters. Als kleuter Sarah er één uittrekt kwakt ze meteen de helft tegen de grond, maar peuter Thomas... Ik zie hem zich vastberaden naar de boekjes begeven, er eentje uittrekken... en met het andere handje houdt hij de meekomende rest tegen tot hij enkel het benodigde exemplaar vastheeft, en de rest blijft staan.

En met een gezicht alsof dat de doodnormaalste zaak van de wereld is wandelt hij weer weg.

dinsdag 26 mei 2009

Het ontstaan van leven, beschaving, en andere moeilijke onderwerpen

Veel sterren, waaronder onze eigen zon – een ster die zo dichtbij staat dat we haar niet als een puntje aan de hemel zien, maar wel als een laaiende “vuurbol” – hebben een levensduur van ongeveer tien miljard (10,000,000,000) jaar. Onze eigen zon is iets van 4.6 mia jaar geleden ontstaan, en dus zitten we aan een kleine helft. Sterren zoals die van ons eindigen hun leven in een enorme explosie, waarmee de zon onze planeet zal opslokken, en dat zal het einde zijn van het leven op Aarde.

Dat leven op Aarde is ontstaan na ongeveer 1 miljard jaar; op het eerste zicht is dat erg veel. Je zou er uit kunnen afleiden dat leven niet erg waarschijnlijk is: waarom heeft het anders zo lang geduurd? Anderzijds kan je ook rekening houden met de vroege geschiedenis van de planeet, en in feite zou je dan eerder denken dat leven juist al heel vroeg is ontstaan (1). Dat laatste is ook wat je zou concluderen als je kijkt naar de “totaal beschikbare tijd”: rekening houdend met de levensduur van onze ster is leven ontstaan nadat 10% van de totaal beschikbare tijd was verstreken.

Zelfs als je geen rekening houdt met die “vroege geschiedenis van de planeet” lijkt 10% eerder kort. Bijvoorbeeld: Eenmaal leven was ontstaan bleef het – enkele uitzonderlijke opflakkeringen niet te na gesproken, en steeds voor zover we weten – 3 miljard jaar lang zitten op een zeer simpel niveau, en was er haast geen “complex” leven. Pas een 600 miljoen jaar geleden ontstond complex leven – en dat was dan nog niet zeer complex, niet naar onze maatstaven.

Nu weten we niet hoe lang “complex leven” zal blijven bestaan. Bijvoorbeeld: indien “complex leven” dat afstamt van ons eigen voorouderlijk “ontstaan van het leven” nog een 36 miljard jaar zou bestaan, dan hebben die 600 miljoen jaar zich afgespeeld nadat “10% van de totaal beschikbare tijd was verstreken”. Maar als we kijken naar het werkelijk totaal bestaan van leven, dan stelt 600 mio jaar op de totaal verstreken 3.6 mia jaar slechts een 16% voor. Zoals je ziet: we kunnen niet weten of “complex leven” nu “vlug”, dan wel “traag” is ontstaan. Maar voor zover wij het kunnen zien is het eerder “traag” ontstaan. 84% van de verstreken tijd bleef het simpel, en dan pas werd het complex.

Het meest complex leven vandaag op de Aarde vinden we terug bij zoogdieren. Die zijn (uit het blote hoofd) een 200 mio jaar geleden ontstaan, maar ze begonnen pas de nogal eigenaardig complexe groep te worden na het uitsterven van de dinosaurussen. Dat gebeurde een 65 miljoen jaar geleden. Dus in vergelijking met de totaal verstreken tijd ging een kleine 90% van de tijd voorbij voor het complex leven zich opnieuw, in de vorm van diverse zoogdieren in nieuwe richtingen begon te diversifiëren.

En het was een 6 mio jaar geleden dat temidden van één bepaalde groep – de apen – onze eigen voorouders zich afsplitsten (2), en de weg naar zelfbewuste intelligentie insloegen. En daarmee was weer eens ongeveer 90% van de totaal beschikbare tijd verstreken, en 99% van de verstreken tijd sinds het ontstaan van “complex leven”, voor onze soort intelligentie ontstond.

En “ontstond” betekent hier dat het een langzaam proces was dat 6 miljoen jaar geleden begon. Pas een 100,000 jaar geleden (in orde van grootte) ontstond de soort die we de moderne Homo sapiens noemen: wijzelf. Nauwelijks in het laatste percent van de tijd verstreken sinds onze voorouders zich afsplitsten van de aap. En ongeveer 90% van de tijd verstreek, terwijl er al die tijd proportioneel evenveel “Einsteins” moeten geweest zijn als vandaag, voor er landbouw, kort daarop gevolgd door beschaving ontstonden.

Als we aannemen dat het ontstaan van de beschaving 6,000 jaar geleden gebeurde, dan duurde het nog tot 250 jaar geleden, dus “in verhouding tot de verstreken tijd” zeer lang, voor iemand de “Industriële Revolutie” opstartte, en voor het eerst in de geschiedenis de mensheid het armoede evenwicht doorbrak. Een proces, zoals je elke dag op het nieuws kan zien, dat nog lang niet voltooid is.

Maar je ziet het punt. We kunnen niet echt vergelijken met “hoe snel leven is ontstaan”, omdat we dat deden in termen van de “totaal beschikbare tijd”, zijnde de levensduur van de zon. Terwijl alle andere duurtijden die ik net heb beschreven gebeurd zijn in termen van de “totaal verstreken tijd”. Maar we zagen ook dat we een levensduur van ons “complex leven” moesten poneren, dat een veelvoud was van de resterende levensduur van onze ster om in termen van beschikbare tijd te zeggen dat het “al na tien percent van de tijd was ontstaan”.

Kortom, het lijkt er op dat historische processen als het ontstaan van complex leven of het ontstaan van intelligentie, of het ontstaan van beschaving, of de “sociale singulariteit” (3) voorafgaand een heel lange voorbereidende tijd nodig hebben, in een mechanisme dat wij vaak niet, of zeer onvolledig doorgronden. Maar in dat geval, steeds even hypothetisch sprekend, lijkt het er ook op dat het ontstaan van het leven zelf dat kenmerk nu juist niet vertoont. Zeker als je rekening houdt met de vroege geschiedenis van de planeet lijkt het er integendeel op dat leven al “heel vroeg” ontstaan is. Zou dat niet een mooie hint zijn voor de hypothese dat leven dan ook helemaal niet zo onwaarschijnlijk is, maar integendeel een min of meer te verwachten manifestatie van materie?

--------------------------------------------

(1) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2007/05/hoe-onwaarschijnlijk-is-leven.html

(2) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2006/05/wie-stamt-af-van-de-aap.html

(3) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2008/09/singulariteit-geschiedenis-of-toekomst.html

"De banken draaien de kredietkraan dicht" (de snoodaards)

De bewering kwam, weer eens, ter sprake, en dus dacht ik: waarom zou ik het niet, nog eens, opnieuw uitleggen?

Herhalend, dus: een boekhouding is een systeem dat van het geld van een onderneming zegt (a) waar het vandaan komt, en (b) wat ermee gebeurt. Bijgevolg verschijnt elke euro twee keer, in twee verschillende kolommen, waarvan de totalen (bijgevolg) altijd aan elkaar gelijk zijn.

Bijvoorbeeld, een bank begint met een eigen vermogen (van de oprichter van de bank) van 10, en dus schrijven we in de rechterkolom (bij conventie de kolom die zegt waar het geld vandaan komt; ook "passief" genoemd) "eigen vermogen = 10". En als dat geld dan gewoon in een schuif ligt te wachten, dan schrijven we in de linkerkolom (wat er met het geld gebeurt, ook "actief" genoemd) "cash = 10". Maar als we er twee leningen mee geven, dan verandert die rubriek "cash" weer in "0", en verschijnen er rubrieken met (bijvoorbeeld) "lening1 = 3" en "lening2 = 7" in de kolom die zegt wat er met het geld gebeurt, en actief en passief zijn netjes in evenwicht bij 10.

Nu kan de bank zelf ook geld beginnen ontlenen, laten we zeggen, via spaarboekjes. Als we een totaal van 90 kunnen ontlenen via spaarboekjes krijgen we een passief (waar komt het geld vandaan?) met een totaal van 100: "eigen vermogen = 10" en "spaarboekjes = 90". En natuurlijk zal de bank met die 90 proberen meer rente te verdienen dan ze op de spaarboekjes moet betalen, door zelf kredieten te geven, en zo krijg je een actief (wat gebeurt er met het geld?) met bijvoorbeeld 20 keer "hypothecair krediet = "5". En de twee totalen zijn nog altijd gelijk aan 100.

Dit geeft aanleiding tot allerlei interessante kwesties, waarover je absoluut niet verplicht bent om er ook maar iets van te weten. Maar het kan toch nuttig zijn als je er publiek (laat staan op het internet) wil je mond over opendoen. Een paar voorbeelden van dingen die nuttig zijn om te weten zijn hier eerder verschenen:

http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2009/01/liquiditeit-solvabiliteit-rendabiliteit.html
http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2009/05/terug-naar-het-bankieren-van-vroeger.html


Hoe dan ook, neem nu de vraag: hoe ziet het verhaal er uit als één van die kredieten van "5" niet terugbetaalt? En neem concreet het geval dat de winst die je op alle andere kredieten overhoudt "4" was, zodat je netto een verlies van "1" hebt. Hoe, en door wie, wordt dat verlies precies gedragen?

Wel, het zijn niet de houders van de spaarboekjes die dat verlies moeten dragen: die hebben nog steeds recht op al hun geld. Ergo, het is de houder van het eigen vermogen die het moet dragen. Die had een kapitaalinbreng van "10" gedaan, en die inbreng is bijgevolg gereduceerd tot "9". So far, so good.

Alleen, neem nu ook aan dat (om redenen die er hier niet toedoen), 10% van het balanstotaal moet bestaan uit eigen vermogen. Mijn bank hierboven heeft intussen een balanstotaal van 99. Namelijk: 19 maal 5 kredieten = 95, plus 4 in cash (de inkomsten van al die gezonde kredieten) voor een totaal van 99 op het actief. En aan de passiefkant 90 op spaarboekjes en 9 eigen vermogen. Maar dan is het "eigen vermogen" geen 10% van het totaal, maar wel 9.09%. Bijna 1% tekort.

De historische realiteit van de laatste jaren is dat het voor een bank niet, of nauwelijks, mogelijk was het kapitaal te verhogen door een nieuwe inbreng van aandeelhouders: ze wilden niet, of ze konden niet, of ze dierven niet, of wat dan ook. En goed of slecht, eigen schuld of niet, dat doet er ook allemaal niet toe: het eigen vermogen was teruggevallen op "9", en dat is waar het bleef staan.

Maar volgens de regel dat het eigen vermogen 10% moet zijn van het balanstotaal, en met als historische realiteit dat het eigen vermogens niet of nauwelijks aan te vullen was, was het resultaat dat de bank niet langer balanstotaal van 99 mocht hebben, maar maximaal van 90.

Kortom, niet alleen is het nu doodeenvoudig onmogelijk om nieuwe kredieten uit te geven, maar het is zelfs verplicht om voor "9" bestaande kredieten af te bouwen. En opnieuw, terecht of onterecht, eigen schuld of niet, het doet er allemaal niet toe. Het punt is dat er geen grijnzende bankiers in rokerige achterkamertjes zitten te bedisselen dat ze eens flink "de kredietkraan zullen dichtdraaien". Het punt is dat, als niemand bereid is het kapitaal van de banken aan te vullen, de bank in het voorbeeld moet weigeren nieuwe kredieten uit te geven, en moet beslissen bestaande kredieten af te bouwen.

En zo simpel is dat.

Ik wéét dat de psychologie van het zondebokdenken liever snoodaards heeft dan algebra als oorzaak van bepaalde problemen. Als het een kwestie van algebra is kan je immers zelf ook je steentje bijdragen door bankaandelen te kopen, nietwaar? Dat alleen al zou volstaan als reden om verhalen te zoeken waarbij het de schuld is van anderen. Desondanks: waar het gaat om dichtdraaiende kredietkranen heeft de psychologie van het zondebokmechanisme het mis. Eenvoudige wiskunde vertelt je het juiste antwoord.

vrijdag 22 mei 2009

"Anathem", vervolg

Ruim halfweg in Stephensons' Anathem krijg ik bevestiging van mijn eerste indrukken (1). Het boek blijft soms wat irritant door zijn enorme geleerdheid, waarbij ik tegelijk moet erkennen dat er meer achter zit dan de (overigens onvermijdelijke) demonstraties, èn dat de dingen die zich aan de rand van mijn bevattingsvermogen bevinden het verhaal toch intrigerend maken. Dat is overigens nog een nevenvoordeel van dit soort boeken: de dingen die zich voorbij de rand van je bevattingsvermogen bevinden storen je niet, meestal omdat je ze niet eens hebt opgemerkt.

Het verhaal krijgt me ook nergens in zijn greep zoals destijds Tolkien dat wel deed. Of zoals Stephensons' eigen Cryptonomicon dat "vandaag" deed. De held die ariveert in een stadje, of er problemen krijgt, of ook op weg erheen problemen krijgt, voelen belange niet zo dramatisch aan als Frodo op weg naar Breeg, of de opluchting bij het ontmoeten van Strider, of het lezen van de brief van Gandalf; die dan toch ook "ergens" op de weg is. Of ik moet ineens terugdenken aan Herman Wouk, wiens goed onderbouwde epos uit de Tweede Wereldoorlog (bij mij) veel meer "tot leven" kwam (2). Dit verhaal moet het allemaal veel meer hebben van het snuisteren in oude bibliotheken waaruit zich moderne ideeën ontwikkelen - het zal wel geen toeval zijn dat hedendaagse kosmologen als Smolin zo vaak beginnen over oude filosofen als Leibniz, neem ik aan (3)?

Een probleem dat zeer waarschijnlijk aan mezelf ligt is dat de held zijn "klooster" - dit is een strikte wetenschappelijke instelling, maar de leden houden zich aan een zeer strikt kloosterleven, gedomineerd door de Discipline - al heeft verlaten wanneer ik er de geplogenheden genoeg van begin te doorgronden om er langer te willen ronddwalen. Waarschijnlijk zal een zorgvuldiger lezer dan ik al veel eerder in "de atmosfeer" terechtgekomen zijn, maar ik ben iemand die een beetje boek enkele jaren later opnieuw moet lezen - ik weet nu al dat ik er minstens evenveel plezier zal aan beleven. Veel van wat ik nu, op reis door de buitenwereld, spannend en mysterieus vind zijn nu juist de contacten die er komen met andere "kloosters", en ideeën uit andere kloosters, zodanig dat niet het verhaal zelf je geregeld voor "nieuwe ontwikkelingen" plaatst, maar wel de dingen die de held te weten komt.

Ik zei het eerder, het zal altijd wel een boek voor cerebrale types zijn?

Met opzet vertel ik weinig over de plot, die zich intussen al aardig ontwikkeld heeft. Er is een vreemde aanwezigheid opgedoken, en met wat ik begrijp van verteltechniek kan ik me niet voorstellen dat die niet vijandig zou zijn. Maar tot nu toe is die eerder aanleiding tot allerlei kosmologische en filosofische speculaties, waarmee we weer bij het punt hierboven zijn. Als je de boeken van Lee Smolin leest, of je vond de verhalen van dit blog over "ruimte en tijd" (4) interessant, dan zal je vermoedelijk ook wel iets aan Anathem hebben.

Een (toegegeven: voorlopige) kwotering van drie sterren op vijf is bij mij een compliment (5): "goed". En ik geef toe dat ik de verleiding voel om er vier van te maken, omdat het boek "technisch gesproken" (ik heb geen flauw benul van hoe ik dit concept beter onder woorden moet brengen) ongetwijfeld een razend knappe prestatie is. Maar ik verdenk mezelf ervan dat die vierde ster alleen maar een afschaduwing zou zijn van de volle vijf sterren, vergezeld van een staande ovatie, die ik aan Cryptonomicon zou meegeven. En ik ben nu eenmaal iemand die in fictie veel belang hecht aan de meeslependheid van het verhaal. Voorlopig zijn het er drie.

------------------------------------
(1) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2009/05/neal-stephenson-anathem.html
(2) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2006/12/herman-wouk.html

(3) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2007/08/kosmologische-natuurlijke-selectie.html
(4) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/search/label/%22ruimte%20en%20tijd%22
(5)
http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2006/03/kwotering.html

maandag 18 mei 2009

De kracht van de wereldeconomie

Bladerend door mijn oude posts over “financiële markten” (1) bots ik nog eens op de post waarin ik mezelf tot meesterbelegger uitriep: ik had besloten te proberen “vallende messen op te rapen” (2), maar daarbij wijselijk beslist dat te doen via de techniek van het “middelen” (3) èn er goed op te letten dat daarbij niet meer dan een op voorhand besliste hoeveelheid spaargeld kon verloren gaan.


Ik kan, een half jaar later, melden dat ik “het industriële aandeel” in vier beurten heb gekocht, voor twee percent van mijn spaargeld, en dat het binnen de kortste keren gereduceerd was tot 0.6% van mijn spaargeld: een echte meesterbelegger! Maar ik ben er wel in geslaagd, op dat dieptepunt op mijn tanden te bijten en niet bij te kopen. Zeer oppervlakkige geesten denken nu: “hoe, niet bijkopen op het dieptepunt, dat is toch juist wat je wel moest doen?” (jaja, het is intussen weer wat hoger: hah!...). Ik stel voor dat u en ik, beste lezer die dit gedacht heeft, overeenkomen dat we elkaar nooit zullen begrijpen, en zonder gewelddaden onze eigen weg gaan.


Maar het punt waarover ik het wou hebben was het volgende. De post dateerde van vrijdag, 19 september, dus enkele werkdagen nadat Lehman Brothers was failliet gegaan, en duidelijk werd dat het de regering Bush (!) was die nog vier zéér lange maanden aan het stuur van de wereldeconomie zou staan. En de post verwees ook naar een idee dat ik ergens gelezen had. Je kon best, zei dat idee, eens proberen praktisch blind iets te kopen op de financiële markten, voor zover het maar niet zelf midden in de zware storm zat (dus geen bank, maar wel, zeg: dat industriëel aandeel van mij). Het idee was dat OFWEL binnen enkele maanden zou blijken dat de wereld niet verder de afgrond was ingegaan, en dan zou je dat “om het even wat” aan bradeerprijzen opgeraapt hebben, OFWEL was de economie wel degelijk verder achteruitgegaan maar in dat geval zou je belegging die fout was gegaan werkelijk het minste van je zorgen zijn. Het “inktzwart scenario” (4), zeg maar.


Welnu, het is nu goed een half jaar later, en ik denk te kunnen zeggen dat ik het fout voor had. In mijn oordeel is de wereldeconomie sinds die vroege herfst van 2,008 wel degelijk nog zwaar verder afgegleden – maar toch zijn we niet in “het inktzwart scenario” terechtgekomen. Let wel, ik weet zéér goed dat niets belet dat we alsnog in dat scenario terechtkomen. Alleen was de causaliteit zoals ik die zag – de kleinste (voor zover significant) tik naar beneden had zogezegd volstaan om er wel in te komen – niet wat er is gebeurd. De significante tik is er gekomen; het inktzwart scenario niet, en als het er alsnog van komt zal het niet door de tik van de winter 2,008/2,009 geweest zijn.


Zegt ons dat iets waaraan “we” (ik moet voor mezelf spreken: ik weet het) niet gedacht hadden? Mij wel. Ik denk dat ik onderschat heb dat onze wereldeconomie van pakweg het jaar 2,008 veel en veel sterker in zijn schoenen stond dan de economie van pakweg de jaren twintig van de twintigste eeuw. Mijn indruk is dat we als systeem klappen hebben gekregen die vergelijkbaar zijn met de klappen van toen (ik ben van geen kanten genoeg op de hoogte om ze kwantitatief te vergelijken, maar zeg dat het in grootte orde zo is), en dat we druk bezig zijn nog altijd recht te staan. Terwijl de economie van de jaren dertig van de twintigste eeuw knock out op de grond lag.


-------------------------------------------

UPDATE. Kijk, iemand heeft het "flauw" gescoord. De laatste tijd kreeg ik dat nog enkele keren, en toen dacht ik, "ah, is dat het perspectief? Hmmmm, volgende keer beter" of zoiets. Maar nu? Ik had heus geen juichende scores gewild, maar voor deze eenvoudig bedoelde beschrijving van wat ik denk dat er gebeurd is: ik heb geen flauw benul waarom er iets mis mee is.


Je mag het er altijd bijzeggen, hé, ik kan er nogal goed tegen, of ik probeer toch... :-)


-------------------------------------------

(1) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/search/label/financiële markten

(2) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2008/01/dont-catch-falling-knife.html

(3) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2008/10/middelen.html

(4) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2008/10/en-dan-nu-een-inktzwart-scenario.html

zondag 17 mei 2009

Ho! Communautaire kwesties! Hoe zat dat ook alweer?

Vlug even opgezocht; het is alweer van 7 november 2,007 geleden dat "de Vlamingen" eenzijdig BHV hebben gesplitst, of zoiets. Wat vliegt de tijd! Meer dan 18 maanden geleden, ook weeral!

En dat is het punt. Ik herinner me aan de ene kant dat gevoel van triomf en leedvermaak, en aan de andere kant die zelfverzekerde verklaringen dat de Vlamingen nu alleen maar een enorm langdradige procedure hadden opgestart, enzovoort enzovoort, enfin, kom nog eens terug tegen de eeuwigheid.

Wel, 18 maanden is geen eeuwigheid, maar als het niet inderdaad één grote schertsvertoning was; als het ook maar het geringste effect had, tegen het traagst denkbare tempo dat groter is dan nul: dan moet er stilaan toch iets van effect te zien zijn? Ik bedoel: naderende deadlines, aankomende vervaldagen, dingen die we wel degelijk ooit eens zullen gaan "merken op het terrein"? Zo van "jaja, ze hebben ons uitgelachen met die enorm lange procedure, maar de eerste 18 maanden zijn alweer voorbij en de volgende 18 maanden zullen niet trager gaan, en tegen dan..."

Ja, zeg het maar, tegen dan: WAT?

Ik heb het absoluut niet meer gevolgd; ik heb er geen flauw benul van. Was het allemaal één grote schertsvertoning, of zit er nu inderdaad iets zeer traag door een pijpleiding te schuiven?

vrijdag 15 mei 2009

Dingen die ik graag had willen weten: "Gauge Principle"

"Gauge Principle", of ook "Gauge theorieën": de popularizerende boeken over natuurkunde staan er vol mee. Het heeft te maken met het "Standaardmodel van de elementaire deeltjes", op zijn beurt (naar men ons verzekert) één van de grote triomfen van de twintigste eeuwse natuurkunde. Ze hebben ons op weg gezet naar inzicht in verbanden tussen verschillende krachten in de natuur, zoals electromagnetisme en verschillende soorten nucleaire krachten, enfin, het kan niet op.

"To gauge", als ik me niet vergis, betekent "peilen", of een beetje minder nauwkeurig misschien "meten". Ik beeld me in dat je een stok in je stookolievoorraad steekt en afleidt ("peilt") uit de hoogte van de stok die door de petroleum geraakt wordt hoeveel voorraad je nog hebt. De "Gauge theorieën" hebben in één of andere analogie aan de hand van één of ander diepzinnig idee toegelaten dingen af te leiden over de werking van de natuur. En dat idee was voor één van die zeldzame keren niet zo buitengewoon complex, dat de boeken voor mensen zoals ik niet allemaal kunnen proberen het uit te leggen.

En het probleem is: ik snap er geen iota van. Ik probeer de ene, en ik probeer de andere, en ik krijg geen flauw idee waarover ze het hebben. Komt niet in de buurt. OK, kleine nuance, in één van de zeer weinige boeken die ik zonder aarzelen vijf sterren zou meegeven, The Life of the Cosmos van Lee Smolin (hoofdstuk 4), krijg ik een begin van een gevoel van fractie. Eigenschappen van elementaire deeltjes, zoals electromagnetische lading, zijn geen absolute eigenschappen maar wel eigenschappen die ze hebben in functie van relaties met andere elementaire deeltjes: op mij klinkt dat niet als volslagen onzin. Ik kan het ergens in kaderen. Maar als hij dan uitdrukkelijk zegt: dat gaat veel verder dan "het is maar een naam die je aan de dingen geeft"... Dat is nu precies het gevoel dat ik er nog altijd aan overhoudt: "het is maar een naam die je aan de dingen geeft".

Tja.

Ik vermoed dat het een beetje moet zijn zoals "het relativiteitsprincipe", waarover ik ook ooit gevonden heb dat ik niet in de buurt kwam, terwijl ik intussen toch een postje heb geschreven dat, voor zover ik er alsnog enige kijk op heb, toch een béétje aangeeft waar het over gaat (1). Hoe komt dat, zoiets? Wat maakt dat je bijna van de ene dag op de andere in dezelfde boeken die je al sinds jaren doorsnuistert vindt dat je iets begint te zien, terwijl je het tot dan toe alleen maar in donkerzwart inzag?

En ook, natuurlijk: iemand enig idee? Gegeven dat ik het dus niet kan halen uit een hoop (volgens mij uitstekende) boeken over het onderwerp; iemand enig idee van een perspectief dat licht kan brengen?

--------------------------------------
(1) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2009/02/het-relativiteitsprincipe.html

donderdag 14 mei 2009

En hij strafte God...

Een bizarre conversatie van heel lang geleden komt af en toe door mijn hoofd spoken; in het bijzonder wanneer ik opschudding (1) zie over een boek met “godverdomse” in de titel. Gezien het onderwerp zou ik gezworen hebben dat het zich ooit op usenet heeft afgespeeld, en tegelijk staat het me voor dat ik het op een dag (vermoedelijk een nacht) heb bijgewoond in een Antwerps café. Het geheugen speelt ons soms vreemde parten: ik moet concluderen dat ik het gewoon niet meer weet.

De gesprekspartners waren twee Nederlanders (dat klopt met een usenet conversatie, maar het klopt ook met een nachtelijk Antwerps café...). De ene had iets van die oersterke Hollandse nuchterheid over zich, en daarmee verklaarde hij, doodkalm, op de toon waarmee je uitlegt wat je doet tegen klaver in je gras, dat hij zich geregeld van de term “Godverdomme” bediende. Hij deed dat om God te straffen. Immers, streng gelovige landgenoten hadden hem verzekerd dat het God veel verdriet en pijn deed wanneer mensen dat soort termen lieten vallen. Nu geloofde hij niet in God, maar een mens weet natuurlijk nooit zeker. Hij geloofde wel in een realiteit waarin mensen geregeld “veel verdriet en pijn” moesten lijden. Zoveel pijn, zelfs, dat je af en toe – wat ik zeg: heel erg vaak - gaat denken: “het zou toch niet mogen, dat we leven in een universum waarin dit mogelijk is” (2).

En dus, gewoon voor het geval er toch een God bestond, en die toch “veel verdriet en pijn voelde” wanneer iemand godschlasterlijke tael sprak, en die tenslotte ook oppermachtig genoeg was om de mensheid een hoop “verdriet en pijn” te besparen, had hij besloten geregeld de term “Godverdomme” te gebruiken. En wel op die momenten waarop de eventuele verantwoordelijke voor de stoten die we geregeld te zien krijgen wel eens op pijnlijke wijze op zijn nummer mocht gezet worden.

Mocht je nu grote ogen opzetten bij de gedachte waar sommige mensen zich mee bezig houden, dan is dat nog niets bij de grote ogen die een andere Nederlander opzette: die was namelijk één van die streng gelovige landgenoten van hem. Dat is één van de redenen waarom ik denk, ondanks de levendigheid waarmee ik het tafereel voor mijn ogen zie, dat het een goed geschreven usenet dialoog moet geweest zijn, maar soit. De gelovige Nederlander probeerde de Nederlander met gevoel voor rechtvaardigheid te herinneren aan het feit dat God niet alleen “verdriet en pijn” kon voelen, maar wel degelijk ook oppermachtig was. En dus kon dit wel eens een verhaal worden dat later een niet zo beste afloop zou hebben: namelijk in de eeuwige vuren van de hel. Ik verzeker je, die gelovige Nederlander bracht deze mededeling temidden van een enorme ontsteltenis.

Maar niets hielp. Onze scepticus geloofde immers niet in hel en verdoemenis? En bovendien, als het allemaal toch waar was (3), dan was de toestand toch hopeloos, hij had zichzelf al lang de hel in godverdomd. Dus wat kon hij in ruil nog beter doen dan die kleinzielige, wraakzuchtige God zoveel koekjes van eigen deeg als mogelijk te serveren, en hopen dat het, in ruil voor dat eeuwige hellevuur, Hem inderdaad veel “verdriet en pijn” berokkende?

Hoe verder de conversatie zich ontwikkelde, hoe ontstelder de gelovige Nederlander reageerde. Wantrouwige geesten zouden gaan vermoeden dat de sceptische Hollander, zeker als je ook die ijzeren nuchterheid in rekening neemt, zijn filosofie misschien niet echt zo heel letterlijk toepaste, maar alleen maar een beetje deed alsof, een beetje om een punt te maken. En hij heeft zijn punt gemaakt, want hoewel het gemakkelijk tien en meer jaar geleden kan geweest zijn, de conversatie komt me nog geregeld voor de geest...

-------------------------------------------------------

(1) http://www.standaard.be/Artikel/Detail.aspx?artikelId=DMF20090514_035

(2) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2008/03/contrasten.html

(3) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2006/02/ik-wil-een-film-maken_11.html


woensdag 13 mei 2009

Terug naar "het bankieren van vroeger"?

Laatst zie ik ergens op een site iemand schrijven dat de enige manier om de economie (opnieuw) te doen draaien “het verzekeren van monetaire stabiliteit” is. Als we dat aannemen weten we dat inflatie, en dus ook de angst voor inflatie (die laatste “dus” is iets dat me zonder meer correct lijkt) tegen elke prijs moet vermeden worden. En daaruit volgt dan weer dat overheidsoptreden om de economie te stimuleren nefast is, omdat het op de langere termijn inflatie bevordert.


Nu heb ik aan mijn interesse voor economische geschiedenis het inzicht overgehouden dat de grote plaag in de Europese economieën van de middeleeuwen en de Renaissance geen inflatie (in de vorm van een teveel aan geldmiddelen voor een laag aanbod aan goederen) was, maar integendeel dat er onvoldoende geldmiddelen waren. Snuisterend in het boek Before the Industrial Revolution, 1,976 (1,993) van Carlo Cipolla bots ik op enkele relevante passages. Alles uit hoofdstuk 7 van het boek.


Het begint ermee dat het Europa van die tijd helemaal geen papiergeld bezat, en alleen metaalgeld gebruikte. Alleen was er een voortdurend tekort aan bruikbaar metaal:


“It should be borne in mind that throughout the Middle Ages, western Europe suffered from an inadequate supply of precious metals. This shortage is vividly illustrated by the fact that medieval coins were always wafer-thin discs of metal.”


Dit heb ik overigens ook elders vaak gelezen. Eén van de redenen waarom Europeanen zo graag zilver plunderden, vanaf de kruistochten en tot de Latijns Amerikaanse “avonturen”, was precies dat de schaarste in Europa het edelmetaal zo kostbaar maakte; terwijl de Azteken (als ik me dat goed herinner) er versieringen en speelgoed van maakten.


Nu ontstonden er geleidelijk financiële technologieën om de schaarste van geld in de zeer strikte (edelmetalen) vorm te omzeilen. Bijvoorbeeld: een geldwisselaar die in staat was de waarde van ene munt tegen de andere in te schatten, èn die heel veel vertrouwen genoot, kon een hoeveelheid metaalgeld aanvaarden tegen een schuldbekentenis (wat veel lichter was om met paard en kar om doorheen de helft van Europa te verslepen dan grote hoeveelheden zilver), en het “deposito” was geboren. Alleen...


“Over time, however, bankers found that it was not necessary to keep cash sufficient to cover the total value of all deposits: they only needed to have a fraction of that amount to hand and could therfore lend out the rest at interest to third parties (…). Bankers realized, in other words, that they could operate on a fractional reserve basis. This is the origin of bank money.”


De bankiers ontdekten dat ze maar een “fractie” van het cash- (in de zin van metaal-) geld hoefden bij te houden om toch altijd aan hun betaalverplichtingen (in metaal) te kunnen voldoen, en ze begonnen het overschot uit te lenen tegen interest. Mocht op dit punt de lezer vaag denken dat hij hier ooit eens iets soortgelijks heeft gelezen over de wereld van vandaag, dan is hier de url:


http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2009/01/liquiditeit-solvabiliteit-rendabiliteit.html


Dat o zo standaard en klassiek en veilig “bankieren waarnaar we terug moeten” is zelf niets anders dan een variant op iets dat in werkelijkheid niet minder gebakken lucht is dan alle andere gebakken lucht. Het omzetten van spaarboekjes in productieve investeringen is iets dat even goed in de soep kan draaien (als iedereen tegelijk zijn geld komt opvragen) als het bankieren van alle andere periodes. Dat was destijds niet minder zo dan vandaag met de “credit default swaps”, en het is destijds dan ook even goed gebeurd.


Interessant is dan ook dat het hele idee van het “fractioneel bankieren” (je hebt veel minder cash nodig dan het totaal van je verbintenissen), met alle bijhorende risico’s al vroeg bestond; veel vroeger dan onze hedendaagse aanhanger van het “conservatieve” bankieren misschien wel denkt:


“Professor Reinhold C. Müller, in an excellent article on Venetian coinage, has shown that as early as 1321 bankers in Venice had created bank money by operating on such a fractional reserve system. Creating money on the basis of deposits received, the bankers increased market liquidity and helped to loosen the deflationary stranglehold that the shortage of of precious metal exerted on the European economy throughout the whole of the Middle Ages.”


En toen al, in de veertiende eeuw, werd er (niet minder of meer terecht dan vandaag) denigrerend over gedaan, in termen van “inktgeld”. Het enige dat de bankier kon tegenhouden bij het (in zekere zin) steeds opnieuw uitlenen van dezelfde hoeveelheid metaalgeld was “zijn bereidheid om risico te nemen”; van zijn voorzichtigheid, dus. Maar omdat “risico” hetzelfde is als “onzekerheid”, en dus “probabiliteit” geldt dat iets dat mogelijk is, en geregeld wordt geprobeerd, af en toe ook uitkomt. En dus gebeurden er in de middeleeuwen, en in de bankwereld van de vroege twintigste eeuw, net zo goed als vandaag geregeld bankcrashes. En dat is iets waar al die mensen die zo vurig pleiten voor “we moeten terug naar” wel eens aan zouden mogen denken.


Hoe dan ook, de laatste zin van Cipolla geeft de boodschap mee. Een wereld waarin de geldhoeveelheid vastgelegd wordt door de hoeveelheid metaal kan monetair achterop lopen op de economie, tot het punt waarop die economie door dat tekort in een deflationaire wurggreep wordt gehouden. Dat was precies wat Europa was overkomen, de hele middeleeuwen lang. De uitvinding van “fractioneel bankieren” was essentiëel om de “liquiditeit” te verbeteren, net zoals wij sindsdien de liquiditeit hebben verbeterd door uitvindingen als de interbankmarkt, en Centrale Banken, en overheidsgaranties.


Ik kan aannemen dat sommige mensen zo tegen overheidsoptreden zijn dat ze nog liever een hoop van die liquiditeit laten verloren gaan dan dat overheidsoptreden toelaten. En ik kan aannemen dat sommige mensen zo graag zekerheden hebben in het leven (1) dat ze bereid zijn de liquiditeitsprijs te betalen om het “geld” “gezond” te houden - tot het punt dat er helemaal geen fractioneel bankieren meer mag. Maar laat ze tenminste niet proberen “het licht van de zon te ontkennen”. Die prijs in termen van liquiditeit is reëel. De deflationaire effecten (2) van tekort aan geldmiddelen op een economie zijn reëel. De toegevoegde waarde van allerlei monetaire spitstechnologie om juist die liquiditeit te bevorderen is reëel. Terwijl mensen die nog liever in “denial” gaan dan riskeren hun favoriete ideologie te moeten bijsturen, niet noodzakelijk bijdragen aan hun eigen geloofwaardigheid.


-----------------------------------------------

(1) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2008/11/financile-filosofie-een.html

(2) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2008/11/deflatie-een-probleem.html

dinsdag 12 mei 2009

Baby Simon is drie weken oud

Deze morgen heeft hij "eindelijk" eens een keel open gezet zoals alleen pas geboren baby's dat kunnen. Hij moest een verse luier krijgen, maar hij lag daar zo lekker in zijn warme dekens... Dus toen ik hem begon uit te pakken werd hij heel erg boos, en zeer kleine babytjes kunnen dat nog niet op honderd verschillende manieren duidelijk maken...

Het deed ergens goed te horen dat zijn huilen klinkt als het huilen van een gewone baby. Trouwens, het is ook goed voor zijn longskes. Daarna werd hij terug ingepakt, en hij voelde de warmte terugkeren en even later zat hij weer tevreden in zijn relax rond te kijken. Hij drinkt om de drie uur, en dat wil zeggen, om 23.00 uur, om 02.00 uur en om 05.00 uur, en omdat hij intussen weet hoe hij moet huilen gebeurt het soms allemaal op een iets minder papa-vriendelijke manier dan een week geleden...

In het bijzonder wanneer peuter Thomas ook wakker wordt om 01.00 uur met een kanjer van een nachtmerrie zijn het moeilijke nachten. En 's morgens is het natuurlijk om 07.00 uur opstaan en heel het spel van aankleden en boterhammetjes en school begint. Kortom, deze middag ben ik op mijn bed gaan liggen en ik heb twee uur geslapen als een blok. Jaja, 't hoort er ook allemaal bij...

Kleuter Sarah heeft haar eerste "koppoter" getekend. Alle kindjes tekenen hun eerste menselijke figuurtjes als een enorme kop met een soort gezichtje, en daar hangen de armpjes en beentjes rechtstreeks aan: een koppoter. In haar geval waren de benen twee lange strepen waar voetjes aan hingen, en de binnenkant van de twee strepen was tamelijk egaal ingekleurd.

Papa vroeg: waar zijn de beentjes? Kleuter Sarah wijst de twee strepen aan. Papa vraagt: waar is de buik? Kleuter Sarah wijst opnieuw de twee strepen aan, misschien een beetje hoger. Papa vraagt: "dus de lijn voor de beentjes is dezelfde als voor de buik? Nu krijgt kleuter Sarah die afwezige uitdrukking over haar gezichtje, zoals wanneer ze nadenkt over de oorsprong van het universum. Dan zie je de stand van dat gezicht vertrekken naarmate er daarbinnen wordt besloten: "we zijn hier nog niet met genoeg neuronen voor dat soort vragen, kom binnen enkele jaren nog eens terug" en met een stralende glimlach antwoordt ze: "mooi, eh?".

Ze verklaarde ook nog dat de tekening zichzelf voorstelde, en nu je het zegt, het figuurtje had een flinke haardos gekregen, en die haartjes waren in het geel gekleurd. Ze heeft toch wel een zeker gevoel van zelfbewustzijn, die kleuter.

En dan, dat enorme verschil tussen een peuter en een kleuter... Als peuter Thomas weer eens één van de vele kunstwerken die hier rondslingeren heeft kapotgeprutst is het in eerste instantie groot verdriet bij kleuter Sarah. Maar alweer zie je ineens dat betraande gezicht veranderen naarmate de processen daarachter zich afspelen. "Wacht", zeggen die processen, "in feite kan ik dat zelf". Kleuter Sarah opent het schuifje waar haar materiaal zich bevindt en haalt er haar schaartje, haar lijmstift en haar kleurpotloodjes uit, en begint heel aanvaardbaar het geschonden meesterwerk te repareren. Het zou in de pré-kleuterschooltijd niet waar geweest zijn.

En zo kabbelen de dagen verder, met alle dagen vorderingen op de drie fronten. Ik weet dat ik het twee maanden geleden ook dacht, maar ik verwacht weer alle dagen te kunnen aankondigen dat peuter Thomas nu eindelijk zijn eerste zinnetjes begint te vormen. En baby Simon, hij is nog maar drie weken oud, maar hij kan al zo aandachtig uit zijn oogjes liggen rondkijken. Zelfs dat is een heel verschil met drie weken geleden.

------------------------
Oeps, het is nog maar dinsdag... en baby Simon is geboren op een woensdag. Papa zit er een dag naast... Slaapgebrek...

maandag 11 mei 2009

Op zoek naar verborgen dimensies

Beeld je als opwarming in dat je naast een zwembad staat, en dat iemand probeert je nat te maken door een steen in het water te gooien. Slechts een klein deel van de totale hoeveelheid verplaatst water zal je nat maken. En dat deel zal kleiner zijn naarmate je verder van de steen staat. Dat komt omdat het opspattende water in drie dimensies kan wegvliegen; dat wil zeggen, in elke combinatie van “vooruit-achteruit”; “links-rechts” en “boven-beneden”. Dus hoe verder weg van de steen, des te meer ruimte waarin de totale hoeveelheid water zich kan versrpeiden, en des te minder nat jij wordt, punt.


Een betere manier is dan ook een tuinslang. Die heeft immers maar quasi-één dimensie. De richting “vooruit” is veel langer dan de richtingen “opzij” of “omhoog”. En dus komt bijna de totale hoeveelheid water ook op zijn doel terecht. Ook een pijpleiding is een heel goede (lees: economisch rendabele) manier om een heel groot percentage van de totale hoeveelheid vloeistof op zijn bestemming te krijgen. Er blijft natuurlijk wel een beetje staan in de bredere diameter van een pijpleiding, maar dat blijft beperkt in vergelijking met de arriverende hoeveelheid: de dikte van een pijpleiding is alweer zeer klein in vergelijking tot de lengte.


Voor een drie-dimensionale ruimte kan je mathematisch afleiden dat de kracht van energie die zich in drie dimensies verspreidt afneemt met het kwadraat van de afstand. En dat is precies wat je ziet wanneer je relaties uitdoktert zoals de wetten van de Newtoniaanse zwaartekracht, of de kracht van een lichtbron op diverse afstanden, of als je probeert niet nat gemaakt te worden door een plonzende steen door gewoon weg van de steen te lopen. Kortom, op het eerste zicht heeft Speels maar Serieus weer eens een heel gecompliceerde manier gevonden om te zeggen wat iedereen al wist: onze wereld heeft drie dimensies.


Sommige abstracte natuurkundige modellen hebben het bestaan van meerdere dimensies nodig om functioneel te zijn. Op het eerste zicht zijn die meteen weerlegd door wat we net geconstateerd hebben: de wereld heeft drie dimensies, geen tien. Tenzij, misschien, de extra dimensies zich ten opzichte van onze drie-dimensionale wereld gedragen zoals de dikte van de tuinslang zich gedraagt tegenover de lengte: zo klein dat je er geen impact van kan zien? Dus neemt de zwaartekracht af met het kwadraat van de afstand (zoals je in drie dimensies zou verwachten) en niet meer (zoals je in meer dimensies zou verwachten), zoals de hoeveelheid afgeleverd water van een tuinslang (praktisch) niet beïnvloed wordt door de zeer geringe dikte ervan. Dus: de tuinslang hééft meer dan één dimensie (namelijk drie), maar omdat twee van die drie zo klein zijn in vergelijking tot de derde is dat niet (of nauwelijks) iets dat je aan de afgeleverde hoeveelheid water kan zien.


Dus misschien hééft de realiteit meer dan drie dimensies, maar zijn die zo klein dat het niet iets is dat je aan de manier waarop energie afneemt met de afstand kan afleiden? Dus redeneren natuurkundigen nu als volgt. Als we het bestaan van de (hypothetisch zeer kleine) dimensies niet kunnen waarnemen omdat ze zo klein zijn in vergelijking met de dimensies waarmee we normaal werken, dan moeten we ze wel kunnen waarnemen wanneer we gaan meten op de zeer kleine schalen van de verborgen dimensies zelf. Een beetje zoals er wel degelijk een aanzienlijke hoeveelheid vloeistof zal blijven staan in een pijpleiding waarvan de dikte zich in dezelfde orde van grootte bevindt als de lengte.


En dus begonnen de fysici, op zoek naar aanwijzingen dat de verborgen extra dimensies werkelijk bestaan, te meten op zeer kleine afstanden. Tot het niveau van een tiende van een millimeter neemt de sterkte van de zwaartekracht heel precies af met het kwadraat van de afstand, en niet meer. Ergo, indien er al extra maar zeer kleine dimensies bestaan, dan moeten ze afmetingen hebben van minder dan een tiende van een millimeter. Maar op die kleinere afstanden kan onze hedendaagse technologie nog geen metingen verrichten, en dus blijft dat de stand van zaken in het Jaar Onzes Heeren 2,009. Er zijn experimentele bewijzen dat er zich geen verborgen dimensies bevinden op schalen van kleiner dan een een tiende van een millimeter, en op kleinere schalen weten we het gewoon niet.


Maar alleen al het feit dat we op het idee kunnen komen dat ze er misschien wel zijn, en dat we al in staat zijn ze tot een schaal van een tiende millimeter te gaan zoeken, zegt iets over de menselijke inventiviteit, nietwaar?


(Bron: in eigen woorden naverteld uit Brian Greene, The Fabric of the Cosmos, een zeer, zeer goed boek.)