zaterdag 29 april 2006

Ogen...

UPDATE dinsdag 2 mei

Uitgerekend zaterdag krijgt baby Sarah windpokken, en hebben wij geen nachtrust meer. Ik weet het niet, maar *iets* zegt me dat dat niet bevorderlijk is voor een genezend oog... Het is overigens ongelofelijk hoe veel verschillende kleuren rood je kan identificeren op een kleine oppervlakte als een oog.

Soit. Ik kan al wel wat met de computer overweg zonder meteen tegen het plafond te hangen, maar de inspiratie om over iets te schrijven blijft wat dunnetjes. Eén dezer, ongetwijfeld...

:-)

Koen

------------------------

Eén van die dingen die slecht moeten gaan om te weten dat iets dat we zo vanzelfsprekend vinden, dat in werkelijkheid echt niet is, veronderstel ik...

De operatie (woensdag) lijkt geslaagd te zijn; ik zie nu al meer uit dat oog dan de laatste twee jaar. De dokters hadden gezegd dat drie op tien een succes zou zijn, maar volgens mij zit het er in.

Pijn in de ogen valt met niets te beschrijven. Strikt genomen is het lang niet zo erg als brand- of steekwonden; ik denk dat zelfs een goed gemikte schaafwonde, als pijn kwantificeerbaar was, hoger zou scoren.

Maar wat een mizerie. Je kan ook je ander oog niet gebruiken, want van de tranen plakt alles dicht. Hoe meer je probeert, hoe meer het traant. Met het geopereerde oog dichtgeplakt doen verschillen in licht-intensiteit toch pijn, met echte scheuten, zelfs via het goede oog. Je kan er ook niet mee opzij kijken: de twee oogbollen draaien immers samen, en dat schuurt: ik bespaar u het tekeningetje. En verder voelt het alsof er met een haak in gekoterd wordt. De hele menu tesamen geeft een doffe pijn die uitstraalt naar je hele hoofd, als het klokkengelui van een flinke kathedraal.

Kortom, de hele boel zit dicht. Er zijn meer dan 72 uur gepasseerd, en tot donderdag zat ik aan een baxter. Sindsdien is de ellende begonnen, maar vandaag zijn er al momenten dat ik me min of meer een mens voel. Het huis dankt u voor de vele blijken van medeleven, zowel IRL, als per mail en zelfs twee op dit blog.

maandag 24 april 2006

Huishoudelijk: Even buiten strijd

Omdat ik al lang sukkel met één van mijn ogen, en omdat dat oog de laatste tijd fel achteruit is gegaan, moet ik deze week geopereerd worden. Het idee is dat ik onmiddellijk terug thuis zal zijn, maar aangezien ogen nogal delicaat liggen, denk ik dat ik misschien niet veel zal kunnen computeren. In het beste geval even buiten strijd, en naar ik vurig hoop, niet meer dan "even". En als het alleen maar een tijdje veel pijn doet (en dat zijn wel de verwachtingen), misschien toch wat korte ingrepen hier, bijvoorbeeld omdat er (zoals nu) plots toch wat commentaren arriveren.

Zoiets is altijd een goed moment voor een "huishoudelijke recapitulatie". Eén van de grote voordelen van het internet is dat er weinig of geen "gatekeepers" zijn, zodat mensen als ikzelf hun geniale maar helaas onbegrepen ideeën toch kwijt kunnen. Op het eerste zicht geeft dat natuurlijk de paradox dat ikzelf op dit blog wel voor gatekeeper zit te spelen voor commentaren.

Maar dat gatekeeper-schap is alleen maar formeel. Nog altijd heb ik niet één commentaar geweigerd. Wanneer ik commentaren door bekende namen zie stuur ik ze gewoonlijk eerst door, en daarna lees ik ze op het blog; niemand van de paar mensen die geregeld post zal geweigerd worden omdat het me niet aanstaat. Het enige wat ontbreekt om ze automatisch te laten passeren is (ofwel) de technologie, (ofwel) mijn gebrek aan kennis van die technologie, (ofwel, en vermoedelijk) beide tegelijk.

Toch blijft het uiterst vervelend dat posts een hele tijd niet verschijnen, en aan iedereen die om die reden niet wil reageren: ik denk dat ik precies hetzelfde zou doen.

Maar intussen hebben we dus wel een toestand waarbij ik nog geen enkele post heb geweigerd. Géén hysterische, voortdurende herhalingen van extreem-links en extreem-rechts, géén reclame voor gokkasten, géén pogingen om mij (en u) te bekeren tot wat je maar kan verzinnen, het komt er allemaal niet door, en daarom, denk ik, probeert het dat zelfs niet. En omdat ik dat belangrijker vind dan een stroom reacties à la "hi" en "saai blog" en de rest, blijft het maar een tijdje zo.

Bovendien krijg ik stilaan de indruk dat er een belangrijker reden is waarom dit blog niet communicatie-vriendelijk is, dan die (formele) gatekeeperij van me. Als iemand, zoals momenteel gebeurt, nog reacties stuurt naar een ouder bericht, dan moet je al een fanatieke lezer zijn om dat nog op te merken. En dat zou nu eenmaal niet anders zijn als die reactie onmiddellijk verscheen.

Bij mijn weten is dat puur een Blogger-fenomeen. Blogger biedt een heel simpele blog-omgeving, zelfs mensen zoals ik kunnen ermee bloggen, maar meer dan de basics heb je niet. Ik veronderstel dat ik er nog een hele tijd mee zal moeten leven.

En tenslotte: na drie maanden vind ik bloggen best geestig. Af en toe zie ik neerbuigende artikelen over de "incest" van bloggers, van hun "mislukte dromen" over hoe ze belangrijke opiniemakers gingen worden, over de beperkte visie van de "blogosfeer". Wel, het is niet dat ik me tot de ervaren bloggers reken, maar mijn raad zou zijn: trek je van al die dingen niets, maar dan ook driedubbel niets aan. Bloggen moet je niet doen omdat je Belangrijk wil zijn, of geld wil verdienen, of ruzie maken met onbekenden, maar gewoon omdat het je overkomt. En eerlijk gezegd kan je dan al die kritieken glimlachend van je laten afglijden zoals water van een eend.

Ik vind het dus geestig, en ik denk wel dat, als het mag van het universum, ik het zal blijven doen, en wel om geen enkele andere reden dan dat ik het geestig vind. Amen.

zondag 23 april 2006

Malthus

Als je over “Malthus” (naar een oude theorie, beroemd geformuleerd door Thomas Malthus op het einde van de achttiende eeuw) begint, krijg je – vanuit een heel breed spectrum aan opinies en ideologieën – ladingen kritieken over je heen. Dat alleen al maakt het de moeite er van wat dichterbij naar te kijken.

De theorie zegt dat een gegeven populatie (in ons geval: mensen) groeit, zolang de ecologie het toelaat. Het volgende inzicht is dan “Samengegestelde interest” (1). Om het even welke groei die (gemiddeld) constant blijft aanhouden, leidt naar een bepaalde tijd die er nodig is om de populatie te doen verdubbelen. Zelfs zeer kleine groeipercentages, die aanleiding geven tot “lange” verdubbelingsperiodes, geven verdubbeling op tijdsschalen die (historisch gesproken) heel kort zijn. Bijvoorbeeld, als een bevolking slechts om de twee (!) eeuwen (!) verdubbelt, dan zouden de cijfers voor een groep van 100 mensen in het jaar 1,000 er als volgt uitzien:

1,000: 100
1,200: 200
1,400: 400
1,600: 800
1,800: 1,600
2,000: 3,200

Om de twee eeuwen is zeer langzame groei, dus dat kan veel sneller gaan. En het punt is, als er op een bepaald moment acht, of zestien, of tweeëndertig (enzovoort) keer meer mensen leven op een bepaald gebied dan er X aantal tijd daarvoor leefden; wat gaan die dan allemaal eten?

Dus (zegt de theorie), op een bepaald moment zal je mensen zien wegtrekken (“vluchtelingen”), met elkaar beginnen vechten (“oorlogen”), of er zal doodeenvoudig geen antwoord zijn op de vraag wat ze zullen eten (“hongersnood”). Ook kan een opeengepakte bevolking veel vatbaarder zijn voor (vaak dodelijke) epidemieën. Kortom, op een bepaald moment kan de ecologie het niet meer dragen, en dan zakt de populatie terug in elkaar, bijvoorbeeld na één of andere ecologische ramp. Malthus zelf dacht (als ik me dat goed herinner) dat die ramp niet noodzakelijk ecologisch moest zijn. Ook “moreel bederf” (zoals voorbehoedsmiddelen) kon de klus klaren, alsook, zoals vaak bij primitievere volkeren blijkt te gebeuren, grootschalige kindermoord. Het nettoresultaat (volgens Malthus) is altijd dat bevolkingsgroei moet stoppen, en dat dat op bijzonder onprettige manieren zal gebeuren.

Zowel de theorie als het probleem daarmee blijken heel goed uit de Europese geschiedenis van het laatste millennium. Vanaf de elfde eeuw vertoonde Europa – in de voorgaande eeuwen één van de primitievere streken van de wereld – een sterke opleving, die zich via bevolkingsgroei vertaalde in de crisis van de veertiende eeuw: hongersnoden, pest en oorlogen à volonté.

Als we daaruit komen – de periode wordt ook wel met “Renaissance” aangeduid – krijgen we alweer bevolkingsgroei, en met de “crisis van de zeventiende eeuw” hebben we weer, jawel, hongersnoden, pest en oorlogen à volonté.

En de cyclus herhaalt zich, en met de Industriële Revolutie begint wéér een heropleving, en wéér leidt dat tot grote bevolkingsgroei. En wanneer dat boeltje; zeg: in de twintigste eeuw, verondersteld wordt weer in elkaar te stuiken, dan gebeurt dat juist niet, maar wel integendeel. In plaats van een groeiende bevolking die de groeiende rijkdom inhaalt, haalt een groeiende rijkdom de groeiende bevolking in, en ineens gaat die laatste stabilizeren, terwijl de rijkdom toch verder groeit. Exit Malthus.

Nu kunnen we opmerken dat de twintigste eeuw toch nog altijd het toneel is geweest van twee wereldoorlogen, minstens één zeer zware, zeer dodelijke epidemie en stapels revoluties en andere lokale drama’s; genoeg om Malthus ruim tevreden te stellen. Alleen, de bevolking is er niet door gecrashed, en de rijkdom is er toch bij toegenomen, en dààr ging het tenslotte om.

En als we naar de zeventiende eeuw kijken, dan zijn we wellicht blij dat we niet tijdens één van de Londense pestepidemieën van die tijd hebben geleefd (of de grote brand), of onder de Spaanse Furie, of tijdens de Dertigjarige Oorlog door het hedendaagse Duitsland moesten ronddwalen. Maar tegelijk waren er streken van Europa die aan de crisis ontsnapten - bijvoorbeeld de Noordelijke Nederlanden. Kortom, de zeventiende eeuw was als crisis op zijn beurt veel minder erg dan de veertiende.

Op het eerste zicht zou ik zeggen dat “Malthus”, als dogma, weerlegd is; wat natuurlijk niet verhindert dat sommige mensen er aan blijven vasthouden zoals anderen dat doen met “de aarde is plat”, “de evolutietheorie is weerlegd” en “AIDS bestaat niet”. Maar als historisch patroon zou het best een goede beschrijving van de geschiedenis kunnen zijn – inclusief de manier waarop het patroon in het Europa van het jongste millennium lijkt af te nemen. Om te weten of “Malthus” ook werkelijk een lange termijn historisch patroon beschrijft, zouden we de geschiedenis van heel verschillende landen doorheen zeer lange periodes moeten kennen.

Bovendien zouden we daar statistieken van een minimale kwaliteit voor moeten hebben. Maar zelfs de statistieken voor het Europa van amper duizend (en minder) jaar geleden zitten vaak op een punt waar je alleen maar kan vaststellen dat de geschiedenis mogelijk in overeenstemming is met het patroon, maar wellicht ook niet. Bij mijn weten ontbreekt het ons momenteel aan de historische kennis om ons daarover uit te spreken. Economie en geschiedenis zijn nog lang geen exacte wetenschap...

--------------------------------------------------

(1) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2006/02/dingen-die-iedereen-zou-moeten-weten.html

zaterdag 22 april 2006

Dure Bouwgrond

Gisteren stond in de krant dat ruim de helft van de beschikbare bouwgrond in Vlaanderen op één of andere manier in handen is van de overheid. En verder weten we dat de overheid vindt dat gronden te duur zijn: dat staat namelijk ook geregeld in de krant.

Hoera! Ik ben in een positie om u (beste overheid, en supporters van die overheid) in te wijden in een goed bewaard kosmisch geheim, dat niet alleen interessant is, maar ook uw probleem oplost! En dat geheel gratis, in navolging van mijn goede vriend Steve.

De naam van dat kosmisch geheim dat al uw problemen oplost is "de wet van vraag en aanbod". Het zit zo. Beeld je een primitieve economie in, waarin een visser één vis heeft gevangen, maar waarin twee mensen zin hebben die vis te kopen. (De vraag is dus groter dan het aanbod.) De Wet zegt dat de prijzen dan zullen stijgen. En daar kunnen we ons iets bij voorstellen. In ons voorbeeld hoeft onze visser maar vragend van de ene naar de andere te kijken, en de kandidaat-kopers zullen tegen elkaar beginnen opbieden, omdat ze vrezen zonder vis naar huis te moeten.

Omgekeerd is ook mogelijk dat twee vissers elk een vis hebben gevangen, maar dat er slechts één koper is, voor één vis. ("Het aanbod is groter dan de vraag".) De Wet zegt dat de prijzen zullen dalen. Al wat de koper moet doen is de verkopers afwachtend aankijken, desnoods suggereren dat wie niet snel wat water in zijn wijn doet deze avond met een rotte vis blijft zitten, en de verkopers zullen soepelheid betonen.

Kortom, we hebben goede redenen om aan te nemen dat de Wet ook werkelijk de realiteit beschrijft. Maar weet je wat er ook in de krant stond? In het geval van de dure gronden was dat niet zo! Nee, want er waren heel veel factoren die de prijzen bepaalden, zoals hoeveel mensen gronden wilden kopen, hoeveel geld er beschikbaar was, de stand van de rente... Kortom, de gronden in handen van de overheid, zo was expliciet de conclusie, hadden maar een heel kleine impact op het prijsniveau.

!!!

Zoiets doet me altijd de vraag stellen: zijn ze werkelijk zo dom? Het is niet onmogelijk, we hebben tenslotte recent een politieker zien jammeren dat het voor politiekers niet zo gemakkelijk was om in raden van bestuur te komen, vermits je daar (lees: anders dan in de politiek) het verschil tussen liquiditeit en solvabiliteit voor moest kennen. Dus misschien hebben ze werkelijk niet door dat zowel de vraag hoeveel mensen willen kopen, als de vraag hoeveel geld ze daarbij hebben, als de stand van de rente, niets anders zijn dan aspecten van de term "vraag" uit de uitdrukking "Wet van Vraag en Aanbod".

En doorgaans heb ik het heel moeilijk te geloven dat ze zo dom zijn, hetgeen me dan bij de nog pijnlijker conclusie brengt: ze wisten wel degelijk wat ze weer allemaal uitkraamden, dus ze zijn gewoon (weer) aan het liegen. Als ik me dat goed herinner stond er ook nog bij hoe er "dus" de nood was aan allerlei vormen van "beleid". Ha ja, met al die te dure grondprijzen.

Van een "market failure" die overheidsoptreden nodig maakt gesproken!

En toch ben ik in beide hypothesen misschien gewoon te hard. Misschien kenden ze doodeenvoudig inderdaad niet de wet van vraag en aanbod. Om politieker te zijn is dat immers ook niet nodig, het wordt hoogstens pas vervelend wanneer je je zitje in een raad van bestuur wil gaan incasseren.

vrijdag 21 april 2006

Preventie en Repressie: Vervolg

Lezer Peter Fleming liet weten dat hij “best bereid is te betalen” voor veiligheid. Bovendien lijkt het hem dat er genoeg mogelijkheden zijn om te bezuinigen, zodat het niet eens iets hoeft te kosten: “op andere zaken kunnen ze genoeg besparen”. En intuitief kan ik daar inkomen. Toch is een intuitieve overeenstemming nog lang geen beleid. Om die brug te nemen is er nog een hoop analyse nodig.

Terzijde, het blijft zo dat ook een kosteloze ingreep op het sarcasme van extreem-links zal stuiten. “Aha, er was dus toch niet teveel overheid”, zullen ze zeggen. “Het probleem was alleen dat ze de overheid voor hun karretje willen spannen; het karretje van de materiële belangen van de bezittende klasse.” En ze zullen er nog aan toevoegen “en dus moeten wij ons van al dat gejammer over teveel staat maar niet teveel aantrekken, vermits is aangetoond hoe dat maar het schaamlapje is waarachter hun ideologie zich verstopt”.

En eerlijk gezegd heb ik daar maar één soort antwoord op. We zijn inderdaad weinig vooruit met het anti-overheid dogma, en werken beter pragmatisch. We kunnen nu eenmaal zomaar ineens geconfronteerd worden met gevallen waarin we “best bereid zijn te betalen”.

Los daarvan klinkt de zero-kost aanpak aantrekkelijk. Maar dat vraagt dus analyse. Eerst moeten we weten wat een aanvaardbaar niveau van veiligheid precies mag kosten. Let wel, niet alleen in financiële termen – ik mag tenminste aannemen dat, als het een politiestaat à la Saddam meebrengt, de sociale kosten onaanvaardbaar gevonden zullen worden?

Maar neem nog alleen de getallen. Pas als we er een cijfer op kunnen plakken kunnen we weten of “op andere zaken kunnen ze genoeg besparen” eigenlijk wel ergens op slaat, nietwaar? Als we zoiets beweren, totaal los van de vraag of het 1 miljoen euro zal kosten, of 10 of 100, of misschien honderden miljarden, dan blijven het toch maar lege slogans, niet?

Goed, we doen alsof we een idee hebben van wat het zal kosten, en voor dat bedrag gaan we besparen. Besparen, waarop? Ikzelf heb eerlijk gezegd geen flauw benul van hoe een tabel er zou uitzien, met daarop een overzicht als “staatsuitgaven: interesten, X%; onderwijs, Y%, Defensie en vriendendiensten van Flahaut, Z%”, etcetera. Maar als we dat niet weten, weten we ook niet wat er te bezuinigen valt, en waar, en hoeveel: het klinkt aantrekkelijk, maar het is geen beleid.

Ook kan ik me inbeelden dat iemand van mening is dat we alle ambtenaren kunnen ontslaan, alle werkloosheidsvergoedingen intrekken, en alle pensioenen afschaffen. Jaja, karikatuur, maar dan gewoon om het punt scherp te stellen. Iemand mag natuurlijk persoonlijk van mening zijn dat daar allemaal op bezuinigd kan worden. Maar naarmate de intellectuele (of morele, voor zover daar nog iets van overblijft) basis van dat idee verder inkrimpt, wordt het minder practisch. “Ik vind dat we daar op kunnen bezuinigen” is nog steeds geen concreet beleid.

Tenslotte blijft denkbaar – dat stond er althans uitdrukkelijk bij – dat we ervoor moeten betalen. Dat kan wat moeilijk liggen voor die soort liberalen (de exacte technische term ontglipt me) die van mening zijn dat er (zo goed als) helemaal geen staat moet zijn. Iedereen die op blogs, of usenet, een lang spoor van gejammer heeft getrokken, over hoe hoge belastingen onze Westerse Beschaving Zelf om zeep helpen, zal er een tikje vreemd uitzien als hij nu voorstelt om de belastingen te verhogen om de Westerse Beschaving te redden. Denk ik.

Alles bij elkaar denk ik dat veiligheid door repressie helemaal geen absurd idee is, maar het draagt een kost. Die kost kan zijn dat we onszelf tegenspreken, zoals ik hoger door “extreem-links” liet opmerken, en hopen dat niemand het bemerkt heeft. Of die kost kan zijn dat we pragmatischer moeten nadenken over “collectieve actie” en “staat”, en dat we minder gemakkelijk ideeën kunnen afwimpelen om de simpele reden dat ze “teveel staat” meebrengen. En iemand die uiteindelijk elke kost afwijst, omdat hij nu eenmaal een anti-staat dogma aanhangt, kan nog altijd consequent zijn, en vinden dat er niet moet betaald worden voor veiligheid. Zolang we ons maar niet inbeelden dat enkele simpele slogans het probleem (en zijn oplossing) kunnen beschrijven, ben ik al lang tevreden.

donderdag 20 april 2006

Save the bonobos! Nuke 'em!

De inspiratie voor dit nieuwste geniaal idee komt van het volgende artikel van de BBC site:

http://news.bbc.co.uk/1/hi/world/europe/4923342.stm

Het artikel gaat over hoe 20 jaar geleden de kerncentrale van Tsjernobyl is ontploft. Daarna zijn de mensen uit het gebied verhuisd. En 20 jaar later is het een paradijs voor dieren, groot en klein. Zoals verschillende deskundigen zeggen: "the benefits to wildlife of removing people from the zone, have far outweighed any harm from radiation."

Dus laat me het zo stellen. Voor "de natuur" zijn er verschillende rampen denkbaar. Een voorbeeld daarvan zou een kernramp kunnen zijn. Een ander voorbeeld daarvan zou de aanwezigheid van mensen kunnen zijn. Kunnen we de omvang van dat soort rampen met elkaar vergelijken - gegeven dat kwantificeren op zich toch niet evident is?

De feiten spreken voor zich. Als je tegen de kost van de ene ramp, namelijk de kernramp, de andere, namelijk de mensramp, weghaalt, dan gedijt het leven, van klein tot groot, alsof het Aards Paradijs opnieuw was opgestart. Dus is voor de natuur, voor een gegeven gebied, de aanwezigheid van mensen - althans op ons soort schaal - een heel veel grotere ramp dan de ontploffing van een kerncentrale. Het goede nieuws is misschien dat het weghalen van mensen op heel weinig tijd tot een grote mate van herstel leidt?

In ieder geval, daarmee krijg je conclusies zoals in de titel. Als je bepaalde kwetsbare gebieden wil beschermen, zoals regenwouden tegen boomkappers, dan is het misschien een goed idee ze met relatief kleine dosissen radioactief materiaal te besmetten? Eerlijk, zou u daar aan gedacht hebben?

woensdag 19 april 2006

Auto (2)

Enkele dagen geleden viel me pas echt op wat een beginner ik toch in blogland ben. Hoewel... misschien maar goed ook? Veel hangt af van wat het effect van wat ik misschien had kunnen doen, zou geweest zijn.

Wat zou het effect geweest zijn als ik op mijn blog (neem even aan dat het nog een veelgelezen blog is ook) had geschreven: “Kent iemand de eigenaar van de wagen met nummerplaat (bijvoorbeeld) XYZ123? Een idioot op wielen.” Laten we zeggen: als titel.

En laat me duidelijk zijn: de idioot op wielen heeft mij helemaal niet gehinderd. Dit is absoluut niet de tekst van iemand die één van de vele verkeersconflicten heeft verloren en nu zijn frustraties zit af te reageren in het virtuele equivalent van een lezersbrief. Neenee, ik zat gewoon op een drukke autobaan (de A12 Brussel – Antwerpen op het spitsuur) op een lang recht stuk op het tweede baanvak, met zowel rechts van mij een (langzamer rijdend) drukbezet rijvak, als links van mij een (sneller rijdend) drukbezet rijvak: alles helemaal precies normaal. En alles is nog steeds zoals het hoort wanneer de idioot op wielen me links passeert en gemakkelijk al drie auto’s verder zit wanneer de show begint.

De idioot op wielen, moet je weten, lijkt ineens niet tevreden te zijn met de ruim 120 km per uur die het hele derde baanvak haalt (en dus niet één of andere individuele chauffeur die vergeten is weer in te voegen). Hij slingert plotseling helemaal naar de andere kant, waar hij (net achter een vrachtwagen) één van mijn verre voorliggers langs rechts inhaalt, om vervolgens, je raadt het al, weer helemaal naar links te scheuren - alwaar hij niets anders te zoeken heeft dan nog steeds op dat rijvak ruim 120 te halen.

En het grappige is, een beetje verder moet hij dat opnieuw geprobeerd hebben. Want zelf intussen ook op het derde rijvak beland, zie ik een beetje verder dezelfde auto hetzelfde manoeuvre opnieuw proberen. Maar omdat het bij dat druk verkeer allemaal heel krap was ging het mis – hij zat zelfs even geblokkeerd en moest er een paar laten passeren – en zwenkt dan onverrichter zake (deze uitdrukking lijkt me, grammaticaal gesproken, een soort losse ablatief, niet?) terug naar het derde baanvak...

... waar achter hem vrolijk ikzelf met mijn oud Polootje kom aangereden, ruim voldoende rustig om er niet eens voor te moeten remmen. Maar er zaten er een hoop in de buurt die voor de idioot op wielen wel hebben moeten remmen. En al die mensen hebben ouders, en/of kinderen, en andere familieleden... En hoewel deze keer niemand het bezoek van de politie aan de deur heeft moeten krijgen, is het met dit soort mensen absoluut niet denkbeeldig dat het de volgende keer wel prijs is.

Maar omdat ik op dat moment hoogstens hoofdschuddend zat toe te kijken op zoveel leeghoofdigheid, en, beginneling die ik ben, helemaal niet denk aan bloggen, denk ik er ook niet aan de nummerplaat in me op te nemen. Hoewel... zou de mededeling dat iemand een idioot op wielen is, met de werkelijke nummerplaat erbij, niet te agressief zijn? Dat soort karaktertjes zit nu eenmaal eerder rap op hun paard.

Kernenergie? Nee, bed- oeps, ik bedoel: Ja, alstublieft!

Vandaag lees ik in de Financial Times een interview met “één van de medeoprichters van Greenpeace” (uit het blote hoofd: Patrick Moore, zou dat kunnen?). Zijn punt is: dertig jaar geleden, bij die oprichting, dus, geloofden ze dat kernenergie van ongeveer hetzelfde kaliber was als de holocaust. Maar vandaag, zegt hij, is hij van mening veranderd. Vandaag denkt hij dat kernenergie noodzakelijk is, en lang niet zo schadelijk als hij altijd geloofde.

Vroeger, op usenet, was dit het punt waarop ik me een hoop vijanden maakte, door het aldaar beruchte “aanmatigende toontje”, alsook mijn “bijtend sarcasme” los te laten. Wat denk je bijvoorbeeld van deze: “En wie kent u in uw intellectuele omgeving die u dat niet vandaag, maar wel dertig jaar geleden, al wist te vertellen”? Niet het soort vragen waarmee je vrienden maakt, wel? Héél slechte politiek, eigenlijk.

Tenslotte is de kunst niet verstard in je geloof blijven zitten. De kunst is integendeel je geloof te toetsen aan de realiteit, en op tijd en stond erkennen dat je het mis had. En als er daarbij dan ééntje staat gelijk te hebben, terwijl het feit dat die toch ook maar een mens is garandeert dat hij het ongeveer even vaak ook al wel mis zal gehad hebben, dan is dat alleen maar bevorderlijk voor het vasthouden van meer mensen in hun verstard geloof: proficiat.

Dus laat me proberen het beter te doen. Indien de pijl van het Rad van Gelijk deze keer naar onze kant wijst, dan is dat vanzelfsprekend niet omdat één of andere superieure ideologie ervoor zorgt dat Wij altijd gelijk hebben. Veeleer is dat het resultaat van iets dat Paul Krugman ergens de tragedie – of het dilemma, ik weet het niet meer van buiten – van de liberaal noemt; in ieder geval iets dat daar op trekt.

Die tragedie komt er op neer dat de liberaal wéét dat hij keuzes moet maken, en dat wat hij ook kiest nadelen zal vertonen. Soms zijn dat hartverscheurende nadelen, zoals wanneer economische ontwikkeling de teloorgang van authentieke, maar doodarme, culturen met zich meebrengt. En soms zijn dat nadelen zoals het feit dat energieverbruik op één of andere manier vervuilt. En tenzij je terug wil naar de economie van onze voorouders, zal je op zoek moeten naar de minst slechte oplossing.

Ik denk dat het punt waar de liberalen het deze keer beter hebben gedaan ligt waar ze zich bij die keuze niet door emotionele of Frankensteinachtige factoren hebben laten leiden. En zo stonden geen populaire misvattingen of mogelijkheden om een verkiezing van alweer twintig tot dertig jaar geleden te winnen in de weg, bij het berekenen van kosten en opbrengsten. En de liberaal, hij koos met een bezorgd gezicht voor kernenergie, liet zich decennia lang voor gewetenloze geldwolf uitschelden, en probeert nu wat hij intussen over “zeer slechte politiek” heeft geleerd in praktijk te brengen. Kernenergie? Ja, alstublieft.

dinsdag 18 april 2006

Preventie en Repressie

In een heerlijke eenvoudige wereld zouden we iets kunnen schrijven als “de eeuw van Freud is ten einde”. Freud, remember, zocht de oorzaak van afwijkingen en zenuwziekten in de impact van een verdringende en verwringende sociale wereld op de unieke en veelzijdige, maar oh zo precaire individuele persoonlijkheid. Het was de wereld van de Victoriaanse moraal; ongeveer alles wat het leven de moeite waard maakt was verboden, en dus was het niet te verbazen als het in al die onderbewustzijns serieus aan het gisten ging. Natuurlijk was er één en ander van waar ook. De geschriften van Freud staan bol van de figuur van de hysterische vrouw. Eén eeuw, en één seksuele revolutie later, en het verschijnsel komt niet langer voor, tenzij als een gewone statistische blip op een grafiek die een normale bevolking beschrijft.

Al die ideeën hadden consequenties. Repressieve vaderfiguren en maatschappijen waren niet zozeer de oplossing, als wel de oorzaak van afwijkend gedrag, en dus moesten al die klassieke autoriteiten liters water in hun wijn doen. Wie ongewenst gedrag wil doen verdwijnen moet de oorzaken wegnemen. De repressieve maatschappij was zelf de oorzaak van het ongewenst gedrag, ergo, hef de repressie op, lanceer de bevrijding, en alle problemen waren opgelost.

Zo gezegd, zo gedaan, en laten we elkaar niets wijsmaken. Ongeveer niemand wil terug naar het Belgique à papa – tenzij misschien wie in dat Belgique à papa iets voorstelde, en sindsdien gereduceerd is tot een meelijwekkend stukje folklore.

Maar was de theorie daarmee zo grondig bewezen dat de tegenstand helemaal van het bord was geveegd? Lopen wij (zo ergens rondom het jaar 2,000) allemaal rond met de vaste overuiging dat onze problemen van afwijkend en klein-crimineel gedrag zijn opgelost, en dat dank zij de vervanging van de repressie door de preventie?

Hahahahaha! Het idee alleen al! Zo lachwekkend is dat idee, dat dat al lang de vraag niet meer is, maar wel wat ons eigenlijk tegenhoudt om “de eeuw van Freud” maar gewoon dood te verklaren?

Het probleem is dat het allemaal niet zo simpel is. De hele wereld heeft nu wel gezien dat verregaande straffeloosheid sterk oorzakelijk werkt bij het storend gedrag dat we ooit voor bijna 100% aan repressie toeschreven. Maar is straffeloosheid er werkelijk alleen, of grotendeels, omdat we nog steeds de erfgenaam zijn van een intussen weerlegde ideologie?

Wanneer je naar de politie stapt met de zoveelste aangifte van gestolen handtas, kapotte ruit of gewoon afgemot, dan is de reden waarom ze je medelijdend bekijken niet dat de anti-repressieve ideologie ze verhindert de straat op te gaan en den snoodaerd bij den schabbernak te vatten. Wat ze verhindert is dat het gewoon niet practisch is: er zijn er teveel, de gevangenissen en opvangtehuizen zitten overvol, en zelfs als je er één oopakt staat hij vijf minuten later alweer op straat. (Zelf gezien: hij staat vijf minuten later weer op straat, leunend tegen de combi een praatje te maken met de agenten die hem op heterdaad hebben betrapt bij het afschuimen van jaszakken. Zelf gezien.)

Kortom, de reden waarom “er teveel zijn” kan best een lang verleden oorzaak hebben in een ideologie die maakte dat er onvoldoende middelen naar repressie ging. Maar de onmiddellijke oorzaak is dat er nu nog altijd onvoldoende middelen gaan naar repressie. En als we ons afvragen wat dààr dan weer de oorzaak van is, dan kunnen we natuurlijk blijven jammeren over de weerlegde ideologie – maar dat is niets anders dan het ontduiken van verantwoordelijkheid.

Als we vandaag te weinig middelen sturen naar welke collectieve activiteit (in casu: gevangenissen en bijhorend apparaat) ook, dan is dat omdat de hedendaagse ideologie totaal allergisch is aan collectieve activiteit, en zo mogelijk nog meer allergisch tegen het heffen van belastingen om die collectieve activiteit te financieren.

Want eigenlijk zouden we tamelijk gemakkelijk de berekening kunnen maken. Om te vermijden dat de strafinrichtingen overvol zitten: zoveel nieuwe opvangplaatsen, in zoveel nieuwe gebouwen (wat zoveel personeel nodig heeft), gecombineerd met een efficiënt werkend gerechtelijk apparaat en een efficiënte politie (wat ook zoveel personeel nodig heeft.) En dat allemaal bij elkaar geteld: zoveel nieuwe belastingen! Voor een uitbreiding van het overheidsapparaat (politie, gerecht en bewaking) met zoveel percent! En met op de achtergrond nog extreem-links ook, dat luid (zeer luid) vragen stelt over hoe het komt dat er nu ineens wel overheidsingijpen mogelijk is; zou het dan toch allemaal maar een kwestie zijn van het beschermen van de eigendommen van de gepriviligiëerde kasten?

En al die dingen willen we niet. En dus laten we de toestand maar aanmodderen, met als comfortabel schaamlapje dat het allemaal de schuld van Freud is.

maandag 17 april 2006

The Constant Gardener: 2/3 ver

Een tijdje geleden vertelde ik dat ik John le Carré's Constant Gardener aan het lezen was:

http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2006/04/boek-constant-gardener.html#links

Nu is het zo dat ikzelf helemaal geen smaak heb voor de kunstvorm die we literatuur noemen, zoals andere mensen volstrekt a-muzikaal zijn, en dus zal ik het feit dat ik het eigenlijk behoorlijk saai vind veiligheidshalve maar daaraan toeschrijven. (Met zijn Perfect Spy had ik dat overigens nog veel meer. Ik ben eigenlijk geweldig nieuwsgierig naar de plot, maar ik mag doodvallen als ik door die tientallen en tientallen doodsaaie pagina's ga worstelen, over de mislukte business ventures van meneer zijn pa.)

Maar op zich is de intrige misschien wel de moeite waard. Zoals ik eerst schreef, de madam is dood en de diplomaat is hypocriet, en de reden is dat zij de praktijken aankloeg, waarbij een farmaceutisch bedrijf in Afrika een eindeloze reeks menselijke proefkonijnen vond, waarop ze ongestraft konden experimenteren met een veelbelovend geneesmiddel. Moord om geld, veel geld, dus, en de internationale diplomatie in de rol van toedekker.

Nu, in feite ben ik nog niet ver genoeg om dat te weten: de officiële versie is immers dat zij een avonturierster was die allerlei complottheorieën verzon, en zo probeerde in de belangstelling te komen. Eén blik op een beetje nieuwsgroep bevestigt dat dat soort mensen inderdaad bij honderden rondlopen. AIDS bestaat niet, Hitler was een Darwinistisch exces en de armoede in de wereld wordt veroorzaakt door het kapitalisme... ik som er zomaar drie op zoals ze me zonder enig nadenken voor de geest komen.

Maar aangezien je daarmee geen fatsoenlijke roman volkrijgt, en aangezien de hoofdpersoon volgens het beproefd recept van de auteur precies dat soort complot aan het ontrafelen is, denk ik dat ik al mag voorspellen wat de plot is. Overigens vertrouw ik hem genoeg om aan te nemen dat ik nog wel verrast zal worden.

De vraag is natuurlijk wat er van waar is. Ik vrees veel. Heel veel. Ik wijs er op dat je "het kapitalisme" niet nodig hebt om cynisme, machtsmisbruik of het tot slaaf maken van andere mensen mee te maken, en dat sinds lang voor het kapitalisme bestaat de menselijke geschiedenis maar heel weinig anders vertoont. Maar dat neemt natuurlijk niet weg dat wij de misbruiken die vandaag nog steeds bestaan moeten aanklagen. Het is, laat me het fijntjes opmerken, onder onze kapitalistische structuren veel gemakkelijker geworden om het aan te klagen - zij het dat er minstens in de roman wel degelijk nog doden om vallen.

Wel, ik had in die vorige post opgemerkt dat we niet de fout mochten begaan, die we zo gemakkelijk herkennen als de anderen ze begaan: alles wat in ons kamp gebeurt is altijd goed, en alleen als het van "links" (of wie de vijand van dienst ook is) komt zijn we in staat te zien hoe belachelijk fout ze het toch weer hebben. Dus eigenlijk zijn wij, economische liberalen, het aan de geloofwaardigheid van onze eigen standpunten verplicht om dit soort dingen zo ver en zo diep mogelijk uit te roken. Ik veronderstel dat het boek (het is nu blijkbaar erg bekend geworden als film) daar een belangrijke rol in kan spelen.

Vier Schoppen

Het contract is vier schoppen, wat betekent dat de tegenpartij tien slagen moet maken, met schoppen als troef. De persoon die tegenover jou zit - dat is jouw partner; de tegenstanders zijn de twee personen die links en rechts van jou zitten - komt uit met klaveren heer. Nu legt de speler rechts van jou zijn kaarten open op tafel. (Dat gaat zo bij bridge. De "leider" - voor deze gift de speler links van jou - speelt het spel met zijn eigen 13 kaarten, èn de 13 kaarten van zijn partner.) Wat je te zien krijgt is als volgt:

Schoppen: BXXX
Harten: HX
Ruiten: HVBXX
Klaveren: XX

(Waarbij X staat voor kaarten vanaf 10 en lager, en andere letters naar aas, heer, vrouw of boer verwijzen.)

En jijzelf hebt:

Schoppen: AXX
Harten: BXXXX
Ruiten: A
Klaveren: XXXX

De vraag is, waar gaan de vier slagen vandaan komen die je nodig hebt om het contract te verslaan? Immers, als jij vier slagen maakt, dan zijn er maar negen voor de tegenpartij, en het contract zegt dat het er tien moeten zijn.

Wel, je hebt twee azen. En het punt is, omdat je de helft van alle kaarten kan zien, kan je een hoop dingen afleiden. Ten eerste weet je precies welke hoge kaarten je partner heeft. Dat zit zo. Er bestaat het volgende puntensysteem. Voor elke boer tel je 1 punt. Voor een vrouw 2, voor een heer 3 en voor een aas tel je er 4. Dat maakt dat er voor elke kleur 10 punten ("honneurpunten", of HP) zijn, en dus zijn er in totaal 40 HP in een kaartspel. Van die 40 punten heb je er zelf 9 vast: twee azen en een boer. En op tafel zie je er 10 liggen. Dus mankeren er 21, en die weet je tot op practisch de laatste zitten. Namelijk.

Uit het feit dat het contract vier schoppen is, volgt dat de tegenpartij samen minstens 25 HP heeft. Het is zeker een deel van de pret te weten hoe je dat nu weer afleidt, maar hier kan ik maar een deel van die pret vertellen; het wordt anders te lang. Gegeven dat het zo is, en gegeven dat je er 10 op tafel ziet liggen, heeft de leider (links van je) minstens 15 HP. Kortom, je partner heeft er hoogstens 6. Maar hij kwam met klaveren heer uit: dat zijn er alvast 3. En hij komt nooit van z'n leven met klaveren heer uit, zonder dat hij klaveren vrouw heeft, en vrij waarschijnlijk ook klaveren boer. Dus dat zijn er zeker 5, vermoedelijk 6, en dat betekent dat hij geen andere hoge kaarten heeft. Bovendien weet je dat (met dat contract) de leider minstens 4 schoppen heeft, dus je partner heeft er hoogstens 2.

Dus maak je waarschijnlijk jouw twee azen, plus waarschijnlijk een slag voor klaveren vrouw bij je partner. Maar met die drie is de koek op, en dus blijft de vraag: van waar komt de extra slag die het contract down speelt?

Hier is hoe het gegaan is. De eerste slag gaat: klaveren heer, klein klavertje van rechts, kleintje van jou, het aas van de leider. Nu speelt de leider schoppen heer. Kleintje van je partner, kleintje van de tafel, en jij neemt schoppen aas. Vervolgens leg je ruiten aas op tafel. Dat gaat snel: kleintje van de leider, kleintje van je partner, kleintje van de tafel, en meteen vervolg je met een klavertje. Kleintje van de leider, partner neemt met de vrouw, kleintje van tafel, en jouw partij heeft drie slagen. Vanzelfsprekend speelt je partner nu een kleine ruiten, en je troeft de heer van de tafel af, en het contract is één down, vermits je vier slagen hebt.

Hoe wist je dat je je partner met klaveren aan slag kon spelen? Dat wist je door zijn uitkomst: klaveren heer kondigt aan dat hij klaveren vrouw heeft. Hoe wist je partner dat hij ruiten moest terugspelen? Wel, met zo'n batterij ruiten op tafel is het bezit van ruiten aas zo ongeveer het allerlaatste dat je weggeeft. Dus wanneer hij je die aas ziet leggen, zomaar, spontaan, ogenschijnlijk zonder reden, dan weet hij dat er natuurlijk toch een reden voor is. En wat kan die reden anders zijn dan dat je in die kleur een slag hoopt te troeven, nu je nog troeven hebt?

Dus waarom heeft de leider dat slecht gespeeld? Simpel, aangezien hij wéét dat hij een klaverenslag zal verliezen kan hij dat beter in de eerste slag doen. Namelijk: kleintje van tafel, van mij, èn van hemzelf. In de tweede slag neemt hij klaveren vrouw over met het aas, en nu liggen er geen klaveren meer op tafel. Dus wanneer ik met schoppen aas aan slag kom kan ik niet naar klaveren boer oversteken: die wordt immers afgetroefd. En dus komt niet mijn partner aan slag, maar wel de tegenpartij, die vervolgens de overblijvende troeven trekt, en met gemak 10 slagen maakt.

Dus dit is geen analyse die op een beetje bridgespeler erg indrukwekkend zal overkomen. Maar hoe zit het met mensen die wel whist spelen, maar geen bridge? Slaagt dit stukje er niet een béétje in te laten zien wat de extra mogelijkheden van bridge zijn; hoe je dingen kan afleiden en beredeneren, en hoe je kan proberen dingen te voorzien, en tegen te werken? Want dat laten zien was natuurlijk de bedoeling.

zondag 16 april 2006

De dollar

Het jaar 2005 was het jaar waarvan bijna iedereen dacht dat de dollar zou dalen. Hij was al gedaald, van rond de 0.8200 USD voor 1 euro ergens rond 2001, tot tegen de 1.3600 USD voor 1 euro in december 2004. Nu is het een belangrijke regel in de financiële markten dat de mensen, de specialisten incluis, vaak denken dat wat pas gebeurd is opnieuw zal gebeuren. En dus dachten ze gedeeltelijk dat de dollar zou dalen, omdat hij al zo lang aan het dalen was.

En toen de dollar in het jaar waarin hij zou dalen in werkelijkheid steeg, van 1.3600 tot minder dan 1.2000, en dat op een jaar tijd, toen was dat een uitstekende gelegenheid om maar niet teveel te herinneren aan wat we weer allemaal hadden uitgekraamd.

De eerlijkheid gebiedt op te merken dat er ook een paar echt goede redenen waren (en zijn) om te twijfelen aan de waarde van de dollar; om precies te zijn, aan de mogelijkheid dat de dollar de waarde die hij momenteel heeft – enkele tientallen percenten boven pariteit (zijnde 1.0000 EUR = 1.0000 USD) – op de iets langere termijn zal kunnen behouden. Om dat in te zien moeten we een blik werpen op een kenmerk van de wereldeconomie sinds verschillende decennia.

Dat kenmerk is dat de belangrijkste economie (de VS) veel meer aankoopt in het buitenland dan ze er verkopen. Het gevolg is dat ze enorme stromen dollars zenden van de VS naar het buitenland, waar ze immers al die goederen kopen. De volgende vraag is dan wat de buitenlanders met al die dollars doen. En het antwoord daarop is: ze sturen die dollars terug naar deVS, onder de vorm van beleggingen, bijvoorbeeld in Amerikaanse aandelen, of Amerikaanse obligaties, en consoorten. In andere woorden, ze kopen er niet onmiddellijk Amerikaanse goederen mee, maar houden ze bij als vorderingen op de Amerikaanse economie; als mogelijkheid om er in de toekomst Amerikaanse goederen mee te kopen.

Er zijn meerdere redenen om te twijfelen aan de vraag of dat lang kan blijven duren – maar het duurt intussen toch al meerdere decennia. Hoe dan ook, één van de prangendste redenen is iets waarvoor we een bepaald stukje logica nodig hebben: Prisoner’s Dilemma!

Het is een simpel waarnemingsfeit dat Aziatische Centrale Banken bij de grootste dollarbezitters zijn. Tegenwoordig staat China met ruime voorsprong op kop, maar dat belet niet dat landen als Japan of Zuid-Korea of Taiwan ook bij de gelukkigen zijn. En de bedragen lopen al gauw op tot in de vele, vele miljarden dollars. Tientallen tot zelfs honderden miljarden dollars. En dus ontstaat er een probleem.

Dat probleem zit in de mogelijkheid dat één van de betrokken partijen besluit de groeiende “dollareserves” om te zetten in iets anders. Misschien denkt, zeg, Taiwan morgen wel dat ze genoeg dollars hebben, en dat ze er een paar slordige tientallen miljarden van willen omzetten tegen euro. Een markt als de EUR/USD kan wel wat hebben, maar als dit soort spelers werkelijk van dit soort bedragen afwil, dan gaan er toch vlug enkele aardige percentjes af. Toch is dat op zich nog steeds niet “het” probleem: waarom zou Taiwan zoiets willen? Waarom zou iemand anders die dollars dan niet gewoon opkopen?

Het probleem ontstaat omdat er meerdere Centrale Banken in dezelfde positie zitten: denk aan de meerdere vissers die rond een meer met te weinig vis zitten. Elk van die Centrale Banken wéét dat als één van de anderen begint te verkopen, de waarde van de dollar, en dus de waarde van hun eigen dollareserves, met percenten tegelijk zakt. Ze weten ook dat op dat moment de kans heel groot is, dat andere marktspelers snel in de beweging stappen, die daardoor versterkt wordt; bijvoorbeeld, nog andere Centrale Bankiers. En ze weten dat ze kunnen proberen de anderen te slim af te zijn door zelfs als eersten te verkopen.

En die situatie kennen we. Prisoner’s Dilemma! De post van destijds (1) laat toe de verschillende mogelijkeden te kwantificeren. Zelf snel verkopen terwijl de anderen nog zitten te kijken, scoort (3,0): Wij zijn overal vanaf, en de anderen blijven zitten op hun sterk gedevalueerde reserves. En zelf blijven zitten terwijl de anderen verkopen scoort (0,3): hetzelfde, maar omgekeerd. Als iedereen tegelijk begint te verkopen, dan crashen de bezittingen van iedereen tegelijk, dus iedereen scoort het magerste resultaat: (1,1). Het optimaal punt is waar iedereen zich beheerst; de totale score is het hoogst wanneer we eindigen bij (2,2).

Wat houdt ze dan eigenlijk tegen, op individuele basis, om ook werkelijk te beginnen verkopen? We hebben een theoretische oorzaak: “herhaald Prisoner’s Dilemma” (2). De eerste die verkoopt stampt de anderen serieus tegen hun schenen. Dus als je niet China bent, dan stamp je serieus tegen de schenen van China, en dat alleen zou kunnen aanzetten om er eerst nog eens rustig over na te denken. Want dit is een spelletje “Prisoner’s Dilemma” met een toekomst: je ontmoet de anderen zonder twijfel nog heel vaak, en hun opinie over jou zal tellen.

En als je wel China bent heb je waarschijnlijk ook niet veel zin om tegen de schenen van landen als Japan of Zuid Korea te stampen – hoewel de machtsverhoudingen toch niet dezelfde zijn. In het geval van China lijkt het me bovendien ook mogelijk dat hun reserves intussen zo groot zijn, dat ze er nooit veel meer dan een fractie van kunnen verkopen, voor de dollar zo crasht dat ze op een enorme hoeveelheid oud papier blijven zitten. En het zijn overwegingen van ruwweg deze vorm die moeten verklaren waarom die landen zo braaf blijven zitten op steeds maar stijgende hoeveelheden dollars.

Maar het zijn tegelijk overwegingen van dezelfde vorm die verklaren waarom die toestand ook zo precair is. Als een ongemakkelijk Prisoner’s Dilemma het enige is wat die landen tegenhoudt om te proberen er als eerste onderuit te muizen... dat doet denken aan die misdaadfilms waar alle gangsters met getrokken revolvers tegenover elkaar staan, en waar niemand als eerste de trekker durft overhalen: voorlopig.

En die onaangename overeenkomst is de reden waarom sommige waarnemers hoofdschudden op de markten staan te kijken, en zich afvragen hoe lang dat nog kan duren.

(1) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2006/02/dingen-die-iedereen-zou-moeten-weten_13.html
(2) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2006/02/tit-for-tat.html

vrijdag 14 april 2006

Bonifaaz

Baby Sarah heeft een knuffel: roze, pluizig en zacht, luistert naar de naam Bonifaaz.

Van toen ze nog maar enkele maanden oud was, moest ze heel erg lachen als Bonifaaz haar naderde vanuit de lucht, met allemaal kronkelende en zwaaiende bewegingen, almaar dichter bij, tot hij eindigde in haar uitgestoken armpjes. De laatste tijd drukt ze hem dan verzaligd tegen zich aan: haar eerste vriendje.

Maar de laatste tijd gebeurt er ook nog iets anders. Dat verrukte gezichtje richt zich niet langer alleen maar op Bonifaaz die zijn vreemde duikvluchten uitvoert. Neen, de laatste tijd gaan de oogjes heen en weer als de blik van een automobilist die enkele blikken op het landschap wil werpen, hoewel hij eigenlijk rechtdoor hoort te kijken.

En waar die oogjes dan naar afglijden, dat is de papa die vroeger altijd al aanwezig was bij de fratsen van Bonifaaz, maar die daar meer en meer onmisbaar voor lijkt te zijn. Want ja, eenmaal Bonifaaz op haar schoot ligt beweegt hij niet langer zo grappig. Hij beweegt alleen maar zolang papa er glimlachend boven hangt.

Er is dus een verband tussen de aanwezigheid van papa en de kronkels van Bonifaaz!

En die oogjes die zo vinnig heen en weer schieten, van Bonifaaz naar papa en terug, zijn niet van plan zich dat verband te laten ontgaan.

Dat kind heeft ons in de mot.

donderdag 13 april 2006

Meer over "Globalizering"

Lezer "Delirium" concludeerde bij de post over globalizering dat sommige jobs erdoor onder druk komen, en dat dat dan ofwel moet gecompenseerd worden door innovatie (wat tot heel nieuwe jobs leidt), ofwel dat de lonen onder druk zullen komen.

En dat is ook zo. Alleen heb je voor dat verschijnsel niet de heel specifieke oorzaak "globalizering" nodig. Het is gewoon een algemeen geldige beschrijving van de economische geschiedenis.

Immers, beschouw een landbouweconomie zoals we er 90% van de tijd één gehad hebben. Neem aan dat een verbeterende techniek toelaat de opbrengst per arbeider te verdubbelen. Dan zijn er twee mogelijkheden.

Als de economie blijft draaien op hetzelfde niveau, dan zijn er nu de helft van de werkkrachten teveel. Ruwweg, natuurlijk; iedereen kan wat meer vrije tijd nemen, iedereen kan wat meer consumeren, maar aan dat soort dingen zijn er grenzen. En de economie zoekt een nieuw evenwicht, een hoop minder volk produceert dezelfde hoeveelheid welvaart en een hoop mensen zitten zonder werk.

Tenzij, natuurlijk, de economie gaat draaien op een hoger niveau. De vrijgekomen werkkrachten gaan "iets anders" doen. Ze kunnen leven van de gestegen landbouwopbrengsten, in ruil waarvoor ze "nieuwe dingen" leveren: en wat is dat laatste anders dan "innovatie"?

Dus misschien worden ze dokter, of leraar, of ingenieur, of bankier. Een belangrijk punt is, denk ik, dat op voorhand niet te voorspellen is wààr je precies in kan innoveren, zodat de vrijgekomen werkkrachten ook werkelijk iets te doen hebben. Dat lijkt me een belangrijk argument voor "vrije markten"; laat de mensen iets proberen, en er zullen wel enkele goede ideeën bij zijn.

Maar hier wilde ik alleen maar zeggen dat de nood aan "innovatie" iets is dat je hebt in elke samenleving die er in slaagt het bestaande niveau kwantitatief te verbeteren. Vanaf een bepaald moment kan je de toegenomen hoeveelheden van (bijvoorbeeld) graan niet nuttig blijven consumeren, of opslaan, en als je er dan geen nieuwe dingen mee kunt kopen ("innovatie"; "vrije handel"), dan loopt je vooruitgang uit als een golf op het strand.

En dus zijn de problemen die ontstaan wanneer er geen innovatie is geen negatief gevolg van specifiek de globalizering. Ze zijn namelijk een universeel verschijnsel. Anderzijds is globalizering wel een manier om de vrije handel van daarnet effectief in toenemende welvaart om te zetten. Lezer "Delirium" merkte immers ook op (terecht, natuurlijk) dat je de gevolgen van globalizering moest aflezen aan de effecten op de koopkracht. Maar juist het feit dat je vanaf een bepaald moment weinig kan aanvangen met je overschotten in een gesloten systeem, maakt dat globalizering - het openen van het systeem - een goede manier is om de overschotten in te ruilen voor producten van heel andere samenlevingen.

En als jouw (binnen het gesloten systeem) quasi-waardeloze overschotten toegang bieden tot de "exotische" producten van de rest van de wereld, dan is dat hetzelfde als "de prijzen van die exotische producten dalen", ofwel, de globalizering heeft een positief effect op de koopkracht.

woensdag 12 april 2006

Mijmeringen bij oude liedjesteksten, deel II

Na de post over oude liedjesteksten bleven enkele voorbeelden me achtervolgen, zij het om verschillende redenen. De volgende tekst hoorde bij een liedje dat ik nu nog mijn moeder “hoor” zingen, en nog wel als wiegeliedje:

Rommelpotterij, rommelpotterij,
Geef mij een centje, dan ga ik voorbij.
Ik heb geen geld om brood te kopen
Daarom moet ik met de rommelpot lopen

En het merkwaardige hier is dat dat alvast weer de tekst is van een lied dat niet bepaald een lofzang is op de weelde. Dus hoe komt het eigenlijk dat het wordt gezongen als wiegelied? Ik kan me bijna herinneren (hoewel dat zonder twijfel een valse herinnering is) dat ik daar als kind fronsend naar zat te luisteren: wat is hier aan de hand? Het lijkt er echt niet op dat het zijn carrière ook begonnen is als wiegelied, maar dat het wel zo is geëindigd. In elk geval, hoe de causaliteitsketen er ook uitziet, het blijft (qua tekst, tenminste), een ander voorbeeld van wat ik enkele dagen geleden schreef.

En een nog veel duidelijker geval is hier:

En ’s avonds, en ’s avonds, en ’s avonds is het goed
En ’s avonds hebben we geld met hopen
En ’s morgens geen om brood te kopen
En ’s avonds, en ’s avonds, en ’ avonds is het goed

Het leven begint na het werk: zoveel is zeker. Veel om naar uit te kijken is er niet: gewoon de dagelijkse braspartij. En die gaat zo ver dat er weinig overblijft voor de hongerige kinderkens; over enige luxe of kosten voor opleiding zullen we ons maar niet te veel illusies maken, zeker? Zo bezien doet het denken aan wat Mohamed Yunnus uit Bangladesj schrijft in zijn “Bankier voor de Armen” (1997). Bij het brengen van microkrediet (dat zeer armen uit de vicieuze cirkel moet halen) zijn het de vrouwen die de kredietnemers moeten zijn: mannen besteden het geld teveel aan hun eigen vertier, vrouwen besteden het aan hun familie; het huis, de hygiëne, de school. Dat alleen al, of minstens de combinatie met het feit dat mannen doorgaans de politiek-economische macht hebben, is een verklaring van de armoede in de wereld.

En zo was het ook in het pré-industriële Europa. Niet dat dat iets is dat door die liedjesteksten bewezen wordt. Maar het is wel iets dat je ook kan terugvinden in de literatuur over economische geschiedenis, en dat door die liedjes geïllustreerd wordt.

dinsdag 11 april 2006

Judas

De laatste tijd is Judas in het nieuws. Nieuwe documenten zijn opgedoken waaruit blijkt dat de eeuwige verrader eigenlijk een bijzondere positie had. Bij het laatste avondmaal glipt hij niet weg als een dief in de nacht, maar neemt hij plechtig de opdracht van Jezus hemzelf in ontvangst. Judas, het Goddelijk instrument dat noodzakelijk is voor de voltrekking van wat geschreven was.

Dit soort dingen komt, eerlijk gezegd, vrij vaak voor. Ze nemen telkens de vorm aan van "het verhaal vertelt het zus, maar de realiteit was zo". Toch moeten we in dit geval die laatste relatie even van dichterbij bekijken.

Het verhaal zelf is bekend: de wereld is plat, boven ons zit God (met baard) ergens op een wolk de boekhouding van de zonden des vlezes op te maken, en onder onze voeten branden mensen die dit soort postjes schrijven voor alle eeuwigheid in de hel. In die wereld wordt een vrouw "onbevlekt" zwanger, klinkt af en toe een preek uit de wolken, en zijn verschijningen en verrijzenissen schering en inslag. En nu komt de Grote Nieuwe Ontdekking: dat klopt niet met de historische realiteit.

Big surprise! Maar wat hebben we dan eigenlijk bijgeleerd? De aarde is rond? Preken uit de wolken bestaan niet? Doden verrijzen niet? Neen, dus, gewoon: Judas was geen echte verrader, maar een instrument Gods.

En dat komt op mij een beetje over als iemand die met veel armgezwaai begint te roepen van "maar je wéét toch dat God geen preken vanuit de wolken afsteekt..." (herhaalde malen met de vlakke hand tegen zijn voorhoofd pletsend) "... aangezien God echt wel wat beters te doen had!" Ik bedoel maar, we kunnen ons natuurlijk afvragen wat de relatie is tussen de historische gebeurtenissen en de manier waarop ze 2,000 jaar lang worden verteld; maar zodra we naar "de realiteit" verwijzen is het misschien goed een beetje consequent te zijn?

En dat laatste gebeurt vaak genoeg. Een recente update in het Nederlands is afkomstig van Charles Vergeer (1). En daar blijkt dat je geen mysterieuze, verlorengewaande documenten nodig hebt om te zien dat het verhaal van Judas serieus wringt, omdat dat doodeenvoudig in het evangelie staat. Zelfs zonder vergrootglazen kan je moeilijk anders dan je verwonderen over dat laatste avondmaal. Zeker, in de platte wereld (met God op een wolk) is dit het offermaal, de noodzakelijke voorbereiding op de kruisiging. Maar wat zou er zoal kunnen gebeurd zijn in de ronde wereld, van 2,000 jaar geleden (de wereld waar géén preken uit de wolken klinken en dode mensen fatsoenlijk dood blijven) waarin de Romeinen Galilea en Judea bezetten?

We weten wat de Romeinen zelf daarover zeggen: ze plaatsen namelijk een bordje boven het kruis, waarop staat dat Jezus gekruisigd wordt als "koning der joden". Jezus was dus in opstand tegen Rome, de keizer van het imperium verdroeg geen lokale koning, en (zoals dat in de vele decennia van bezet Judea overigens herhaalde malen gebeurde) de opstandelingenleider eindigde aan het kruis. Géén mysterieuze verloren papyrus, gewoon het evangelie zelf. Dus kunnen we verwachten dat de opstandelingen aan het begin van de beslissende dagen een beslissende bijeenkomst houden. Maar wat we niet verwachten is dat die bijeenkomst doodleuk opmerkt dat één van de deelnemers een spion is, waarna die fluitend naar buitenwandelt en alsnog de beweging verraadt: dat element is kennelijk uit de platte wereld afkomstig.

En opnieuw is geen mysterieus document nodig, maar volstaat het evangelie, om te zien wat er waarschijnlijk aan de gang is. Want Jezus geeft inderdaad heel duidelijk een vererende opdracht aan Judas. Zo gegeerd dat het "Heer, ben ik het" van enkele verzen tevoren eerder de betekenis lijkt te krijgen van wedijver om zelf de verantwoordelijke rol te krijgen dan ontsteltenis over een verrader.

Vergeer heeft zelfs een idee van wat die opdracht eigenlijk was. De Griekse tekst "Judas die hem uitleverde" is eigenlijk slecht vertaald, zegt hij, omdat de zin niet alleen een lijdend, maar ook een meewerkend voorwerp nodig heeft. Er is dus iets weggevallen; er moest eigenlijk staan "Judas die hem [iets] uitleverde". En dan is meteen Jezus niet langer het slachtoffer, maar wel de begunstigde van het uitleveren.

En het "iets" dat Judas aan Jezus uitleverde? Dat was de stad Jeruzalem zelf. Immers, we zien van uur tot uur Jezus in de stad huishouden, bijvoorbeeld op het tempelplein, en plotseling valt een gat van twee dagen. Dan zijn ze zomaar ineens "buiten de stad". Wel (zegt Vergeer), twee dagen is de tijd die het duurt om een legioen van Caesarea (waar de kazerne was) te laten oprukken naar Jeruzalem (waar de opstand was). Dus: de Romeinen hebben de opstandelingen buitengekuist, en Judas verzint een manier om de stad weer in te komen.

Oh, dat is allemaal heel speculatief en vergezocht. Maar toch... Als je wist dat één van beide verhalen waar was, (God tussen de wolken, donderpreek, verrijzenis... resp. de joden zijn in opstand tegen de Romeinse bezetter) en je moet, op straffe van de eeuwige brandstapel, raden welk van de twee dat is... Geef mij maar het verhaal met zo weinig mogelijk mirakels.

En in dat geval heb je geen geheime papyrusrollen nodig om over het verhaal van Judas erg verbaasd te zijn. Gewoon de tekst van de evangeliën is meer dan voldoende.

(1) Vergeer, Een Nameloze, Jezus de Nazarener, 1997
En Vergeer, Het Panterjong, Leven en Lijden van Jezus de Nazarener, 2000

maandag 10 april 2006

Zimbabwe

Vandaag schrijft De Standaard dat de laagste levensverwachting van de wereld in Zimbabwe zit: de mensen hebben er bij geboorte een levensverwachting van pakweg 35 jaar.

Aandachtige lezers van dit blog weten dat Zimbabwe het daarmee beter doet dan de gemiddelde mensheid doorheen het grootste deel van de geschiedenis: vaak was het moeilijk tot zeer moeilijk om boven de dertig uit te komen. Maar tegelijk doet Zimbabwe het daarmee slechter dan de mensheid vandaag, want vandaag zit iedereen boven het niveau van Zimbabwe, en dus zijn ze er allemaal meer op vooruitgegaan dan het beetje dat Zimbabwe er op vooruitgegaan is.

Schrijnend, vervolgt De Standaard, is dat het land het 20 jaar geleden niet zo heel slecht deed. Blijkbaar is er intussen een serieuze ramp over het land gekomen. Sprinkhanen? De zwarte pest? Het is de schuld van het kapitalisme? Wel, neen, het is de schuld van Mugabe.

Mugabe was, laten we dat welwillend veronderstellen, een theoreticus. De armoede van sommigen, zo zegt de theorie, wordt veroorzaakt door de rijkdom van anderen: die anderen hebben hun welvaart van de armen afgepakt. In Afrika denkt deze theorie al snel zwart-wit: de blanken hebben de rijkdom van de zwarten afgepakt. En die theorie kon gecheckt worden. In Zimbabwe waren blanken, en die waren rijk, want zij hadden de grond. En er waren zwarten, en die waren arm, want ze waren arbeiders op de grond van de blanken.

En dus hadden de blanke boeren hun rijkdommen van de zwarte arbeiders afgepakt! En dus besloot Mugabe de blanke boeren te onteigenen, en de vrijgekomen gronden te herverdelen over de zwarte bevolking, en alle problemen waren opgelost! Sterker nog, de theorie van Mugabe zou er (eindelijk) mee bewezen zijn.

Zo gezegd, zo gedaan. En op enkele jaren tijd crashte het BNP van Zimbabwe met 40% (steeds volgens de Standaard), en ligt de levensverwachting er op het laagste punt van heel de wereld. Zei ik dat het de schuld van Mugabe was? Oeps, foutje, natuurlijk. Het is eigenlijk nog steeds de schuld van het kapitalisme.

zaterdag 8 april 2006

Mijmeringen bij oude liedjesteksten

In één van die koortsige toestanden van hallucinerende halfslaap - waarin je brein je ook als normaal functionerend mens een zeldzame blik gunt in hoe het wellicht voelt als je mentale problemen hebt - spookte me een liedje door het hoofd dat ik zal geleerd hebben in mijn kindertijd:

Vier weverkes wilden ter botermarkt gaan,
En de boter die was er zo diere. (= duur, nvdr)
Zij hadden geen centen al in hunnen zak,
Dus ze kochten een pondje sa vieren. (= met hun vieren; gezamenlijk, nvdr)

Destijds stond ik er niet bij stil; recentelijk dacht ik niet meer aan dat soort liedjes - maar eigenlijk hebben we hier een illustratie van één van mijn jongste stokpaardjes. We hebben allemaal een romantisch beeld van een mythisch verleden, het pré-industriëel tijdperk, toen de mensen nog geen loonslaven van het kapitalisme waren, de tijden van de gezonde boerenarbeid of de eerlijke nijverheid. Leven in de buitenlucht, eigen baas!

De waarheid is dat al die eeuwen en millennia lang, de mensheid heeft vastgezeten in een vermorzelende armoede. Tot op de dag van vandaag kunnen we zien hoe het de arme boer vergaat, die in Afrika of de streken van Azië die nog niet getroffen zijn door het kapitalisme, als zijn eigen baas zijn brood verdient in de gezonde buitenlucht. Ik heb het er eerder over gehad: een levensverwachting bij geboorte van 25 jaar, een inkomen van enkele (omgerekende) dollars per dag (als ’t meezit), dat soort dingen.

En dat is waar ons liedje ook aan herinnert. Het quartet heeft een job: ze zijn wevers, en ze zijn dus niet door de één of andere gewetenloze industriëel uit hun job gezet. Toch is een bezoek aan de botermarkt een voldoende evenement om er een lied aan te wijden, dat meedeelt hoe duur die boter wel was. Samenleggen was de boodschap, en dan was een portie van de lekkernij alsnog haalbaar.

En deze:

De boer had maar ene schoen, weinig genoeg genoeg genoeg,
De boer had maar ene schoen, weinig genoeg.
Een schoen met een gat er in, de boer is geen edelman,
Een schoen met een gat er in, de boer die is geen edelman.

Dit had overigens meerdere strofen, maar ik ben heel veel vergeten. Maar wat is hier eigenlijk het verhaal? Het verhaal is dat voor een boer een stel klompen mogelijk nog wel haalbaar zal geweest zijn, maar een paar schoenen is te hoog gegrepen. Eén exemplaar, en dan nog met een gat er in, is voldoende om de onsterfelijkheid van de barden te behalen, maar om meer te willen moet je al een edelman zijn.

En over schoenen gesproken, hier is een bekend rijmpje van een kinderspel:

Zakdoek leggen, niemand zeggen,
‘k Heb de hele nacht gewerkt.
Twee paar schoenen heb ik afgewerkt.
Eén van stof en één van leer,
Hier leg ik mijn zakdoek neer.

Waarom werkt hij de hele nacht? Waren er soms geen arbeidswetten? (Antwoord: neen, er waren geen arbeidswetten.) En wat levert het op, als hij de hele nacht werkt? Twee paar schoenen? Ik wil niks zeggen over “productiviteit”, maarreh... En daarbij, “één van stof”?? Ik bedoel maar, ook al is het een “zuiver verbale kwestie”, maar wij zouden het nog niet eens “schoenen” noemen als ze niet van leer - of tenminste iets dat er verdomd goed op trekt - zijn gemaakt.

Maar in een maatschappij die zo weinig productief is dat schoenmakers heelder nachten doorwerken om producten te maken waar wij enkel met hoog opgetrokken wenkbrauwen zouden op staan kijken, zijn er natuurlijk helemaal niet veel schoenen (laat staan van leer), en dus is het normaal dat een gemiddelde boer – en 80 tot 90% van de bevolking wàs boer – er geen heeft. Niet omdat hij door de industriële kapitalist, of de “handelskapitalist” uit de eeuwen daarvoor, of de feodale heer van dààrvoor of whatever werd uitgebuit. Maar doodgewoon omdat er geen, of zeer weinig, schoenen waren. En hetzelfde geldt voor meubels, bestek, boter, moderne geneesmiddelen, computers, energie, boeken, papier, ontspanning, materiaal, textiel, en vele, vele, vele anderen.

vrijdag 7 april 2006

Ziek

Sinds een paar dagen ben ik ziek. Eerst waren het maar gewone verkoudheidssymptomen. Vanaf woensdag zou een normaal mens niet meer gaan werken: maar ik weet nu eenmaal altijd alles beter. Sinds gisterenavond is het ook nog eens op mijn ogen geslagen. En dus zit ik vandaag thuis.

Slapen heeft overigens redelijk geholpen: het meest getroffen oog is nog altijd bloeddoorlopen en plakkerig, maar deze morgen kleefde het niet meer helemaal dicht, en de pijn is afgenomen.

Ik denk dat computeren erg slecht is: te vermoeiend. Dus alleen maar een heel vlugge post, en als het de volgende dagen niet betert, dan zal het hier een tijdje heel kalm zijn.

woensdag 5 april 2006

Noem een kunstwerk?

In de krant las ik een artikel waarin een bepaald kunstwerk ter sprake kwam. En daarbij werd dat kunstwerk tot "één van de drie beroemdste van de wereld" (of zoiets) verklaard.

Dat intrigeert me. Natuurlijk is zoiets erg subjectief, en natuurlijk wil ik het artikel niet pakken op iets dat uiteindelijk een uitdrukking van enthousiasme is. Alleen vroeg ik me af wat er zou gebeuren als je de mensen vraagt wat er in hen opkomt als je ze vraagt één (of meerdere) kunstwerken op sommen. Wat komt er zoal bij ze op? En als je een onderzoek kon doen naar wat er in een representatief staal van de bevolking opkomt, en je zou de drie kunstwerken nemen die het meest bij ze opkomen, dan zou je iets hebben dat dicht komt bij "de drie beroemdste kunstwerken van de wereld", nietwaar?

Verbeter de wereld, begin bij jezelf! Dus ik probeerde, voor zover mogelijk zonder me door het artikel te laten beïnvloeden, zomaar enkele kunstwerken in me op te laten komen, en ziedaar, een steekproef van één persoon. Ik had er meteen twee, allebei uit een andere kunst dan die van het artikel: één uit een kunst die me zelf absoluut niets zegt, het ander uit een kunst die ik erg kan waarderen, maar het werk zelf is niet mijn favoriet werk.

En toch kwamen ze zomaar in me op toen ik mezelf vroeg: "noem een kunstwerk". Ik denk dat ik het ook maar eens ga proberen in vrienden- en familiekring en zo. Als iemand zin heeft om me te vertellen wat er bij hem of haar opkwam als reactie op deze vraag, doe gerust, ik ben er eigenlijk wel nieuwsgierig naar. Als iemand antwoorden van nog meer mensen krijgt, laat het vooral weten.

Denk er aan dat je in mijn systeem je reactie niet onmiddellijk ziet verschijnen; ik moet die eerst laten passeren (een zeer rigoureuze antispam maatregel). Maar ik zie ze wel, ze verschijnen in mijn mailbox, dus het is alsof je me een mail stuurt.

dinsdag 4 april 2006

Waarvoor dienen politici?

Ik zit even (20.15 uur) naar tv te kijken en zie twee 29-jarige politici, respectievelijk van de VLD en de SP-a, die zich mogen uitspreken over de betogingen rond de werkgelegenheid in Frankrijk. Het is interessant om te zien dat ze allebei geen begin van een idee hebben van waar ze over praten. Ze hebben allebei een partijstandpunt van buiten geleerd, en ontlenen hun belangrijkheid aan het feit dat ze dat op tv kunnen herhalen. En dus hoor je dingen als "dat is toch een verkeerde redenering", gevolgd door een herhaling van wat net als stelling geponeerd werd, gevolgd door "en daarbij", als inleiding tot een simpele verandering van onderwerp.

En dus, als netto resultaat: een hoop woorden die overeenkomstig de regels van het Nederlands taalgebruik over het onderwerp gaan, maar inhoudelijk nul, niets, noppes, nada, zilch. En als ik op iets niet kan antwoorden, dan noem ik dat "een verkeerde redenering" en ik begin over iets anders.

Waarom hebben we eigenlijk politici?

maandag 3 april 2006

Boek: The Constant Gardener

Momenteel heb ik enkele hoofdstukken in "The Constant Gardener" van John le Carré gelezen. In feite heb ik op dit punt zelfs meer plezier beleefd aan de "author's note" dan aan het verhaal zelf: de madam is vermoord en de vriend verdwenen en de diplomaat nogal hypocriet: weinig nieuws onder de zon. Maar de begeleidende noot is intrigerend. Zeker, zeker, "elke overeenkomst met reëel bestaande personen" (OK, op één na, dan) etcetera etcetera, maar overeenkomsten met reële practijken, daarentegen... Wel, de reële practijken, in het bijzonder van de farmaceutische industrie in Afrika (steeds volgens die nota, dus), zijn nog veel erger dan het verhaal.

Aha.

Om eerlijk te zijn, dat klinkt nogal als de zoveelste litanie (allemaal in koor): "het is de schuld van het kapitalisme". Maar kennen we John le Carré niet als een serieuze auteur? Misschien is dit niet zozeer een litanie, als wel een kans. Laat me eerst de achtergrond van die kans verduidelijken met een dubbele analogie.

Er bestaat een groep mensen waarvoor ik een heimelijke sympathie, maar zeer weinig intellectuele verwantschap voel; laat me ze "economisch links" noemen. Ze maken zich zorgen over de grote groepen mensen die door de toenemende welvaart in de wereld gepasseerd werden en worden, en als je ziet hoeveel energie ze verbruiken met het op straat komen en tekeningen op muren van bankkantoren maken, dan zijn ze ook bereid er tijd in te investeren. En wat ik al herhaalde malen (tevergeefs) aan deze groep heb gevraagd is: hoe kan je verwachten serieus te worden genomen, als je pink op de naad allerlei theorieën blijft volhouden (of minstens in jouw kamp tolereert) , die zo diepgaand zijn weerlegd dat de theoretici ze zelf niet eens meer volhouden? (Bijvoorbeeld, hoe kan je het Marxiaanse "de armen worden armer" blijven volhouden als ook jij, na een blik op de meest simpele feiten, kan te weten komen dat ook de armen rijker worden, ja, zelfs in Afrika?)

En er bestaat ook een groep mensen waarvoor ik zeer weinig sympathie, maar een heimelijke intellectuele verwantschap voel; laat me ze "cultureel rechts" noemen. Ze zijn zo overtuigd van de "superioriteit" van de Westerse beschaving, en niet zelden zelfs van de bijhorende religieuze moraal, dat ze die in (typisch linkse) Grote Verhalen (met veel zendingsdrang à la "democratizering" ) gieten en die van (typisch links) staatswege met (typische linkse) enorme begrotingskorten manu militari gaan uitdragen. En wat ik al herhaalde malen (tevergeefs) aan deze groep heb gevraagd is: hoe kan je verwachten serieus genomen te worden, als je pink op de naad allerlei leugens blijft volhouden (of minstens in jouw kamp tolereert) die zo op hun gezicht zijn gegaan, dat de Amerikaanse regering ze niet eens meer zelf volhoudt?

En bij die vraag aangekomen worden de vertegenwoordigers van beide groepen altijd erg boos. Toch begrijpen ze het altijd wel perfect als ik dezelfde vraag aan de andere groep stel. Ik blijf hopen dat er, in beide kampen, mensen zullen zitten die af en toe eens proberen een conclusie uit dat laatste te trekken. Maar soit: hier heb ik beide groepen alleen maar nodig als dubbele analogie met het volgende.

De groep waar ik me zelf voel toe behoren; waarvoor ik sympathie voel èn intellectuele verwantschap, is wat ik "economisch rechts" zal noemen. We maken ons zorgen over de grote armoede in de wereld, en we vragen ons af hoe we het superieure middel dat we daar nu al zo vaak hebben tegen zien werken, kunnen globalizeren naar de plaatsen waar het nog niet werkt. En op dat punt wil ik natuurlijk niet de fout maken die ik net aan twee andere groepen heb verweten. Dat is precies de reden waarom het boek van John le Carré misschien een kans is. Misschien wil hij ons vragen hoe we verwachten serieus genomen te worden, als we practijken toepassen (of minstens in ons kamp tolereren) waarbij mensen zichzelf verrijken (en dit op de kap van de mensen die nu nog in de armoede zitten) maar daarbij desondanks zwaaien met onze vlaggen, en onze rhetoriek over een superieur middel, waarachter ze, wie weet, de meest verachtelijke hypocrisie laten schuilgaan?

En in dat geval zouden we er goed aan doen om die boodschap serieus te nemen - we zouden toch niet willen dat we onze geloofwaardigheid op dezelfde schaal te kijk zetten als de regering Bush of de hedendaagse Marxisten dat alle dagen doen? Maar eerlijk gezegd blijf ik wel een beetje mijn hart vasthouden. Het boek zou ook nog steeds gewoon het zoveelste voorbeeld van een litanie uit die eerste groep kunnen zijn. Misschien laat ik het binnen enkele dagen of weken nog wel weten.

zondag 2 april 2006

Globalizering

Eén van de dingen die aan de globalizering wordt verweten is dat het jobs kost. Als onze jobs gedaan worden door de Indonesiërs (om nu maar iets te zeggen), dan zijn er minder jobs hier, en dan stijgt de werkloosheid. Kortom, we zijn in rechtstreekse concurrentie met de rest van de wereld en de globalizering maakt dat alleen maar erger.

Nu heb ik daarover een vraag, die ik al wel eens eerder heb gesteld, maar ik heb nog geen antwoord gezien. Let wel, ik beweer daarmee niet dat er geen antwoord is. Ik bedoel gewoon, ik weet het nog altijd niet. De vraag gaat als volgt.

Er zijn 10,000,000 Belgen. Ik schat dat daarvan de helft zal werken, en eigenlijk schat ik zelfs dat het wat minder zal zijn. Zeg dat het volgens mij redelijk is aan te nemen dat ca. 4,000,000 Belgen een job heeft. In feite is het zo dat zelfs tamelijk grote foutmarges niet eens erg mijn vraag beïnvloeden. Namelijk, zegt die vraag, moet het mogelijk zijn het jobverlies aan “globalizering” te vergelijken met het totaal aantal jobs, waarvan ik net een ruwe schatting heb gemaakt.

Welnu, indien de globalizering, bijvoorbeeld per jaar, 40,000 jobs kost, en er zijn 365 dagen in een jaar, dan betekent dat dat we elke dag een bericht in de krant moeten zien: bedrijf X sluit, of doet aan outsourcing, en ruim 100 jobs gaan verloren. En volgens mij zien we geregeld zulke berichten, maar lang niet elke dag. Vaak ook gaat het over veel minder dan 100 banen. Maar stel dat ik dat verkeerd heb, en dat we wel degelijk dagelijks met een verlies van ruim 100 banen worden geconfronteerd, of voor mijn part wekelijks met het verlies van ruim 700 banen. Wat stelt dat dan voor?

Per assumptie, dus, halen we 40,000 verloren banen per jaar, zelfs al heb ik daar niet veel van gemerkt. Welnu, 40,000 banen op een totaal van 4,000,000, dat is nog steeds slechts één percent. En één percent is niet iets waar je zit op te wachten, maar het is ook niet iets waarvan je zou gaan paniekeren. Natuurlijk, als je langdurig volhoudt banen af te stoten aan één percent per jaar, wel: “Samengestelde Interest”! Neem het getal 0.99, verhef dat tot een macht, gelijk aan het aantal jaren dat je dat verlies denkt vol te houden, en aanschouw het droevig resultaat – indien je dat verlies tenminste ook werkelijk langdurig volhoudt.

Maar dan hebben we een theorie die we kunnen vergelijken met de feiten. De cijfers vertellen ons dat we de werkloosheidsstatistieken serieus zouden zien opspelen, indien we werkelijk langdurig een banenverlies van niet meer dan één percent per jaar zouden ondergaan. En het punt is, die statistieken vertonen dat helemaal niet. Dus op het eerste zicht is dat banenverlies van de jongste jaren en zelfs decennia ofwel nog veel lager dan één percent, ofwel is het helemaal geen langdurig effect, ofwel zijn beide vorige zinnen tegelijk waar. Kortom, banenverlies door globalizering is nauwelijks iets om ons zorgen over te maken.

En natuurlijk kan ik iets over het hoofd zien: dat is nu juist de vraag.

zaterdag 1 april 2006

Nul is niet gelijk aan nul

Surfend over het internet bemerk ik één van die typische drogredeneringen, waarmee de “critici” van de evolutietheorie hun doelwit bestoken. "De kans dat leven spontaan ontstaat (1) is zo klein, dat die kans voor alle praktische doeleinden niet verschilt van nul". En meestal vernemen we er nog bij dat dat van de wiskundigen komt.

Het toeval wil dat mijn familie-, vrienden- en kennissenkring een verbazingwekkend hoog percentage wiskundigen bevat; ja, het wemelt van de universitaire titels. En eerlijk gezegd, ik heb er nog nooit één weten beweren dat een getal dat verschillend is van nul, eigenlijk gelijk is aan nul. Zelfs als dat verschil zich op een willekeurig aantal plaatsen na de komma bevindt zou ik wel eens de wiskundige willen ontmoeten die beweert dat dat getal gelijk is aan nul.

Kom, we nemen het getal 0.000x01, waarbij “x” staat voor een willekeurig aantal nullen dat je mag ingevullen, tot het “eigenlijk” gelijk is aan nul. Maar dan is 0.000x02 gelijk aan 0.000x01, want dat is hetzelfde verschil waarvan net verklaard is dat het juist niet verschilt van 0. En dus is 0.000x02 ook gelijk aan nul, en geldt hetzelfde voor 0.000x03, enzovoort tot 0.000x09 en 0.000x10. Al wat ik hoef te doen is tien keer een verschil nemen dat zo klein is dat het “voor praktische redenen” tot helemaal géén verschil wordt verklaard, en ik zit al een nulletje dichter bij de nul.

“Jamaar”, klinkt het op dat punt aangekomen, “puur wiskundig is dat natuurlijk zo, maar praktisch is die probabiliteit te klein om zich ooit voor te doen”. Goedgoed, we laten zonder morren passeren dat het verhaaltje al bij de eerste zucht is veranderd, en dat de wiskundigen waarover nog maar pas zoveel te doen was nu maar snel weer worden afgevoerd. Maar nog steeds is het een drogredenering. Dat zien we meteen als we niet helemaal aan het einde van al die nullen gaan checken, maar integendeel helemaal aan het begin.

Wie kruis of munt gooit met een muntstuk, mag er niet op rekenen dat hij zal winnen, maar erg onredelijk is het ook niet om er op te hopen: de kans is immers één op twee, of 0.50, wat stukken beter is dan 0.000x01. En dus is het helemaal niet onredelijk er op te hopen dat het toch lukt.

En als we met een dobbelsteen gooien, dan kan je er beter niet op rekenen dat je meteen een zes gooit, maar toch, het is ook nog lang niet uitgesloten: de kans is één op zes, of 0.166666... Slechter dan 0.50, maar nog altijd beter dan 0.000x01: het is helemaal niet uitgesloten. En als je zes keer mag gooien, dan wordt het absoluut niet onredelijk aan te nemen dat er wel eens een zes zal bij zijn. Zodra je (veel) meer dan zes keer mag gooien, en je hebt geen zes, begint dat al een beetje “pech” te worden.

En uit mijn studententijd herinner ik dat we “Advanced Dungeons & Dragons” speelden, en daarin kwam (onder veel andere) een tienzijdige dobbelsteen voor. Het zou overdreven zijn te hopen dat je er meteen een tien mee kan gooien, maar als je tien keer mag gooien, dan wordt het absoluut niet onredelijk dat het eens lukt.

En de kans dat je twee keer achter elkaar een tien kan gooien is maar één over honderd. 0.01 is nog steeds stukken beter dan 0.000X01, maar nu beginnen we wel al iets van dezelfde vorm te zien. Hoewel het echt onredelijk zou zijn om er van bij het begin op te hopen, is de toestand heel anders wanneer je honderd keer twee duoworpen mag proberen. Het is dan absoluut niet onredelijk te hopen dat er eens twee opeenvolgende tienen zullen tussenzitten. Sterker nog, naarmate je meer dan honderd duoworpen mag proberen mag je er ook meer op gaan rekenen dat het ook echt gebeurt.

Enzovoort. Drie opeenvolgende tienen, dat zou al heel veel geluk zijn, maar niet als je duizend keer mag proberen: vanaf dan wordt het integendeel redelijk er op te rekenen, terwijl de probabiliteit “slechts” 0.001 is. En analoog mag je er op rekenen dat er wel eens vier opeenvolgende tienen zullen tussenzitten (0.0001 kans) als je tienduizend keer mag gooien. En voor elke nul dat je verder naar rechts schuift moet je alleen maar tien keer meer proberen om iets dat er minder en minder waarschijnlijk uitziet te veranderen in iets dat je stilaan mag verwachten.

En zo is het ook voor de soort chemische reacties die essentiële stappen op weg naar het leven waren. De kans dat een gegeven clubje moleculen dat tegen elkaar knotst precies reageert zoals het moet om deze reactie te krijgen is ongetwijfeld zeer klein. Al wat we dus moeten doen is ons afvragen hoe vaak dat soort clubjes moleculen in elkaars buurt kwamen, bijvoorbeeld per dag, of per jaar, of per millennium. En als blijkt dat die omstandigheden in werkelijkheid elke seconde erg vaak voorkwamen, en dat ook nog eens, bijvoorbeeld, 100 miljoen jaar lang, dan is heel het verhaal van “zo klein dat het praktisch neerkomt op onbestaande,” alweer gereduceerd tot de zoveelste drogredenering.

Niet dat dat heel erg verbaast, natuurlijk. Telkens wanneer mensen met een uitgestreken gezicht, en onder geleerd klinkende, maar vaag blijvende verwijzingen naar “wiskundigen” komen vertellen dat een getal dat verschillend is van nul eigenlijk gelijk is aan nul zou ik zeggen: hou je maar vast aan je bretellen.

-----------------

(1) Voor hoe, uimmm, "grappig" ze zijn met uitgerekend dat voorbeeld verwijs ik maar weer naar:
http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2006/03/puur-verbale-kwesties-nog-een.html#links