Ooit, toen ik ongeveer veertien jaar was, heb ik de edele judosport beoefend. Een heel mooie sport! Werkelijk, de manier waarop al die bewegingen waren uitgedacht, van de ene in de andere konden overvloeien, een fabuleuze techniek, en dus inzicht impliceerden... En natuurlijk de nood aan een beresterke fysieke conditie: als sport mag het er zijn.
En anders dan je nu waarschijnlijk van een boekenwurm als ikzelf zit te denken was er een onderdeel van judo waarin ik goed was. Heel, heel erg goed zelfs: vallen. Het aantal keren dat ik met een enorme zwaai door de lucht ben gezwiept en met die luide knal die je kent van tv tegen de grond ben gesmakt: het was binnen de kortste keren niet meer bij te houden. En echt waar, niet één enkele keer heb ik me daarbij noemenswaardig bezeerd. Hoe beter je tegenstander, hoe minder je je trouwens bezeert. En toen kwam onvermijdelijk de dag waarop dat maar goed was ook.
Elke club van een hoog niveau, in elke sporttak, heeft wel enkele absolute kneusjes die er lid zijn omdat het comfortabel dicht bij huis is. Zo ook judoclubs die kampioenen afleveren. In judoclubs herken je die kneusjes gemakkelijk aan het feit dat ze zo goed kunnen vallen: ze doen immers niets anders. En vaak nemen die clubs deel aan toernooien. Je stuurt dan een team van zes man naar de wedstrijd, en van die teams komt de eerste uit tegen de eerste van de tegenspeler, en je nummer twee doet hetzelfde tegen de nummer twee van de anderen, enzovoort. En zo kan je bijvoorbeeld winnen met 4 - 2 of verliezen met 0 - 6, en dan ga je wel, of juist niet door naar de volgende ronde.
De club waarvan ik lid was leverde niet minder dan vijf echte kampioenen af, allemaal precies in de relevante gewichtsklassen. Alleen voor de laagste gewichtsklasse was er niet alleen geen kampioen in de club, er was zelfs helemaal geen clublid van die klasse die ook nog de minimale kwalificaties had om aan toernooien van dat niveau deel te nemen. En inschrijven met een team met een man tekort, zelfs als dat waarschijnlijk met 4 - 1 of 5 - 0 kon winnen van om het even wie, kostte een hoop geld aan boetes. Er was dus een Probleem.
Nooit zal ik de dag vergeten waarop dat probleem ernstig besproken werd, door vijf spierballen van kerels in witte kimono's en donkere gordels, plus nog eens een coach die de grootste van allemaal was, en hoe ineens zes gezichten zich in mijn richting keerden, en er zes brede grijnzen verschenen, zoals wanneer je net de oplossing van een Probleem hebt gezien.
Om een lang verhaal kort te maken: weinig later stonden er op een judotoernooi van hoog niveau een enorme coach vergezeld van vijf beren van judoka's, plus Koen in een witte kimono en een aanzienlijk lichtergekleurde gordel. En temidden van een enorme ambiance en de nodige opwarmingen gingen we onze eerste kamp tegemoet.
En nu wil ik er nog aan toevoegen dat die dag voor mij altijd een heel mooie herinnering gebleven is. Daar temidden van al dat publiek rondlopen in je kimono, als lid van het gevreesde team uit Antwerpen, en dan in de besloten ruimtes voor de atleten (plus ikzelf) en dan weer gewoon tussen iedereen in de kantine: het had echt iets. Maar goed, al gauw kwamen we bij dat eerste gevecht.
Natuurlijk was me de tactiek, op zeer vriendelijke, joviale toon heel duidelijk gemaakt. Ons team hoopte al snel de nodige vier overwinningen op zak te hebben, zodat de kamp van de laatste deelnemer al geen enkel belang meer zou hebben. Het enige wat ik moest doen was de indruk wekken dat ik iets van judo afwist. Bijvoorbeeld: door op de juiste manier te verliezen. Iets waar ik toevallig heel erg goed in was. Verliezen in judo, dat doe je grotendeels door te vallen, en er was niemand die aan mijn manier van vallen ging zien dat ik daar alleen was als geldbesparende maatregel.
En de strijd begon. Vaak was het erg spannend, en duurden de gevechten minuten en minuten lang, en het ging van "yuko!" hier en "waza-ari" daar, en af en toe klonk ook de hoogste score. "Ippon!" roept dan de scheidsrechter luid, en het gevecht is dan en daar geëindigd. Ippon is die ene beslissende greep of worp die zo perfect is uitgevoerd dat het allemaal voorbij is. Natuurlijk duurde het dan nog vijf wedstrijden voor het aan mij was, en dus had ik toch de tijd om een tikkeltje nerveus te worden. Maar uiteindelijk stonden we 5 - 0 of 4 - 1 voor, en met kloppend hart stapte Koen de mat op, oog in oog met een menselijke beer die keek alsof hij- maar nee, we praten tenslotte over een mens, hier.
Hoe dan ook, de beer en de Koen stapten op elkaar af, bogen ritueel, grepen elkaar bij de mouw en de kraag zoals het hoort en de volgende fractie van de seconde zwaaide ik door de lucht en klapte op de meest voorbeeldige wijze tegen de mat. "IPPON!" riep de scheidsrechter met luide stem na een strijd van 1 punt 04 seconden, en we verlieten allemaal glunderend het strijdperk: geplaatst voor de volgende ronde!
Daar herhaalde het scenario zich nogal nauwkeurig, met dat verschil dat ik de mat opstapte, boog en de rituele greep aanvatte, en mezelf na 1 punt 04 seconden terugvond in wat de judosport zeer toepasselijk een "wurggreep" noemt. Zo'n wurggreep hoeft absoluut geen ernstige nadelen met zich mee te brengen, integendeel. Een beetje judoka herkent die greep natuurlijk meteen aan de gehanteerde techniek, en anders merk je het wel aan het feit dat je niet meer kan ademen. En al wat er nodig is, zoals ik met mijn judo-opleiding heel goed wist, zijn twee kleine klapjes tegen de mat, of tegen de tegenstander, waarna die tegenstander je onmiddellijk lost, en waarna de scheidsrechter met luide stem "IPPON!" roept, en wij allemaal glunderend het strijdperk konden verlaten: wéér geplaatst voor de volgende ronde!
En natuurlijk steeg de uitstekende stemming ten top toen we ook in de derde en beslissende ronde al snel vier of vijf wedstrijden voor lagen, en de laatste kamp, de mijne, enkel nog de formaliteit was waarin een lid van het nieuwe kampioenenteam nog pro forma het laatste gevecht van de dag zou aanvatten. En voor een gevulde zaal stapte Koen de tatami op, boog naar de tegenstander, stapte op hem toe, beschreef na 1 punt 04 seconden de vertrouwde brede boog door de lucht en kwam met een laatste overtuigende klap neer op de mat. "IPPON!" riep met luide stem de scheidsrechter, en glunderend nam ons team afscheid van het vechtgedeelte: een overtuigend kampioenenteam...
Nog eenmaal stonden we allemaal samen voor de zaal te wuiven. Een bekende politicus kwam de beker uitreiken, en één van ons team droeg de eer die beker in ontvangst te nemen. Vijf brede grijnzen keerden zich tot mij, vijf paar handen die allemaal samen die dag best een aardig verzamelingetje "ippons" hadden uitgedeeld duwden me naar voren ("ja, Koen", "komaan, Koen", "allez, Koen", "vooruit, Koen"...) en nog een beetje later sloot ik de dag van triomf waardig af door de kampioenenbeker in ontvangst te nemen.
In een opperbeste stemming reden we daarna allemaal samen weer naar huis. Het was een geslaagde dag geweest.
(Echt gebeurd, en vele jaren later naar best vermogen naverteld zoals ik het me herinner.)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten