woensdag 12 april 2006

Mijmeringen bij oude liedjesteksten, deel II

Na de post over oude liedjesteksten bleven enkele voorbeelden me achtervolgen, zij het om verschillende redenen. De volgende tekst hoorde bij een liedje dat ik nu nog mijn moeder “hoor” zingen, en nog wel als wiegeliedje:

Rommelpotterij, rommelpotterij,
Geef mij een centje, dan ga ik voorbij.
Ik heb geen geld om brood te kopen
Daarom moet ik met de rommelpot lopen

En het merkwaardige hier is dat dat alvast weer de tekst is van een lied dat niet bepaald een lofzang is op de weelde. Dus hoe komt het eigenlijk dat het wordt gezongen als wiegelied? Ik kan me bijna herinneren (hoewel dat zonder twijfel een valse herinnering is) dat ik daar als kind fronsend naar zat te luisteren: wat is hier aan de hand? Het lijkt er echt niet op dat het zijn carrière ook begonnen is als wiegelied, maar dat het wel zo is geëindigd. In elk geval, hoe de causaliteitsketen er ook uitziet, het blijft (qua tekst, tenminste), een ander voorbeeld van wat ik enkele dagen geleden schreef.

En een nog veel duidelijker geval is hier:

En ’s avonds, en ’s avonds, en ’s avonds is het goed
En ’s avonds hebben we geld met hopen
En ’s morgens geen om brood te kopen
En ’s avonds, en ’s avonds, en ’ avonds is het goed

Het leven begint na het werk: zoveel is zeker. Veel om naar uit te kijken is er niet: gewoon de dagelijkse braspartij. En die gaat zo ver dat er weinig overblijft voor de hongerige kinderkens; over enige luxe of kosten voor opleiding zullen we ons maar niet te veel illusies maken, zeker? Zo bezien doet het denken aan wat Mohamed Yunnus uit Bangladesj schrijft in zijn “Bankier voor de Armen” (1997). Bij het brengen van microkrediet (dat zeer armen uit de vicieuze cirkel moet halen) zijn het de vrouwen die de kredietnemers moeten zijn: mannen besteden het geld teveel aan hun eigen vertier, vrouwen besteden het aan hun familie; het huis, de hygiëne, de school. Dat alleen al, of minstens de combinatie met het feit dat mannen doorgaans de politiek-economische macht hebben, is een verklaring van de armoede in de wereld.

En zo was het ook in het pré-industriële Europa. Niet dat dat iets is dat door die liedjesteksten bewezen wordt. Maar het is wel iets dat je ook kan terugvinden in de literatuur over economische geschiedenis, en dat door die liedjes geïllustreerd wordt.

Geen opmerkingen: