zaterdag 30 december 2006

Herman Wouk

Het voordeel van wat in de muziek “tone-deaf” heet, maar dan toegepast op de literatuur, is dat je zo complexloos kan genieten van een goed verhaal – zonder dat soort halve schuldgevoel waarmee de Beethoven en Rachmaninov liefhebber in mij zich ook kan verheugen in de deuntjes van Abba of de dreuntjes van The Stones. Zo dus ook The Winds of War (1971) en War and Remembrance (1978) van Herman Wouk: twee kanjers van 1,000 bladzijden.

Het boek speelt zich af doorheen de Tweede Wereldoorlog, en vertelt het verhaal van twee Amerikaanse families die er in betrokken raken. De ene is de Amerikaanse tak van een wijd verspreide joodse familie, die nog contacten onderhoudt met haar Europese verwanten, en dus, bijvoorbeeld, (in september 1939), één van haar leden op het vliegtuig naar Warschau ziet zitten. Of (in 1943), op de trein naar nog veel ergere bestemmingen. De andere is een familie met een lange traditie in de marine: een vader en twee volwassen zoons, en de lezer kan zich al inbeelden welke mogelijkheden dat biedt om het militaire deel van de oorlog in beeld te brengen.

Het is het perspectief dat Wouk er aan weet te geven dat het meest indruk maakt. We gaan naar de Slag bij Midway, en hoofdpersonage Victor Henry staat op de brug van de zware kruiser waarover hij het bevel voert. Met zijn zoon Warren, vliegtuigpiloot op één van de Amerikaanse vliegdekschepen, heeft hij een code afgesproken. Als Warren heelhuids van de zoveelste sortie terugkomt maakt hij een omweggetje over het schip van zijn vader en wiegelt met zijn vleugels.

Zoals dat gaat tijdens de oorlog weet niemand wat er tijdens de eigenlijke strijd aan het gebeuren is – en in het bijzonder voor een vader aan boord van een schip dat weinig meer dan administratieve taken heeft, terwijl zijn zoon in een vliegtuig de vijand opzoekt, is het wachten ondragelijk. En dan, vele uren onzekerheid later, weten ze dat het hoogtepunt van de strijd moet bezig zijn, want de admiraals lanceren de ene sortie na de andere, en er komen nog maar heel weinig Dauntless torpedovliegtuigen terug. En geen ervan passeert over de brug van Victor Henry.

Het hele schip wéét waarom hun kapitein, zijn handen op de reling geklemd dat zijn knokkels er wit van worden, in de richting van de Japanners staat te staren, maar allemaal doen ze alsof ze niets gemerkt hebben. Dan meldt een uitkijk dat er uit de andere richting een Dauntless nadert, en die scheert over de brug en wiebelt met zijn vleugels, en als Kapitein Henry met een hand langs zijn ogen strijkt wendt iedereen zich discreet af.

Die levendigheid weet hij niet alleen te creëren bij de militaire operaties. Als het verhaal van Natalie Jastrow, na haar onvoorstelbare odyssee nog levend van tussen de lijken uit de beestenwagen geplukt, aan de oren van haar Amerikaanse verwanten komt, roept een brave mevrouw iets uit als “en te bedenken dat al die dingen een Amerikaans meisje overkomen zijn!”. De implicatie dat hetzelfde lot ergens wel geschikt lijkt voor Poolse of Duitse meisjes, maar toch niet voor beschaafde Amerikanen creëert opnieuw een sterk perspectief. Het leven door de ogen van de burger in de VS waar de vernieling nooit heeft huisgehouden, en die de adem inhoudt wanneer een glimp van wat oorlog zoal betekent tot zijn verstand doordringt.

En er is de andere zoon, Byron Henry die in 1939 onder de bommen van de Duitse Stuka’s in belegerd Warschau terechtkomt, en vandaar op zijn diplomatiek paspoort naar het vredige Berlijn reist, waar hij zich, nog ontzet van het meemaken van heuse gevechten en beschietingen, wijdt aan de studie van de toenmalige politieke actualiteit. Een bevriende intellectueel bezorgt hem een lijst met Hegel en Fichte en Nietzsche en vele andere namen: “ze zullen in het jaar 2,000 boeken schrijven” over de vragen die de vragen van die dag zijn. En pas nadat je het las dringt tot je door dat het jaar 2,000 intussen al gepasseerd is – zo krachtig komt dat beeld van de realiteit van Berlijn in 1939 tot leven, waar nog niemand weet wat voor oorlog er zit aan te komen. Er is dus nog tijd voor filosofie en geschiedenis.

Zo kan ik er nog veel opnoemen: Natalie die verweest achterblijft op de kaaien in Lissabon als Byron met zijn onderzeeboot afvaart. Victor Henry die als waarnemer het Russisch front bezoekt en ermee eindigt vanuit een kerktoren instructies voor de artillerie door te geven. Byron op zwerftocht door het platgeschoten Europa van 1945 in een hopeloze poging zijn zoon terug te vinden. Het komt allemaal zo tot leven dat het één van die boeken is die ik enkele keren van begin tot einde heb teruggelezen. Er is destijds zelfs een televisieserie van gemaakt, met Robert Mitchum in de rol van Kapitein Henry, maar tot mijn spijt lijkt die niet meer te vinden.

Een hele tijd geleden heb ik voorgesteld dat voor een kwotering op 5 sterren (zoals gebruikt op Amazon) een drie al een behoorlijk goed boek is, omdat de gemiddelde score toch minstens betekent dat het boek terecht de heel zware selectieprocedure is gekomen (1). Met dat in het achterhoofd krijgt Wouk van mij zonder twijfel vier daverende sterren.

-------------------------------
(1) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2006/03/kwotering.html

donderdag 28 december 2006

De Parabel van de Overspelige Vrouw

Ik heb een theorie. De theorie zegt dat een literair beeld sterker in ons bewustzijn aanwezig is, naarmate dat beeld ofwel emotioneel geladen is, ofwel een resultante is van heel diverse, mogelijk zelfs contradictorische betekenissen.

Ik verklaar. Een “literair beeld” betekent: alles wat je een verhaal kan noemen. En een beeld is “sterker in ons bewustzijn”, naarmate iedereen altijd meteen weet waarover je het hebt, al lees je maar een fractie van een zin uit dat verhaal voor. Een emotionele lading lijkt me evident hetzelfde te zijn als een “sterke betekenis”, dus de andere “ofwel” lijkt me boeiender. Als je een heel sterk beeld hebt, dan verzoent dat ene beeld een weelde aan betekenissen, symbolen, ideeën... whatever.

Snel een disclaimer. Ik heb de theorie niet zelf verzonnen, het is een idee van Freud. Hijzelf paste ze toe op de betekenissen van dromen. Zijn ideeën dateren van rond het jaar 1,900 en ik denk te weten dat de moderne psychologie heel wat verder staat dan Freud, maar daar gaat het nu niet om. Het gaat er om dat Freud dacht dat de beelden uit dromen die je je het best kon herinneren ook de beelden waren waarvan je je moest afvragen welke betekenis ze hadden, omdat hun sterke aanwezigheid suggereerde dat die betekenis(sen) er nu eenmaal waren. En ik pas dat alleen maar toe op beelden uit verhalen, in plaats van alleen maar dromen.

Hier is een voorbeeld. “Toen brachten ze een vrouw bij hem die op overspel was betrapt”. Wedden? Wedden dat de grote meerderheid van de lezers onmiddellijk weet over welk verhaal dit gaat, in welk boek het staat, hoe het verder gaat, en hoe het afloopt? Natuurlijk kunnen we de theorie meteen verifiëren. De vele betekenissen die hierin zitten zijn, onder andere: Jezus, de barmhartige. Jezus, de man die zonden kan vergeven. Jezus, de universele geest (voor wie ieder mens, ook de zondaar, ook de tollenaar, ook de Romein) de moeite waard is. Ja, gewoon even schudden, en de betekenissen rollen er uit als rijpe appels.

Bovendien zijn er volgens mij nog veel méér betekenissen. Bekijk de scène waarin allen rondom het slachtoffer staan, iedereen met een voorraadje stenen. Scènes waarbij een menigte een slachtoffer executeert door hem in een cirkel op te sluiten zijn schering en inslag in de antieke literatuur. Denk aan de officiële, werkelijke terechtstelling, bekend bij Grieken en Romeinen, waarbij de veroordeelde van een rots werd geworpen: vaak gebeurde dat door hem vanuit een halve cirkel steeds dichter naar de rand te dringen, tot er geen ruimte meer bleef voor iets anders dan naar beneden vallen. Maar van soortgelijke scènes puilen de antieke mythen evengoed uit.

Zie je dan ook de overeenkomst met de steniging? Ik bedoel niet alleen de cirkel, ik bedoel ook de manier waarop aan het einde niemand de doder is. Immers, iederéén heeft met stenen gegooid, de collectieve actie is cruciaal, want als iedereen het heeft gedaan, dan heeft tegelijk ook niemand het gedaan, en dat is een belangrijk punt.

Zo belangrijk dat het terugkomt in een boek over de wandaden van de twintigste eeuw: Glover, Humanity, A Moral History of the Twentieth Century (1999). Ooit vertelde ik het in eigen woorden na op een manier die me goed genoeg leek om het nog eens opnieuw te proberen. Wat je nodig hebt voor een massamoord is eigenlijk een serie banaliteiten (de term zelf in deze context is van Hannah Arendt). Iemand pakt alleen maar een stel illegalen op. Iemand anders zorgt er alleen maar voor dat de treinen op tijd rijden. Iemand anders wijst in de stad Oswiecim (1) alleen maar naar links of naar rechts. Nog iemand anders draait alleen maar wat knoppen om en op het einde heb je zes miljoen doden en - niemand heeft het gedaan.

Terug naar de scène waarin Jezus het Goddelijk charisma van de vergeving van de zonden uitoefent. Merk je op dat hij zich daarbij ook een groot kenner van de menselijke psyche toont? Het lijkt wel alsof hij de regel “als iedereen het gedaan heeft, dan heeft niemand het gedaan” heel goed begrijpt! Goedgoed, zegt hij, we gaan haar execturen, de wet is de wet. Laat hij die zonder zonde is de eerste steen werpen. (Ha! Nog een betekenis! Wij zijn alleen zondaars – wie zijn wij dan om anderen te oordelen?) En iedereen kijkt mekaar aan, en niemand werpt de eerste steen, en als niemand de eerste steen werpt vliegen er helemaal geen stenen door de lucht.

Mirakuleus moet de interventie wel geleken hebben! Jezus, de man die de zonden kan vergeven. Zeker, zeker, en dat hij zich bij het uitoefenen van zijn Goddelijke macht laat bijstaan door zijn inzicht in de menselijke psychologie zal zeker geen kwaad gedaan hebben...

(Nog een disclaimer. Als één of andere lezer de hele tijd moet denken aan de filosoof René Girard, dan is dat géén toeval. Ik weet bijna zeker dat ik deze betekenis van de parabel van de overspelige vrouw ergens in zijn werk heb gelezen – maar vind dat maar eens terug...)

------------------------------------------
(1) Oswiecim ligt in Polen, en als ik dat goed heb spreekt het uit als “Osj – vjent – sjiem”. Duitsers die dat moeilijk uit te spreken vinden verbasteren het wel eens tot Auschwitz. Dus, iemand wijst in die stad in Polen alleen maar naar links of naar rechts... etcetera.

woensdag 27 december 2006

Het Ottomaanse Rijk

Nu mijn boek van Bernard Lewis (1) bijna uit is, gaan de borrelende lotgevallen van het Ottomaanse Rijk door mijn hoofd. De Islam als beschaving is altijd erg verdeeld geweest; religieus, sociaal, ethnisch, maar ook politiek. Verschillende volkeren hebben doorheen de tijd belangrijke rollen gespeeld: Arabieren, natuurlijk, maar ook Perzen, Egyptenaren en, met de Ottomanen, de Turken. Zij kwamen, in verschillende golven, als onderdeel van die voortdurende invasies uit het noorden, die alle beschavingen van de meer zuidelijke gordel van Eurazië gedurende millennia hebben geteisterd.

De Turken werden al snel na hun veroveringen opgevangen en beschaafd door de Islam, en na de nodige vijven en zessen kwamen ze zelfs aan het hoofd van één van de grootste rijken die de Islam heeft gekend: de Ottomanen. Als je de kaart met hun gebieden bekijkt zie je ongeveer het Byzantijnse Rijk van de tijd voor Mohammed: een heel stuk van Zuidoost Europa (tot bij Wenen...), plus Turkije, Syrië en Egypte, verder Irak en nog grote stukken van het Arabisch schiereiland.

Op dat gebied vertoonden ze de wisselende wedervarigheden van alle grote imperia uit de geschiedenis: hoogtepunten en dieptepunten. Gevolgd door de soort ineenstorting die werkelijk maakt dat je voor de Turken sympathie krijgt. Niet dat ze geen hoop dingen verkeerd deden. Ze vertoonden niet de politieke ondernemingslust of de technologische en wetenschappelijke dadendrang van het Westen, en dus raakten ze achterop. Maar ze hadden in heel wat opzichten toch ook wel pech.

Om te beginnen was er veel interne verdeeldheid binnen de Islam, juist op het moment waarop de Turken beseften dat ze achterop begonnen te lopen. Het was een periode van grote spanningen en regelrechte oorlogen met het rijk van de Perzen. En uitgerekend dat was het ogenblik waarop ze van verschillende kanten werden aangevallen door Westerse grootmachten: Oostenrijkers vanuit het noordwesten, Britten en/of Fransen vanuit westen (via Noord Afrika) en Russen vanuit het oosten en het noordoosten.

Om de ramp compleet te maken ontstonden ook binnen het rijk spanningen die er eerder niet waren. Grote stukken als Egypte maakten zich meer en meer los van het centraal gezag. En tenslotte – naar Lewis zegt, onder invloed van Westerse ideeën zoals bijvoorbeeld die van de Franse Revolutie – ontstonden er spanningen tussen bevolkingsgroepen die tot dan vaak loyale onderdanen van het rijk waren geweest.

Onder de Ottomanen hadden die volkeren elk een eigen statuut, dat vaak verbonden was aan hun religie. Er waren de Turken zelf, en de Ararbieren, en tussen beide was er, gezien hun moslimgeloof, geen werkelijk onderscheid. “Turk” of “Arabier” waren termen die de leden van de stedelijke elites reserveerden voor de primitievere mensen uit de woestijnen en achterlijke plattelandsgebieden. Ze kwamen pas in zwang met de idealen rond de natievorming die kwamen overwaaien uit Europa. Parallel met die versnippering ontstonden er problemen met de andere volkeren uit het rijk. Dat waren voornamelijk Grieken, Armeniërs en Joden (als ik dat nu goed heb, in die volgorde). Elk van die drie was één van de “volkeren uit het boek”, dat wil zeggen, volkeren die van God een monotheïstische Openbaring hadden ontvangen. Als zodanig kregen ze een voorkeurbehandeling in het rijk, van een soort die niet-Grieken onder, bijvoorbeeld, de Byzantijnen nooit gekregen hadden.

Die religieuze, culturele en sociale tolerantie maakte dat Grieken, Armeniërs en Joden op hun beurt enthousiast deelnamen aan het politiek en/of economisch leven van het rijk. In het bijzonder de Grieken bezetten vaak hoge posities in het bestuur. Om een lang verhaal kort te maken, met het ontwaken van het nationalistisch gedachtengoed ontstonden bevrijdingsbewegingen, en brokje per brokje verloren de Ottomanen hun Europese gebieden (Griekenland, Bulgarije, Yougoslavië...). Ook de Joden begonnen vanaf de negentiende eeuw te dromen van de terugkeer naar hun antieke thuislanden. En het droevigste verhaal is dat van de Armeniërs, die meer verspreid woonden dan (bijvoorbeeld) de Grieken, en minder de steun hadden van Westerse grootmachten. Temidden van de spanningen en de oorlogen waren ze één van de volkeren waarmee de zwaarbelaagde Ottomanen problemen hadden, en ze besloten tot een deportatie van Armeniërs naar plaatsen waar ze minder kwaad konden. Het resultaat was dat honderdduizenden tot meer dan een miljoen Armeniërs omkwamen. (Overigens is Lewis van oordeel dat dat niet het gevolg was van een geplande volkerenmoord, maar wel één van de vele dingen die in oorlogen nu eenmaal gigantisch verknoeid worden, en dat is hem zelfs al op een veroordeling wegens ontkenning van volkerenmoord te staan gekomen.)

Het resultaat van al die spanningen en oorlogen was een totale ineenstorting van het Ottomaanse rijk, tot de brokstukken (“de Levant”; “Mesopotamië”) zelf (onder invloed van de Westerse grootmachten) nog versnipperden in “Libanon”, “Syrië”, “Palestina”, “Egypte”, “Jordanië”, “Koeweit”, “Irak”, tot er behalve Turkije zelf alleen in het Arabisch schiereiland nog een Islambewind aan de macht was. Het klinkt zelfs bijna als een wonder dat er op dat moment een Ataturk opstond, die er in slaagde van het hedendaags Turkije een functionerende, en zelfs relatief welvarende staat te maken. Met Ataturk ontstond de voorlopig enige Islamstaat die de scheiding van kerk en staat heeft weten doorvoeren, en waar de elite heeft gekozen voor de waarden en prestaties van het Westen, eerder dan voor het obscurantisme en de armoede waarin zoveel delen van hun vroegere rijk maar blijven wegzinken.

Ja, ze zijn een heel eind gekomen, die Turken, sinds ze als primitieve steppevolkeren te paard de beschavingen deden beven van de schrik. En veel geluk hebben ze op het eerste zicht niet gehad. Zoals sommige andere rijken met problemen vertoonden ze volgens Lewis duidelijke tekenen dat ze probeerden er iets aan te doen. Maar met Westerse grootmachten die langs alle kanten opdrongen, oorlogen tegen de Perzen en interne versnippering, allemaal tegelijk, was de uitdaging te groot, en na de eerste wereldoorlog heeft het er even naar uitgezien dat er helemaal niets van zou overblijven.

Waarheen, Turkije? Het is een land met een heel interessante geschiedenis. Het verhaal van de Turken zelf begint pas rond het jaar 1,000 – maar wie hier de posts over “De Perzische oorlogen” heeft gevolgd weet dat het al véél langer een een bijzonder boeiende geschiedenis heeft. Wat kan een mens anders doen dan ze ook een mooie toekomst toewensen?

------------------------------------------------
(1) Lewis, The Middle East, 2000 Years of History from the Rise of Christianity to the Present Day, 1995

dinsdag 26 december 2006

Koran of Geschiedenis

Ik lees dat in Denemarken de Koran één van de favoriete kerstcadeau's was. Dat zou te maken hebben met de rel rond "de Deense cartoons". De mensen willen proberen te begrijpen wat er aan de hand is.

Ik denk dat ze de juiste reflex hebben, maar vrees dat ze de verkeerde methode kiezen. Sociale wetenschappen zijn geen natuurwetenschappen. Als je de natuurwetenschappen wil begrijpen, dan begin je met de bijhorende wiskunde te bestuderen. Mensen die de cartooncrisis willen begrijpen door de Koran te lezen zullen volgens mij van een kale reis thuiskomen, omdat ze dit principe uit de natuurwetenschap ten onrechte overhevelden naar een onderwerp van de sociale wetenschap.

De sociale wetenschappen zijn in veel opzichten geen natuur-, maar wel historische wetenschappen. De toestand zoals we die aantreffen wordt niet (in de eerste plaats) beschreven door een mathematische formule, maar is sterk afhankelijk van een concreet gevolgd pad, dat evengoed heel anders had kunnen zijn. Er zit een grote component toeval in, of invloeden die van buitenaf komen, en in se niets met het onderwerp te maken hadden. Een beetje zoals de oorzaak van het uitsterven van de dinosaurussen heel weinig met de evolutie van de dinosaurussen te maken had, en heel met de astronomie - maar intussen is de toestand van het leven op Aarde wel heel sterk beïnvloed door dat uitsterven.

Zo ook, dus, met de politieke toestand in de wereld vandaag. Natuurlijk lijkt het me een goed idee de Koran te lezen; ongeveer zoals het me een goed idee lijkt toch een béétje te weten wat er in de Bijbel staat. Maar het verband tussen wat er in de Koran staat en de politieke toestand is even vaag als het verband tussen wiskunde en de concrete toestand van het leven op Aarde. Veel doorslaggevender is de vraag hoe de Koran door zijn aanhangers momenteel wordt gelezen. Precies zoals dat voor de Christelijke Bijbel altijd het geval is geweest, zijn er ruimdenkende en fundamentalistische manieren om dat soort stichtingsdocumenten te lezen en toe te passen. Veel doorslaggevender, dus, dan de vraag wat er precies instaat, is de vraag waarom hij momenteel op een bepaalde manier wordt gelezen. En dat wordt dan weer sterk bepaald door historische factoren.

Bij de pleidooien voor bevolkingsgroei

Wanneer mensen pleiten voor een stijgende bevolking, dan krijg je vaak twee punten opgediend. Het eerste punt is sussend: een kleine groei zou al kunnen volstaan. Bijvoorbeeld, een groei van één percent per jaar zou al kunnen volstaan. En het tweede punt is constructief. Ja, geeft dat punt toe, een stijgende bevolking kan een probleem zijn in de zin dat een (niet altijd voldoende snel stijgende) welvaart moet verdeeld worden over meer deelnemers, maar er is een aanzienlijke keerzijde. De fout die mensen zoals ikzelf maken is dat we meer mensen zien als problemen, terwijl we ze moeten leren zien als oplossingen!

Immers, meer mensen, dat zijn ook grotere markten. Meer mensen, dat zijn ook grotere probabiliteiten dat er Einsteins onder ons opstaan, en dus mensen die de problemen ook weten op te lossen. En, zo vernemen we, dat is precies wat er altijd is gebeurd; die problemen zijn ook altijd opgelost. Ik heb daarbij twee problemen en één tegenaanval (in de metaforische zin, welteverstaan, ik zie dit als een debat tussen serieuze mensen, niet zoals wanneer je over evolutietheorie praat met Jehova’s) in petto.

Het eerste probleem is de constante verdubbeling waarover ik het al een paar keer had (1). Eén percent per jaar is voldoende? Uitstekend, de bevolking verdubbelt op een 70 jaar tijd. En dan heeft een bevolking die in het jaar 1300 bestaat uit één miljoen inwoners (2) er in het jaar 2,006 1,024,000,000. Het lijkt er op dat België, dat toch nog geen Chinese of Indische bevolkingsaantallen vertoont, zijn economische groei heeft gecreërd met een stuk minder dan één percent per jaar, nietwaar?

Het tweede probleem is de stelling dat de problemen immers ook werkelijk "altijd" zijn opgelost. Dat lijkt heel overtuigend, maar dat is alleen maar een geval van selectie effect (3). Het is nogal logisch dat de wereld die wij waarnemen alleen maar de voorbeelden laat zien die tot nu toe hun problemen hebben opgelost. De samenlevingen die in het verleden hun problemen niet hebben opgelost zijn er immers gewoon niet meer; ze zijn door hun problemen weggeselecteerd. Kortom, een veel realistischer beeld is dat van Jared Diamond (4). Die geeft een overzicht van samenlevingen “die hun problemen hebben opgelost” en bijgevolg nog bestaan, en andere samenlevingen die ze niet hebben opgelost, en er dus niet meer zijn. Op die waaier heb je, vanzelfsprekend, ook nog de samenlevingen die hun problemen hebben “opgelost” door ze te exporteren (denk aan de Spartanen), hetgeen ook maar een tijdelijke oplossing is. In alle varianten zal je nooit iemand aantreffen die niet de indruk heeft dat de problemen “altijd” zijn opgelost. Dus is dat helemaal geen sterk argument, integendeel.

En ik heb nog een groot probleem met die roep naar “mensen die oplossingen zijn”. Dat argument zou ook op mij indrukwekkend lijken, als het tenminste een beetje consequent werd gebruikt. Als ik echter even afrond, dan zie ik dat er op de wereld één miljard mensen rondlopen die in een positie zijn om zich dit soort vragen te stellen. Dat betekent dat er nu al vijf tot zes miljard zijn die niet in een dergelijke positie zijn. Een aanzienlijk deel daarvan lijdt, tot op de dag van vandaag, honger. En al die mensen zijn eigenlijk oplossingen! Een zeker percentage daarvan moet uit potentiële Einsteins bestaan! En ik vergat nog het enorme potentiëel aan markten dat in al die mensen zit!

Met andere woorden, de positieve gevolgen van de bevolkingsaangroei, als we even voor het gemak aannemen dat ze bestaan, zijn niet iets dat we moeten promoten, en waar we vervolgens een generatie op moeten wachten. Die positieve gevolgen; die mogelijke marktpartijen, potentiële oplossingen en mogelijke Einsteins lopen ook nu al rond op de planeet. Wanneer zien we de pleiters voor bevolkingsaangroei ook pleiten voor aanzienlijke investeringen in onderwijs en ontwikkeling van de – laten we dat er even bijzetten – niet-blanke, niet-christelijke medemens? Mag ik haastig hopen dat het probleem alleen maar is dat ze daarvoor niet willen betalen; dat de reden waarom ze zo weinig consequent zijn alleen maar de benepenheid van hun portefeuille is?

------------------------------------------------
(1) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2006/12/waarom-vinden-ze-bevolkingsgroei-zo.html
(2) Maddison, The World Economy, Historical Statistics, 2,003 schat de bevolking van België in 1,500 op 1.4 mio inwoners.
(3) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2006/11/selectie-effect.html
(4) Diamond, Collapse, How Societies Choose to Fail or Survive, 2,005

maandag 25 december 2006

Remember die dolfijn, "geen vis maar een zoogdier"?

De nu volgende post heeft geen zin zonder de context van de post:

http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2006/11/een-dolfijn-is-geen-vis-maar-een.html

Na die post schreef lezer Axxyanus (een gediplomeerde scepticus, als je het mij vraagt) dat het niet zo moeilijk was om een kind te leren het juiste etiket te plakken, maar dat het heel wat moeilijker was ervoor te zorgen dat ze ook nog wisten wat het betekende.

En dat was zo waar dat ik niet wist wat ik er nog op te zeggen had.

Maar nu kan ik aankondigen dat op het familiale kerstfeestje de volgende dialoog zich heeft afgespeeld.

Nonkel Koen: "Hannah, kom eens hier, er is iets dat je me nog moet vertellen"

(Nichtje Hannah, nog steeds vijf jaar, derde kleuterklas, komt vol verwachting aangetrippeld.)

Nonkel Koen: "Je had me verteld over de dolfijn, dat dat geen vis was maar een zoogdier, nietwaar?"
Nichtje Hannah: (knikt vol overtuiging van ja)
NK: "Maar wat is dan nu eigenlijk het verschil tussen een vis en een zoogdier?
NH: "Kijk, hé, een vis - vissen leggen eitjes."
NK: "Ah, ja, dat is ook weer waar. Maarreh... hoe zit het dan met zoogdieren?"
NH: "Wu, wel, wu... maar zoogdieren drinken bij de mama!"
NK: "Ja, ja, dat zal wel, maar daarom kunnen ze toch nog wel eitjes leggen?"
NH: "Nee, want zoogdieren zitten in de buik van de mama, en daar komen ze dan uit!"

Zoals ik al schreef in die post:
"Nonkel Koen terug naar af. In zijn tijd speelde de kleuters van vijf jaar met een snottebel aan hun neus met de pottekes."

zondag 24 december 2006

Een Kerstmetafoor voor de Wetenschap

Hier volgt een wetenschappelijke analyse van een verzameling kerstballen, vers uit de supermarkt. Die begint met een beschrijving van de feiten. Het blijkt dat de verzameling uit verschillende kleuren bestaat: blauw, wit, geel, rood en oranje. Geen groen, en dat kunnen we verklaren: groen steekt onvoldoende af tegen de kleur van de kerstboom. Er zijn drie afmetingen: groot, gemiddeld en klein. En stel dat je regelmatigheden vindt als “alle rode ballen zijn groot of klein, maar nooit gemiddeld”. Of ook dat blauwe en witte ballen altijd groot zijn, terwijl alle kleine ballen rood zijn. Kunnen we daar een reden voor bedenken zoals dat kon voor de afwezigheid van groene ballen?

De kans bestaat dat dat niet kan, omdat er geen reden voor is: “Het blijkt dat”. Hoogstens kan je sprookjes vertellen: “Hoe De Reus Alle Grote Gele Ballen Stuk Sloeg”, eindigend met “en daarom zijn er geen grote gele kerstballen, en ze leefden nog lang en gelukkig”. En waarom ook niet, als het uiteindelijk kan afgehangen hebben van het humeur van een ontwerper?

Beeld je dan nu in dat iemand kwam vertellen dat het raadsel toch oplosbaar is. Na een hoop warrige verhalen vol onduidelijke fysische mechanismen concludeert hij dat de verschijning van de verschillende kerstballen het resultaat is van een evolutionair proces! De grote rode ballen waren eigenlijk ooit middelgrote gele en oranje ballen, maar ze zijn (na die onduidelijke fysische mechanismen) geëvolueerd tot groot en rood. Hetzelfde geldt voor al je andere kerstballen, en de samenstelling van de nieuw gekochte doos volgt uitsluitend uit de fase waarin elke gegeven kerstbal zich bevindt.

Zou je dààr niet beteuterd op staan kijken?

Wel, dan weet je hoe sommige mensen zich voelden toen Darwin stelde dat alle levensvormen afstamden van één oervorm, en dat de huidige diversiteit van het leven terug te voeren was op de mate van aanpassing die ze doorheen hun verleden hadden ondergaan. Ik heb het dus niet eens over religieuze problemen die ontstaan als de mens tegelijk de uitdrukking van Gods beeld en een soort aap is, of niet in een daad van Goddelijke Liefde is geschapen. Ik heb het alleen over hoe redelijk of absurd een bepaald idee er ook zonder religieuze dogma's kan uitzien in de ogen van fatsoenlijke mensen.

Kortom, de verzameling kerstballen waarop we een evolutietheorie toepassen helpt in te zien waarom je geen kwezel hoeft te zijn om die toepassing op onderwerpen als “het ontstaan van de soorten” te verwerpen. Maar helpen mijn kerstballen ook om verder te komen dan dit eerste, nogal triviaal inzicht?

Sta me toe een blik te werpen op een volwaardige, quasi ongecontesteerde wetenschap als de astronomie. We hoeven niet veel aan het verhaal van de kerstballen te veranderen. We vervangen ze gewoon door het woord “zichtbare sterren”, en (aanhalingstekens open) het blijkt dat de verzameling uit verschillende kleuren bestaat: blauw, wit, geel, rood en oranje. Geen groen (aanhalingstekens dicht). Hier kan de metafoor ons op het verkeerde spoor zou zetten, als we beweren dat groene sterren onvoldoende afsteken tegen de kosmische achtergrond. Gelukkig hoeven metaforen niet punt per punt correct te zijn – heeft het niet iets grappigs dat ik eigenlijk begonnen was met de verzameling waarneembare sterren, en in de beschrijving het woord “sterren” stiekem heb vervangen door “kerstballen?

En het is niet dat ik ermee aan het spelen ben, want het is wel degelijk zo dat er sterren van verschillende afmetingen bestaan, en dat die kenmerken vertonen zoals in de metafoor. Bijvoorbeeld dat rode sterren doorgaans groot zijn, en af en toe klein, maar nooit gemiddeld. En als een ster blauw of wit is, dan mag je er vertrouwen in hebben dat ze ook groot is. Dus ik heb werkelijk eigenschappen van een bestaande realiteit (de waarneembare sterren) genomen, en ik heb er werkelijk een verhaal van gemaakt dat suggereert dat die eigenschappen onmogelijk iets anders dan pure willekeur kunnen zijn, en dààrmee kom ik onze verbeeldingskracht uitdagen:

Als de beschrijfbare eigenschappen van de verzameling kerstballen (a) onmogelijk iets anders dan willekeur kunnen zijn, terwijl (b) exact dezelfde verzameling eigenschappen ook van toepassing is op de waarneembare sterren – moeten we dan besluiten dat de eigenschappen van de waarneembare sterren niet verder beredeneerbaar zijn, en dat we er hoogstens sprookjes over kunnen vertellen?

Het is maar goed dat de astronomie niet deze weg heeft gevolgd, en geconcludeerd heeft dat we het voorkomen van de sterren alleen maar bewonderend kunnen ondergaan, in termen van “het is nu eenmaal zo”. Want, grote verrassing, het blijkt dat de verschillende verschijningsvormen van de sterren bepaald wordt door een evolutionair (zij het niet in Darwiniaanse zin) proces! De vraag welke kleur en grootte de sterren hebben is afhankelijk van de vraag met welke massa ze hun bestaan zijn begonnen, en vanaf dan is het quasi uitsluitend een kwestie van in welke fase van hun bestaan ze zich bevinden.

Bijvoorbeeld, onze eigen zon, die een gewone, oranje ster van middelgrote afmetingen is, zal binnen zoveel miljard jaar veranderen in een grote rode ster. Dat is puur terug te voeren op de nucleaire processen die zich binnen een ster afspelen. Sterren zijn een soort evenwicht tussen de explosie die gepaard gaat met de genoemde nucleaire processen, en de implosie die gepaard gaat met de gigantische gravitatiekracht van zoveel massa. De nucleaire processen zijn op hun beurt een functie van de samenstelling van de materie die in de ster die nucleaire processen ondergaat. Met de tijd verandert die samenstelling, zoals een haardvuur met de tijd minder hout, en meer as te zien geeft. In de diverse fasen van het bestaan van een ster zijn er verschillende evenwichten tussen explosie en implosie, afhankelijk van de samenstelling van de materie; en de grootte van de ster wijzigt naarmate de gravitatie de overhand heeft op de kernfusie, dan wel omgekeerd.

Kortom, zeg dus nooit “nooit” tegen een evolutionair proces. Als het niet mag van de lokale godheid is het natuurlijk iets anders, ga er vooral niet voor branden in de hel. Maar als het alleen maar een kwestie is van “het is nauwelijks te geloven”, denk dan terug aan de kerstballen. Het zijn dezelfde verschijningsvormen die (verteld als een verzameling kerstballen) onmogelijk het gevolg kunnen zijn van een evolutionair proces, die tegelijk (verteld als een verzameling sterren) quasi niets anders zijn dan het gevolg van een evolutionair proces.

vrijdag 22 december 2006

De Evolutionaire Calculus

Lezer Raf wilde graag een illustratie (1) bij mijn opmerking uit de vorige post, als zouden we een goed idee hebben van de reden waarom homoseksualiteit evolutionair kan blijven bestaan. Dat biedt de gelegenheid een concept mee te geven - ik zal het hier "evolutionaire calculus" noemen - dat samen met het begrip "natuurlijke selectie" (2) ons begrip van het evolutieproces met sprongen vooruit helpt.

Neem aan dat de leden van een soort gemiddeld 10 nakomelingen krijgen. Om het simpel te maken zeggen we dat ze er ofwel 9, ofwel 11 hebben, en dat dat verschil ligt aan een gen (simplificatie, maar het gaat enkel om de logica, niet de inhoud). Verder voeren we een Malthusiaanse conditie in, dat wil zeggen, we nemen aan dat de populatie constant blijft (populaties tenderen naar het niveau waar de ecologie ze nog net kan dragen, dus we nemen eigenlijk gewoon aan dat we een populatie in een normale toestand bekijken).

Als 100 individuen gemiddeld 10 nakomelingen krijgen zijn er 1,000 kuikens. Als de populatie constant op 100 moet blijven, dan bereikt slechts 10% de volwassen leeftijd, om zelf gemiddeld 10 nakomelingen te krijgen. Omdat we het over lange looptijden hebben nemen we aan de probabiliteit om die leeftijd te bereiken gemiddeld verdeeld is, dus het hangt niet af van de vraag of je 9 dan wel 11 nakomelingen hebt. In dat geval kunnen we ons afvragen wat er gebeurt met een populatie van 100, die ofwel een 9, of een 11 gen hebben, indien dat gen in het begin gelijk verdeeld is.

Dus: gen 11: 50 leden
Dus gen 9: 50 leden

wordt na één generatie:

gen 11: 55 leden
gen 9: 45 leden

en dat wordt na 2 generaties:

gen 11: 60 leden
gen 9: 40 leden

En zo kan je doorgaan, en van een begin waar de twee genen gelijk verdeeld zijn, maar na 2 generaties al op een 60/40 verdeling zijn teruggevallen, zie je het aandeel van de "gen 11" leden verder oplopen naar steeds hogere percentages. Op een bepaald moment is het aandeel van de "gen 9" zo teruggelopen, dat een kans van 90% om alle kuikens met dat gen te elimineren ze ook werkelijk elimineert. En als er in die generatie toch nog enkele doorspartelen, dan raken ze de volgende generatie wel geëilimineerd, en anders is het de daaropvolgende.

Als een gen tot steriliteit leidt, dan duurt het 1 generatie voor de individuen met dat gen geen nakomelingen meer hebben. Als een gen alleen maar een cijfermatige handicap zoals dit voorbeeld meebrengt, dan duurt het niet één, maar ongeveer 7 of 8 generaties voor de laagst scorende geëlimineerd raakt. Het is de basis van Darwinisme: een differentiëel reproductiesucces, of (in mensentaal) verschillende individuen hebben verschillende aantallen nakomelingen. Combineer dat met de andere elementen van "natuurlijke selectie", laat er deze "evolutionaire calculus" op los, en de rest is simpele wiskunde. Die vertelt je dat genetische oorzaken van "minder nakomelingen" (dan individuen zonder dat gen zouden hebben) na voldoende generaties uitgeselecteerd raken.

Nu passen we dat toe op homoseksualiteit. Op het eerste zicht is een "gen voor homoseksualiteit" iets als steriliteit: als je het hebt, kan je het niet doorgeven. Dus verdwijnt het onmiddellijk. En elk meer complex verhaal dat je maar zou kunnen verzinnen, zodat het toch een tijdje kan meedrijven, zal op de lange duur tenonder gaan in de evolutionaire calculus: als het niet "nu" verdwijnt, dan zal het binnen X aantal generaties zijn. Voorbeelden van dat "meer complex verhaal" kunnen zijn dat het misschien van meerdere genen afhangt, of dat er niet-genetische factoren in het spel zijn, of dat homoseksualiteit zelden zwart-wit voorkomt en vaker uit een zekere mate van "biseksualiteit" bestaat, of whatever. Hoe het ook zit, als het "alleen maar" tot minder nakomelingen leidt, dan is het alleen maar een kwestie van aantal generaties voor het tot geen nakomelingen leidt.

En het punt is, homoseksualiteit is fris en vrolijk onder ons, al die miljoenen jaren lang. Daaruit volgt dat het kenmerk, of erfelijke factoren die het gedrag in die richting sturen, ook positieve gevolgen moeten hebben op de kans op nakomelingschap - vermits de evolutionaire calculus het anders al lang had doen verdwijnen.

Daarmee hebben we Rafs vraag in zijn kader geplaatst. We moeten op zoek naar wat die positieve gevolgen kunnen zijn. Een eerste "tantalizing hint" volgt uit die verhalen over de Griekse oorlogen, zoals we die (in een commentaar bij) een vorige post hebben gezien (3). De Griekse phalanxen deden vaak beroep op homoseksuele relaties tussen de hoplieten, die des te gemotiveerder waren om hun plaats in de rij niet op te geven, naarmate ze daarmee partners beschermden, waarmee ze emotioneel betrokken waren. In twee woorden, homoseksualiteit biedt in sommige omstandigheden een voordeel bij het overleven, en wie overleeft heeft meer kansen op extra nakomelingen dan iemand die dood is. Dit maakt natuurlijk geen verschil wanneer het om een zwart-wit gedrag gaat. Maar als het om een gedrag gaat dat in vele vormen bestaat, dan kan een gen dat homoseksuele voorkeuren toelaat, maar heteroseksuele contacten niet belet, zeker gunstige effecten hebben. Bijvoorbeeld, in omstandigheden waarin sociale structuren belangrijk zijn.

Zoals ik zei, dit is niet meer dan een hint, die een richting aanwijst, en de uitdaging is nog steeds uit te zoeken of die richting iets oplevert. Maar laten we dan even teruggrijpen naar het dierenrijk. Onze naaste neven, de bonobo's, hebben een hechtere familiaal/sociale structuur dan onze andere naaste neven, de chimpansees. EN alle bonobo's zijn biseksueel. Het is zo dat bonobo's elkaar, ongeacht het geslacht (en zelfs de leeftijd) van de partners, beurten geven zoals wij elkaar de hand drukken of op zakenlunch gaan. En het is ook zo dat ze daarmee aanzienlijke resultaten bereiken in termen van het bewaren van de sociale vrede, het reduceren van spanningen binnen de groep, en het kalmeren van vijandige groepen die in het woud op elkaar stoten. Elk van die dingen kunnen we vergelijken met het gedrag van chimpansees, die ook een zekere mate van biseksualiteit vertonen, maar in veel mindere mate, en waar de spanningen en het geweld veel hoger oplopen (4). Ik signaleer terzijde dat iemand als Freud vond dat wij mensen seksueel veel te veel repressie ondergingen.

"Make love, not war", het is echt niet alleen een slogan die op dit moment gelegen komt om eens goed om te gniffelen.

We zijn, natuurlijk, al lang weer voorbij het punt waar ik veel meer dan amateurkennis kan voorleggen. De verzameling weetjes hierboven komt uit de verslagen in de popularizerende literatuur die de wetenschappers van hun onderzoek maken - en waar ze dit soort dingen wel schrijven, maar véél voorzichtiger dan ik hier op dit blog doe. Hoe dan ook, met deze disclaimer, ziedaar mijn "korte uitleg" aan Raf.

--------------------------------------------------------------------------
(1) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2006/12/jan-klssendorf-filosoof.html#comments
(2) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2006/03/dingen-die-iedereen-zou-moeten-weten-3.html
OF: http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2006/12/socratische-dialoog-met-poedels.html
(3) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2006/12/epaminondas.html
(4) Wrangham en Peterson, Demonic Males, Apes and The Origins of Human Violence (1997).

donderdag 21 december 2006

Science Fiction als Bron van Moraalfilosofie!

Ivan Janssens geeft het goede voorbeeld:

http://www.ivanjanssens.be/dutch/artikel.asp?link=170

Kijk, dat vind ik nu echt hartverwarmend. Nu heb ik al enkele keren geprobeerd om hier enkele stukjes uit een "Star Trek" -achtig universum te posten (1), en van het ene moment op het ander geeft Ivan daar een filosofische betekenis aan! Dat lucht op, ik denk dat ik er nog eentje bij ga maken :-)

Maar alle gekheid op een stokje. Heb je er wel eens bij stilgestaan, zegt Ivan, dat een "universum" als Star Trek mensen vertoont die personen kunnen "up beamen" en ruimteschepen sneller dan licht kunnen doen reizen, maar dat ze geen voorwerpen onzichtbaar kunnen maken? Terwijl dat laatste toch eigenlijk een veel simpeler uitdaging is?

Eerst een terzijde. Als je het zelf geprobeerd hebt krijg je al snel oog voor kleine literaire trucjes zoals het volgende. De Sneller Dan Licht technologie en het "beam me up" zijn in wezen één en hetzelfde, nietwaar? Natuurlijk, het één wordt toegepast op een gigantisch ruimteschip, en het ander op veel kleinere mensen. En het één gaat gepaard met een "bzzzggh" geluid bij het beeld, en het andere met "prrrroooeeeiinkkkk", en... nu heb je twee verschillende technologieën in je verhaal!

Dit idee is belangrijk om in het achterhoofd te houden, om Ivans verdere vragen te beantwoorden. Namelijk hoopt hij dat de afwezigheid van een simpele technologie terwijl wij, de mensheid, al veel beter kunnen, neerkomt op het uitdragen van een hoogstaande morele standaard. Wij, mensen, zeggen we in onze succesrijke fantasieën, kruipen niet weg achter een "cloaking device" om van daaruit in de rug te steken. Wij zijn diplomaten en ontdekkingsreizigers, en als we moeten vechten, bij Jingo, dan hebben we de schepen ook.

En ik zou er haast een depressie bij krijgen. Want in mijn unversum, moet ik opbiechten, is er wèl een "cloaking device". Ik zal zelfs niet op het blog om een naam moeten komen bedelen, want die is er al: het heet duistering. De lezer herkent meteen de etymologische afkomst van "verduistering", waarbij de neologiserende ingreep de betekenis naar "vermomming", "verdwijning" moet duidelijk maken.

Maar na het stukje van Ivan begon ik te vrezen dat mijn universum niet alleen iets minder populair is dan dat van Star Trek, maar ook een stuk minder moreel hoogstaand.

Haal evenwel opnieuw dat stukje in het achterhoofd van daarnet naar boven. Heel verschillend uiziende dingen kunnen uiteindelijk gebaseerd zijn op één enkel achterliggend idee. Zijn wij werkelijk schepselen die met een open vizier vechten, en er niet aan zouden denken om vanuit een verborgen positie de vijand neer te steken? Neem nu een kruiser die vanuit een oceaan Tomahawk raketten afvuurt, op een land dat, nadat je even doorvraagt, in belangrijke mate doelwit blijkt te zijn omdat het niet kan antwoorden. Zeker, bij het begin van de vijandelijkheden verneem je alleen maar wat voor bedreiging dat land wel was, maar als je even doorvraagt over de vraag waarom landen die met hun WMD's staan te zwaaien nooit aangevallen worden, dan krijg je na een tijdje al de mededeling dat die veel te gevaarlijk zijn.

Kortom, ik geloof eigenlijk niet veel van die hoogstaande morele standaard. Ik denk dat speerwerpers en boogschutters een reactie waren op de phalanx (heel ruw gesproken, hoor), juist omdat je daarmee het geweld door het karkas van de vijand kon spijkeren zonder je zelf al teveel te moeten blootstellen. En musketten versus ridders, idem. Vliegtuigen versus tanks, same. En kruisraketten versus dictators, ditto.

En zo zal het volgens mij ook zijn met de duistering uit mijn universum. Ik heb al een paar ideeën, maar daar staat niets van op papier, dus voor heel binnenkort zal het niet zijn. Maar ik kan nu al aankondigen dat het niet achterbakser zal zijn dan een soort die vanop duizend kilometers afstand kruisraketten afvuurt op een land dat niet kan terugschieten.

---------------------------------------------
(1) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2006/06/speels-indien-serieus-zich-onthouden.html
EN: http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2006/09/speels-en-een-tikje-serieus-de.html
En: http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2006/12/een-bruikbaar-nederlands-woord-voor.html

Jan Klüssendorf, filosoof

De Standaard laat vandaag de filosoof Jan Klüssendorf aan het woord. Het gaat over de uitspraken van Gérard Bodiféé over homoseksualiteit. Er staan veel juiste dingen in het artikel van Jan Klüssendorf. Bijvoorbeeld dat het woord "abnormaal" kan betekenen dat het niet overeenkomt met de "norm"; een puur mathematische realiteit, die maakt dat mensen van, pakweg, twee meter lang ook "abnormaal" zijn. Ze zijn immers in een zeer kleine minderheid.

Ook de vergelijking met (zijn eigen) linkshandigheid is goed gevonden. Linkshandigen zijn "abnormaal"! Slechts 10% van de mensheid is linkshandig! Wat kan nog beter dan dit voorbeeld illustreren dat de term "abnormaal" alleen maar op een mathematische, en niets dan een mathematische realiteit wijst? En dan die bewonderenswaardige conclusie. Natuurlijk kunnen holebi's kinderen adopteren, want vergeet niet, die kindjes zitten als wees al in de ellende, en de aangeboden opvang door gemotiveerde zielen telt heus veel en veel meer dan het ingebeeld moreel bederf van de pleegouders.

Al die dingen zouden nog veel meer tot hun recht komen als de filosoof had vermeden zijn ideeën te willen uitdrukken in termen van "evolutie", en zelfs de "wetten van Darwin". Want dat levert alleen maar twee ongewenste effecten op. Het eerste effect is dat het toch weer een niet-mathematische betekenis voor het woord "abnormaal" binnensmokkelt. "De natuur heeft de neiging afwijkingen te verstoten"; dat soort dingen. Zomaar opeens! Slechts één paragraaf na die wijze inzichten dat de term hoogstens in zijn mathematische betekenis bruikbaar is, gooit de evolutietheorie roet in het eten!

Hoewel. Nuance. Dat is het tweede ongewenste effect. Aan deze tekst kan heel de wereld zien dat er een heel, heel groot verschil is tussen wat de evolutietheorie zegt, en wat filosoof Jan Klüssendorf denkt dat de evolutietheorie zegt. En op zich is daar niets mis mee! Sterker nog, het is heel normaal. Niemand wordt geboren met kennis van de grote theorieën van de mensheid, we moeten ze allemaal aanleren. En verder kan iedereen heel gemakkelijk in de valstrik trappen, waarbij hij denkt dat er weinig tot geen verschil is tussen een beschrijvende consequentie van de evolutietheorie (zeg: "alle leven op aarde, inclusief de mens, stamt af van één enkel oorspronkelijk ontstaan van leven"), en de theorie zelf.

Terwijl, als je dat verschil wel kent (en opnieuw, dat is alleen maar zo omdat je dat eerst bestudeerd hebt, en er is niets minderwaardigs aan mensen die dat niet gedaan hebben), dan zit je een beetje zuur te kijken bij uitspraken als "homoseksualiteit is een evolutionair foutje", omdat, bijvoorbeeld, "seksualiteit vervult de rol van het instandhouden van de soort" (1). Zeker, dat is iets waarvan heel veel mensen, waaronder sommige filosofen, denken dat het uit de evolutietheorie volgt. Terwijl de waarheid is dat het letterlijk tegendeel wel niet honderd percent waar is, maar er toch veel dichter bij ligt.

Als er al een "wet van Darwin bestaat", dan is het de puur statistische waarheid dat kenmerken die tegelijk erfelijk zijn en een gunstig effect hebben op de kans op nakomelingschap, met het verstrijken van de generaties meer zullen voorkomen. En daarmee heb je het werkelijk gehad. Ofwel beïnvloedt een erfelijk kenmerk die kans ongunstig, en dan zal het met de tijd verdwijnen, ofwel is die invloed gunstig, en dan zal het kenmerk frequenter gaan voorkomen, of hoogstens is het neutraal en dan kan het meedrijven op de stroom - maar daarmee zijn alle mogelijkheden uitgeput. En daarmee zijn er geen "foutjes" in het spel. Wat daar het dichtste bijkomt is een kenmerk dat de kans op nakomelingschap negatief beïnvloedt.

Maar misschien zal men op verveelde toon iets zeggen als "jajaja, dat bedoelde ik heus wel, hoor". Alleen, zelfs als we dat (heel ruimdenkend) aannemen, dan is het nog niet goed genoeg. Het begrip "foutje" impliceert al een model waaraan het had moeten beantwoorden. Maar het enige wat er in de natuur voorkomt zijn individuen, en geen Platoonse modellen. En de enige vraag is of, en hoeveel, nakomelingen die individuen hebben. Dat is opnieuw een puur mathematische realiteit, en niet iets dat je in termen van "foutjes" kan uitdrukken. Bijvoorbeeld. Als een kenmerk maakt dat een individu geen nakomelingen kan krijgen, dan duurt het één generatie voor dat bepaalde kenmerk niet meer wordt doorgegeven (let wel, dat belet niet dat een gelijkaardige conditie nog bij andere indviduen kan opduiken - maar het zal op zijn beurt niet worden doorgegeven). Maar mocht een kenmerk maken dat een individu slechts één nakomeling kan krijgen, dan is het eveneens een kwestie van tijd, zij het iets meer tijd, voor ook dat kenmerk voor de bijl gaat. In een wereld waarin iedereen gemiddeld 10 nakomelingen krijgt zal het een hoop tijd kosten, maar een kenmerk dat je tot 9 individuen beperkt raakt er na een tijd uitgezift.

Betekent dan dat al die dingen "foutjes" zijn? Ja? Zeker weten? Immers, voor elk kenmerk dat je maar kan verzinnen, hoe krachtig, esthetisch, efficiënt of whatever ook, geldt dat het altijd een "foutje" zal zijn, omdat kenmerken die toelaten één nakomeling meer te krijgen het er na een zekere duur zullen uitgooien. Dat is een puur logisch-mathematische "reductie tot het absurde" van de poging om "resulteert in geen nakomelingen" als "foutje" te herinterpreteren: voor elk getal kan je een groter getal opnoemen.

Maar ook de levende realiteit zelf toont hoe absurd dat is. Immers, de realiteit is haast nooit zo zwart-wit. Ook homoseksualiteit is iets dat voorkomt in een brede waaier aan gradaties, van puur honderd percent, via "biseksueel" tot bijna niet. En het simpele feit dat het nog steeds bestaat toont volgens dezelfde logica - die beweerde dat het eigenlijk een "Darwinistische afwijking" is - juist aan dat het een extra voordeel moet opleveren! Immers, via de seksualiteit zal het zich beslist niet in méér nakomelingen vertalen, wel integendeel. Maar als daarmee het verhaal gedaan was, dan was het de simpele berekening van daarnet dat het al niet meer zou bestaan. En het bestaat toch nog, ergo...

Klopt deze logisch-mathematische redenering? Wel, ja, het klopt inderdaad, en we weten dan ook vrij goed waarom homoseksualiteit een gunstig effect heeft - maar dat is hier het punt niet en het voert wat ver voor één blogpostje. Het punt is wel dat Jan Klüssendorf een veel betere tekst had geschreven indien hij alle verwijzingen naar Darwinisme had laten vallen. Het is begrijpelijk dat iemand probeert een intellectuele basis te geven aan zijn opinies, maar dan moeten de conclusies wel kloppen, natuurlijk. En met zijn lezing van de theorie is dat niet zo. Zodat we aan het einde van een dappere poging meemaken dat een tekst die beweert geen waardeoordeel te willen invoeren, prompt een waardeoordeel invoert: "foutje"; "de natuur verstoot afwijkingen", en dergelijke meer. Jammer van de vele juiste opmerkingen en conclusies.

--------------------------------------------------
(1) Er is heel veel geschreven over de denkfout die aan de grondslag ligt van ideeën als “het behoud van de soort”, alsook de moeizame weg tot het juiste inzicht. Gewoon enkele voorbeelde zoals ik ze me min of meer uit het blote hoofd herinner:

Axelrod, The Evolution of Cooperation, 1984, (1990)
Dawkins, The Selfish Gene, 1976 (1989)
Maynard Smith, The Theory of Evolution, 1958, (1995)
Wilson, On Human Nature, 1978, 1995
Williams, Plan & Purpose in Nature, 1996

woensdag 20 december 2006

300 miljoen euro (een peulschil)

Vandaag staat in de krant dat de ontslagpremies bij VW Vorst zullen oplopen tot een totale kost voor het bedrijf van 300 miljoen euro. Daarvan zal ongeveer de helft verdwijnen in de diepe zakken van de Belgische staat (waarna dat geld met de bekende bekwaamheid zal beheerd worden door onze alfmannetjes – maar dit terzijde).

Het punt is, ik weet er niet direct concrete voorbeelden van staan, dus ik kan het mis hebben, maar... Ik zou gezworen hebben dat ik mensen heb zien jammeren over de negatieve gevolgen daarvan, de hoge kosten van dat soort bedragen, die zouden maken dat bedrijven wel twee keer zullen nadenken voor ze nog in België zullen investeren - dat soort dingen. (“Ze zullen meer verdienen door thuis te blijven dan zij die blijven werken!”)

Laat me even stilstaan bij deze desnoods ingebeelde standpunten. Ik moet ineens terugdenken aan de tijd toen ik posts schreef over de topsalarissen van geparkeerde politici en hoge ambtenaren en sommige bedrijfsleiders (1). Vaak lees ik dat dat allemaal wel degelijk gerechtvaardigd is, en helemààl niet exorbitant, omdat dat maar kleine fracties zijn van de toegevoegde waarde die de managers zelf hebben gerealizeerd; omdat de emolumenten (die mensen kan je toch niet gewoon een “loon” laten verdienen zoals iedereen, dat moeten toch minstens “emolumenten” zijn?) “in overeenstemming zijn met de markt”, en nog veel meer van dat soort zaken.

Bijvoorbeeld! Een collega herinnert me er aan dat de topman van Disney 300 miljoen dollar heeft gekregen, bij zijn vertrek. Ik herinner me dat de topman van Bankers Trust, toen het destijds werd overgenomen, 100 mio dollar ontving, om op te stappen. Vaak horen we van bonussen van tientallen miljoenen euro, voor mensen die tenminste blijven zitten, en waarvan we vernemen dat ze die bedragen wel degelijk “verdiend” hebben.

En het is allemaal “marktconform”, natuurlijk.

(Maar hoe weten we dat het marktconform is? Omdat iemand het betaald heeft. En waarom betaalt iemand dat soort bedragen? Omdat het marktconform is...)

Nu moet je weten dat de neo-liberaal in mij zowat op het punt is dat hij de scheldterm “marktfundamentalist” zou gaan overnemen als geuzennaam. Maar daarbij moeten we natuurlijk wel een beetje serieus blijven. Om de redenen die ik uitleg in de posts in de voetnoot zijn er maar weinig dingen die volgens deze “marktfundamentalist” nog minder met markten te zien hebben, dan het onder elkaar bedisselen van dit soort vergoedingen door mensen die tenslotte gewoon zichzelf aan het betalen zijn. En dat brengt me bij enkele concrete overwegingen.

Bij VW zelf, bijvoorbeeld, denk ik dat we de tien, of misschien twintig, hoogste salarissen kunnen bij elkaar tellen, en dat we al niet ver meer zullen af zijn van de 300 mio euro die ze nu betalen voor de ontslagen. En als ze bereid, en in staat, zijn om dat soort bedragen neer te leggen als vergoeding aan zichzelf, elk jaar opnieuw, waarom moeten we dan geloven dat het investeringsklimaat wordt vermoord als ze dat eenmalig aan de werknemers uitkeren? En als uit het simpele feit dat ze die bedragen aan zichzelf betalen blijkt dat zoveel geld de waarde is van hun bijdrage aan het bedrijf, waarom blijkt dan uit het simpele feit dat ze dat geld aan de ontslagen werknemers betalen niet dat dat de waarde is van het aan de deur zetten van die werknemers? Of ook: als die mensen dat soort bedragen betalen omwille van de sociale vrede, dan kan ik volgens dezelfde logica die al die topsalarissen goedpraat toch alleen maar concluderen dat de waarde van de sociale vrede zoveel geld waard is?

Natuurlijk, je kan opwerpen dat al dat geld in werkelijkheid niet gebaseerd is op “markconformiteit”, en dat zonder “de chantage door de vakbonden” nooit zoveel geld op tafel had gelegen. En eerlijk gezegd zou ik dat ook wel durven verdedigen. Maar laten we zoals ik vroeg even serieus blijven. Als ik me moet laten wijsmaken, en vervolgens met stalen gezicht moet napraten, dat de topsalarissen van de topbedrijven “marktconform” tot stand gekomen zijn, dan kan je niet verwachten dat ik twee minuten later heftig protesteer tegen de vergoedingen die door de vakbonden worden afgedwongen. Ik ben geen politicus, ik maak zelf geen enkele kans op soortgelijke topbenoemingen en ik hoef dus niemand naar de mond te praten. Ik kan pleiten voor intellectuele hygiëne! Mijn voorstel is (onder voorbehoud dat ik me aan het begin van deze post niet heb misrekend in ordes van grootte van de betrokken bedragen): de vergoedingen bij VW zijn erg hoog omdat ze bepaald niet op marktconforme wijze zijn tot stand gekomen, zoals de vergoedingen van geparkeerde politici en binnenskamers benoemde picanolachtigen erg hoog zijn, omdat ze niet op marktconforme manier tot stand zijn gekomen.

Ugh ("ik heb gezegd").

---------------------------------------------------
(1) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2006/03/h-ik-was-actueel.html EN http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2006/02/een-postje-voor-een-politieker.html

dinsdag 19 december 2006

Stokje

Luc Van Braekel heeft me in zijn post http://lvb.net/item/4042 een “stokje” doorgegeven. “Een stokje is een (meestal persoonlijke) vraag die bloggers beantwoorden en vervolgens aan andere bloggers doorgeven” luidt zijn woordje uitleg daarbij. De vraag is deze keer “vijf dingen die je nog niet van me wist”. En aangezien de blog-wensen van LVB - die me zowat als eerste in zijn blogroll opnam, en me een maand geleden op zijn blog één van zijn favoriete blogs noemde: aantal lezers sindsdien vervijfvoudigd – mij een bevel zijn, graaf ik wanhopig in mijn eenvoudig bestaan, op zoek naar iets dat de moeite waard is.

Vijf dingen die je nog niet van me wist:

1. Als illustratie van hoe het “speels” uit de titel van mijn blog ook “serieus” (yesss!) is, denk ik nog vaak met heimwee terug aan hoe ik destijds een enthousiast AD&D speler was; “Advanced Dungeons & Dragons”. Héél simpel uitgelegd is het een spel dat een soort wereld als “Lord of the Rings” van Tolkien probeert te evoceren, en waarbij de deelnemers zelf op avontuur gaan, schatten vinden, draken verslaan, veel cocacola en rode wijn drinken, en chocolade en nootjes eten, en experience points verzamelen. Ik denk nog met veel plezier terug aan mijn magiër van het negende niveau. Met ons soort attitude stelde dat echt iets voor, heel veel uren – zeg gerust: dagen - van “avonturieren”. En bij ons geen wandelende kerstbomen vol toverstokken en magische voorwerpen; ik was al heel blij met mijn permanent lichtgevende bol. En ja, op het negende niveau kon zo’n magiër toch al eens flink uithalen. Overigens was ik ook een aanvaardbare Dungeon Master; tenminste, de mensen vroegen toch geregeld wanneer ik de volgende sessie plande.

2. Aan de andere kant van dat spectrum, waar mijn hyperserieuze interesses tegelijk toch speels blijven, kan ik een aardig potje schaken. Ergens in mijn studententijd zat ik in de Belgische competitie aan het derde bord in derde afdeling, en ik haalde er 7 uit 9. Dat was niet om er wereldkampioen mee te worden, maar ik kende toch het verschil tussen een loper en een paard. Later raakte ik schaken wel volledig beu, en ben ik gaan bridge spelen. Alweer, het enthousiasme was groter dan het talent, maar de eerste beginselen heb ik toch onder de knie gekregen. Als ik zou kunnen zou ik er direct terug aan beginnen.

3. Als kind en middelbare scholier ben ik altijd een ramp, de schande van de familie geweest. Zowel mijn oudere broer als mijn jongere zus werden me geregeld, oh, niet veel vaker dan vijf keer per week, voorgehouden als voorbeeld. Om eerlijk te zijn, ik voerde ook geen klap uit, en wat veel erger was, ik had er ook geen enkel idee van dat het nodig was een klap uit te voeren. Het gevolg was dat al die preken alleen maar irriterend en contraproductief waren. Hebt u ook zo’n puber die u alleen maar geeuwend aanstaart als u hem op het belang van een goed rapport wijst? Bespaar hem/haar al die moeite. Als het al een effect heeft, dan is het alleen dat het zijn/haar geestelijk ontwaken vertraagt. En als het uiteindelijk niet vanzelf goed komt, geloof me gerust dat het niet een hoop extra preken zijn die daaraan iets hadden kunnen verhelpen.
En ik ben uiteindelijk toch ook nog een nogal tamelijk serieuze mens geworden, nietwaar?

4. Tijdens de Aziëcrisis van 1997/1998 was ik al een ervaren commerciëel dealer in de wisselmarkten, die destijds voor één van de grootste banken van de wereld werkte. (Technische specificatie voor kenners. Ik heb destijds opties verhandeld, werkelijk gequoteerd en afgesloten, met een vol van 200; twee – hon – derd. Dat is een “normaalverdeling” die er ongeveer als een horizontale lijn uitziet.) Het verschil tussen wat ik met mijn eigen ogen van die crisis heb gezien, en wat een bepaald soort links daarvan maakte – “de financiële markten hebben de crisis veroorzaakt” – was destijds één van de dingen die maakte dat ik erg actief werd in de internetdebatten van usenet.

5. Eén van mijn grootste frustraties is dat ik absoluut niks te zoeken heb op feestjes. Je kent waarschijnlijk ook wel van die heel cerebrale types. Z(w)e kunnen er echt niets aan doen, het is geen kwade wil, en elke attitude waarbij z(w)e lijken neer te kijken op het gemeen volk is alleen maar een facade waarachter z(w)e hun onvermogen om zich te amuseren een rationalisering proberen te geven. Verwacht niet van ze dat ze zich kunnen/zullen/zouden moeten gedragen als iedereen! Probeer niet ze bij het gesprek te betrekken! Je maakt ze alleen maar depressiever bij het idee dat er blijkbaar nog interessante mensen zijn ook, terwijl ze door die g*&ç§%@($e muziek niet eens in staat zijn er een stom woord mee uit te wisselen. Het enige wat je voor ze kan doen is ze van een goed excuus voorzien zodat ze naar huis mogen, of, veel beter nog, ervoor zorgen dat ze niet hoeven te gaan. Geloof me. Echt.

Ziezo. Het stokje wil ik nu doorgeven aan Endorfien: http://www.endorfien.com/ . Ze màg, natuurlijk, in derde persoon enkelvoud antwoorden, maar ik wil haar er toch voorzichtig op wijzen dat het nu wel een hele tijd zal duren voor ik haar site nog op het werk zal durven openen.

De "Historische Jezus"

Lezer Axxyanus vraagt zich af (1) wie we toch bedoelen met die “historische Jezus” waar iedereen het altijd over heeft. Dat is een uitstekende vraag, en wel juist omdat we haar zo vaak over het hoofd zien. Laat me proberen te specifiëren.

De verhalen over Jezus zijn in onze Westerse beschaving zo welbekend, dat ze kunnen dienen als “de basis van onze samenleving”, of onze moraal, of inspiratie voor kunst, tot en met sprookjesboek voor kinderen. Aangezien het om een geloof gaat, in de zin van een religie; een godsdienst, gaan die verhalen altijd vergezeld van een status, van een aanspraak op waarheid, waar de hardste wetenschappen alleen maar van kunnen dromen.

Dat maakt dat mensen zich kunnen afvragen of die verhalen ook werkelijk waar zijn. Bestond er werkelijk een figuur die al die dingen heeft meegemaakt, inclusief de verrijzenis na de dood, zoals beschreven in de verhalen? De ruzies die daarover haast onmiddellijk ontstaan gaan over het feit dat die vraag vaak in wit-zwart tegenstellingen uitmondt. Ofwel heeft hij niet eens bestaan, en dan is dat meteen een bron van leedvermaak voor zij die de godsdienst geen warm hart toedragen. Ofwel heeft hij wel bestaan, maar dan, zegt Axxyanus, zit je voor je het weet ook opgescheept met al die mirakels en andere uitdrijvingen van demonen.

Dus wordt de vraag: “wat betekent dat, ‘heeft echt bestaan’?”. Ik heb ooit wel geweten dat iemand beweerde dat de evangeliën letterlijk waar waren, tot en met het detail dat de joden verantwoordelijk zijn voor de kruisdood (!), omdat er ooit een Yeshua gekruisigd was, door één of andere obscure secte die wel degelijk deze straf toepaste, in 200 voor Christus.

Dat is dus niet goed genoeg. Maar aan de andere kant is het aannemen van het verhaal, inclusief alle absurditeiten, laat staan de mirakels en de verrijzenis, iets dat teveel gevraagd is van een fatsoenlijk mens. En toch hoeft dat niet te betekenen dat “Jezus nooit heeft bestaan”, nietwaar?

Laat me een analogie nemen. In de negentiende eeuw heeft de professionele wereld van de archeologen eens goed gelachen met een zekere Schliemann, die gewapend met de teksten van Homeros op zoek ging naar de plaats waar Troje lag. Je weet wel, die plaats waar Grieken en Trojanen, daarbij geholpen door goden als Apollo, Ares en Pallas Athena, het tien jaar lang uitgevochten hebben. Hahaha, goden hebben immers helemaal niet meegevochten, en dus was dat allemaal een mythe, hahahahaha!

Gevolgd door Schliemann die trots de vindplaats van het Troje dat door de Mykeners in de as was gelegd kon aankondigen.

Wat is er nodig, vraagt Axxyanus zich af, opdat we zouden zeggen dat “Jezus echt (sic) bestaan heeft”? Mensen als Charles Vergeer komen heus niet tot die conclusie omdat ze graag de mirakels naar binnen willen smokkelen. Zonder helemaal van buiten te weten wat precies de argumenten van Vergeer waren, denk ik dat we de analogie met Troje kunnen handhaven. Wanneer dergelijke verhalen zo vaak verteld en herverteld worden, dan raken ze met de tijd natuurlijk sterk aangedikt, maar dan kunnen ze toch altijd wel een kern van waarheid bewaren. Welke stukken van die kern kunnen we nog proberen te benaderen? Welke kennis over de concrete historische omstandigheden hebben we? Welke elementen uit het verhaal zouden goed kloppen met die historische omstandigheden, als we ze tenminste niet te letterlijk nemen?

Op die manier krijg je voorbeelden, niet twee of drie zoals je in enkele blogposts kan doen, maar twee hele boeken lang, zoals een opstandelingenleider die aan het hoofd van een grote menigte de hoofdstad binnentrekt en de Tempel, dat centrum van de antieke “tempeleconomieën” opkuist (en daarmee de bezetter in het hart treft), zodat hij zijn doodvonnis getekend heeft. Of het verhaal van een opstandelingenleider die zo de woede van de Romeinen heeft gewekt, dat hij niet langer in de centra kan prediken, maar in onherberbergzame gebieden moet optreden. En die als waarlijk mirakuleus wordt ervaren als blijkt dat hij een beetje heeft nagedacht, en besefte dat ze wel honger zou krijgen, en voor de nodige broden en vissen heeft gezorgd.

Daarmee zijn we nog lang niet bij de soort “historische Jezus” waarover Axxyanus graag specifiek wilde worden. Maar je tekent er wel een kader mee uit waarmee je de Axxyanussen van deze wereld toelaat vragen te stellen als “welke historische realiteiten zouden het verhaal niet zozeer ondersteunen, als wel weerleggen?”. Dat is immers wat het verhaal in de richting van de “falsifiëerbaarheid” duwt; technische term waarmee filosofen proberen het verschil uit te drukken tussen betekenisvolle concepten en sprookjes.

Ziedaar waar ik raak als ik Axxyanus’ vraag probeer door te denken. Ik denk dat we ons altijd ergens zullen bevinden tussen de twee uitersten, waar je niet gelooft in mirakels, en waar je er evenmin bijzonder plezier in schept iemands geloof tot sprookjes te verklaren. Je gaat er dus mee naar iets op zoek, zoals je op zoek gaat naar Troje. Je wéét niet of je zal vinden wat je zoekt, en zelfs of het wel bestaan heeft. Je kan hoogstens proberen zo dicht mogelijk de mogelijke realiteit achter zeer veel lagen mist en schaduw te benaderen – en misschien, wie weet, vind je wel werkelijk wat je zocht.

Dat is wat er gebeurd is met Troje. Dat “vinden” is in mijn ogen voorlopig niet wat er gebeurd is met de historische Jezus. Maar als ik het hier al enkele keren over Charles Vergeer heb gehad – wel, het is niet omdat ik het een hoop troep vind, hé.

------------------------------------------------
(1) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2006/12/geef-aan-de-keizer.html

maandag 18 december 2006

Cor - don! Cor - don! Cor - don!...

Vandaag zegt Eerste Minister Verhofstadt dat kappen op de PS gemakkelijk is, maar dat we er toch mee zullen moeten onderhandelen. En dus nodigt hij zijn medepolitiekers uit om met dat kappen op te houden, want dat helpt niemand vooruit.

Kijk, en dat is het nu juist. Dus nu maken we mee dat een bende alfamannetjes decennia lang onder elkaar postjes en potjes zit te verdelen, grotendeel gefinancierd met geld dat getransfereerd wordt vanuit - ah, van waar kwam dat geld ook weeral? Ben het vergeten - ergens, en daarbij zulke niveau's van incompentie en corruptie bereikt dat ze de stank zelf beginnen te ruiken, en...

Wij zouden er niets meer over mogen zeggen!

Of in andere woorden, we kunnen wel belastingen betalen, en we kunnen wel inzien dat ons geld verdwijnt in de zakken van lokale partijkaders in Charleroi die dat nog normaal vinden ook, maar we kunnen ze niet wegstemmen, want ze zitten aan de andere kant van de taalgrens. En we kunnen ook onze eigen politici die ermee "moeten" (ha ja, want we kunnen ze niet wegstemmen) onderhandelen niet wegstemmen, want wie er in de plaats komt "moet" ook met de verrotte bende onderhandelen. En tenslotte mogen we er ook niets van zeggen.

Trouwens, er stond ook nog een madam in de krant, en die vond ook dat we er niets meer van mochten zeggen. Ze is het beu dat ze altijd maar de clichés van de luie Walen moet horen, en het moet nu maar eens uit zijn. Ze is het duidelijk niet beu om alle dagen de clichés van de corrupte PS te zien, en ze is, laat me raden, het ook niet beu om belastinggelden (dat is nog steeds dat geld dat zomaar uit de blauwe hemel over Wallonië komt neerdalen) te blijven ontvangen, maar ze is wel beu dat iemand daar iets van zegt.

Wel, ik heb nieuws voor de Eerste Minister, èn voor de madam. Slecht nieuws, naar ik vrees. Als ze het beu zijn te moeten horen dat de PS een bende corrupte onbekwamen is om de vergelijking met de Renaissancepausen te doorstaan, dan kunnen ze dat doen ophouden door die PS er uit te smijten. En als ze het beu zijn te moeten horen dat de Walen niet willen werken, dan kunnen ze al die werklozen naar de Belgische grootbanken sturen - zéér aantrekkelijke werkgevers, en ik kan het weten - die zitten te springen om personeel dat in Brussel wil werken.

Het personeel in kwestie moet een telefoon kunnen opnemen en beantwoorden, en een beetje klantvriendelijk zijn, en verder moet het tweetalig zijn. Het staat alle dagen in de krant of het scheelt niet veel! In Brussel zoeken ze dat soort mensen met honderden tegelijk: willen werken en Frans en Nederlands kennen.

Ge voelt zeker al de nattigheid?

Maar tot het zover is dat daar toch een beetje werk van gemaakt wordt, denk ik niet dat het redelijk is te verwachten dat wie dan ook daarover zou ophouden. "Opkuisen of opgekuist worden" lijkt me veel redelijker om ze als boodschap te laten horen, dan "ermee ophouden".

Maar als dat allemaal echt niet kan, wel, hoe zat dat ook weer met die "docufictie" waarbij Vlaanderen de onafhankelijkheid had uitgeroepen? Het zag er uit alsof nogal wat mensen dat zouden kunnen geloven, nietwaar?

----------------------------------------
De titel verwijst naar mijn eerdere posts:
http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2006/09/ik-pleit-voor-een-cordon-sanitaire.html
http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2006/10/cordon-sanitaire-nu-nog-steeds-rond-de.html

zaterdag 16 december 2006

Geef aan de Keizer...

Bernard Lewis, historicus van het Midden Oosten die ik heb leren kennen via het commentariaat van LVB.net, schrijft in zijn The Middle East, 2,000 Years of History from the Rise of Christianity to the Present Day (1995) over de scheiding van kerk en staat. In het Christendom, dan wel, want het punt is nu juist dat die scheiding er in de Islam veel minder is. Terwijl het evangelie die scheiding al impliceert wanneer Jezus, op de vraag of de joden belastingen moeten betalen aan de Romeinen, het “Geef aan de Keizer wat de Keizer toekomt, en aan God wat aan God toekomt” uitspreekt.

Als die passage echter de basis moet zijn van de scheiding tussen kerk en staat, dan lijkt die “basis” veel meer het resultaat van ladingen interpretatie achteraf dan van de wil van de stichter. Om er maar twee op te noemen: we moeten aannemen dat Jezus een koninkrijk wilde stichten dat niet van deze wereld is, en we moeten aannemen dat het daarbij, en daarom, van geen belang was wat er met materiële zaken zoals belastingen gebeurde.

Dat is zoals het verhaal het vertelt. Wat we daarbij vaak vergeten is dat we kunnen vragen wat de verhouding is tussen de werkelijke historische gebeurtenissen, en wat het verhaal van die gebeurtenissen heeft gemaakt. Meestal stellen we die vraag helemaal niet, en aanvaarden we het verhaal op zich, en eindigt het in onze geest als identiek met de reële gebeurtenissen van destijds.

Voor mensen met historische of literaire belangstelling is die vraag nochtans heel normaal. De mogelijke antwoorden situeren zich tussen twee extremen. In het ene uiterste zijn de evangeliën het verslag van goddelijke activiteit en interventie. In het andere uiterste is Jezus van Nazareth een verzonnen figuur, gecreëerd door de stichters van een nieuwe godsdienst, en doorheen de eeuwen gecanonizeerd tot wat de bevolking werd verzocht te geloven. Je herkent de laatsten aan de bewering dat er behalve de evangeliën weinig of geen aanwijzingen zijn dat Jezus ooit echt bestaan heeft.

In het Nederlands schreef Charles Vergeer een studie over de historische Jezus met zijn twee boeken Een Nameloze, Jezus de Nazarener, 1997 en Het Panterjong, Leven en Lijden van Jezus de Nazarener, 2000. Vergeer schrijft zich in in een traditie waarin Jezus werkelijk een historische figuur was. Tegelijk zijn de verhalen die doorheen de eeuwen over deze figuur de ronde deden gemanipuleerd door de stichters en latere dragers van het nieuwe geloof. Het is interessant het “Geef aan de Keizer” te herbekijken in het licht van deze versie van de feiten.

De historische feiten zijn dat Judea bezet is door de Romeinen, die belastingen heffen. De historische feiten zijn ook dat er doorheen de Romeinse bezetting voortdurend volksopstanden uitbraken van wisselende intensiteit. De historische feiten zijn tenslotte dat de Romeinen al deze opstanden neersloegen en vervolgens de leiders executeerden door ze aan het kruis te slaan. Doorheen de decennia hebben de Romeinen joden daarom bij duizenden aan het kruis geslagen.

Als we vragen waarom de Romeinen Jezus kruisigden kunnen we dat eenvoudig aflezen op het bordje dat ze aan het kruis bevestigden: “Jezus, de koning der joden”. Het laatste wat de Romeinen wilden was dat er overal in hun keizerrijk lokale koningen opstonden, onder wie de gebieden zich van hun rijk konden afsplitsen. Neerslaan en kruisigen was wat ze daarmee deden, de hele tijd, overal.

Maar sprak Jezus niet dat zijn rijk “niet van deze wereld” was? Wel, we zijn terug bij de scheiding van kerk en staat. In de ogen van de religieuze leider Jezus was het Romeinse rijk een wereldse, materiële staat. Terwijl alleen een authentieke joodse staat een werkelijke aardse uitdrukking van het Rijk Gods kon zijn. In de religieuze ogen van die tijd was er immers juist géén scheiding van kerk en staat, net zoals dat veel later niet het geval zou zijn in de Islam, of het ook niet het geval was in die antieke beschavingen waarin de Keizer tegelijk ook god was. In dit perspectief lijkt het er op dat we de uitspraak “mijn rijk is niet van deze wereld” moeten zien als een reactie tegen de materiële staat van de Romeinen, die Jezus wil vervangen door de theocratische staat van (zijn) god.

De beslissing om dit perspectief in te nemen lijkt me, eerlijk gezegd, even willekeurig als de beslissing om een heel ander perspectief in te nemen, en aan te nemen dat Jezus inderdaad een zuiver spirituele leider was. Misschien is het in dit geval iets moeilijker te verklaren waarom de Romeinen dan zo hard met hem afrekenden, maar soortgelijke moeilijkheden kan je, naar ik aanneem, even gemakkelijk krijgen met elk ander perspectief dat je maar zou kunnen innemen.

Alleen geeft uitgerekend het verhaal van “Geef aan de Keizer” een extra argument voor het perspectief van Vergeer. Immers, als je even nadenkt over het gecanonizeerde verhaal zie je meteen dat het nogal sterk wringt. Hier staat dus Jezus, omringd door zijn volgelingen, ondervraagd door de collaborateurs van het regime. We weten, terzijde, hoe populair die zijn aan de verhalen rond de tollenaars. En nu gaat Jezus ineens de bewondering van die massa oogsten – zoals de tekst beweert – door te aanvaarden dat de joden belastingen zullen betalen? Zou je niet veel eerder verwachten dat hij die bewondering juist zou oogsten als hij verklaard had dat ze géén belastingen hoefden te betalen?

Laten we dan opnieuw zijn formulering bekijken. “Geef aan de Keizer wat aan de Keizer toekomt”. Dat klinkt goed zolang het de Keizer is die bepaalt wat aan de Keizer toekomt. Alleen waren de luisteraars (die zo tevreden waren over zijn oordeel) de lokale joden die zo weinig op hadden met de collaborateurs. Je kan vermoeden dat in hun opinie over “wat de Keizer toekomt” de toestand er heel anders uitziet. Het lijkt helemaal niet onredelijk dat hun opinie over wat de Keizer toekomt niet de spaarcenten van de joden in Judea omvat, afgezet onder de militaire macht van de bezetter. Kortom, geef de Keizer wat hem toekomt klinkt in die oren helemaal niet als “we zullen betalen”, maar veel eerder integendeel. Dat verklaart ook veel beter waarom het volk daar zo enthousiast over is.

Scheiding van kerk en staat in het Christendom? Bij Jezus zelf lijkt dat een twijfelachtig geval. Natuurlijk, voor de cultuur en de beschaving die daar later – we praten intussen over millennia - op gebouwd wordt, doet dat er niet veel meer toe. Het gaat al lang niet meer over wat de stichter (als we de verhalen geloven) gezegd heeft, maar wel over wat de verhalen ervan gemaakt hebben. Als onze gecanonizeerde verhalen vertellen dat onze bijbel de basis legt van de scheiding van kerk en staat, dan baseert onze beschaving zich op de scheiding van kerk en staat.

En als het Westen in één of andere fase van zijn geschiedenis een religieuze staat had gehad, en dus beroep had moeten doen op een stichter die deze scheiding afwees? Dan was het alleen maar een kwestie geweest om van dezelfde historische figuur een heel ander verhaal te vertellen. Of misschien zelfs, wie weet, precies hetzelfde verhaal, maar op een heel andere manier.

vrijdag 15 december 2006

Luchthaven

Met al die nieuwe veiligheidsmaatregelen - in Zaventem moest mijn tandpasta in een plastiek zakje - nemen we het zekere voor het onzekere, en we vertrekken een extra half uur vroeger naar de luchthaven. Natuurlijk is er juist geen verkeer, en natuurlijk zijn we nu zo vroeg dat er geen kat aan het inchecken is, en er is ook geen kat bij de douane controle.

Het is één van die luchthavens waar de veiligheidscontrole georganizeerd is per gate. Omdat we vroeg zijn staan we helemaal vooraan in een rij die inderdaad zeer langzaam vooruitkruipt. En die dus snel aangroeit: maar wel achter ons, gnuifgnuifgnuif. En zo zitten we veel te vroeg te kijken en te wachten in de boarding ruimte.

"Deze keer valt er niet veel te bloggen over onze vlucht" zeg ik een beetje mistroostig, "niet gelijk die keer met 'een gemene streek', je weet wel" (1). "Ah, maar we zijn nog niet eens opgestegen" zegt mijn collega die mijn vermogens om dingen te verzinnen die nog kunnen misgaan goed kent. "Er kan nog van alles gebeuren! Er kunnen van die puiten zijn die veel te laat arriveren. Er kan een muis in het vliegtuig zitten. Het busje kan naar het verkeerde vliegtuig rijden..."

"En natuurlijk kan er ook tijdens de vlucht nog één en ander gebeuren" val ik in. "Hmmmm, ik zie de tekst al voor me. Wat denk je van 'alles ging heel goed, tot er na een uur drie donkere types rechtstonden', iets dergelijks?"
"Ja" zegt mijn collega, maar het verhaal moet wel zo in elkaar zitten dat je het vanavond nog kan schrijven, en die kansen lijken hier wel pijlsnel naar beneden te gaan.
"Nja, nja, dat is waar, dat wordt dan eerder een tekst die eindigt met 'maar het was allemaal maar om te lachen, uitroepteken', wat zeg je daarvan?"

Onze creatieve processen worden onderbroken: "Ladies and gentlemen, the flight for Brussels is now ready to board, please keep your boarding pass ready etcetera etcetera...". Kreunend zet de bende zich in beweging. Er was zelfs geen vertraging. Schrijf daar maar eens een blogpost over, zeg.

------------------------------------------
(1) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2006/10/een-uiterst-gemene-streek.html
De collega in kwestie houdt overigens nog steeds vol dat het echt niet berekend was, en dat hij heus niet wist wat voor weer het zou zijn. Jaja, en de Aarde is plat, Paul McCartney is dood maar Elvis leeft.

woensdag 13 december 2006

Donker

Grote, brede lanen in de omgeving van Antwerpen, maar donker in de winteravond, en eenzaam en verlaten ogend. Ineens een felle vlek van licht, ergens op een hoek tussen twee van de lanen. Een tankstation. Verlicht alsof het station zelf een kerstboom cum stal was. En het komt me niet slecht uit, dus ik manoeuvreer mijn k-mobiel tussen de pompen en stap uit. Overal het felle licht, dat overduidelijk daar is om het gevoel van veiligheid te bevorderen.

Ineens doemt een scène uit de literatuur voor me op. De Hobbits zitten in de herberg van Bree: Achtervolgd door kwaadaardige Zwarte Ruiters en belaagd door boze geesten hebben ze eindelijk een minimum aan bewoonde wereld bereikt, een gehucht met een muur er rond, en een poort en een poortwachter. En lantaarns in de straten, en een herberg, met gasten en een herbergier en staljongens, en een fel verlichte gelagkamer. Eindelijk een gevoel van veiligheid!

Het felle licht van het tankstation bevordert waarschijnlijk niet alleen een gevoel van veiligheid, maar ook de veiligheid zelf. De gemiddelde crimineel heeft niet veel zin om zich te verschuilen in een hoekje van een terrein dat spat van de fotonen. Om maar te zwijgen van de camera's die er waarschijnlijk op gericht staan. En dat is allemaal logisch, want als een tankstation zijn klanten geen gevoel van veiligheid bezorgt, dan heeft het ook helemaal geen klanten, en dus investeert het in veiligheid, en zo zorgt het kapitalisme en winstbejag voor veilige tankstations.

In Bree heeft Merry zin om een frisse neus te halen, en hij wandelt de herberg uit, en de straat in. Maar net buiten het licht van een straatlantaarn - wat is dat? "I felt something horrible creeping up" zou hij er later van zeggen, een schaduw donkerder dan de nacht er om heen! Maar de schaduw passeerde en Merry waagde het zelfs hem te volgen. Niet verder dan het laatste huis, weliswaar, maar intussen deed hij het toch maar. "You have a stout heart" zou Aragorn daarover zeggen, "but it was foolish". En dat was ook zo, want als Nob hem niet was gevolgd met een lantaarn, dan was het dan en daar al slecht afgelopen met Merry - terwijl het verhaal zijn stout heart nog minstens twee keer héél hard zou nodig hebben.

Het tankstation is niet fel verlicht omdat er Zwarte Ruiters rondzwerven, en dat is ook niet nodig. Het idee dat een maniak zich in een hoekje verschuilt om je voor je portefeuille je keel af te snijden is ook al akelig genoeg. Daarmee voelen we echter het verband tussen beide scènes. De akeligheid van het donker, en de reële gevaren die daarmee kunnen samengaan, volstaan om onze fantasie aan het werk te zetten, en ineens leven we in een wereld die bevolkt is door kobolden en demonen, en andere orcs, nietwaar, J.R.R?

dinsdag 12 december 2006

Communicatie

Het is me al vaak opgevallen: als je weer eens vaststaat in een file, op een luchthaven of in een trein, dan is één van de meest irritante aspecten daarvan dat je totaal niet weet wat er gebeurt, waarom je daar staat, of er aan gewerkt wordt, of er wellicht een tijdsschema is – lààt het desnoods nog de hele tijd moeten aangepast worden, maar dat ze iets van zich laten horen!

Het kan zijn dat ik alleen voor mezelf spreek, maar voor mij is het miraculeus hoe vlug ik mijn filosofische kalmte en berusting terugvind, zodra ik niet langer het gevoel heb dat ik daar gewoon in de lucht hang te hangen. Communicatie werkt. Neem de Goddard-tunnel. Op een dag stond ik daar in een lange file; als derde in de rij om naar binnen te rijden. Juist voor mijn neus was hij dicht gegaan, en daar stonden we. Toevallig was het de dag die ik hier al eens beschreven heb, omdat ik nog dezelfde avond in een ziekenhuis aan een baxter zou liggen (1). En nu wist ik dat van dat ziekenhuis nog niet, maar ik wist echt al wel dat er iets niet pluis was, en mijn humeur was dus niet ongelofelijk goed.

Tot na een uurtje piekeren een passerende arbeider ons vertelt: ongeluk in de tunnel, de wrakken blokkeren heel het pak, er moet één en ander weggesleept worden, maar omdat intussen de stukken behandelbaar zijn gemaakt, ach, tegen de middag zal het weer open zijn.

Uren vertraging! Maar het simpele feit dat ik wist dat het uren vertraging zouden worden, dat er aan gewerkt werd, enfin, dat soort dingen, deden wonderen voor de gemoedsrust. Gewoon omdat we toevallig als derde in de rij stonden, want iemand die een eind verder staat weet natuurlijk van niets.

En als ik bij de tandarts ben, zeg ik er altijd bij dat ik nogal nerveus ben van al die boren en tangen, maar dat het mijn kalmte enorm bevordert als ik ongeveer weet wat er aan het gebeuren is. Sindsdien geeft mijn tandarts altijd een zakelijk woordje commentaar – en het is haast ongelofelijk hoeveel minder slecht ik me voel bij de tandarts.

Volgens mij moet daar ergens een commerciële moraal aan vastzitten. Nu ben ik zelf een verkoper, maar aan de ene kant zit ik in een heel technische materie, en 90% van ons werk is communicatie. Dus we zullen voor verbetering vatbaar zijn zoals nu eenmaal iedereen voor verbetering vatbaar is, maar misschien is er weinig meeropbrengst te rapen. Maar in het geval van mijn voorbeelden, treinstakingen, wegblokkades, dokters, tandartsen of advocaten... Is het echt overdreven te denken dat een korte, zakelijke, goed geplaatste communicatie vaak een pak meer waard zou zijn, dan reeksen uitgekiende publiciteitscampgnes?
------------------------------------------------
(1) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2006/05/de-rijkste-man-ter-wereld.html

maandag 11 december 2006

Waarom vinden ze bevolkingsgroei zo belangrijk?

Een hele tijd geleden was er een discussie bij LVB (zie de blogroll; de preciese draad herinner ik me al niet meer) waarbij het probleem van de bevolkingsaangroei werd aangekaart. Dat probleem is hier ook al vaak aan de orde geweest (1), meestal om te herinneren aan een eenvoudige mathematische waarheid. Als om het even wat, dus ook een bevolking, groeit aan een constant tempo – om het even welk – dan duurt het een welbepaalde periode (afhankelijk van dat tempo) voor het verdubbelt. En dat geeft aanleiding tot reeksen die er uitzien als “2, 4, 8, 16, 32, 64” enzovoort. Ik nodig alle aanhangers van bevolkingsaangroei uit om voor zichzelf de reeks nog een eindje verder te zetten, en zich af te vragen of de resultaten hen echt niet doen nadenken.

Toch kregen we in de draad waarover ik het had iets te lezen als “bezorgdheid rond overbevolking is eigenlijk een willen wegwerken van mensen, en dus genocide”.

Whew! Als dat geen krachtige taal is! We zullen dit maar interpreteren als een stijlvolle, want emotionele uitdrukking van een diep gevoeld standpunt. Een standpunt dat waarschijnlijk niet de gesuggereerde berekeningen heeft gemaakt, want ja, de conclusies zijn op hun beurt ook al genocide, en een mens wil zich toch niet schuldig maken aan genocide, nietwaar?

Maar waar komen toch al die emoties rond het onderwerp vandaan? Een eerdere post hier, als ik me goed herinner, zocht een verklaring in de restanten van een religieus denken die tot vandaag nazinderen: het is een toepassing van het “ga en vermenigvuldig u”; en als het Goddelijk voorschrift botst op de wiskunde, des te erger voor de wiskunde.

Vanzelfsprekend zijn er ook wel opwerpingen die beter zijn dan nazinderend fundamentalisme. De bevolkingsgroei, zo leren we, komt alleen in problemen indien de groei niet parallel loopt met ofwel een groei in beschikbaar land, ofwel in efficiëntie in de productie. En aangezien de technologische vorderingen van de laatste eeuwen er met gemak in geslaagd zijn de bevolkingsgroei voor te blijven, is de mensheid op het moment van zijn hoogste bevolkingsaantal ooit, ook nooit (zelfs niet bij benadering) zo rijk geweest.

En dat is natuurlijk ook zo, maar het is op zich geen argument voor een bevolkingsaangroei. Het toont hoogstens dat het mogelijk is om gedurende langere periodes stijgende bevolkingen te blijven dragen. Maar het toont, bijvoorbeeld, niet dat dat op alle punten van de curve mogelijk is; bijvoorbeeld bij 1 miljard mensen (een eeuw of wat geleden), èn bij zes miljard mensen ( het jaar 2,000) èn bij om het even welk veel groter aantal dat je maar wil opnoemen – en waar we bij constante groei (en dus verdubbeling) op verbazingwekkend weinig tijd zouden arriveren. bijgevolg was dat pleidooi geen argument voor bevolkingsaangroei, maar voor technologische vooruitgang. Niemand hoeft mij van technologische vooruitgang te overtuigen. Overigens, iemand die daar toch twijfels bij heeft moet maar even bedenken dat, gegeven het feit dat de mensheid nu eenmaal groeit, technologische groei helpt de nadelen van de bevolkingsaangroei op te vangen.

Intussen zijn we toch maar bij het werkelijke argument aangeland. Dat argument denkt dat een stijgende bevolking in sterk oorzakelijk verband staat met technologische vooruitgang. Het is belangrijk er op te wijzen dat dat een sterk argument is, en dat er onberispelijk rationalistische denkers zijn die dat argumenteren (2). Maar het zal erg hard zijn om daar iets van te maken dat zelfs maar in de verte lijkt op een één voor één verband. Er zijn heel veel meer voorbeelden te vinden van gevallen waar een bevolkingsgroei geen aanleiding heeft gegeven tot technologische evolutie, dan gevallen waar dat wel zo was. Maar als de theorie een “sterk oorzakelijk verband” poneert tussen bevolkingsaangroei en technologische ontwikkeling, en vervolgens blijkt dat de beweerde “oorzaak” maar zeer af en toe ook werkelijk het beweerde “gevolg” voorafgaat, dan moeten we die theorie toch een beetje relativeren, nietwaar?

De waarheid is dat er mathematisch een omgekeerd verband bestaat tussen welvaart en bevolkingsaangroei. De welvaart van een samenleving is nog altijd haar productiviteit per hoofd. En de waarde van breuken daalt nog altijd wanneer de noemer van die breuken stijgt. Terwijl er hoogstens een mogelijk - maar onzeker en in elk geval zwak - evenredig verband bestaat tussen welvaart en bevolkingsgroei. Misschien toch maar even die reeks van 2,4,8,16 enzovoort in gedachten blijven verderzetten, tot het licht schijnt?

-------------------------------------------------------
(1) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2006/02/dingen-die-iedereen-zou-moeten-weten.html
EN http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2006/04/malthus.html
(2) North & Thomas, The Rise of the Western World, A New Economic History, 1973

zondag 10 december 2006

Chimpansees: "Ze zijn juist gelijk mensen!"

Met vrouw en kind ga ik van het mooie winterweer genieten door een grote wandeling te maken. Babbelbabbelbabbel, natuurlijk, en op een bepaald moment merken we het volgende op. In onze gezamenlijke kennissenkring kennen we tamelijk veel vrouwen die universitaire studies wiskunde hebben gedaan, daar vervolgens nog een zwaar programma bovenop deden – zeg, bijvoorbeeld, een doctoraat – en die momenteel een functie uitoefenen waarvoor ze heus geen geavanceerde wiskundigen hoeven te zijn.

Maar allemaal hebben ze verschillende kinderen, aan wie ze een gelukkige familie te bieden hebben, en zijn ze tevreden met hun job die hen toelaat een zekere deelname in het sociaal-economisch verkeer te combineren met precies die gelukkige familie. En dus kwam ons gesprek op vragen als hoe dat soort dingen komen en waarom dat soort verschillen tussen mannen en vrouwen optreden, altijd opnieuw.

Voor mij is dit gewoon weer één van de toepassingen van de stelling van enkele posts geleden (1). “De mens is één van pakweg 200 soorten apen.” Als je één van de 200 andere soorten bestudeert zal je heel vaak (maar niet 100% universeel) zien dat het de vrouwtjes zijn die voor de jongen zorgen. Voor de rest zal je heel erg verschillende soorten gedrag zien inzake sociale organizatie, rol van de mannetjes of problemen rond geweld in de groep, maar de zorg voor de kinderen, en bij uitbreiding de familie zal je heel vaak bij de vrouwtjes aantreffen.

Het gedrag van de mannetjes van onze soort is wegens die verscheidenheid niet zo simpel op één quasi gemeenschappelijk kenmerk terug te voeren, maar het lijkt erg goed op dat van chimpansees. Het zou fijn zijn dat zonder meer terug te brengen op het feit dat chimps onze naaste verwanten zijn, en de overeenkomst daarmee als verklaard te beschouwen. Helaas, daarmee komen we er niet. De realiteit is dat wij mensen even nauw verwant zijn aan de chimp als aan de bonobo, en bij de bonobo’s zijn de sociale rollen van mannetjes en vrouwtjes heel anders dan bij chimps.

Dus is het iets dat ik maar als onverklaarde, feitelijke waarneming zal behandelen. Mannetjeschimpansees besteden een groot deel van hun leven aan het zoeken van positie binnen de hiërarchie, aan vriendschappen en allianties, aan sociaal gedrag en het promoten van de groep naar buiten toe, en de eigen positie naar binnen toe. Precies wat mannetjesmensen ook doen.

Daartoe vinden ze ruim gelegenheid in organizaties als “de politiek”, maar ook de ambtenarij, en het bedrijfsleven, en zo verder tot en met het verenigingsleven en de strijd voor een goed doel (2). Dus, bewust sterk simplifiërend, en louter bedoeld als illustratie: Beeld je een chimpmannetje in, en hij zal op zoek gaan naar een sociale groep waarin hij een goede indruk kan nalaten. En naar chimpvrouwtjes, natuurlijk. Maar beeld je een chimpvrouwtje in, en zij zal op zoek gaan naar een territorium waarin er voldoende te eten valt voor de kleine aapjes, en waar er bevriende mannetjes zijn om er nieuwe kleine aapjes mee bij te maken. Of waar er zo weinig mogelijk vijandige mannetjes zijn die de kleine aapjes doodslaan omdat ze dan met dat vrouwtje sneller zelf kleine aapjes kunnen krijgen.

Analoog kunnen we ons inbeelden dat mensenmannetjes en –vrouwtjes rondlopen met precies dezelfde prioriteiten in het leven. Oh, ze noemen het niet “op zoek naar een groep waarin ze een goede indruk kunnen nalaten, in de eerste plaats op vrouwtjes”. Ze noemen het, bijvoorbeeld, “dienst aan mijn vaderland”. Het resultaat is evenwel precies hetzelfde.

Daarom handhaaf ik maar mijn theorie, in het volste besef dat het strikt genomen gaat over een lange serie vereenvoudigingen. Disclaimer! Wetenschappers die deze onderwerpen bestuderen zullen geneigd zijn op dit soort teksten zeer terughoudend te reageren! En ze hebben gelijk! Ik wil alleen signaleren hoe opvallend je een aantal dingen kan verklaren als je niets anders hanteert dan dit stel simplificaties. Bijvoorbeeld hoeveel vrouwen we kennen die eerst goed genoeg zijn opgeleid om zeer verantwoordelijke of intellectueel veeleisende functies uit te voeren, en die vervolgens al hun krachten wijden aan hun gezinnetje van vijf.

---------------------------------------------------
(1) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2006/12/chimpanzee-politics-een-nieuwe.html
(2) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2006/05/meloen.html

zaterdag 9 december 2006

Grooooooot Experiment

Op aanraden van een vriend - jawel, jawel, die zijn er - heb ik de "comment moderation" van Blogger afgezet. Dat betekent dat iedereen comments kan plaatsen, en dat die dan meteen (zouden moeten) verschijnen.

Daarmee heeft mijn vriend een aanzienlijke psychologische blokkade weten weg te werken. Hij heeft dat niet gedaan door (a) elke dag te emmeren over hoe vervelend het systeem wel is (wist ik al) of (b) te wijzen op het ondemocratische, elitaire, onsympathieke, arrogante of asociale karakter van het systeem (al die epitheta blijven immers onverminderd op mijn moeilijk doch opgewekt karakter van toepassing) of (c) stroop te smeren over het grote potentiëel van het blog dat door het gebruik van het systeem de grond ingeboord wordt.

Integendeel. Wetend hoe hij mij dient aan te pakken begon hij met iets als "face reality". Ik ben altijd geïnteresseerd in het facen van reality, dus we faceten reality. Reality is dat dit geen veelgelezen blog is. Reality is dat het nog maar twee keer is voorgekomen dat ik posts heb geweigerd. De laatste keer was het gewoon een lege boodschap, iets als "hello ik ben Mandy", of zoiets. Voor de andere keer, zie (1).

Dus, zegt mijn vriend, is er bijzonder weinig reden om aan te nemen dat het systeem veel oplevert, terwijl het natuurlijk (a) vervelend, (b) onsympathiek en (c) slecht voor het grote potentiëel van het blog is.

Even diep ademhalen, en ach, ik probeer het. Maar ik beloof niets! Ik wil niet meemaken wat je op usenet meemaakt. Ik wil ook niet meemaken wat bekende blogs meemaken, waar de onzin en het gescheld vaak potentiële gebruikers afschrikt. Ik probeer het alleen omdat ik nu eenmaal niet het soort blog heb dat dat gevaar loopt, of lijkt te lopen. Als dat verandert, dan ga ik terug over op het oude systeem. (Tenzij, natuurlijk, op één of andere manier een middel ontstaat dat mijn problemen oplost.) En als ik mezelf een beetje ken zal daar niet eens erg veel voor nodig zijn.

Je bent nu eenmaal een asociaal en onflexibel karakter, of je bent het niet.

----------------------------------
(1) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2006/07/not-good-enough.html