maandag 30 juni 2008

De Sociologie van het Denken

Enkele hoofdstukken van Smolins The Trouble with Physics (1) gaan over wat hij “de sociologie” noemt. In de wetenschappen, zegt hij (op licht verwonderde toon), blijkt het allemaal toch niet alleen te gaan om de beste ideeën, de diepste inzichten en de grootste vorderingen. Er blijkt een heel establishment te bestaan, met “senior positions” die vanuit de macht om de jongere generaties te beoordelen een heel sterke invloed hebben op de richting van het onderzoek. Op die manier ontstaat “een heel andere agenda” dan precies de zoektocht naar de diepste ideeën: omdat de facto de richting gaat naar bevestiging van wat de mensen in die “senior positions” al dachten. De lezer voelt wel hoe dat allemaal past in zijn vraag waarom de natuurkunde een tikje in het slop lijkt te zitten...

Maar er zat nog een interessant extra aan vast. Als we scores uit persoonlijke evaluaties opmaken werken we uiteindelijk met een soort gemiddelde: en indien dat gemiddelde over simpele kwantificaties zou gaan (“aantal artikelen gepubliceerd” of "winst" of “aantal doelpunten gescoord”) zou dat ook een zeer efficiënte manier van scoren zijn. Maar wat er voor “kwaliteit van het onderzoek” achter dat gemiddelde verloren gaat is de afwijking die er zit op de al die individuele oordelen. Die afwijking noemt Smolin noemt de “polarizering”.

Tegenover iemand met een beoordeling van 60% omdat iedereen hem of haar op precies 60% scoort, plaatst Smolin iemand wiens identieke beoordeling van 60% het resultaat is van reeksen scores van 20% afgewisseld met reeksen scores van 100%. En wat Smolin denkt - en suggereert zonder daar overigens statistisch of ander bewijs voor te geven – is dat in onderwerpen waar diepe inzichten en onafhankelijk denken een belangrijke rol spelen, een sterke polarizatie juist een gunstig signaal is. Niet iets om zomaar te laten verloren gaan achter gemiddelden, dus.

Met deze “sociologie van het denken” in het achterhoofd herinnert Smolin eraan dat de grote namen (en Smolin noemt er een hele serie waarvan zelfs ik al gehoord heb) nooit posities hebben aan de echt grote universiteiten en onderzoekscentra, maar zich integendeel aan de rand van de academica proberen in leven te houden (wat iets zegt over de vraag hoeveel soortgelijk talent zich juist niet aan die rand heeft in leven kunnen houden, en dan maar ambtenaar (bijvoorbeeld: in Bern) is geworden).

Ik moet onwillekeurig denken aan de filosofie. Wittgenstein is een filosoof die mij altijd compleet boven mijn pet is gegaan, maar velen (en ik bedoel heel serieuze mensen) beschouwen zijn Tractatus als het belangrijkste filosofische werk van de twintigste eeuw. Nu ken ik hem zo slecht dat ik dit mis kan hebben, maar ik denk te weten dat hij met datzelfde werk is afgewezen voor een simpel doctoraat (nu ja, probeer maar eens zelf een “simpel” doctoraat in de wacht te slepen...). En in ieder geval kan ik het verhaal bevestigen voor Karl Popper, die zijn The open Society and its Enemies, zeker één van de klassiekers van de twintigste eeuw, schreef in de filosofische woestijn, en academisch niet verder is gekomen dan de “London School of Economics” – toch nog altijd niet Cambridge of Oxford.

Het zou, met andere woorden, kunnen. Misschien is het in onderwerpen waar conceptueel inzicht belangrijk is een goed idee om “polarizering” (een zeer gemakkelijk meetbare grootheid, zoals wij die in de financiele markten werken goed weten, omdat we het onder de naam “volatiliteit” dagelijks constant gebruiken) als een criterium voor persoonlijke beoordeling te gebruiken, precies zoals we de scores zelf als criterium te gebruiken?

Terwijl voor heel andere onderwerpen, zoals misschien die financiële markten zelf, de toestand mogelijk precies omgekeerd is? Als ik nadenk over de soort collega’s in wiens boeken marktbewegingen zich vertalen in winsten of verliezen – we noemen ze de “traders” – dan denk ik dat ze allemaal, stuk voor stuk, beschikken over een serie vaardigheden die het verschil maken tussen professionals en de enorme bende amateurs die je elke dag op het internet hun opinie over de markten ziet uitschreeuwen. Om er maar één te noemen, ik weet haast zeker dat al die mensen, en je zal echt héél weinig uitzonderingen vinden, experts zijn in de kunst van het “cut your losses”, dat wil zeggen, het financiëel equivalent van durven toegeven dat je fout zit.

Het is beslist geen absurd idee dat je voor sommige onderwerpen een sterke homogeniteit in de eigenschappen van het team wil hebben. Zou er één topvoetbalteam bestaan waarvan niet alle spelers, verdedigers, middenvelders en aanvallers, een opmerkelijk gevoel voor balcontrole hebben? En zou dat, toegepast op de financiële wereld, niet kloppen met het feit dat wij zoeken naar scores die zich vertalen in winst? In dat geval immers zoek je naar hoge scores (“winst”) voor zo weinig mogelijk risico (en dus “afwijking”) - en mijn vlugge intuïtie suggereert dat dat verlangen naar conformisme zich vertaalt naar de eigenschappen van de teams die je terugvindt in de financiële markten - of de edele voetbalsport.

Of het nu allemaal waar is of niet, Smolin denkt dat de “sociologie van de kennis” ook zo in elkaar zit dat het natuurkundig establishment een soort risico aversie met zich meebrengt. Dat gebeurt “de facto” zoals ik schreef: er is niemand die een uitgekiend complot in gang zet om echte originaliteit te saboteren. Het is eerder een “emerging property” van een bepaald soort systeem. En als dat systeem in de natuurkunde soortgelijke, conformiserende effecten heeft als voor, zeg, een voetbalploeg, terwijl die effecten daar veel minder gewenst zijn – dan heeft Smolin misschien een stap gezet op weg naar het antwoord op “waarom slagen we er niet in vorderingen te maken tijdens de huidige crisis in de natuurkunde?”.

------------------------------------------
(1) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2008/06/lee-smolin-en-de-crisis-in-de.html

zaterdag 28 juni 2008

Laat me nog eens herinneren...

... aan het feit dat ons vriendenclubje met een project om in Kameroen de bevolking te steunen met bijenteelt en een schooltje (en dit op zijn beurt geïnspireerd door het besef dat mensen die van honger omkomen echt niet zullen ophouden met jagen op bedreigde diersoorten) een jaarlijkse BBQ organizeert. De post met de details was:

http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2008/05/onze-vzw-organizeert-een-barbecue.html

Als motieven als dit soort initiatieven ondersteunen of, wie weet, vragen te stellen over Speels maar Serieus u een goed idee lijken, weet dat een kleine organizatie als de onze de centen goed kan gebruiken, en dat er heel, heel weinig van ons geld naar "administratie", "personeel" of "hotelkamers" gaat...

Baby Thomas is één jaar oud

Een jaar geleden, alweer, dat we in het ziekenhuis met dat bundeltje baby, de oogjes stijf gesloten, de knuistjes ter hoogte van de oortjes en het neusje dat aan de vastberaden trekken van zijn vader deed denken in onze armen stonden. Speels maar Serieus stond er vol mee, een mens mag nooit de echt belangrijke gebeurtenissen van het universum uit het oog verliezen.

Een jaar later staan de oogjes van baby Thomas wijd open. Hij is een echt tevreden babietje, dat veel moet lachen en met volle aandacht de wereld inkijkt. Sinds hij niet meer in een maxicosi moet zitten is het geen enkel probleem om met hem een halve dag in de auto rond te reizen. Hij kijkt met grote oogjes rond naar de afwisseling daarbuiten en geniet van zijn eerste vakantie.

De meeste collega's van baby Thomas kunnen al stappen, of rechtstaan als ze zich vasthouden, of tenminste kruipen. Baby Thomas niet. Hij zit tevreden op zijn stoel of zijn tapijt, en als er iets is dat zijn aandacht trekt buigt hij zich voorover en trekt met alle kracht van zijn armpjes aan de vloer, tot hij zittend vooruitschuift in de richting die hij wil. Ik denk wel dat hij tot tien graden tegen de wind zou kunnen invaren, als hij dat zou willen. Maar staan of stappen is er nog lang niet bij, en daarmee zit baby Thomas naar de maatstaven van de familie uitstekend op schema. Robeyzen zijn laatbloeiers.

Baby Thomas heeft ook nog maar vier tandjes. Daarmee doet hij beter dan zijn zus, die er op dezelfde leeftijd maar één had, en in die toestand maanden is gebleven. Baby Thomas doet ook al ettelijke maanden op zijn vier tanden, en er zijn geen tekenen dat er heel snel gaan bijkomen.

Maar fysische ontwikkeling is er natuurlijk meer dan genoeg, en peuter Sarah moet tot haar grote ontzetting vaststellen dat baby Thomas alles vastgrijpt wat hij maar te pakken krijgt, er aan trekt, en het dan nog in zijn mondje steekt ook: Boemba, de potjes en pannetjes van haar keukentje, zijn eigen teddyberen, het tutje van peuter Sarah, het rugzakje waarmee ze naar school gaat, alles. Nu moet baby Thomas zich ook van haar één en later welgevallen: ze schrobt zijn rug in het badje en ze heeft hem al eens (overigens heel bekwaam) een truitje aangetrokken. Niemand weet hoe peuter Sarah dat heeft klaargespeeld, maar ineens had hij het aan en glunderen dat hij deed! Zij ook, trouwens.

En zo kruifelt de baby hier rond terwijl de peuter lange volzinnen afsteekt en tot zestien kan tellen. En niet met zich laat sollen. Toen mijn vrouw op een dag geen koekje voor de speeltijd in haar rugzakje had gestoken, maar wel een boterham, ging de converstatie als volgt (de zinnen van peuter Sarah werden langzaam uitgesproken en met een diepe stem):

Mama: "Saartje, heb jij in school het boke opgegeten?"
Peuter Sarah: "Ik wil geen bokes meenemen naa' schooltje, ik wil alleen maar koekjes."
Mama: "Wil jij alleen maar koekjes? Hmmmm.... Maar je hebt tenminste toch het boke opgegeten?"
Peuter Sarah: "Nééééééé" (nog altijd dat diep stemgeluid, dus)
Mama: "Oh nee? En wat heb jij dan met dat boke gedaan?"
Peuter Sarah (langzaam en met een diepe stem): "Op de grond".

Opgelost. Case closed. Op naar een nieuwe, onbezorgde dag.

Maar goed. Gelukkige verjaardag, baby Thomas, en mogen er nog vele, vele verjaardagen volgen!

donderdag 26 juni 2008

Zonnecellen

Hier komt een url met een soort denkoefening die mij wel bevalt, en over een onderwerp dat me interesseert:

http://i-r-squared.blogspot.com/2007/07/solar-thought-experiment.html

De vraag is een ruwe, zeer ruwe schatting te maken van wat het zou betekenen als we alle electriciteit die we nu opwekken met petroleum integendeel willen opwekken met zonnecellen. Natuurlijk gaat het hele onderwerp me van bij het begin ver boven mijn pet, maar toch...

Cruciaal in mijn ogen is dat hij begint met de vraag naar de totale behoefte aan op te wekken electriciteit. Het gaat om een Amerikaanse analyse, maar dat doet er niet toe: het gaat om de aanpak. Je hebt bijvoorbeeld niet veel aan krantenartikelen over biomassa of windmolens die zoveel watt opwekken, als je geen enkel idee hebt van wat dat uitmaakt in de totale behoefte. Deze analyse begint dan ook met een cijfer van 700 tot 800 duizend megawatt per jaar. Als ik me niet vergis zal "mega" over "miljoen gaan. Duizend megawatt is dan een miljard watt, en dus praten we over een behoefte aan (pakweg) 800 miljard megawatt. 800,000,000,000.-

Stel dat je nu een dergelijk getal wil opwekken met zonnecellen. Ha, dan wil je eerst weten wat één zonnecel oplevert. Het antwoord van het artikel is: 12.5 watt voor een oppervlakte van een vierkante voet. Je deelt 800 miljard door 12.5, je goochelt nog wat met voet, mijl, de regel van drie en de Stelling Van Bayes en... er is een oppervlakte nodig van 50 vierkante mijl om 800 miljard watt per jaar op te wekken.

Eerlijk gezegd valt dat me mee. Ik zou nooit hebben gedacht dat je met zonnecellen zelfs maar in de buurt zou komen van de totale Amerikaanse behoefte aan electriciteit. En nu blijkt dat je alleen maar een flinke stad moet afgraven en vervangen door zonnecellen, en je bent er! Een mens zou er optimist van worden!

Mutatis mutandis komt dat er op neer dat je voor België de stad Gent afgraaft en vervangt door zonnecellen. Vertraging kan optreden voor de twee of drie gebouwen die in aanmerking komen om ze weer op te bouwen ter verfraaiing van de voorsteden van Antwerpen: die moeten we dan eerst steen per steen nummeren, maar al bij al blijft dat extra werk beperkt. Interessanter nog is dat de auteur voorrekent dat je een heel eind komt met alle daken die op het zuiden gericht staan. Met een beetje geluk kunnen de Gentse zonnecellen als reserve dan zelfs achter de hand gehouden worden.

Maar alle gekheid op een stokje (natuurlijk weet ik ook dat er meer dan twee of drie gebouwen zijn in Gent die niet zouden misstaan in de voorsteden van Antwerpen), dit soort oefening levert wel degelijk iets op. Je vervangt je pessimistische "je komt nooit in de buurt" door het meer realistische "hoeveel gaan al die zonnecellen kosten?" en "moeten die niet nog veel efficiënter worden?" en vele soortgelijke andere vragen. OK, we zitten van geen kanten op het niveau van de mathematische analyse. Maar als het dat is, of helemaal van toeten noch blazen weten (alle hints over de etymologie van deze uitdrukking zijn welkom), geef mij dan maar dit soort verhaal.

woensdag 25 juni 2008

Peter Heirman, de immobiliën, en "falende markten"

Hier bij ons slingert een exemplaar van Visie, 6 juni 2,008. Hierin schrijft een Peter Heirman over de “immo-maffia”. Hij heeft een probleem met vastgoed kantoren die vermoedelijk (veel) te veel winst maken voor wat ze presteren. (Ikzelf kan daarover ook één bevestigende anecdote vertellen.) Nu was er een kantoor, “Immo Budget”, dat voorstelde kopers en verkopers bij elkaar te brengen, zonder andere kosten, fee’s, spreads of andere winsten voor zichzelf aan te rekenen dan een vaste “935 euro voor koper en verkoper”. (De verborgen kost in mijn anecdote bedroeg 12,500.- (!) euro...) Waarna (zo schrijft tenminste het artikel) de andere kantoren zich wendden tot hun beroepsfederatie en... “Immo Budget” laten schorsen! De "immo-maffia", dus.

Tegen het einde komen de drie zinnen die ik van nabij wil bekijken; ik citeer ze met mijn eigen nummering, maar in de juiste volgorde achter elkaar, zonder (behoudens eigen typfouten en vergissingen) iets weg te laten of er voor de rest iets aan te veranderen:

(a) "Dit incident toont dat ‘de vrije markt’ helemaal niet zo vrij is."
(b) "Laat alles over aan de markt en je krijgt dit soort wantoestanden."
(c) "Het wordt dringend tijd dat de overheid optreedt tegen dergelijke misbruiken."

En ik zit hier geweldig met mijn ogen te knipperen. Met zin (a) ben ik het helemaal eens - zoals ik het artikel zelf best wel een belangrijk artikel vind. Het is duidelijk dat de markt niet vrij is, als er zoiets bestaat als “een beroepsfederatie” die blijkbaar kan beslissen wie er mag kopen en verkopen, laat staan tegen welke vergoeding. En ik wil niet eens de fundamentalistische liberaal uithangen! Volgens mij is het goed dat er een beroepsfederatie van dokters in de geneeskunde bestaat (ik zeg niets over hoe goed of slecht die haar werk doet, ik zeg alleen iets over een volgens mij toelaatbare inbreuk op mijn liberale ideeën), zodat niet om het even wie zichzelf tot arts kan uitroepen.

Maar dan komt zin (b). Uimmmm... Peter Heirman heeft net zelf gezegd dat de markt helemaal niet zo vrij is. En in de onmiddellijk daarop volgende zin - zin (b), dus - schrijft hij dat “dit soort toestanden” onstaat als je... “alles overlaat aan de markt”! Maar als je net zelf hebt gezegd dat het gaat om een markt die niet vrij is – hoe kan je dan in de volgende zin beweren dat het de schuld is van de markt die vrij is?

Kijk, dit lijkt me allemaal best wel interessant. Peter Heirman en ikzelf hebben met een verschillende filosofische achtergrond een gemeenschappelijke opinie over een probleem, maar verschillende ideeën over mogelijke oplossingen. Ik denk in alle ernst, oprechtheid (enzovoort) een probleem in zijn redenering te vinden en wil dat probleem zonder spot, hoon, sarcasme, en de rest van mijn internetverleden signaleren. Misschien heb ik iets over het hoofd gezien? Laat het gerust weten; bij voorkeur zonder spot, hoon, sarcasme en al die andere dingen die discussies doen ontsporen. Of misschien heb ik wel gelijk? Net zoals ikzelf niet de fundamenstalistische liberaal wil uithangen zal ook “de andere kant” wel af en toe bereid zijn de doctrine niet altijd en overal toe te passen?

In dat geval zou ik willen overgaan naar zin (c). In mijn bescheiden bedoelde opinie is de reden waarom “Immo Budget” zich zo moet laten behandelen dat er een overheid bestaat die een beroepsfederatie de hand boven het hoofd houdt. Immers, wat gaat die federatie doen als ze geen macht van de overheid hadden gekregen? Gaan ze knokploegen sturen? Worden de kantoren van “Immo Budget” met hakenkruisen beklad, en wordt hun personeel kaalgeschoren? Of stappen ze wel degelijk naar die overheid? Je weet wel, met kortgedingen en deurwaarders en dwangsommen en weet ik veel welke andere “rechtsmiddelen”. Ooit al eens een “rechtsmiddel” gezien zonder dat er een overheid achterstond?

Dus, zegt mijn liberaal voorstel, laat de overheid nu eens zeggen dat iedereen als vastgoed makelaar kan optreden - ik maak abstractie van de nood aan beroepskennis – aan de prijs en onder de transparantie die hij zelf beslist. En laat vervolgens de consumenten vrij beslissen met wie ze in zee willen gaan. Volgens mij heeft Peter Heirman zeer correct gezien dat dat niet naar de zin zou zijn van de “andere kantoren” uit zijn artikel. En dus zijn Peter Heirman en ikzelf het voor 66% met elkaar eens:

(a) de markt is helemaal niet zo vrij, en
(b) [geschrapt]
(c) de overheid kan/mag/moet optreden, maar dan wel om daar iets aan te doen, en...

Peter Heirman en ik krijgen allebei onze zin! De “andere kantoren” zullen niet blij zijn, en wel omdat de consumenten meer geld in hun zak zullen houden; juist het geld dat anders op de winstrekening van de "andere kantoren" was terechtgekomen.

66% overeenstemming èn het beoogde resultaat bereiken: dat is toch niet slecht voor een discussie tussen een cynische, uitbuitende neo-liberaal en werkschuw vakbondstuig?

OK, ik houd wel van een beetje van dat soort ironie hierboven: misschien wel teveel om goed te zijn. Dus nu serieus. Het onderwerp in het algemeen, en vrije markten in het bijzonder, zijn te belangrijk om er alleen ideologisch over te doen – terwijl dat nochtans is wat er haast altijd gebeurt. De meest onberispelijke liberale geesten zijn evenwel voortdurend bezig met vrije markten, niet om telkens weer het eigen grote gelijk te vieren, maar er integendeel de grenzen en tekortkomingen van af te tasten (1). Dat moet hier ook kunnen! Als ik het mis heb, laat dan weten waarom. Maar als ik gelijk heb, durf dan ook de conclusies onder ogen zien.

-------------------------------------
(1) http://www.ivanjanssens.be/dutch/nartikel.asp?link=122

dinsdag 24 juni 2008

Alastair Reynolds

Ik had niet verwacht in een boek van Alastair Reynolds 100 bladzijden te lezen voor ik het teleurgesteld zou wegleggen. Reynolds, dat is science fiction, en aangezien ik al verschillende boeken van hem had gelezen trok een bezoek aan zijn soort universa - met technologische en economische ontwikkelingen, of contacten en conflicten tussen interstellaire beschavingen - me wel aan.

Dat was wat Pushing Ice ook beloofde. Er was een economie van het zonnestelsel, en ruimteschepen in de buitenste regionen op zoek naar grondstoffen voor de centrale delen. Eén van die schepen betrapt een ruimteschip van onbekende afkomst op een soort (voor zover ik weet) observatie van de mensheid, en zo zouden we terechtkomen in allerlei ideeën, verpakt in een goed verhaal, over de mogelijke plaats van een toekomstige mensheid in de melkweg.

Daarom bleef ik lang nadat ik de scènes uit het achtervolgende schip als “vervelend” begon te herkennen doorbijten. “Vervelend”, dat betekent bij mij dat de vraag in me opkomt: waarom lees ik dit; waarom steek ik hier mijn zeer schaarse vrije tijd in?

Vaak is me overkomen dat het antwoord was: omdat je uiteindelijk een verhaal aantreft dat je doet nadenken, dat je inzichten of misschien zelfs inspiratie bezorgt, en dat tegelijk ontspannend is, en wie weet zelfs mooi, of ontroerend, of grappig.

Maar Pushing Ice bleef maar gaan over de gebeurtenissen in dat ene schip, en van al de andere beloftes kreeg je maar niets te zien. Nu blonken Reynolds vorige boeken niet uit in interessante karakters waar je kon mee meeleven, of waarvan de ontwikkeling of de relaties bijzonder interessant waren. Dus bij gebrek aan wijdse vergezichten van kosmologische, of astronomische, of galactisch-politieke aard bleven die bladzijden gebeurtenissen en conversaties alleen maar vervelen, en de belofte begon te verbleken en doofde na 100 bladzijden helemaal uit - en ik klapte het boek zuchtend dicht. Als Reynolds niet zo’n grote naam was geweest had ik de symptomen na 20 bladzijden herkend...

Een smakenkwestie, natuurlijk! Ik kan me perfect voorstellen dat iemand het een heerlijk boek vindt en toch een goed mens is! Ik denk evenwel dat er een verband bestaat tussen wat mijn soort “cerebraal" type verwacht van een boek, en wat meer “observerende” verkenners van de wereld verwachten van hun tijdsbesteding. Je ziet ze opfleuren tijdens natuurwandelingen, tussen de vergezichten afgewisseld met besloten hoekjes, de aangelegde tuinen en de paden door de weilanden, of de bossen en de oevers van rivieren. Ze vinden een totaalperspectief dat maakt dat ze aan het einde van de dag dat heerlijk gevoel overhouden aan hun wandeling, en ze vinden bovendien een afwisseling van details die elk op zich bijna de inspanning waard maken. De belevenis speelt zich dus op meerdere schalen tegelijk af: van het microscopische bestuderen van een bloem via het uitkijken over een bergweide tot de totaalbeleving. Elk van die schalen is interessant, je doet het voor elk van die schalen apart en tegelijk nog eens voor de relaties tussen elk van die schalen.

Precies die structuur is waar ik ook naar op zoek ben, niet in de reële wereld, maar wel in de soort verhalen die ik lees. Neem Jack Vance, de Duivelsprinsen. De mensheid is verspreid over de sterren, er zijn diverse beschaafde werelden, en er zijn de werelden aan een buitenkant die er meer als de Wild West uitziet. Hoe verhouden die zich tot elkaar - economisch, politiek, militair...? Op een andere schaal zijn er die verschillende planeten zelf, met hun hoofdsteden en plattelandsgebieden, hun ondernemers, ambtenaren, obers en oplichters; en hun geschiedenissen, hun culturen, hun denkers en hun narren. En omdat Vance de schrijver is die hij nu eenmaal is weet hij dat allemaal tot leven te brengen tot je niet kan wachten om de hoofdpersoon aan zijn queeste te zien beginnen, en jij weer nieuwe perspectieven ontdekt.

Die structuur blijft doorwerken op de kleinste schaal, wanneer je tegen zonsondergang samen met de held staat te mijmeren aan de kusten van één of andere oceaan, terwijl over de stranden de lampen beginnen op te flakkeren en het bruisen van het water doet denken aan al die andere kusten op al die andere werelden waarover hij al heeft staan uitkijken – en hij zich weemoedig afvraagt waarom hij het allemaal doet.

En was een deel van de aantrekkingskracht van Tolkiens Lord of the Rings niet het meeleven met enkele Hobbitpsychologieën, via de posities van Tovenaars als Gandalf en Saruman tot het uitbreken van een oorlog die van enorme machten als Elrond, Minas Tirith, Rohan, Gandalf en Aragorn kleine spelers in een weids geheel maakte? Is dat ook niet de structuur van [wat ik als] een interessante boekenwinkel [beschouw]? Je kan er verdwalen in heelder secties over geschiedenis, of filosofie, of wetenschap, of vele andere. Binnen al die secties surf je door de verschillende subcategorieën, en grijp je eenmaal een boek vast dan opent zich daarin weer een compleet nieuw universum om eindeloos in rond te kuieren.

Dat soort structuur heb ik vaak teruggevonden in verschillende boeken van Reynolds. Er waren zeker ook dingen die ik liever anders had gezien. Het feit dat er geen sneller dan licht voorkomt, bijvoorbeeld, of één van zijn zeldzame karakters waarmee je een beetje kon meeleven maar die halverwege het boek vermoord wordt, of hoe hij heelder steden of zelfs planeten uitwerkt, om ze vervolgens achteloos te laten vernietigen door een vijandige mogendheid. Maar er waren ook die wisselende hoeken en kanten, perspectieven en details, ideeën en vergezichten. Allemaal dingen die ik na 100 bladzijden in Pushing Ice bleef missen. En dus heb ik het geïrriteerd onuitgelezen in de kast gezet. Wie zich herkent in mijn soort smaak kan ik het echt niet aanbevelen.

zondag 22 juni 2008

Lee Smolin en de "crisis in de natuurkunde"

Tevreden blijf ik lezen in The Trouble with Physics, The Rise of String Theory, the Fall of a Science and What Comes Next, 2,006 (1) van Lee Smolin. Ik was er erg nieuwsgierig naar, want zijn The Life of the Cosmos, 1,997 (2), komt bij mij in aanmerking voor de titel “interessantste non-fictie boek dat ik ooit heb gelezen" (3). Ik voeg er aan toe dat zijn Quantum Gravity, 2,000 een teleurstelling voor me was; goed beseffen dat dat het aan mij kan (= “zal”) liggen.

Van bij het begin bezorgt The Trouble with Physics me goede hoop dat het zoals The Life of the Cosmos zal zijn. Smolin is een uitstekende popularizeerder van wetenschap. Maar een verschil met sommige auteurs die dat ook zijn is dat Smolin daarbij naar de “grote filosofische vragen” uitwijkt; en voor zover ik dat kan beoordelen maakt hij zich bepaald niet belachelijk. Tenslotte is Smolin van mening dat de natuurkunde, waarin hij zelf een actief deelnemer is, momenteel een crisis doormaakt, vergelijkbaar met de periode waarin Newton voor één van de grootste omwentelingen in de geschiedenis van het denken zorgde.

Misschien kan je dat verhaal niet beter vertellen dan Neal Stephenson gedaan heeft in zijn romancyclys The Baroque Cycle. Eén van de personages is Newton zelf. Een ander personage is Leibniz: één van de weinige mensen uit de wereldgeschiedenis die een inzicht bezaten vergelijkbaar met dat van Newton zelf. En die kanonnen waren tijdgenoten van elkaar! Uitstekend (laat Stephenson Leibniz vragen), we hebben dus deze prachtige theorie van Newton, die zoveel verschijnselen kan verklaren. We passen immers de bewegingswetten op, bijvoorbeeld, “atomen” die de basisbouwstenen van alles zijn. Maar wat zijn eigenlijk “atomen”?
“Ha”, zegt de Begaafde Student, “dat zijn elementaire massa’s die oneindig klein zijn!”
“Maar als ze oneindig klein zijn, hoe kunnen ze dan met elkaar interactie vertonen?” wil Leibniz weten. En als daar geen antwoord op komt, dan is dat niet omdat Stephenson in dat “echt gebeurd” debat aan de kant van Leibniz staat, maar omdat er geen antwoord is.

Wat is ruimte? Wat is tijd? Wat is zwaartekracht? Hoe kan die werken op afstand? Hoe zat dat nu met dat atoom en die interactie? Pas als je al die dingen zomaar aanneemt krijg je een theorie die zo indrukwekkend werkte als die van Newton. Maar filosofisch gesproken was het een terugval in middeleeuwse, scholastieke, zelfs occulte denkwijzen. “Werking op afstand”, komaan, zeg.

Zoals Smolin het vertelt lijkt de situatie van 300 jaar later daar sterk op. Er is een “quantumfysica”, de natuurkunde van het heel kleine, en de gedragingen daarvan maken klein bier van de filosofische “problemen” van de Newtoniaanse fysica. We weten van geen kanten “wat” een electron of een foton is, we weten niet “waar” het is, of toch niet tesamen met de informatie waar het naartoe gaat, en dan houd ik het verhaal nog simpel omdat ik in dit labyrinth na meer dan drie stappen toch verdwaal.

In reactie is de hedendaagse natuurkunde terechtgekomen in de veelbelovende “snarentheorie”. Die is veelbelovend omdat allerlei mathematische problemen uit de crisis er netjes mee op hun plaats vallen. Maar die is ook problematisch omdat er geen mogelijkheden bestaan om de theorieën ook experimenteel te toetsen. Dat wil zeggen dat de natuurkunde in een zuiver abstract straatje zit, zonder kans om te checken of het klopt met de realiteit, dan wel een zuiver mathematische rekenoefening betreft: denk terug aan het “we weten niet wat ruimte en tijd en kracht zijn, maar als we doen alsof ze bestaan werkt de theorie”.

Een ander probleem is dat de theorie slechts een eerste benadering moet zijn van iets waarvan de fysici in dit stadium alleen maar hopen dat er een ultieme theorie achter zit; omdat (bijvoorbeeld) de theorie één van de basisideeën van de relativiteitstheorieën negeert. Snarentheorieën werken namelijk met een soort vaste achtergrond van ruimte en tijd, terwijl we sinds Einstein aannemen dat die eigenlijk dynamische, evoluerende entiteiten zijn. Ruimte en tijd, zegt Smolin, zouden niet het kader moeten zijn waarin de theorie de gebeurtenissen beschrijft, maar zouden sinds Einstein moeten volgen uit de theorie. Daar is de snarentheorie kennelijk nog niet aan toe, en in zekere zin blijft het dus een “pré-Einstein” denken (dat laatste is waarschijnlijk een eigen formulering van me; met alle risico's vandien).

Het boek krijgt ook een praktische kant wanneer Smolin zich afvraagt of we daarom niet meer aandacht moeten besteden aan ander natuurkundig onderzoek, dat zich toch maar houdt aan de klassieke manier van wetenschap doen. Dat betekent natuurlijk meer geld voor dat “ander onderzoek”, en minder voor snarentheorie, en je voelt de controversen al om de hoek hangen. Maar als je aanneemt wat Smolin zegt over die “crisis in de natuurkunde” weegt zijn punt wel zwaar. Volgens hem heeft de mensheid sinds pakweg Newton van elke generatie fysici revolutionaire inzichten meegekregen. De eerste generatie die er niet in slaagde even grote vorderingen te maken was de huidige. De generatie die momenteel vanuit de posities van hoogleraar de volgende aan het opleiden en begeleiden is: die van Smolin zelf. Misschien, suggereert hij, is er iets mis met de aanpak van die generatie? Misschien moet de samenleving meer aandacht geven aan andere benaderingen?

Aangezien ik er nog niet zeer ver in zit kijk ik tenslotte uit naar de meer filosofische delen die er, naar ik aanneem, later zitten aan te komen. Dit soort boeken gaat niet snel vooruit wanneer je een fulltime job en twee kleine kindjes hebt. Misschien houd ik u nog op de hoogte...

-------------------------------------------------------
(1) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2008/06/wetenschappelijke-en-filosofische.html
(2) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2007/07/vragen-allemaal-vragen.html
EN http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2007/08/kosmologische-natuurlijke-selectie.html
(3) Gewoonlijk ken ik die titel toe aan Jared Diamonds Guns, Germs and Steel, 1,998.

vrijdag 20 juni 2008

Obama krijgt een "bounce"

Op 7 juni sleepte Obama de nominatie voor de Democraten in de wacht als kandidaat voor de presidentsverkiezingen. Nu had ik kort daarvoor in een vlug postje (1) gezegd dat ik voor de eigenlijke verkiezingen in november een “landslide victory” voor Obama “voorspelde” – overigens onder vermelding van genoeg andere van mijn “voorspellingen” om duidelijk te maken dat ik geen aanspraak maak op veel inzicht. Ik denk eerder een soort politiek entertainment te brengen, en dus “voorspel” ik sinds enkele weken maar dat Obama afgetekend wint. Dat is hoe het er nu, vijf maand voor de verkiezing, in mijn ogen uitziet.

Mijn idee was dat zelfs toen niet duidelijk was wie de Democratische kandidaat werd, de “abstracte” kandidaat ongeveer even hoog scoorde als McCain. Dus, dacht ik, als de kandidaat alsnog bekend werd, dan moest die een duidelijke verbetering in de cijfers te zien krijgen: vermits zijn aanhang niet langer verdeeld zou zijn binnen de partij. En daaruit zou dan blijken dat de Democraten "in werkelijkheid" mijlen voorop lagen, en dat alleen de uitgesponnen voorverkiezing maakte dat het er nogal gelijk opgaand uitzag.

Welnu, eerst het goede nieuws. Sta me toe nog eens te verwijzen naar één van de sites die ik hierover volg:

http://www.electoral-vote.com/

Hier krijg je staat per staat het resultaat van de jongste poll (voor zover de site die interessant vindt), wat naarmate de verkiezing nadert neerkomt op een idee van hoe de uitslag er zou uitzien als het vandaag verkiezing was. Op de dag van Clintons speech waarin ze haar nederlaag toegaf, was de stand:

08 juni: Obama: 287 – McCain: 227.

Dat ziet er breder uit dan het is, gegeven de methodologie, de lange tijd tot de verkiezing, het feit dat de “statistical ties” er toch ingaan in de richting van de winnaar, etcetera. Maar zolang we citroenen met citroenen blijven vergelijken, en gegeven dat we op deze site de stand dag per dag kunnen volgen, is het interessant enkele tussenstanden sindsdien (wanneer er iets verandert) op te geven:

12 juni: Obama: 304 – McCain: 221 (Michigan, 17 votes in het college, is geflipt)
17 juni: Obama: 317 – McCain: 221. (Virginia (13) van totale “tie” naar “amper Obama”)
19 juni: Obama: 344 – McCain: 194. (Florida, (27) geflipt).
20 juni: Obama: 317 – McCain: 194. (Florida, (27) wordt exact “tie”).

Dat ziet er goed uit, nietwaar? Op het eerste zicht had ik een falsifiëerbare theorie – Obama had even goed achteruit kunnen gaan, sindsdien, en de hele wereld had (achteraf) kunnen vertellen dat het aan zijn huidskleur lag, of zijn soort campagne, of whatever. Bovendien komt de “voorspelling” uit. Daarmee is niet bewezen is dat de “landslide” er aan komt, maar toch: de Democraat ligt toch maar mijlen op kop, dus het heeft allemaal toch een zekere betekenis.

Twee kleine wolkjes aan deze schitterende hemel. De site waarnaar ik verwijs is de eerste om te zeggen dat het nog zeer kort dag is, en dat polls uit juni voor de verkiezing van november nog heel weinig waarde hebben. Bovendien ontdek ik nu bij het surfen naar de sites waar ik deze verkiezing volg dat de uiteindelijke kandidaat, wanneer hij eenmaal bekend is, altijd een “bounce” krijgt.

Aha. Dat wist ik dus niet, en daar had ik ook nooit aan gedacht. Maar het is wel cruciaal voor elke causaliteit die ik wou inroepen. Natuurlijk kan Obama erop vooruitgaan nu de partij niet meer door de voorverkiezing verdeeld wordt - zoals ik het vertelde - maar evengoed kunnen de cijfers verklaard worden door de standaardeffecten van de nominatie. Dus om mijn gelijk te halen moeten we nu ook nog weten welke van de twee effecten we momenteel hebben. En dat kan. De standaardbounce is normaal na enkele weken tot een maand weer weg. Terwijl in mijn verhaal Obama de leiding niet meer mag afgeven, tenzij er spectaculaire ontwikkelingen optreden.

Dus dat moet ik afwachten voor ik ga kraaien over mijn aankondiging dat het een landslide ging worden, toen iedereen het nog over “een spannende strijd” had. Als Obama midden juli nog steeds dit soort cijfers te zien geeft, en zonder nieuwe ontwikkelingen, dan zal ik vinden dat ik het vorige maand beter zag dan zij die het over die “spannende strijd” hadden.

----------------------------------------
(1) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2008/05/een-spannende-strijd.html

zondag 8 juni 2008

John McCain heeft géén kanker!

De bovenstaande kreet is mijn bijdrage aan de partijpolieke propaganda die zal losbarsten nu de twee kandidaten voor de Amerikaanse presidentsverkiezingen bekend zijn. Terzijde, hier is nog een (ook om andere reden interessant) artikel dat aankondigt dat het allemaal een heel spannende strijd zal worden:

http://www.msnbc.msn.com/id/25028512/

Desondanks blijf ikzelf denken dat het een "landslide" voor Obama moet worden (1). Ik zei al eerder "acht jaar Bush en vijf jaar Irak"; hoe dom kunnen kiezers tenslotte zijn? Er zijn ook een aantal indicatoren die historisch nogal zwaar wegen, zoals de economie die voor de Republiekeinen zwaar tegen zit of het feit dat Obama financiëel veel betere papieren lijkt te hebben dan McCain.

En dan is er het leeftijdsverschil. Volgens mij zal dat een factor worden, in de één of andere vorm die iets subtieler zal zijn dan "McCain is veel te oud". Vandaar mijn voorstel hierboven. "Nee hoor", zeg je dan als Obama(cloon), "McCain is helemààl niet te oud, waar hààl je het vandaan? De paus is al tachtig! En op Johannes Paulus II of Breznjev lijkt hij ook al helemaal niet (enzovoort). Trouwens, de dokters hebben hem helemaal onderzocht en van die kanker, hé, waarvan in zijn verleden al een keer of vier of vijf sprake is geweest, daar is niets meer van terug te vinden! Niets!"

Kortom, voor wie een tekeningetje nodig heeft, je begint er opnieuw en opnieuw en nog een keer over, en telkens in termen dat je het absoluut geen reden vindt om er erg bij stil te staan. Volgens mij blijft dat behoorlijk plakken, en de enige manier waarom McCain er tegenin kan gaan is er zelf ook nog eens de aandacht op trekken.

Sta me intussen toe nog eens de aandacht te vestigen op de volgende site:

http://www.electoral-vote.com/

Vanaf nu krijg je daar dagelijks een overzicht van de politieke kaart te zien, indien de jongste poll die door de site serieus wordt genomen ook de werkelijke uitslag was. Momenteel is het resultaat 287 - 227 in het voordeel van Obama. In dit stadium - de verkiezing is nog een klein half jaar ver - is dit nog niet buitengewoon belangrijk, maar ik herinner me van vier jaar geleden dat bij het naderen dit toch een heel leuke site is om te volgen. Momenteel is het nieuws op die kaart dat Obama (in vergelijking met Kerry vier jaar geleden) Ohio ("OH20", nogal rechts bovenaan) van de Republiekeinen afpakt, plus enkele staten in het centrum van de kaart. Midden bovenaan is Michigan dan weer een staat die momenteel in Republiekeinse handen overgaat, terwijl Florida knalrood in handen van de Republiekeinen blijft.

Ik zei het al, momenteel nog niet te veel aandacht aan schenken, maar als je een beetje wil volgen wat er gebeurt, de komende zes maanden, zeker regelmatig gaan kijken.

-------------------------------------
(1) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2008/04/het-slechtst-mogelijk-resultaat.html
EN http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2008/05/een-spannende-strijd.html

zaterdag 7 juni 2008

Wetenschappelijke en Filosofische Revoluties

Meestal zien we natuurwetenschappen als erg verschillend van de (noem het) menswetenschappen, maar soms vind je merkwaardige parallellen. Ik zat te lezen in Smolin (1) over de "unificaties" in de natuurwetenschappen. "Magnetisme is eigenlijk hetzelfde als electriciteit"; een vondst uit de negentiende eeuw. Of "electromagnetisme is eigenlijk hetzelfde als bepaalde nucleaire krachten": uit de latere twintigste eeuw.

Smolin vertelt over een nog vroeger geval, omstreeks het jaar 1,600 AD ("Kopernikus"; "Galileï"). Het toenmalige (Aristotelische) wereldbeeld zag de Aarde als een vaste (platte) basis, en alle hemellichamen waren één ("geünificeerde") groep objecten, waarvan je de eigenschappen - in het bijzonder de bewegingen - kon bestuderen: de zon, de maan, de sterren en de planeten. En dus was het een hele schok toen er in dat beeld verandering kwam. De Aarde, dat is eigenlijk één van de planeten, tussen andere planeten. En de zon, dat is eigenlijk één van de sterren, zoals die andere sterren.

Dat soort hergroeperingen vormden vaak de grote revoluties in de wetenschap. Waarom doen dingen zich zo verschillend aan ons voor, als ze "eigenlijk" hetzelfde zijn? Er zijn meerdere mogelijke redenen, maar in dit geval lag het aan ons perspectief. Als je bij wijze van spreken met je neus op één ster zit, dan zijn alle andere sterren heel ver weg, en dat maakt dat ze er heel verschillend uitzien; dat ze zelfs lijken op de planeten die in verhouding een steenworp van hier zijn.

Maar dat hebben we ook in onze dagelijkse, menselijke aangelegenheden. Onze oude, meestal religieus gekleurde wereldbeelden kan je vergelijken met de zon. Ze zien de wereld vanuit zichzelf in het centrum, en als we ook de sterren in de metafoor invoegen, dan stellen die het heel vaag bewustzijn voor dat er ook nog andere religies bestaan, waarvan de leden om heel andere redenen dreigen te branden in de hel (2). Zoals we op het eerste zicht de zon niet kunnen vergelijken met de sterren, zo wimpelen alle religies alle andere af als mythen, ketterijen en spirituele perversies. De schok die je voelt wanneer je beseft dat je eigen religie één van de mythes is, temidden van vele andere, zal wel vergelijkbaar zijn met de schok wanneer je beseft dat je zon een ster temidden van de sterren is (3).

De analogie gaat nog verder. De debatten uit die tijd van Galileï kwamen neer op een strijd tussen verschillende mogelijke "hergroeperingen". De zon, sterren en planeten waren een groep hemellichamen uit het "bovenmaanse" in het Aristoteliaanse wereldbeeld, terwijl in de moderne opvatting de Aarde en de planeten samen een groep vormden, en de zon en de sterren een andere. De nieuwlichters probeerden de Aarde van zijn centraal statuut te beroven, en de klassiekers probeerden dat af te wimpelen als een mathematische gezichtsbegoocheling.

En wat zie je gebeuren wanneer een rationalistisch wereldbeeld het besef meebrengt dat "jouw" religie één van de mythes temidden van al de anderen is? In een wereld waarin dat met succes gebeurd is verdringt de wetenschap alle mythische wereldbeelden, en dus probeert het religieus establishment in eerste instantie de wetenschap van zijn centrale plaats te beroven, zoals de modernen van de zeventiende eeuw dat met de Aarde deden. "Agnosten geloven zelf ook iets"! Of ook: "de wetenschap is zelf ook een geloof!" En tenslotte, met de jongste varianten van het creationisme, "Intelligent Design is zelf ook een wetenschap!"

Het gaat me nu even niet om de waarheid of onwaarheid van dat soort beweringen. Ik zat gewoon met mijn ogen te knipperen, toen ik las over de grote omwentelingen van de natuurwetenschap. Toch opmerkelijk, vind ik, hoe je onderliggend, zeg maar op het filosofisch vlak, grote parallellen met de grote omwentelingen van de menswetenschappen vindt.

------------------------------
(1) Smolin, The Trouble with Physics, 2,006
(2) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2008/03/de-val-van-lucifer.html
(3) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2008/03/de-melkweg.html

woensdag 4 juni 2008

En nu de "veep"!

Weet je het nog, begin 2,007, toen ik vroeg of je je kon voorstellen dat al die poeha rond Obama nog lang ging duren? Natuurlijk was hij een charismatische figuur, en natuurlijk ging hij er langer inzitten dan veel andere kanslozen, maar natuurlijk ging er uiteindelijk een serieuze kandidaat met de nominatie aan de haal gaan.

Maar goed dat ik er bijschreef dat het allemaal diende om de atmosfeer van die vroege dagen vast te leggen, en dat je me er ging mogen aan herinneren, "de dag dat hij als een nieuwe Bill Clinton of Carter de eed aflegde".

Nog steeds is de eigenlijke verkiezing een half jaar ver weg, en nog steeds is dat een heel lange tijd: het blijft tenslotte politiek. De volgende grote vraag wordt: wie zullen de kandidaat vice-presidenten worden? De historische waarheid is dat dat eigenlijk heel weinig belang heeft. Maar het genereert wel altijd een hoop publiciteit en opwinding, en daar leeft zo'n campagne nu eenmaal van.

Bovendien zou de historische waarheid deze keer achterhaald kunnen worden, als Obama Clinton als zijn running mate aanduidt. Het zou de partij herenigen, een enorm sterke kandidaat tot bondgenoot maken, goed voor de financiën, enfin, een zet waar een hoop mensen op zitten te wachten. Was het niet Abraham Lincoln die al zijn rivalen op sleutelposities benoemde en zo "de meest getalenteerde leiders van de VS" in zijn team kreeg?

ik geloof er niet in - een opinie die evenveel waard is als mijn opinie destijds dat Obama een omhooggevallen burgemeester was. "Twee voor de prijs van één" was één van de slogans van de Clintons. Maar voor Obama zou het omgekeerde waar zijn: je krijgt er inderdaad één sterke partner mee, maar voor hem zouden de Clintons juist twee keer een prijs zijn die hij zou betalen. Eén Hillary in je Witte Huis plus één ex-president... Ik zou het niet zien zitten.

Natuurlijk heeft Obama de Clintons nodig. En figuren als Hillary stuur je niet zomaar de woestijn in; Obama zal Hillary moeten helpen een serieuze stempel op de toekomst te drukken. Dus is het vice-presidentschap een voor de hand liggende mogelijkheid, en dus zit iedereen zich die vraag te stellen. Maar ik veronderstel dat er nog wel andere opties zullen zijn, en dat het op één daarvan zal uitdraaien.

Natuurlijk mag je me er aan herinneren als volgende week of maand Hillary met veel gedruis tot "veep" wordt geproclameerd...

Hoest

De koorts is gezakt, maar nu hoest baby Thomas zich te pletter. De dokter zegt dat dat normaal is, en dat geloven we heus wel. Alleen, 's nachts wakker liggen van het gejammer, of van de hoest, het maakt allemaal niet veel verschil...

Heel schattig is dat baby Thomas nu ook de gewoonte heeft om grappige geluidjes te maken: "brrrrmmm brrrrmmmm brrrrrmmmm", de hele tijd door, echt grappig. Ik weet zeker dat we er binnen enkele jaren erg vertederd en in termen van "dat was een mooie tijd" aan zullen terugdenken. Vandaag voelen we de neiging om het venster open te zetten, en... en... en...

Maar genoeg gejammerd. Baby Thomas is bijna één jaar oud en heeft zich ontwikkeld tot een grappige, goedgehumeurde baby die je kan belonen met een stralende glimlach. Hij vertoont een gezonde nieuwsgierigheid en pakt naar alles dat hij kan grijpen. Af en toe zit hij dat dan zo heel geconcentreerd en aandachtig te bestuderen... misschien wordt hij wel een filosoof...

zondag 1 juni 2008

Koorts

Baby Thomas is ziek. De vorige werkweek hadden wij van de vijf nachten: één nacht met twee keer drie uur slaap, onderbroken rond 2.30 uur voor ongeveer een half uur, twee nachten met voortdurend onderbroken brokjes slaap van maximum één uur, en twee regelrecht slapeloze nachten, dat wil zeggen, elk uur van de nacht (elk, e - l - k) meerdere keren onderbroken.

De pediater vond geen echt verontrustende symptomen, en gewapend met voorschriften voor druppels voor zijn neusje en zijn oortjes gaan we terug naar huis.

En sindsdien maakt baby Thomas elke avond 40 graden koorts.

Het hoogste was 40.7, en zopas 40.3, maar hij reageert wel goed op zijn perdolans. Gisteren daalde het er van 40.7 naar 39.0 mee, en nu voelt hij ook al een stuk minder heet aan. Desondanks: plezierig is anders.

Maar veel uitrusten was er dit weekend niet bij. En ideeën of energie voor veel bloggerij is er ook niet. Sorry.