dinsdag 31 oktober 2006

Landbouwsubsidies en ontwikkeling: meer

Lezer Axxyanus vraagt zich af, in een commentaar bij de vorige post, hoe de toestand zou zijn indien moderne economieën ook zonder subsidies lokale boeren in armere landen konden wegconcurreren. Dat zou (zegt hij terecht) impliceren dat de stedelijke bevolking van die armere landen iets produceert dat ineens kan geruild worden voor Westerse producten. En dat (concludeert hij nog steeds terecht) ligt waarschijnlijk moeilijk, omdat die landen haast altijd autoritaire regimes kennen, en die zijn niet zo happig op middenklasses die rijk en mondig worden.

Precies. Dus we beschouwen de wereld van de zeer productieve Westerse landbouw die zonder subsidies in, pakweg, Marokko op de markt moet komen. De verkoopprijzen moeten, vanzelfsprekend, volstaan om het Europese ingezette kapitaal te vergoeden, ("winst"; nu de subsidies die rol niet meer spelen), verder de hoge Europese lonen, verder de hoge Europese belastingen, verder de transportkosten (zowel containerruimte, als brandstof, als verzekeringen...) en natuurlijk ook weer de hoge lonen en belastingen in die sector. Het punt is: het kan. Het is denkbaar. Maar er zullen zeker ook een hoop producten zijn die nu wel degelijk goedkoper door lokale boeren naar de markt gebracht kunnen worden. Zeg: tomaten, van de zonnige maar groene heuvels rond Meknes, op de rug van een ezel gebracht naar de stad: zelf gezien.

Bovendien impliceert het een lokale verwende stedeling, die toch heuse Brusselse spruitjes en witloof op zijn bord wil, EN de middelen heeft om die te betalen. Dat kan als we aan een land denken dat olie heeft, zodat de stedelijke elite alleen maar arbeiders hoeft te huren en de inkomsten onder zichzelf hoeft te verdelen. Die landen hebben inderdaad iets om aan het Westen te leveren. Dat soort gasten koopt in ruil zelfs zand (echt waar) van een Belgisch bedrijf omdat Belgisch zand beter oogt op de stranden dan woestijnzand. Maar hoe moet het in landen die géén olie hebben?

Ik heb in de steden van Marokko de productie van stoffen gezien, en tapijten, en huishoudelijke voorwerpen, en bescheiden kapitaalgoederen als machines, waarvoor het Westen waarschijnlijk niet teveel spruitjes zal willen leveren - die dingen maken we zelf, en beter, en denk ook opnieuw aan de hoge kosten. Maar de lokale boeren, zoals in de Europese geschiedenis gebeurd is, zouden met dat soort goederen wel degelijk een stuk rijker zijn dan nu ze met houten stokken de grond omwoelen. Ik betwijfel of Marokko intussen nog altijd een goed voorbeeld is, maar er zijn landen genoeg waarvoor dat wel geldt.

Aangezien ik er zelf ook heel weinig van weet moet ik raden, zoals bijna iedereen. Maar als ik dan toch moet raden, en ik probeer toe te passen wat volgens mij gezond verstand en enkele simpele feiten zijn, dan zou ik gokken dat de afschaffing van de subsidies ons een heel eind de richting van het "Europese geschiedenis" model zou doen opschuiven. De landen in kwestie zouden voor de uitdaging staan om, parallel met de gestegen mogelijkheden, zelf iets te produceren; want anders zouden de prijzen voor hen inderdaad alleen maar stijgen. Maar dat is dus precies analoog aan het Europese historisch model. Voor de steden stoffen en bescheiden kapitaalgoederen en (natuurlijk) geleidelijk verbeterende overheidsdiensten konden aanbieden, waren ook de Europese steden alleen maar broeihaarden van ellende. En in periodes van stijgende bevolking maakten stijgende landbouwprijzen dat alleen maar erger.

Het alternatief is dat lokale dictaturen kunnen doorgaan met het de facto uitzuigen van hun lokale boeren EN zich laten subsidiëren door Westerse belastingbetalers, zodat een voldoende groot deel van het stedelijk proletariaat een schijnjobke aan de staat kan krijgen, opdat er geen revolutie uitbreekt. Het recept voor totale stagnatie: een beetje zoals de PS in Wallonië blijft de elite vastroesten hun stoelen en op korte termijn is iedereen tevreden. En op lange termijn, wanneer je ziet dat andere landen wèl iets maken zodat ze rijker worden dan jij, kan je altijd zeggen dat het de schuld is van het kapitalisme als er onevenwichten ontstaan in de verdeling van de welvaart. Simpel, maar eenvoudig.

Overigens is dit soort problemen in vele landen ook werkelijk opgelost, de laatste decennia. Vietnam en Bangladesj zitten momenteel in de fase waarin ze het met schoenen en textiel proberen, Indië zit een trapje hoger met software en medische diensten, en China concurreert al met kernenergie. Allemaal landen die je in oude Suske en Wiskes nog voorgesteld ziet als hongergebieden. Ik moet wel mijn eerste onderdeel waarop "made in Africa" of "made in Arabia" staat nog zien. Het hangt natuurlijk niet alleen van onze subsidies af. Zei iemand iets over het nefaste effect van dictaturen?

maandag 30 oktober 2006

Over landbouw, dumping en ontwikkeling

Ivan Janssens gaat het debat aan over het voor en tegen van de exportsubsidies in de landbouw (1). Of misschien beter gezegd, een deel van het debat, want het onderwerp is beestig ingewikkeld. In casu denkt hij (als ik het goed begrepen heb) dat het géén goed argument tegen die subsidies is, als de kritiek probeert dat die subsidies de armoede verspreiden van rijke, subsidiërende landen naar arme landen.

De typische discussie, steeds voor zover ik dat goed begrepen heb, en gestript van een hoop andere aspecten, gaat ongeveer als volgt. De geëxporteerde landbouwproducten krijgen in de arme landen door de subsidies een artificiëel lage prijs opgeplakt, en concurreren daarmee de lokale boeren kapot. 1 – 0 voor de critici, en de subsidies verspreiden de armoede. Misschien, counteren mensen als (als ik dat tenminste goed begrepen heb) Ivan, maar anderzijds helpt het de arme landen wel wanneer ze (artificiëel goedkoop) voedsel kunnen importeren. Ik citeer:

“aangezien veruit de meeste arme landen netto voedselimporteurs zijn, profiteren zij van deze lage prijzen. Dumpingpraktijken zijn goed voor verbruikers en importeurs van voedsel – het verhoogt hun reëel inkomen omdat ze minder moeten spenderen aan basisbehoeften (...).”

Of daar een speld tussen te krijgen valt... De stand lijkt 1 – 1. Mijn kennis van de economie is eigenlijk niet groot genoeg om te oordelen. Maar ik heb me al een paar keer bezig gehouden met de economische geschiedenis van Europa van het laatste millennium. Die geschiedenis kan relevant zijn omdat ze ze een soort “historisch experiment” vormt (2). Ze toont hoe een armoedige samenleving (zeg: in het jaar 1,000) er in geslaagd is (in afwezigheid van naburige beschavingen met een onvergelijkbaar superieure productiviteit!) uit de patronen van armoede, die de geschiedenis van bij het begin kenmerken, weg te lopen.

Net zoals alle andere pré-industriële samenlevingen was er één ding dat Europa kon, en dat was landbouw. En net als altijd en overal leidde dat geregeld tot bevolkingsgroei, die zich vervolgens vertaalde in crashes. De bekendste zijn de crisis van de veertiende eeuw, en de crisis van de zeventiende eeuw. Toch waren die ontwikkelingen niet het enige dat er gebeurde. In antwoord op stijgende bevolkingsaantallen gebeurden er ook heel andere dingen. Nieuwe territoria werden ontgonnen – de wildernis in de vroegere middeleeuwen, de expansie naar het oosten van rond de twaalfde eeuw, en naar het Westen vanaf de Renaissance. En een ander soort ontwikkeling was dat de groeiende bevolking zich omzette in de groei van de steden.

En hier ontstaat een punt waarin Europa zich van andere beschavingen, sinds al die millennia lang, diversifiëert. In plaats van waterhoofden met een politieke elite en een opgeblazen, doodarme bevolking zien we in de Europese steden (behalve nog steeds een doodarme bevolking, niet te vergeten) de ontwikkeling van ambachten, gilden, handel, kortom, een heel nieuw soort productiviteit (3).

En daarmee zijn we er bijna. Wat er meer en meer gebeurt, met het vorderen van dat laatste millennium, is dat die steden zelf kansen te bieden hebben, en kunnen leven van surplussen van de landbouw, omdat ze in ruil zelf iets te leveren hebben. De voordelen van de lange afstand handel, en dus nieuwe markten, of de producten van ambachten en dus al vroege generaties kapitaalgoederen... Het kan geruild worden tegen landbouwproducten, de verdere specializering maakt op zijn beurt grotere productiviteit mogelijk, en de hele zaak rolt de Industriële Revolutie binnen.

De moraal van het verhaal is dat alle pré-industriële samenlevingen in staat zijn aan landbouw te doen. Ik twijfel er niet aan dat hedendaagse pré-industriële samenlevingen voedsel importeren, maar dat is nog iets heel anders dan een bewijs dat zij niet in staat zouden zijn aan landbouw te doen. Dus twijfel ik er alsnog aan of die import wel zo’n goede zaak is. Het beeld dat zich aftekent is opnieuw een proletariaat in waterhoofdsteden, waar deel zijn van de politieke elite de enige noemenswaardige kans op vooruitgang biedt. En voor de rest een massa lompenproletariaat, die geen producten voor lokale boeren ontwikkelen omdat die ze toch niet kunnen betalen, vermits ze kapot geconcurreerd zijn door de gesubsidiëerde producten van het Westen.

Waarmee dat laatste de rol speelt van een soort liefdadigheid, geleverd door het Westen, in de vorm van artifiëel goedkoop voedsel, aan die ontwikkelingslanden. Daarin heeft het kamp van Ivan absoluut gelijk. Maar als ik het historisch model mag gebruiken om te beschrijven wat er gebeurt, dan denk ik dat we het systeem als geheel geen dienst bewijzen. Zelfs als we moeten toegeven dat ze op korte termijn beter afzijn als ze dank zij de Westerse subsidies niet verhongeren, lijkt het me dat het systeem ze op langere termijn vasthoudt in dat evenwicht van afhankelijkheid van subsidies.

-----------------------------------------------------------------
(1) http://www.ivanjanssens.be/dutch/nartikel.asp?link=21
(2) In de zin van de Epiloog van Diamond, Guns, Germs and Steel.
(3) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2006/08/meer-geheim-van-de-steden.html

zondag 29 oktober 2006

De toekomst van Europa (speels, niet zo serieus)

Ik loop rond in Mechelen, en er stopt een bus en er komen allemaal Japanners uit. We manoeuvreren onze koets met baby Sarah er rond, en ik glimlach zo vriendelijk mogelijk. Want eigenlijk zijn deze Japanners onze klanten.

Of wij in Europa binnen enkele decennia nog veel goederen en diensten, inclusief landbouwproducten zullen maken - een mens zou er aan gaan twijfelen. Maar onze oude gebouwen en onze historische steden zullen er wel nog steeds zijn. En bovendien zullen er dan binnen die enkele decennia meer dan een miljard relatief rijke Chinezen zijn, meer dan een miljard relatief rijke Indiërs, honderden miljoenen rijke Japanners, en met al het klein grut haal je nog ruim enkele honderden miljoenen extra bij elkaar.

Als daarvan maar een klein percentage op reis wil naar Europa, dan hebben we nog altijd tientallen miljoenen klanten.

Wat zouden we zoal kunnen doen om dat reisgedrag aan te moedigen? We kunnen beginnen met op straat een vriendelijke indruk te maken. We kunnen ervoor zorgen dat onze historische steden er een beetje prezentabel uitzien - in dat opzicht is Mechelen stukken vooruitgegaan, de laatste jaren.

En misschien zouden we ervoor kunnen zorgen dat veel mensen de geschiedenis die bij al die steden en gebouwen hoort op een boeiende manier kunnen vertellen? Liefst zo dat een Aziaat dat allemaal een beetje kan plaatsen. Dus, zeker, in de late middeleeuwen (lees: wat wij "late middeleeuwen" noemen) waren de Vlaamse steden erg belangrijk, maar daarom hoeven we niet te beweren dat ze het centrum van de wereld waren. Het zou niet slecht zijn om het verhaal te kunnen vertellen in termen van "terwijl de Soeng (dit) en de Yuan (dat) en de Ming (nog iets anders) deden, gebeurde er in Vlaanderen (zus en zo), en ziehier het Belfort".

Iets dergelijks.

High added value toerisme - zou dat niks zijn voor het Europa van de toekomst?

Over vier maanden is het maart!

Aangezien het vandaag 29 oktober is, en februari maar 28 dagen heeft, is het over vier maanden geen 29 februari, maar wel 1 maart. En dat is, juist op het moment waarop de herfst de dagen veel korter begint te maken, een opwekkende gedachte.

Merk op dat het elk jaar hetzelfde is. Tegenover de maand februari staat de maand augustus – precies zes maand later in de cyclus. Augustus heeft 31 dagen, tegen februari 28, elk jaar opnieuw (laten we ons even niet bekommeren over correcties als schrikkeljaren). Dus zijn de zomers, elk jaar opnieuw, drie dagen langer dan de winters. En de vraag is: hoe komt dat?

Het is allemaal de schuld van Kepler! Even aanschouwelijk voorgesteld. Beeld je in dat je op een karton twee spijkertjes slaat. Beeld je in dat je een touwtje in de vorm van een lus tegen de spijkertjes legt, en dat je met een potlood de lus strak spant. Je hebt nu, in een willekeurige richting, een punt aangestipt dat, voor een lus van een gegeven lengte, zo ver als mogelijk van de twee spijkertjes ligt. Zo kan je ook de verzameling van alle punten aanstippen die (voor deze lus) zo ver mogelijk van de twee spijkertjes liggen. Dat laatste doe je door je potlood over het karton te bewegen terwijl je de hele tijd de lus zorgvuldig strak gespannen houdt, tussen de twee spijkertjes en het potlood. Je zal merken dat de figuur die je daarmee rond de twee spijkertjes hebt getekend de vorm van een ei heeft.

In taal voor serieuze mensen zitten we te kijken naar een ellips, waarbij de twee spijkertjes de zogenaamde “brandpunten” voorstellen. En wat Kepler nu in de zeventiende eeuw wist uit te knobbelen was, onder andere, het volgende. De baan van een planeet rond de zon heeft de vorm van een ellips. De zon staat op één van de brandpunten. En (en nu komt het) wanneer een planeet gedurende een gegeven tijdsduur over om het even welk stuk van de ellips een zekere afstand aflegt, dan zijn de oppervlaktes tussen zon, start-, en eindpunt van de planeet (voor beide afstanden), even groot.

Chinees? Ik kon niet harder. Maar bekijk terug je stuk karton. (Ik denk dat het vanaf hier niet zal gaan als je niet op een stuk papier een ellips en twee brandpunten tekent: sorry. En het is nochtans de moeite, want tenslotte zijn elk jaar de zomers drie dagen langer dan de winter, nietwaar?) Je hebt daar dat ei, en je kiest één van je spijkertjes uit: noem die de zon. Teken een willekeurige lijn van je zon naar een punt dat op je ellips dicht bij de zon ligt. Teken een tweede lijn van je zon naar een punt een beetje verder op je ellips, zodanig dat je nog steeds dicht bij de zon zit. Laten we aannemen dat dat de afstand is die de planeet heeft afgelegd tijdens 30 dagen in de winter. We merken op dat er tussen de lijnen van de zon naar de ellips en het stuk afgelegde weg op de ellips zelf een oppervlak zit dat ruwweg de vorm heeft van een driehoek: één zijde is rond omdat het een stuk van een ellips is.

Teken nu een lijn van de zon naar een punt op de ellips dat zich ver weg bevindt op de ellips. (Als mijn tekst een beetje ergens op slaat zit je nu aan de andere kant van de ellips.) En teken een tweede lijn van de zon naar een punt aan die verre kant van de ellips, zodanig dat (zeer ruw, hoor, je hoeft absoluut geen moeite te doen om dit nauwkeurig te doen) het oppervlak van je nieuwe ruwe driehoek ongeveer gelijk is aan het oppervlak van de eerste ruwe driehoek. Van de afstand op de ellips die je daarmee tekent kunnen we zeggen dat het de afstand is die de planeet aflegt tijdens 30 dagen van de zomer.

Bekijk nu opnieuw mijn tekst Chinees. Als de oppervlaktes van beide ruwe driehoeken even groot zijn, dan moet je van de zon naar het verafgelegen deel van de ellips een stompere hoek hebben dan van de zon naar het dichterbij gelegen deel van de ellips. Dus is de afstand die de planeet heeft afgelegd op die stompe driehoek dicht bij de zon een stuk groter dan de afstand die de planeet heeft afgelegd op de scherpe driehoek ver weg van de zon. Maar omdat we de oppervlaktes van beide ruwe driehoeken even groot hebben gehouden weten we, zegt Kepler, dat dat op dezelfde hoeveelheid tijd is gebeurd. En als je op dezelfde duurtijd een grotere afstand hebt afgelegd, dan ben je sneller gegaan.

Dus is volgens de theorie de planeet in de winter sneller gegaan dan in de zomer. En dus moesten we de winters enkele dagen korter maken, omdat anders de kalenders in de soep draaien. Als we de winters even lang hielden, zouden we na enkele jaren al nog over “winter” spreken terwijl de planeet al een heel eind verder tegenover de zon was gaan staan.

En dat is precies wat er gebeurd is in de tijden toen er nog geen schrikkeljaar bestond (0.25 dagen per jaar fout), laat staan toen er geen rekening werd gehouden met de drie dagen per jaar van Kepler. De kalenders raakten werkelijk in de war, en dus blijkt dat de Aarde werkelijk in de winter sneller rond de zon draait dan in de zomer, en daarom is het over vier maanden alweer maart. Als dat geen optimistisch begin van het donker seizoen is...

vrijdag 27 oktober 2006

Neus

"We hebben de hele middag van neus van het konijn gespeeld!" zei Diane.

Oeps, stop! Moment! Ik zie in dat hier wat context bij nodig is.

De scène speelt zich af in de crèche waar baby Sarah verblijft. Een deur zwaait open, en die ene seconde waarin het gezichtje van baby Sarah, wanneer ze opeens haar ouders ziet staan, helemaal openbloeit, en de handjes en voetjes beginnen te spartelen... die ene seconde is een heel leven waard. Het werkt ook in de andere richting. Het is altijd een vertederend moment, vermengd met een tikje melancholie; al die blije gezichten van jonge mama's en papa's als ze na een werkdag hun kindjes terugzien. Ach, een luxeprobleem van een rijke wereld, natuurlijk. Het was echt niet beter toen iedereen de kinderen de hele dag door zag, omdat ze nu eenmaal allemaal verplicht waren om de hele dag op het veld te werken. Maar ook onze rijke wereld heeft nog enkele problemen, dus, zoals af te lezen aan al die opgetogen ouders die hun kroost terugkrijgen, en omgekeerd.

Baby Sarah laat zich kraaiend in de armen van mijn vrouw leggen, en zet onmiddellijk de tip van haar wijsvinger tegen haar neus. "Ja, we hebben van neus van het konijn gespeeld" zei Diane op dat moment. En wij wisten meteen waar dat over ging. Dat kwam zo.

De voorgeschiedenis was dat bij oma de oortjes van de baby ter sprake kwamen. En tot ieders verbazing gingen de handjes van baby Sarah de hoogte in, kwamen tot stilstand achter haar hoofd, waarna ze even verbluft voor zich uit zat te kijken, en toen, langzaam, schoven die handjes naar voor tot ze opnieuw stilvielen, deze keer op haar oortjes. En dat met een grote brede lach op haar gezicht!

Maar dat was nog niets in vergelijking met de grote brede lach op ons gezicht! Ons kind is een genie! Helemaal haar va-, oeps, ik bedoel, natuurlijk: moeder! En van toen af ging het - oh, niet veel vaker dan een paar duizend keer per dag - van "Sarah, waar zijn de oortjes?". En al gauw lukte het vaak genoeg met "oortjes", en "voetjes", en "handjes", enzovoort, om niet langer te geloven dat het allemaal toeval was.

Maar met "neusje" lukte het niet.

Hoe vaak wij ook probeerden van "Saartje? Saartje? Sààrtje! Waar is het neusje van Saartje?", ze keek ons aan met een gezicht alsof we water in haar fles hadden gedaan. Het heeft verschillende dagen geduurd voor ons de schellen van onze blinde ogen vielen. Want op een dag, zomaar opeens, viel ons op, en sindsdien zagen we het de hele tijd weer, dat baby Sarah nooit of jamais een knuffel, welke knuffel ook, te pakken kreeg, of ze legde haar wijsvinger op diens neus. "Eh - eh - eh!" Dààr zat die neus, en als wij het nu nog altijd niet door hadden, ja, wie wàs er dan dom?

"We hebben de hele middag van neus van het konijn gespeeld!" zei Diane, jaja... "Neus van het konijn", hé? Iets zegt me dat wij een redelijk goed beeld hebben van wat er zich allemaal aan taferelen heeft afgespeeld in de crèche, die middag...

donderdag 26 oktober 2006

Salamis

Een beroemd verhaal uit de wereldgeschiedenis vertelt dat op een dag de Atheners bedreigd waren door een grote overmacht, en zich radeloos wendden tot het Orakel van Delphi. Wakkere lezers van Speels Maar Serieus voelen de bui natuurlijk al hangen. Xerxes was er door list en verraad in geslaagd de Thermopylen schoon te vegen, en de weg naar Athene lag open (1). En wat het Orakel de ademloos toehorende Atheners nu liet weten, was dat "ze de stad moesten verdedigen met houten muren".

Hierop keken de Atheners elkaar verbouwereerd aan, en vroegen zich af (bij Apollo) wat het Orakel gedronken had. Houten muren? Tegen het leger van Xerxes?? Overigens waren er een paar die ook werkelijk een versterking van houten muren bouwden, tegen het leger van Xerxes: de kerkhoven lagen er al gauw vol mee. Maar gelukkig, vertelt de geschiedenis, was er onder de Griekse leiders toch één, Themistocles, die een beetje snuggerder was dan de anderen, en die in staat was de briljante raad van het Orakel te doorgronden. De "houten muren" betekenden natuurlijk een vloot! De Grieken moesten een vloot bouwen! En zo geschiedde, en het verhaal kan naadloos overgaan naar de Slag bij Salamis.

Op dit punt hebben mensen die graag hun verhalen vertellen in termen van allerlei anecdotes (mensen zoals ikzelf, dus) helaas de plicht om beide voeten even op de grond te zetten. Haal je gewoon de toestand voor de geest. Je bent een beschaving die gebaseerd is op een hutspot van steden aan de kusten van schiereilanden, echte eilanden, plus nog wat kolonies en/of potentiële bondgenoten; zowel in het oosten als het westen aan de kusten van overzeese gebieden. Wat zou, indien je beschaving acuut bedreigd werd door een supermacht zoals de wereld nog niet eerder had gezien, op jou de meest nuttige indruk maken? Hier is een lijstje kandidaten:

- 200 blokken vers gekapte stralend witte steen uit de groeven van Marmara.
- 192 beelden voor het Parthenon door de beroemde beeldhouwer Phidias.
- Houten muren.
- 200 Korinthische vazen met olijfolie van topkwaliteit.
- Of een vloot van 200 eerste klas oorlogsschepen?

Sounds obvious? Met andere woorden, het klinkt niet alsof het dank zij het Orakel van Delphi is dat iemand op het idee kwam? Dan klinkt het misschien eerder alsof het door het Orakel kwam dat er integendeel verwarring over was, nietwaar? Het is natuurlijk alleen maar een opinie, maar toch...

Hoe dan ook, op dit punt hebben we een tweede droeve plicht, en dat is te melden dat de Atheners in wanhoop hun stad evacueerden, zodat de Perzen er binnenvielen en alles kort en klein sloegen. Het enige wat ze er niet aantroffen waren de Grieken zelf – noch de 200 oorlogsschepen. Zo waren er nog steeds een handjevol Griekse steden die weerstand boden aan de ver opgerukte Perzen, plus het leger en de vloot van Athene.

Op dit punt is het nuttig er een kaartje bij te nemen, bijvoorbeeld hier (2). Je ziet een nauw kanaal tussen het Griekse vasteland ("Piraeus" en "Phaleron" rechts zijn de Atheense havens, die dus op dat moment in Perzische handen zijn) en het eiland Salamis. Een eindje noordwest zie je het punt waar Xerxes een troon had opgesteld, vanwaar hij zou toezien hoe zijn vloot die van de Grieken in de pan hakte. En hoe het precies komt; de historici zijn er nog niet uit, maar het geviel dat de Perzische vloot het kanaal binnenvaarde, zodat ze het voordeel van de overmacht tussen de rotsen en klippen weggaven, en de slag begon.

Het lijkt er op dat de Perzen dachten dat de Grieken al op de vlucht waren nog voor de slag goed en wel begonnen was. Het is dan ook heel goed mogelijk dat het ook werkelijk zo was, omdat we dat 2,500 jaar later nu eenmaal niet meer met zekerheid weten. Feit is dat de Perzen de engte binnendrongen met het enthousiasme van mensen die daar iets te zoeken hadden, en dat een Grieks schip, mogelijk met meer geluk dan wijsheid een Perzisch schip ramde. Dat leidde tot enige verwarring in de Perzische rangen, die nu eenmaal een grote overmacht hadden, maar met het soort manoeuvreerbaarheid van de nauwe engte was dat al snel meer een nadeel dan een voordeel. Het komt er op neer dat op dat moment de Griekse schepen de aanval inzetten, en van de wanorde tussen de Perzen gebruik maakten om er een hoop te rammen.

Ook was de tactiek van die tijd er op gericht van zeeslagen landslagen te maken. De schepen werden tegen elkaar geklonken, en de soldaten van beide kanten vochten zoals op het land. We weten al dat de soldaten van de Grieken de hoplieten van de phalanxen uit voetnoot (1) waren, alsook in (3). Man tegen man, zoals in nauwe bergpassen of op een schip waren de Perzen geen partij voor de Griekse infanterie, en Xerxes kon vanop zijn troon weinig meer doen dan toezien hoe zijn vloot naar de visjes ging.

Zoals Marathon werd Salamis één van de grote momenten van de Griekse geschiedenis. Sterker nog, het is één van de grote zeeslagen van het Westen - en in onze eigen ogen bijgevolg van de wereldgeschiedenis - samen met, pakweg, Lepanto, Trafalgar, of Midway.

Desondanks was de oorlog nog lang niet voorbij. Tenslotte had Xerxes grote delen van het Griekse vasteland bezet en Athene vernietigd, en voor hem zal het er uitgezien hebben alsof hij een veldslag verloren had, maar daarom niet de oorlog. Integendeel oordeelde hij dat de rest van Griekenland een te klein detail was om er zijn koninklijke aandacht aan te blijven wijden – en gezien de afmetingen van het Perzische rijk was dat eenvoudig ook zo - en hij liet één van zijn generaals de taak om de resten op te ruimen. Xerxes trok zich terug naar Perzië, en het leger liet een nog steeds grote overmacht achter in Griekenland. Het kleine detail zou alsnog de woede van de Perzische macht ondervinden.

Het was duidelijk dat de Grieken nog lang niet aan het feest waren, maar toch... Nadat de Perzen bij de Thermopylen en in Athene hun (bij Marathon opgelopen) achterstand in een voorsprong hadden omgezet, scoorde Themistocles met de slag bij Salamis een zeer fraaie gelijkmaker. Maar aangezien het daarmee nog steeds (in het beste geval) gelijk stond, en aangezien de oorlog met een enorm Perzisch leger op Griekse bodem nog niet bepaald voorbij was, weten we nog steeds niet hoe het komt dat de Romeinen en de Perzen in 500 BC in heel verschillende posities zaten, en toch aan de vooravond stonden van een rivaliteit die eeuwen, en met wat hyperbool zelfs millennia zou blijven duren (4).

---------------------------------------------------------------------
(1) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2006/10/ga-vreemdeling-de-spartanen-vertellen.html
(2) http://www.livius.org/a/battlefields/salamis/salamis_map.gif
(3) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2006/10/marathon.html
(4) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2006/10/de-studie-van-de-geschiedenis.html

woensdag 25 oktober 2006

"Chimpanzee Politics" en Evolutietheorie

De reden waarom "Chimpanzee Politics" van Frans De Waal zo interessant is, zit natuurlijk niet in de persoonlijke anecdote uit een vorige post (1), maar in de manier waarop het toelaat hedendaagse verschijnselen, via theoretische inzichten, te koppelen aan historische gebeurtenissen. Het theoretisch inzicht waar ik het over heb is "natuurlijke selectie" (2). Laat me vertrekken bij een "waarnemingsfeit". We kunnen zien dat chimpmannetjes meer contacten met de vrouwtjes hebben, naarmate ze hoger in de hiërarchie zitten. Iedereen begrijpt meteen: we schrijven “contacten met de vrouwtjes”, (of “er bloeit iets moois” en soortgelijke eufemismen), maar we bedoelen: seks.

Dan nu de theorie. Beschouw (de verzameling) kenmerken die erfelijk zijn èn een invloed hebben op de positie in de hiërarchie. Vermits deze kenmerken zich vertalen in contacten met de vrouwtjes staan ze in verband met aantallen nakomelingen. Om het kind een naam te geven, zullen we ze "kenmerken voor politiek gedrag" noemen. Goede aappolitici liggen goed in de groep, hebben een hogere rang, en dus meer contacten met de vrouwtjes.

Beeld je echter een wereld in waarin er ("for the sake of argument") "vroeger" géén verband was tussen politiek gedrag en aantallen nakomelingen. De huidige generatie bestaat dan uit evenveel nakomelingen van voorouders met een hoge rang, als van voorouders met een lage rang. En laten we dan ons waarnemingsfeit invoeren. Hun positie in de groep “vanaf nu” bepaalt wèl met een grote kans hun aantallen nakomelingen: dat is iets dat we doodeenvoudig kunnen zien. In dat geval zal je na een aantal generaties zien dat meer individuen (en dus o.a. mannetjes) erfelijk materiaal van voorouders met een hoge rang hebben geërfd, dan van mannetjes met een lage rang. Zelfs als we vertrekken van een toestand waarin dat niet het geval was. Het enige wat we voor deze evolutie nodig hebben is dat om welke reden ook de plaats in de hiërarchie een effect heeft op de contacten met de vrouwtjes.

Dus: in dat erfelijk materiaal zitten, vanaf een aantal generaties, méér kenmerken die een positief effect hebben op de positie in de hiërarchie, dan in de tijd dat die kenmerken nog onafhankelijk van hiërarchie waren. Aangezien we dat "kenmerken voor politiek gedrag" hebben genoemd, hebben we afgeleid dat in een wereld waarin er een verband is tussen rangorde en aantallen nakomelingen, "politiek gedrag" zal toenemen met het verstrijken van de generaties.

Aan het einde van een lange keten generaties zie je chimpansee mannetjes die in een voortdurende intense competitie met elkaar verwikkeld zijn. Zo krijg je verhalen uit het boek waarin Luit, een individu met een hoge rang, een met schrikdraad beschermde boom inklimt - en zich dus serieus pijn doet - om van daaruit takken met blaadjes naar de beneden wachtende bende te gooien; en enkele maanden later was hij het alfamannetje. Volgens mij is elke overeenkomst met het uitdelen van stilo's bij de verkiezingen helemaal niet toevallig, wel integendeel.

Eenmaal we die logica in het achterhoofd hebben volgt het moment waarop het boek onze gedachten weer helemaal overhoop provoceert. We vernemen dat het meest invloedrijke mannetje uit het boek, Yeroen, de hele tijd ofwel zelf het alfamannetje is, ofwel een zodanig hoge rang heeft dat hij de facto beslist wie van de andere mannetjes het alfamannetje is. En heel die reeks hoge posities wordt door Yeroen ijverig, en zoals het volgens de theorie hoort, omgezet in veel contacten met de vrouwtjes. Alleen, laat het boek nu de bom ontploffen, uiteindelijk klopt heel dat logisch netjes in elkaar zittende verhaal toch niet, want Yeroen is onvruchtbaar! Dus is hij helemaal niet de typische vertegenwoordiger van het theoretisch mannetje dat zijn hoge positie omzet in aantallen nakomelingen, want dat aantal is nul.

Op dit punt denkt de lezer van dit blog terug aan "het eeuwig misverstand" (3) en aan "hoe weten de vogels?" (4). Luit klimt niet in een boom, en Yeroen speelt niet voor "Kingmaker", omdat ze weten, of denken, dat dat zich zal vertalen in een hogere positie. Ze gedragen zich op die manier omdat ze de erfgenamen zijn van mannetjes die goed waren in "politiek gedrag" (omdat dat zich vertaald heeft in meer contact met de vrouwtjes), zodat zij zelf ook dat erfelijk materiaal hebben, dat maakt dat ze zelf goed zijn in politiek gedrag. Terwijl denken dat het verhaal niet klopt omdat, bijvoorbeeld, Yeroen onvruchtbaar is, niets anders is dan trappen in de val van "het eeuwig misverstand".

-----------------------------------------------------------------------------------------
(1) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2006/10/chimpanzee-politics.html
(2) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2006/03/dingen-die-iedereen-zou-moeten-weten-3.html
(3) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2006/08/evolutietheorie-het-eeuwig-misverstand.html
(4) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2006/08/hoe-weten-de-vogels.html

dinsdag 24 oktober 2006

Teller (bis)

Sinds enkele dagen voel ik me niet zo goed: surprise surprise, juist nu baby Sarah buikgriep heeft (lichte vorm), ben ik misselijk, doodmoe en nog wat details die ik ons bespaar. Ik vertoon al een tijdje niet veel meer dan dom surfgedrag, en één van die dingen betekent dat ik elk uur op de teller (1) ga kijken.

Zo onvolkomen als de gratis Statcounter versie is, kan je toch enkele dingen zien. Sinds een week of twee gaan de grafieken een stuk hoger, en als ik elk uur een refresh maak zie ik inderdaad eerder twee, soms meer, bezoekers per uur, tegen één tot twee in augustus en september.

Interessant is dat ik een indruk bevestigd zie die ik al eerder had. Enkele artikelen worden vrij vaak opgevraagd; "De Rijkste Man ter Wereld" en "Popper, Tolerantie en Andere Paradoxen". Dat zijn niet de artikelen die ik zelf de beste vind, maar gelukkig zitten ze tenminste in de groep waar ik nog tevreden over ben. De reden waarom het ergens interessant is, is dat de helft van de bezoekers via opzoeken op Google hier terechtkomt, en kennelijk zijn trefwoorden als "rijkste man" en "Popper" aantrekkelijke trefwoorden. Wie weet vallen er nog enkele conclusies uit te trekken.

Momenteel vallen hier niet veel nieuwe inzichten te rapen. Ik heb nog plannen voor verschillende afleveringen in de sage van de Grieken en de Perzen, en ik hoop ook nog wat te schrijven voor de reeks "Rechts, maar toch goed". Alleen, de ideeën voor je zien, en ze beginnen schrijven, dat zijn toch twee heel verschillende dingen. Inspiratie vind je vanzelfsprekend als het er is, en je kan je niet voorstellen dat je het ooit gehad hebt als het er niet is. De Grieken noemden het dan ook een muze, een wispelturig halfgoddelijk wezen met nukken. En inderdaad...

Maar het doet plezier te zien dat het blog tekenen van leven vertoont. Zolang het aangenaam is om te doen, doe ik voort.

:-)

Koen


-------------------------------------------
(1) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2006/10/huishoudelijk-teller.html
(2) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2006/05/de-rijkste-man-ter-wereld.html
(3) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2006/07/popper-tolerantie-en-andere-paradoxen.html

maandag 23 oktober 2006

Omeletten

Ik zit te kijken naar een programma over de Hongaarse Opstand van 1956. Daar komt even Lenin aan het woord. Die heeft gezegd: "men kan geen omeletten maken zonder eieren te breken".

(Het lijkt oppervlakkig, maar als je er lang genoeg over nadenkt zie je in dat het eigenlijk zeer diepzinnig is.)

Hoe dan ook, het verhaal is daarmee niet gedaan. Het valt me op dat onze vrienden de communisten ook nog bewezen hebben dat je wel degelijk eieren kan breken zonder omeletten te maken.

Cordon Sanitaire, NU! (nog steeds rond de PS, natuurlijk)

Vandaag staat in de krant dat de Parti Socialiste in Charleroi na het jongste schandaal – de burgemeester zit nu ook in de bak – zo in wanorde is geraakt, dat een bestuur vormen bijzonder moeilijk lijkt te worden. En dat is erg, want het enige alternatief is een coalitie met het Front National, en dat wil niemand.

Drommels! Daar gaan mijn plannen om een cordon sanitaire rond de PS op te richten (1)! Nu wil ik aannemen – in werkelijkheid ken ik zo goed als niets van dit onderwerp, hé – dat er goede redenen zijn om niet met het FN in zee te willen. Misschien zijn het een stel kwispels van kan niet meer. Misschien pleiten ze voor het oprichten van concentratiekampen om er Vlamingen – je moet er geen moment aan twijfelen dat de Vlamingen de schuld zijn van de neergang van Wallonië, of vergis ik me? – in af te slachten. Misschien aanbidden ze Hitler, vermoorden ze baby’s, en willen ze de krant De Standaard overnemen.

Terwijl de PS alleen maar zo corrupt en onbekwaam is dat de andere politieke partijen het merken. Ze zijn de levende illustratie van de boutade dat regeringen net zoals luiers vaak moeten ververst worden, en om dezelfde reden. Alleen, in geval van de PS gebeurt dat niet, want ze zitten aan de bron van een geldstroom die vloeit van, uimm, wel, dat weten we niet precies, dus het zal wel de blauwe hemel zijn, naar de werklozen in, jawel, Charleroi.

Hé, dat doet me er aan denken: die bordjes met “gezocht, werkvolk” hangen hier nog steeds bij de steenweg in Mechelen. Hoever was het ook weer van Charleroi naar Mechelen met de trein? Was dat nu veel verder dan van de kust naar Brussel, wat ik vele van mijn collega’s elke dag zie doen?

Maar zolang met het belastinggeld van mijn collega’s (die elke dag pendelen van de kust naar Brussel en terug) mensen in Charleroi uitkeringen trekken omdat zij op de PS stemmen, zodat die op hun beurt corrupt en onbekwaam mogen blijven, zolang ze dat belastinggeld maar verdelen, blijft de PS aan de macht. En weet je wat ik denk? Ik denk dat die toestand een veel grotere bedreiging is voor het voortbestaan van de staat België dan alle flaminganten bij elkaar, zelfs in het kwadraat.

Ikzelf begin er in elk geval serieus mijn dikte van te krijgen.

----------------------------------------------------
(1) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2006/09/ik-pleit-voor-een-cordon-sanitaire.html

zondag 22 oktober 2006

Recapitulatie bij "De Studie van de Geschiedenis"

Een tijdje geleden schreef ik hoe ik vond dat de studie van de geschiedenis (1) veel interessanter zou zijn, als we niet de jaartallen als kapstok gebruikten voor het verhaal, maar wel het verhaal als kapstok voor de jaartallen. Als voorbeeld herinnerde ik er aan hoe je grote delen van de antieke geschiedenis kan vertellen als "de Romeinen" die aan het bakeleien zijn met "de Perzen", niet zelden omdat "de Romeinen" een groot leger naar het Tweestromenland sturen, waar ze zich vaker wel dan niet laten afslachten.

En zo bekeken kan je tot op de dag van vandaag de erfgenamen van de Romeinen, compleet met een Keizer, een senaat, en een herkenbare erfgenaam van het Romeins Recht, bezig zien terwijl ze in het aloude Mesopotamië de moderne erfgenamen van de Perzen confronteren. Voorlopig lijken ze nog niet toe aan het soort resultaten die ons aan "Alexander" doen terugdenken. Maar hoe het ook zij, het punt is dat iemand die in één schooljaar een aantal jaartallen over de Perzen moet van buiten leren, en in een ander jaar hetzelfde voor de Romeinen, wel eens de essentie zou kunnen missen. Die essentie is dat de Perzen in, pakweg, het jaar 500 BC een machtig wereldrijk waren, en de Romeinen een verzamelingetje nederzettingen, onder de knoet van de superieure beschaving van de Etrusken. En dus, sugeereerde ik enkele weken geleden, kon je je afvragen hoe twee rivalen die het (met een beetje duwen en trekken, weliswaar) gedurende millennia zouden uitvechten, met zulk een verschillend uitgangspunt aan de start konden verschijnen. Het lijkt er op dat de Perzen zich intussen ergens in hadden verslikt, misschien?

Dan is nu het moment aangebroken om terug te denken aan het postje over de slag bij Marathon (2)! Je mag er donder op zeggen dat de Perzen zich daar serieus verslikt hebben. Grieken: 1 - Perzen: 0, een doelpunt van Miltiades. Klinkt het ineens niet heel interessant als ik er aan toevoeg dat die slag plaatsvond in het jaar 490 voor Christus? In 500, dus, verschijnen Romeinen en Perzen met een heel verschillend uitgangspunt aan de meet; in 490 incasseren de Perzen een pandoering van jewelste van de Grieken, en we zitten duidelijk op het goede spoor.

Maar toch zijn we nog bepaald niet aan de nieuwe patatjes. Want alle heroiek van de wereld kan niet verhinderen dat de Perzen op hun beurt, in 480 BC, bij de Thermopylen (3) een klinkende overwinning boeken, waarmee de weg naar het Griekse vasteland wijd open ligt. Grieken: 1 - Perzen: 1, een onverwachte lob door Xerxes. Dus het zou fijn zijn te kunnen vertellen dat ze vervolgens alweer een pandoering kregen van de gevreesde Griekse phalanxen. Maar de harde waarheid is, eenmaal de nauwe passen waren uitgeput, dat de phalanxen geen partij waren voor de gespecializeerde troepen van de Perzen, laat staan voor dat soort overmacht. Het droevige einde van dat verhaal is dat de Atheners hun stad moeten opgeven, en dat de Perzen er binnenvallen, en de onderste steen bovenhalen. Grieken: 1 - Perzen: 2, tot vandaag denken sommigen overigens dat het een own goal betrof.

Maar het mag gezegd dat de Grieken van die tijd niet bepaald uit zagemeel waren gesneden. Al wat ze nog hadden was het lachwekkende stukje territorium van de Peloponnesos. Daar zaten weliswaar nog een paar belangrijke steden, maar die trokken niet eens allemaal aan hetzelfde zeel. Met name wat de belangrijke stad Argos precies bezielde zullen we hier verder maar met de mantel der liefde bedekt laten – hoewel we ook wel eens lezen dat ze nog tezeer verzwakt waren van een confrontatie met de Spartanen, een generatie of zo geleden. De Grieken hadden evenwel nog een paar andere steden, die wel ferm in het anti-Perzische kamp zaten. Een klein maar niet onbelangrijk detail: één van die steden was Sparta. Ook het feit dat Korinthe nog op de kaart stond zal geholpen hebben. En Athene, de stad, mocht dan jammelijk niet meer op de kaart staan, maar dank zij de Spartanen (wéér die Thermopylen) waren de Atheners zelf er wel nog. En nog zo'n klein maar niet onbelangrijk detail, ze waren niet erg te spreken over de vernieling door de Perzen van hun stad, en ze hadden hun vloot nog.

En daarmee fluit de arbiter rust! Grieken: 1 - Perzen: 2, en de Perzen geven de aftrap en topscorer Xerxes stormt naar voor en verschijnt alweer in vol ornaat voor het Griekse doel...

Maar laat me van de rust gebruik maken om even te recapituleren. In het jaar 500 voor Christus zou je nauwelijks gedacht hebben dat een letterlijk eeuwen durende rivaliteit op het punt stond uit te breken tussen de Romeinen en de Perzen. In 500 voor Christus waren de Perzen een wereldrijk, gevreesd door de uithoeken van Eurazië en Afrika, en de Romeinen waren een niet eens onafhankelijk stadje. Als we daaruit afleiden dat de Perzen zich ergens serieus moeten verslikt hebben, is het erg interessant te weten dat de slag bij Marathon in 490, en de slag om de Thermopylae in 480 plaatsvond. Maar daarmee weten we nog lang niet waar de Perzen zo zijn afgegaan. Het ziet er naar uit dat er na de rust nog een hoop spectakel is geweest. Dat bekijken we dan wel, één van de dagen.

--------------------------------------------------------------
(1) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2006/10/de-studie-van-de-geschiedenis.html
(2) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2006/10/marathon.html
(3) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2006/10/ga-vreemdeling-de-spartanen-vertellen.html

vrijdag 20 oktober 2006

Pensioenfondsen en Begrotingen

Het volgende is gebaseerd op de feiten die mij bekend zijn. De kans is groot dat niet alle feiten mij bekend zijn. Conclusies kunnen op twee manieren fout zijn: ze kunnen gebaseerd zijn op foute redeneringen, of ze kunnen gebaseerd zijn op onvolledige (of op een andere manier incorrecte) feiten. En aangezien ik altijd graag bijleer wil ik iedereen uitnodigen het me te laten weten als ze zich bewust zijn van ontbrekende feiten die ik zou moeten kennen.

Feiten die me bekend zijn, zijn onder andere de volgende. Enkele Belgische ondernemingen hebben pensioenfondsen. Dat zijn gemeenschappelijke spaarpotten, aangelegd door de werknemers van een bedrijf en gemeenschappelijk beheerd, gespekt door de bijdragen van die werknemers. Bijvoorbeeld doordat bij de uitbetaling van hun loon een kleine som wordt ingehouden, die naar de spaarpot wordt gestuurd. Als je vele jaren lang elke maand een kleine som opzijzet, en je belegt die zodat je (bijvoorbeeld) interesten krijgt, en je voegt een paar duizend mensen bij elkaar die dat allemaal doen, dan loopt dat na de nodige jaren op tot aanzienlijke sommen.

Natuurlijk, eenmaal werknemers op pensioen zijn, begint het fonds uit de spaarpotten geld te betalen aan die werknemers, overeenkomstig de afspraken, zeg, in verhouding tot wat hij heeft gestort, plus de behaalde opbrengsten.

Een ander feit dat mij bekend is, is dat de Belgische staat begrotingstekorten heeft. Ze hebben geld nodig. En wat we lezen in de krant, is dat ze "de pensioenfondsen van de bedrijven overnemen" - en het geld dicht de gaten in de begroting.

Daarmee zijn de mij bekende feiten uitgeput. Het is, nogmaals, mogelijk dat er nog meer relevante feiten zijn, en ik zou die graag kennen. Maar laat me even doen alsof er geen andere feiten zouden zijn. Het is namelijk zo dat mijn kennis van de feiten eerder beperkt is, maar mijn inzicht in de financiële logica is iets sterker ontwikkeld. Laten we een oefening doen in financiële logica, alsof de relevante feiten inderdaad beperkt zijn tot de bovenstaande.

Als de overheid een pensioenfonds "overneemt", dan vloeit er inderdaad geld naar de overheid. Het fonds was immers de "spaarpot" waarin de centen zitten van al die werknemers, plus de verdiende interesten en andere inkomsten over al die jaren lang. Maar het zou waarlijk seniel zijn om daarmee het verhaal te laten ophouden. Als de overheid een spaarpot "overneemt", terwijl die spaarpot toekomstige verplichtingen heeft tegenover gepensioneerden, dan "neemt" de overheid, vanzelfsprekend, ook de toekomstige verplichtingen "over". En dus krijgen we een vorm die er als volgt uitziet. Op tijdstip "nu" vloeit er geld naar binnen, maar op tijdstip "later" vloeit er weer geld naar buiten.

En die vorm kennen we! Geld dat "nu" binnenkomt, en "later" weer buitenvloeit, dat is een lening! Natuurlijk, er zijn verschillen met de standaardlening. Bijvoorbeeld dat je nog niet weet hoeveel je zal moeten terugbetalen (dat hangt af van hoeveel gepensioneerden in leven blijven, en hoelang) en wanneer (dat hangt af van wanneer ze met pensioen gaan), maar in vergelijking met de "basis"vorm zijn dat quasi-details. De basisvorm is: de staat krijgt geld binnen "nu", omdat de staat de verplichting aangaat om geld terug te betalen "later".

En dus, indien de feiten die ik heb opgesomd werkelijk alle relevante feiten omvatten, is de toestand als volgt. De toestand is - op zeer kleine details na - precies hetzelfde alsof een minister van begroting glunderend was komen aankondigen dat de gaten in de begroting waren gedicht, omdat de staat ten belope van de gaten leningen had aangegaan. Het voornaamste verschil is eigenlijk een puur verbale kwestie. We noemen het geen "lening", omdat we het "overname van het pensioenfonds" noemen. Terwijl, als we het wel lening zouden noemen, niemand erg onder de indruk zou zijn van het dichten van gaten in de begroting door leningen.

En zoals ik al zei, als ik alle relevante feiten bestreek, dan zou tot de conclusie leiden dat OFWEL de Belgische minister van begroting niet het niveau van simpele seniliteit overstijgt, OFWEL dat de personen die verantwoordelijk zijn voor deze minister het niveau van simpele seniliteit niet overstijgen. En dus moet ik concluderen dat er belangrijke feiten zijn die mij ontsnappen, en hopen dat iemand mij die wil meedelen.

In afwachting zal ik eens nadenken over een post over "Het Zilverfonds". Nog zo'n geval waar de zoektocht naar de ontbrekende feiten de vergelijking met de zoektocht naar de ontbrekende neutrino's kan doorstaan...

donderdag 19 oktober 2006

Chimpanzee Politics

Eén van de interessantste boeken die ik ken is Chimpanzee Politics van Frans De Waal. Het boek is vaak grappig (apen in de zoo), soms ontroerend (de moeder die haar baby’s verloor omdat ze te weinig melk had, en die zo dankbaar was toen de bewakers haar hadden geleerd de fles te geven, zodat haar baby’s bleven leven), en vooral: interessant; heel erg interessant.

En ook interessant is dat, puur op basis van een anecdote, ik het las op een moment dat ik bij uitstek “rijp” was om het interessant te vinden. Hier is de situatie. In die tijden, intussen lang geleden, had ik net een hele tijd gewerkt onder een erg slechte baas; zowel qua jobkennis, als qua managementcapaciteiten. Laat me duidelijk zijn, de man had ook een erg grappig gevoel voor humor, en ik heb vaak tranen gelachen met zijn manier om dingen te vertellen of te zien, maar hij was een erg slechte baas. En op zekere dag vond de bank waar ik toen werkte dat ook, en iemand anders werd de baas van het team, en ineens waren wij gewoon twee collega’s zonder hiërarchische band.

En nu gebeurde iets heel vreemds. Twee concrete voorbeelden. Toen de (intussen: ex-) baas aan mijn bureau kwam grapjes maken, voelde ik een mentale verkramping, eentje die waarlijk fysieke proporties aannam, over me neerkomen. Een macht die veel sterker was dan ikzelf deed me naar mijn schermen vooroverbuigen, en ik deed mijn uiterste best om hem te negeren. En toen ik hem op een dag van ver in een lange gang zag aankomen, kwamen soortgelijke emoties omhoog, en ik moest werkelijk tot het uiterste (ik meen dit letterlijk, het is gewoon niet te beschrijven) gaan, en de nodige diepe ademhalingen uitvoeren, om het punt te bereiken waarop ik bij het voorbijgang, echt mezelf forcerend, “dag Jan” (hij heette niet echt Jan, hoor), kon zeggen.

Kortom, we waren “no longer on speaking terms”, en daar was geen enkele objectieve oorzaak voor te bedenken, behalve dat ik me zo gedroeg.

En ik vroeg me af: wat is hier aan de hand? De krachten die zo ongelofelijk sterk mijn gedrag stuurden – waar kwamen ze vandaan? Ik probeerde al mijn filosofische geleerdheid: een onverwerkt Oidipouscomplex, overgedragen op mijn baas, volgens Freud? Een ontplofte mimetische strijd om de macht volgens de filosofie van René Girard? En na nog een paar andere vond ik er geen enkele overtuigend, en ik concludeerde dat ik het niet begreep.

Chimpanzee Politics, dus, enkele weken nadat ik me fronsend over dat soort gebeurtenissen had gebogen. In een groep chimpansees is er voortdurend competitie tussen de mannetjes, over wie de hoogste rang heeft. Wanneer er een wissel van rangorde plaatsvindt - en dat kan op elk niveau van de hiërarchie, tussen de nummers één en twee even goed als tussen de nummers tien en elf - dan gebeurt dat altijd na een intense machtsstrijd. Eenmaal de nieuwe hoogste in rang zijn oude superieur heeft voorbijgestoken, weigert hij elke vorm van sociaal contact, tot de vroegere superieur heeft getoond, aan de hand van standaard onderdanig gedrag van chimpansees, dat hij erkent niet langer de meerdere te zijn. Zolang die vroegere superieur dat soort gedrag niet heeft laten zien; zolang die probeert te doen alsof er niets aan de hand is, klapt de nieuwe hoogste in rang compleet dicht, en zit er geen millimeter beweging in.

En dat zat ik te lezen, enkele weken nadat ik me onbegrijpend afvroeg wat mij toch bezielde, om zo moeilijk te doen tegenover een ex-baas die niet in een positie was om mij nog last te berokkenen, en die alleen maar wat “vriendjes” kwam spelen. Merkwaardig, nietwaar? Alle wetenschappers zullen op dit punt met een bezorgd gezicht toesnellen, en verwittigen dat je geen langgerekte conclusies mag verbinden aan wat tenslotte oppervlakkige overeenkomsten, en één anecdote zijn. Maar toch, ik herinner me... het klopte allemaal zo waterdicht. Géén Freudiaanse toestanden, géén Girard of Hegel of Nietzsche waren van toepassing, maar wel de aap in de mens die naar boven was gekomen. De beroemde flash op de weg naar Damascus moet iets dergelijks geweest zijn.

--------------------------------------------------------
De Waal, Chimpansee Politics, Power and Sex among Apes, 1982 (1989).

woensdag 18 oktober 2006

Een uiterst gemene streek

Een collega van me wist dat ik vandaag de hele dag in Warschau zou zijn. Gisteren bezorgde hij me zonder een woord te zeggen, maar met een bedrukt gezicht, een afdruk van een weerbericht en wandelde bedachtzaam weer weg. Sneeuw! Stofhagel! IJzel! Vorst! En meer van die dingen.

Maar nadat de (andere) collega die me ging vergezellen zich samen met mij had afgevraagd waar we ook weeral die berenmutsen hadden opgeborgen, viel onze blik (de blik van die collega, eigenlijk, ikzelf was er naar aloude gewoonte weer vierkant ingelopen) nog eens opnieuw op dat printje. Het bleek dat Peter weer grapjes aan het maken was: hij had niet het weerbericht van Warschau afgedrukt, maar wel dat van Moermansk.

En dat was best een goede grap! Moermansk! Hahahahaha! En ik was er nog ingelopen ook! Hààhahaha! En als het een goede grap was, dan kan het toch geen "uiterst gemene streek" zijn? En dat was ook niet de gemene streek: we hebben er, echt waar, smakelijk om moeten lachen. En daarna hebben we alle ideeën over berenmutsen van ons afgezet, en we zijn in ons normale bankiersplunje naar Warschau vertrokken, waar we er nog altijd om liepen te gniffelen.

Tot we buitenkwamen. Het was er ijs, ijskoud.

En dat was dus een uiterst gemene streek. Om heel precies uit te rekenen dat ik er zou inlopen, maar de andere collega niet, en om met dat inzicht in het achterhoofd het spel zo te spelen dat wij van het lachen niet meer nakijken hoe het weer er echt zou zijn, dat is laag. Dat is gemeen. Dat is het uitbuiten van de kleine menselijke zwakheden tot voorbij het punt waar het nog grappig is. Sinds de dag dat ze één van mijn vrienden een langzaam werkende, maar gruwelijk pikante zuid Amerikaanse peper hebben laten opeten, heb ik me niet meer zo verontwaardigd gevoeld.

dinsdag 17 oktober 2006

Auto (4) (File)

Op een plaats waar zelden file is, sta ik in de file. Een tweebaansweg nadert een rond punt, en alle verkeer moet op één baan samenkomen - en vandaag is het eens file.

Als goede hobbyfilosoof maak ik van de tijd gebruik om niet alleen letterlijk stil te staan bij de gebeurtenissen. Zoals altijd zie je enkele wagens zo ver mogelijk naar voor rijden op het linkerbaanvak, om op het laatste moment in te voegen. Dat pakt natuurlijk tijd af van de mensen die dat niet doen, en gewoon hun beurt afwachten. In grootwarenhuizen zal je dat gedrag zelden zien. Terwijl je in files weinig boze reacties kan laten horen, en meteen komt het beste van onze soortgenoten naar boven.

Maar de vergelijking met het grootwarenhuis is natuurlijk alleen maar een extreme variant van de verschillende mogelijkheden. De vergelijking impliceert dat alle wagens netjes achter elkaar in de rij staan. Er is echt niet alleen kwade wil nodig om dat praktisch onmogelijk te maken. Hoe langer de rij, hoe groter de kans wordt dat mensen, bijvoorbeeld, gewoon niet weten waar de oorzaak van de file ligt, en het spel is vertrokken.

Het andere extreem is dat alle wagens van bij het begin netjes twee aan twee in de rij staan, en helemaal op het einde schuift iedereen in, volgens de beweging van een perfecte ritssluiting. In dat geval is de lengte van de rij half zo lang als in het andere extreem (waarin iedereen achter elkaar staat) maar de totale lengte is nog steeds even lang. Twee halve kilometers die naast elkaar staan is nog steeds hetzelfde als één halve kilometer met iedereen achter elkaar. Dus lijkt de cruciale vraag te zijn hoe snel de twee hypothetische vormen van file zouden rijden. Als de dubbele rij slechts half zo snel rijdt als de enkele rij, dan zijn beide vormen even efficiënt, en de knoop gaat in beide gevallen even snel vooruit. Als het voortdurende inschuiven maakt dat de snelheid van de dubbele rij gereduceerd wordt tot minder dan de helft van de enkele rij, dan is de enkele rij niet alleen beleefder, maar ook efficiënter voor de groep. En als de dubbele rij één of andere efficiëntie uitbuit zodat de gemiddelde snelheid hoger ligt dan de helft van de enkele rij, dan is de dubbele rij het meest efficiënt.

Ik weet het niet. Ik kan me één vertragende factor inbeelden - de voortdurende inschuivende beweging - maar het feit dat er één kan bestaan doet vermoeden dat er heel andere factoren in het spel kunnen zijn; zelfs al kan ik daar niet zo meteen opkomen. Ik weet het niet. En in ieder geval gedragen echte files zich niet als dit soort geïdealizeerde voorbeelden. Maar toch, zou het ons iets zeggen over echte files, als we meer wisten over deze extreme gevallen?

maandag 16 oktober 2006

Eens bloggen over bloggen.

Sinds enige tijd valt me op dat de meeste blogs die ik volg tamelijk weinig updates krijgen. Op dit blog probeer ik elke dag iets te posten: en daarmee lijk ik tot de actieve bloggers te horen! Natuurlijk, er is altijd de vrees dat dat ten koste gaat van de kwaliteit, maar laten we die mogelijkheid haastig verdringen. Overigens, dat proberen is relatief, ik heb mezelf van bij het begin breed glimlachend de toestemming gegeven gewoon geen zin te hebben. Gewoonlijk viel dat mee.

Hoewel ik dus best wil toegeven dat dagelijkse posts misschien wat van het goede teveel zijn, vind ik tegelijk ook dat enkele keren per week een soort minimum is. Als ikzelf de bevriende blogrolls doorloop (die staan in mijn eigen blogroll, om precies te zijn), dan valt me de hele tijd dat gevoel op van "weer niks nieuws". Als het onder "enkele keren per week" zakt check ik ook niet meer geregeld - en dan deemstert de belangstelling al snel weg naar het punt waarop je nog maar heel af en toe eens gaat kijken.

En dat brengt me bij een ander punt van kritiek dat ik heb bij blogs. Die overvolle blogrolls! Daar zijn twee problemen mee. Ik weet echt niet waarom iemand in zijn blogroll blogs opneemt die maar zeer af en toe een update krijgen. Als ik nieuwsgierig langs iemands blogroll wandel, en na drie of vier probeersels krijg ik alleen maar weer zo'n half of helemaal dood blog, dan daalt mijn belangsteling voor die blogroll. Als iedereen daar zo over denkt kan je op de duur beter helemaal geen blogroll hebben. Het tweede probleem ligt daar vlak naast. Het is best mogelijk dat tussen een collectie terminale gevallen één of ander sprankelend blog ligt. Maar wat is de kans dat ik dat ga vinden, in een blogroll die de hele tijd fossielen oplevert? Sterker nog, zelfs als de hele collectie springlevend is, dan nog gaan er goede blogs verloren in de kwantiteit. Ik geef meteen toe dat dit tweede probleem een stuk subjectiever is dan het eerste, maar volgens mij zouden blogrolls veel beperkter moeten zijn. Als je veel levende blogs kent, zet er dan alleen de beste op.

Op mijn blogroll staan er twee blogs. Ik zou er dolgraag tien, of zo, van maken, maar ik ken weinig kandidaten. Ik ken een paar interessante mensen met een site, maar die site lijkt maar pro forma te zijn. Dus all my sympathy voor die mensen, maar ze komen niet op de rol. Ik wil niet dat de blogs die er opstaan omdat ik ze goed vind verloren gaan in de nevelen van mijn persoonlijke sympathieën. Overigens selecteer ik dat natuurlijk zeer subjectief. Ikzelf wil geregeld inhoud zien die verder gaat dan hoogstpersoonlijke bedenkingen bij de actualiteit; mensen zoals ik willen ook ideeën zien. Maar dat is subjectief natuurlijk, en wat ik graag zou zien is dat er meer blogs waren waar meer blogs opstonden die zij interessant vinden. Zodanig dat er een benadering ontstaat, de som van al die subjectieve opinies uit al die blogs, van wat ook "echt" interessante blogs zijn.

En dan is er natuurlijk het probleem waar ik geen oplossing voor vind: teveel, of te weinig, maar nooit precies goed. Ik heb het vanzelfsprekend over de communicatie. Mijn "experiment" van enkele dagen geleden loopt niet zo best. Sinds ik een testblog heb opgericht is de site in kwestie onafgebroken (al een halve week) onbereikbaar. Het is niet met dat soort prestaties dat de mensheid het atoom heeft gesplitst of de maan heeft bereikt. Internet... het is een erg leuk speeltje, maar er zal nog véééél werk aan zijn...

zondag 15 oktober 2006

Ga, vreemdeling, de Spartanen vertellen...

Zodra ze de bergen bereikten slingerde de weg zich een nauwe pas in, met aan de ene kant ruige rotsformaties, en aan de andere kant steile klippen die zich recht de zee instortten. Als goed veldheer had Xerxes verkenners uitgestuurd, en die brachten ademloos nieuws: de pas werd geblokkeerd door gewapende krijgers.
“Gewapende krijgers? Hoevéél gewapende krijgers?”
“Verschillende honderden; met de hulptroepen erbij loopt het in de duizenden.”
Xerxes zette een gezicht van “en dat is alles?”. “Duizenden? Niet meer?” De Koning der Koningen keek om zich heen. De man waarvan men vertelde dat hij de aarde kon doen beven met de voetstappen van zijn onmetelijke legers, luisterde hoe de voetstappen van zijn onmetelijke legers de aarde deden beven, zoals dat in de geschiedenis nog niet vaak zal gebeurd zijn. Tot vandaag schatten historici dat de legers van Xerxes, daar bij de pas tussen de bergen en de zee, in de honderdduizenden liepen – de verdedigers hadden de stofwolken van hun nadering lang op voorhand zien opwaaien.
“Een paar duizend tegenstanders? Ze zullen ons leger één keer goed bekijken en er vandoor gaan. Wat doen ze eigenlijk? Graven ze zich in?”
“Nee”, gaven de verkenners toe, “ze zitten hun haren te kammen.”
Xerxes schoot in de lach. “Het zijn dus niet eens soldaten, het zijn toeristen! Zeg hen dat ze opkrassen, voor ze zich pijn doen!”

Xerxes stond met zijn onmetelijk leger aan de pas die toegang geeft tot het Griekse vasteland, waar enkele onafhankelijke steden de macht van het Perzische wereldrijk hadden uitgedaagd. En daar zou nu, rijkelijk laat, definitief een einde aan komen – geen handjevol soldaten in een bergpas die daar iets aan zouden veranderen. De Perzen zouden de pas van “De Hete Poorten” doorsteken en de weg naar Athene, en daarna Sparta, zou openliggen. De Grote Koning haalde er zijn Griekse raadgevers bij, en luisterde opnieuw naar het verslag. Wie was dat clubje gespuis, wat dachten ze te bereiken, hoe waren ze gewapend, hoe zagen ze er eigenlijk uit?
“Wel, ze hebben bronzen wapenrusting, grote, ronde schilden, lange speren en ze dragen rode mantels.”
Toen ze dat laatste hoorden werden de Griekse raadgevers ineens heel bleek.
“Ze... ze... zei je... rode mantels?”
“Ze dragen rode mantels” bevestigden de verkenners.
“Dan zijn het de Spartanen” fluisterden de Griekse raadgevers.
“Ah? De Spartanen?” vroeg Xerxes. “Wie zijn de Spartanen?”(1)
De raadgevers schoven ongemakkelijk over hun stoel. Kwam de Grote Koning hen vertellen dat hij eerst had besloten oorlog te voeren tegen de Grieken, en dat hij nu pas op het idee kwam zich af te vragen wie de Spartanen waren?

De stoutmoedigste onder de raadgevers bracht zijne doorluchtige majesteit de onbelangrijke schermutseling, lang geleden, bij Marathon (2) in herinnering. Remember, die zware infanterie, met hun lange speren en hun ronde schilden, die destijds zo moeiteloos over de Perzische elitetroepen heenwalsten? Wel, dat waren de Atheners. Vele andere Griekse steden hebben dat soort legers. Maar de Spartanen hé, wel, dat zijn de gasten waar die hoplieten die ons die toeffeling van formaat hebben verkocht, bang van zijn. Dàt zijn de Spartanen. En die kanonnen zitten nu verschanst op een hoogte een bergpas tegen ons te bewaken?!
“Komaan”, zei Xerxes, “het zijn er maar een paar honderd. Die weten heus ook wel dat het zelfmoord is als ze daar blijven zitten. En trouwens, weet je wat ze aan het doen zijn? Ze zitten hun haren te kammen: hahahahaha!”
Nu werden de Griekse raadgevers pas echt bleek. Spartanen die voor de slag hun haren kammen zijn Spartanen die besloten hebben te vechten tot de laatste man en tot de laatste druppel bloed. Het zag er naar uit dat de pas zijn naam “De Hete Poorten” wel eens zou kunnen gaan waarmaken.
“Welnee”, zei Xerxes. “Zeg hen met hoeveel we zijn. Zeg hen dat we genoeg pijlen kunnen afschieten om de zon te verduisteren. Zeg hen dat ze hun wapens moeten neerleggen, en we sparen hun leven.”

Maar toen de boodschappers terug kwamen meldden ze dat de Spartanen alleen maar harder hun haren kamden, naarmate de boodschappers de grootte van het leger beschreven. Toen ze vertelden dat de Perzische pijlen de zon zouden verduisteren antwoordden de Spartanen dat ze toch al liever vochten in de schaduw. En toen ze het ultimatum om hun wapens in te leveren hoorden, antwoordde hun generaal Leonidas: “kom ze maar halen.”

“Uitstekend”, zei Xerxes, “we gaan ze halen. Ten aanval! De Meden voorop!”
De Meden waren Perzische stoottroepen, de volkeren die de steden van de Assyriërs in rokende, verlaten puinhopen hadden veranderd, in de Iraanse bergen gepokt en gemazeld in het gevecht. Vol enthousiasme zetten de Meden zich in beweging, en met een grote overmacht drongen ze de smalle passen in. En daar stond een phalanx te wachten, en het was geen gewone phalanx, maar wel een Spartaanse phalanx. En om een lang verhaal kort te maken, nadat de stofwolken waren opgetrokken stond de Spartaanse Phalanx intact recht, en de lijken van de Meden lagen in dikke lagen tegen de bergflanken geplakt, voor zover de Spartanen ze niet voor het gemak ineens in zee hadden gekeild, natuurlijk.

Xerxes was woedend, en stuurde zijn allerbeste elitetroepen, zijn eigen lijfwacht, “De Tienduizend” de pas in. En daar stuitten de allerbeste Perzische troepen, de elite van de elite, op een Spartaanse phalanx. Het was de tweede dag van het gevecht, en toen de stofwolken waren opgetrokken stond de Spartaanse phalanx nog steeds intact op precies dezelfde plaats, maar “De Tienduizend” waren ineens met heel veel minder dan tienduizend.

Nu begreep Xerxes dat hij een list zou nodig hebben, en hij organizeerde een verraad dat alleen Judas Iskarioth, doorheen de hele wereldgeschiedenis, zou weten te overtreffen. Een Griekse schaapherder toonde de Perzen een verborgen weg door de bergen, en ineens stonden de Perzen niet alleen voor, maar ook achter de Grieken.

Leonidas had van het manoeuvre lucht gekregen, en kon het gros van zijn leger net op tijd laten terugtrekken. Alleen de driehonderd Spartanen van zijn eigen lijfwacht, plus nog enkele honderden vrijwilligers uit de stad Thespae bleven achter om de aftocht te dekken – en ze zullen alle reden van de wereld gehad hebben om hun haren te kammen.

Maar zelfs geïsoleerd en omsingeld bleek dat een Spartaanse hopliet, die voor het gevecht zijn haren had gekamd, een zeer harde noot om te kraken was. Er volgde een slachting onder de gewone Perzische troepen en een slachting onder de Perzische elitetroepen, en toen pas waren alle Spartaanse speren versplinterd. De overlevenden trok zich terug op een heuvel, en daar hielden ze, zoals het de Spartanen paste, hun laatste positie tot de laatste man. De Perzen moesten woord houden en de zon verduisteren met pijlen en speren, voor de laatste Spartaan ophield met bewegen.

En in het oponthoud dat dat handjevol Spartanen veroorzaakte, daar in de pas van “de Hete Poorten”, of in het Grieks “Thermopylae” genoemd, trok het grootste deel van het leger terug, manoeuvreerde de Griekse vloot zich parallel in een nieuwe positie, en vonden de Atheners de tijd om hun stad te evacueren. Een dramatische terugtocht en een vreselijk offer, maar één dat de geschiedenis zou ingaan als een schoolvoorbeeld van een terugtocht “to fight another day”. Maar dat zal iets worden voor een andere post. Later, toen de Grieken in een positie waren om hun erkenning voor het Spartaanse heldendom en de tijd die ze met hun leven hadden gekocht uit te drukken, verscheen in de pas van de Thermopylen een bordje met een gedenkschrift. De tekst was laconiek zoals de Spartanen het zouden gewild hebben:

“Ga, vreemdeling, de Spartanen vertellen,
Dat we op hun bevel hier zijn gesneuveld.”

En vijfentwintig eeuwen later spreken we er nog van. Het zou mooi zijn, misschien, als iemand die zich op doorreis door Noord Griekenland begeeft, even stilhoudt bij het monument. En vervolgens naar Sparta reist om er de Spartanen hun boodschap te brengen. Louter symbolisch, natuurlijk.

---------------------------------------------------------------
(1) Deze authentieke quote dateert in werkelijkheid uit een eerdere fase van “de Perzische Oorlogen”, en om het verhaal op te vrolijken heb ik haar naar hier gebracht.
(2) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2006/10/marathon.html

vrijdag 13 oktober 2006

Mohammad Yunus wint Nobelprijs voor de Vrede!

Bangladesj, ergens in de jaren ’70. Mohammad Yunus is hoogleraar economie. Op weg van en naar de universiteit waar hij les geeft, ziet hij de mensen in de straten liggen sterven van de honger. Letterlijk. Hij vraagt zich af hoe het komt dat hij economie doceert, terwijl de mensen rond hem verhongeren. En hij komt op het idee uit de ivoren toren te komen, en dat aan die mensen te gaan vragen.

Hij ontdekt dat de mensen in een armoedeval zitten. Ze ontwikkelen een eenvoudige economische activiteit, die net genoeg is om van te leven – of juist niet. En de reden daarvan is gebrek aan financiering. Yunus ontwikkelt een eerste groot idee, een zware kritiek op het klassieke bankiersparadigma. De klassieke bankier richt zich nooit tot de allerarmsten, omdat ze de papieren die ze moeten tekenen niet kunnen lezen, of de waarborgen die ze moeten geven niet kunnen opbrengen.

Klassieke paradigma’s bekritizeren is gemakkelijk; de kritieken werkbaar in praktijk brengen is iets heel anders, zoals de Marxisten zo goed kunnen getuigen. Yunus slaagt er in. Hij ontwikkelt een “bank voor de armen”, de Grameenbank. Die hanteert een speciale financieringstechniek, die zich richt op de allerarmsten. De bank leent heel kleine sommen, waarmee een heel simpele activiteit wordt gefinancierd. Bijvoorbeeld, iemand koopt een koe. Elke dag kan de eigenaar een beetje melk verkopen, en met de opbrengst elke dag een deeltje van de lening, plus interest terugbetalen. Aan het einde van de rit heeft de eigenaar een koe, en kan aan een tweede beginnen denken.

Klinkt goed? Zal wel niet zo simpel zijn? Het werkte, en het werkt nog. Het blijkt nu zelfs de Nobelprijs waard te zijn.

Twee dingen uit zijn boek hebben me nog speciaal getroffen. Yunus bevestigde wat anthropologen al wisten. Om de armoede te bestrijden moet je dit soort programma”s richten op vrouwen. Mannen spenderen hun geld aan zichzelf, aan drank, of manieren om vrouwen te imponeren. Vrouwen spenderen hun geld eerst aan eten voor hun kinderen, dan aan hun huis, dan aan opleiding voor de kinderen... en na enkele jaren staan er betere huizen en beter opgeleide kinderen voor je neus. Daarnaast vertelt hij wie zijn grootste tegenstanders zijn: de Marxisten en de Mollahs. De Marxisten zien niet graag al die potentiële revolutionairen verdwijnen uit de recruteerbare rangen van de armoede, en de mollhas zien niet graag hun macht over onderdrukte vrouwen verdwijnen.

En die man, die interessante ideeën weet te koppelen aan manieren om de handen uit de mouwen te steken, wint nu de Nobelprijs voor de vrede. Ik ben er echt een beetje stil van. De wereld is een minder idiote plaats dan ik soms dacht. Meneer Yunus, een heel, heel dikke proficiat.

------------------------------------------------------------
Mohammad Yunus, Bankier voor de Armen, Naar een Wereld zonder Armoede, 1997

donderdag 12 oktober 2006

Experimenten

De mensen die me kennen - tenminste, op het internet - weten dat één van mijn stokpaardjes de vraag is hoe we de mogelijkheden van het web kunnen gebruiken om tot een betekenisvolle communicatie en uitwisseling van ideeën te komen. Daarbij hanteer ik de hypothese dat er een "window of opportunity" bestaat. Dat "venster"concept gebruik ik hier om aan te geven dat er een bovengrens en een benedengrens is, en enkel wanneer je daartussen zit maak je kans er iets van te maken.

Laat me illustreren. De benedengrens voor betekenisvolle communicatie is dat er een communicatiemiddel is. In dit geval praten we al niet meer over de uitvinding van de taal, noch van het schrift, noch van de boekdrukkunst, maar alweer oneindig veel verder, van het internet zelf. Voor dat internet kwamen alleen mensen die toegang hadden tot academische of journalistieke kanalen "aan het woord". Vandaag kan om het even wie een blog of wat voor site ook opzetten, of zich naar usenet begeven, en de wereld insturen wat hij maar wil.

Dus, er moet een fysieke drager zijn, in casu één of ander soort site, en daar moet één of ander te beleven zijn, en dan kan communicatie ontstaan. Concreet beeld ik me in dat een aantal mensen met een betekenisvol blog (bijvoorbeeld, de twee die in mijn "links" staan, en naar ik wil hopen, dat van mezelf, en nog een paar anderen) via een netwerk van blog-achtige sites in conversatie treden met elkaar, en met nog anderen. Dus moeten de sites ook nog toegankelijk zijn voor mensen die ideeën en reacties kwijt willen, en met deze lijst van ingrediënten stijgen we stilaan boven de benedengrens uit.

Enig experimenteren met het nagelnieuwe medium, onder andere met het systeem van de nieuwsgroepen, bracht heel snel, na slechts enkele jaren, of hoogstens een decennium, aan het licht dat er ook een bovengrens bestaat. Boven dat punt wordt het even onmogelijk betekenisvolle communicatie te krijgen als onder de benedengrens. Dat punt ligt waar het systeem zo toegankelijk wordt, dat iedereen die gewoon voor de lol iets wil komen volschreeuwen, dat zonder meer kan doen. De meeste open forums, zoals usenet, vertonen doorheen de jaren de neiging om steeds meer naar het inhoudelijke nulpunt te evolueren. En dus rijst de vraag hoe we niet alleen boven de benedengrens komen, maar minstens evenzeer hoe we ook beneden de bovengrens blijven.

Dat laatste is op het internet absoluut niet populair. Het internet moest juist open en vrij zijn, nietwaar? En ik begrijp dat allemaal zeer goed, en ik sta er zelfs achter. Alleen leren gewoon de feiten dat het niet werkt. Niet omdat ik dat zo fijn vind, maar omdat een totaal open systeem niet werkt, zoek ik iets beters.

Momenteel heb ik dit blog: welkom! Dit blog bewaakt de bovengrens zo onmogelijk strikt - geen enkele commentaar passeert voor ik hem heb doorgelaten - dat ik de site de facto beneden de benedengrens duwt. En dus ontstaat er geen betekenisvolle uitwisseling van ideeën, iets dat me helemaal niet verbaast, maar waarmee ik ook maar een eerst stap wilde zetten, naar een systeem dat de bovengrens terug omhoog weet te duwen.

Ik denk dat we een systeem nodig hebben waarbij iedereen begint met een status waarbij hij in eerste instantie zal moeten doorgelaten worden. Al snel zal de organizator van de site het verschil kennen tussen posters die iets willen bijdragen en anderen. Die posters zouden dan een "toegangsticket" moeten krijgen. Hun reacties, ongeacht de inhoud, moeten er meteen doorkomen. Als iemand zich een tijdje normaal gedraagt om vervolgens vermomd als "vertrouwde poster" de site vol te spammen, moet hij terug van de lijst gesmeten kunnen worden. Omgekeerd zullen organizatoren die voortdurend mensen eraf smijten, te nadrukkelijk omdat ze het niet eens zijn met de tendens van de site, zelf ook geloofwaardigheid verliezen. Iets dergelijks moet volgens mij kunnen werken.

Maar hoe doe je dat? Voor zover ik kan zien biedt Blogger geen technologie aan die dit mogelijk maakt. De man die me enkele weken geleden met de teller heeft proberen helpen, vertelde me dat er een andere bloggersite bestaat, http://www.theblog.net/ . Daar zouden mogelijkheden zijn om tot het soort toestand te komen zoals ik die net beschreef. Na lang piekeren heb ik er een testblog opgezet, en met een beetje geluk vind ik de manier om te posten, de site te editen en toonbaar te maken, ja, misschien begrijp ik op een dag zelfs het commentaarmanagement.

Momenteel zit ik verdrietig te kijken naar iets dat me een totale chaos lijkt.

De url is http://koentest.theblog.net/ . Op dit moment heb ik twee keer "test" gepost, en dat één keer weer weggehaald: een kleine stap voor de mensheid, maar voor Koen een hele sprong voorwaarts. Als ik, om even een probleem aan te halen, in het menu "skin" iets selecteer, ziet dat blog er ineens heel anders uit: niet eens in settings, dus, gewoon op de blogpagina zelf. Als ik er uitga, en opnieuw erin, dan krijg ik dat blog in de nieuwe outfit te zien. Beats me.

En van de rest van de site-tools snap ik voorlopig helemaal niets. Hoe dan ook, ziedaar de reden waarom er vandaag geen post over economie of geschiedenis of iets dergelijks is. Ik ben aan het experimenteren. Alle aanmoedigingen, suggesties en ideeën zijn dan ook meer dan welkom.

woensdag 11 oktober 2006

Indië versus Kinderarbeid

Indië heeft een wet tegen de kinderarbeid gestemd. Goed idee! De voorstanders zeggen er meteen bij dat ze niet veel vooruitgang verwachten, want de staat zal de wet vermoedelijk slecht afdwingen. En eigenlijk, staat er nog uitdrukkelijk bij, is de kinderarbeid vaak het gevolg van de armoede waarin grote delen van Indië nog leven.

Daarmee zijn we bij het punt. Het is zo dat kinderarbeid heel vaak in de geschiedenis voorkwam en –komt, bijvoorbeeld in het Europa van voor de Industriële Revolutie, om precies dezelfde reden. De economie is niet productief genoeg om veel mensen te dragen, en dus moet iedereen, van jong tot oud, mee “op het veld” (1). En in de mate dat kinderarbeid een gevolg is van armoede, en dus niet een oorzaak, komt de “afschaffing” ervan neer op simpele symptoombestrijding.

Nu, eerlijk is eerlijk, ook dat is iets dat de actievoerders goed genoeg weten om dat doodeenvoudig mee in de krant te zetten. Eigenlijk hopen ze vooral een mentaliteitswijziging door te voeren – en wie weet volgt de rest “vanzelf”.

Hoewel ik bij zoveel eerlijkheid op het eerste zicht niet veel te klagen heb, zie ik daarin toch nog een restant van een oude theorie, die blijkbaar hardnekkig doorleeft. Die theorie is de Marxiaanse opvatting dat de kinderarbeid wel degelijk de oorzaak is van de armoede. De kinderen zijn arm, omdat anderen die kinderen uitbuiten, en dat is meteen de oorzaak waarom die anderen rijk zijn. En dat is gemakkelijk te verifiëren! In Indië zijn veel mensen rijk, en veel kinderen zijn arm, en het zijn arme kinderen die werken bij rijke mensen, en dus is de theorie bewezen.

Alleen, laten we even tellen. Zeg dat er in Indië één miljard mensen leven. Zeg dat 100 miljoen daarvan kinderen zijn uit de leeftijdsgroep die ons interesseert. Zeg dat daarvan de helft leeft in arme gezinnen, dus 50 miljoen. Indien daarvan één (1!) percent wordt uitgebuit, dan praten we over 500,000 uitgebuite kinderen. Of met andere woorden, als ik in dat geval elke dag één nieuw verhaal vertel over schokkende uitbuiting van kinderen, dan heb ik ruim duizend jaar nodig om alle verhalen aan bod te laten komen.

En toch praten we over een wereld waarin bij hypothese 99% van de arme kinderen niet wordt uitgebuit. In dit aardse tranendal, waarin perfectie onbreikbaar is, zal het op het eerste zicht moeilijk zijn om een “rechtvaardige samenleving” nog dichter te benaderen. Kortom, het feit dat we heel veel anecdotes kunnen vertellen over uitgebuite kinderen, en over mensen die daarvan rijk worden, neemt nog altijd niet weg dat het afschaffen van de kinderarbeid wellicht weinig (of niets) meer is dan, opnieuw, symptoombestrijding.

Maar wat moeten we dan doen? Wel, eigenlijk is dat een zeer gemakkelijke vraag – tenminste in principe. Namelijk, 1,000 jaar geleden zat Europa in precies dezelfde toestand als die waarin vele arme landen zich nu nog bevinden. Lage productiviteit, onvoldoende inkomsten om kinderen of ouderen ten laste te hebben, en dus weinig onderwijs of andere vormen van sociale zekerheid. Verder weten we ongeveer wat Europa gedaan heeft om die inkomsten op te krikken naar het punt waarop ouders hun kinderen liever onderwijs lieten volgen dan ze op het land te houden. Hoewel dat in werkelijkheid een zeer complexe zaak is, is de minst hallucinante simplificatie dat de Industriële Revolutie de productiviteit geweldig omhoog duwde, zodat een brede waaier aan producten en diensten, inclusief onderwijs, bereikbaar werden voor brede lagen van de bevolking.

Overigens is dat precies wat de Indiërs, en vele anderen, nu ook aan het proberen zijn. Het heet “globalizering”. En dat het niet lukt om de gevolgen daarvan in één klap, bijvoorbeeld op minder tijd dan één generatie, algemeen te verspreiden over de hele wereld is iets dat we kunnen betreuren, maar dat tegelijk ook wel “norm”-aal is. Europa heeft er zelf ettelijke eeuwen over gedaan. Dus esthetisch gesproken is de wettelijke afschaffing van de kinderarbeid beslist een goed idee. Of het zonder een een hoop aandacht voor reële oorzaken veel meer effect zal hebben dan een wettelijk verbod om adem te halen zou hebben, valt af te wachten.

---------------------------------------------------
(1) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2006/07/kinderarbeid.html

dinsdag 10 oktober 2006

Politieke Herverkaveling

Telkens ik onze “klassieke” politieke partijen aan mijn geestelijke horizon zie verschijnen (bijvoorbeeld, wegens een verkiezing), valt me op dat de inhoudelijke verschillen tussen die verschillende partijen, vaak veel kleiner zijn dan de inhoudelijke verschillen tussen de verschillende vleugels binnen die partijen.

Ik denk dat het voor allemaal geldt, maar beste voorbeeld lijkt me de VLD. Als je ziet hoe breed de kloof is tussen de rechts- en de linksliberalen, of tussen Jean Marie en Guy, dan valt de kloof tussen de partijen toch practisch weg? Allemaal denken de partijen dat de economie de belangrijkste pijler van zowel onze cultuur, als ons beleid is (via de financiering van dat beleid), en allemaal denken ze dat die economie voor een deel moet gedragen worden door het private initiatief van een deel van de bevolking, en voor een deel door collectief optreden van de staat.

En één van de enige dingen waarover ze van mening verschillen is de grootte van het aandeel dat deze beide in de economie moet hebben: officiëel maken ze van dat graduele verschil heel veel spel, maar dat is precies wat je kan verwachten. De verschillende waspoeders lijken nog meer op elkaar dan de politieke partijen, en ze maken ook veel rhetorische poeha over hun eigen merk. Dus er zijn wel verschillen, maar als je van nabij toekijkt zijn ze miniem.

En als de kloof tussen de verschillende vleugels binnen de partijen groter is dan de verschillen tussen de partijen zelf, dan komt de vraag op waarom die verschillende partijen eigenlijk bestaan. Waarom creëren we niet één enkele centrumpartij, waarin iedereen over de economie, onze “belangrijkste topic”, min of meer hetzelfde zegt, en waarbinnen ook nog steeds diverse vleugels kunnen bestaan voor andere opinies, net zoals dat nu ook het geval is?

Het voordeel van dat idee is dat je een nieuw perspectief creëert. Vanuit dat perspectief wordt België sinds jaar en dag geregeerd door de centrumpartij – zij het dat met de tijd de levensbeschouwelijke vleugel aan belang heeft ingeboet tegenover de economische vleugel. En ook zien we dat de centrumpartij de laatste decennia van haar meerderheid inboet, zodat ze meer en meer coalities moet aangaan met partijen wiens voornaamste topic buiten dat economische aspect valt.

Het zal volstaan de mogelijke coalitiepartners hier te omschrijven met respectievelijk “groen”, “rood” en “zwart”. En geheel terzijde, als ik zie dat iemand momenteel overweegt een coalitie aan te gaan met de PVDA, dan vraag ik me af waar de protesten, uitgedrukt in de tientallen miljoenen doden van Stalin en Mao, blijven. Het punt is: als je dit perspectief inneemt kan je meteen doorstoten naar relevante vragen, zoals met wie je wil regeren, en waarom (niet), zonder dat je je moet concentreren op twisten tussen mensen die onder het oppervlak hetzelfde programma hebben.

Kortom, er ontstaat een aanzienlijk schaalvoordeel bij het regeren, want de verschillende voorstellen van de verschillende mensen die onder het oppervlak hetzelfde programma hebben, zullen niet langer via de (zogezegd) verschillende partijhoofdkwartieren moeten passeren, en ze zullen niet langer voorwerp van een hoop politieke koehandel moeten zijn. Alweer zullen we veel sneller kunnen doorstoten naar de kern van de problemen.

Natuurlijk zien we op dit punt meteen waarom we het niet doen. De partijen zijn historisch gegroeid, een erfenis uit een tijd waarin we een hoop dingen nog niet wisten, die we nu wel weten. En ook historisch gegroeid zijn de verschillende postjes, één per partij, van voorzitter, en ondervoorzitter, en secretaris, en hoofd van de studiedienst, en vele andere. Terwijl, als je bezuinigt op partijen, en dus postjes, terwille van bestuurlijke efficiëntie, dan is dat goed voor de samenleving, maar niet voor de mensen die deze postjes bezetten.

En dus roepen ze allemaal om het hardst dat er natuurlijl wèl heel grote, heel belangrijke verschillen tussen al die partijen zijn – want anders gaan al die postjes, met al die gelegenheden om op tv met je armen te komen zwaaien voor de bijl. Iets zegt me dat de mensheid dat soort problemen de eerstkomende millennia nog niet zal opgelost hebben.

maandag 9 oktober 2006

De Verenigde Naties: Hoe lossen we het nu op?

Dus: de problemen van de Verenigde Naties zijn historisch gegroeid (1), het zijn deels de politici en diplomaten - die de problemen zouden moeten oplossen – die hun instandhouding veroorzaken (2), en het probleem is deels ook “objectief”, of technisch van aard (3). Hoe lossen we deze knoop op?

Volgens mij moeten we de problemen in kleine stukjes aanpakken. Zozeer zelfs dat ik voor het gemak even aanneem dat we het technisch probleem hebben opgelost: We hebben dus zogezegd een compromis, met niet teveel permanente leden, waarbij iedereen zich toch een beetje vertegenwoordigd voelt, en dat, hoewel bijna niemand echt tevreden zal zijn, toch kan werken. Het zou namelijk minder slecht zijn dan helemaal niets, of dan wat we nu hebben, en zelfs de meest gekneusde ego’s zien dat in. Ik neem dat dus allemaal gewoon even voor het gemak aan.

Alleen: hoe verander je dan de feitelijk bestaande instellingen, gegeven dat een groot aantal van de deelnemers (a) niet zichzelf er zal willen uitgooien, en (b) enkele van de werkelijk belangrijke deelnemers altijd de pseudo-grootmachten kunnen beschermen: “jullie krijgen een zeteltje als je dit en dat plan van ons steunt”; zeer goedkoop verdiend.

Wel, ik denk dat het antwoord is: door organische evolutie. De bestaande Verenigde Naties, zoals ze nu georganizeerd zijn, zullen gewoon vanzelf altijd maar irrelevanter worden. Het is een kwestie van enkele decennia, en een VN zonder, pakweg, Indië zal gewoon een grap zijn. En de vraag is of we daarop zo lang moeten wachten.

Hier is wat we nu al kunnen doen. De één of andere niet zeer belangrijke, maar ook niet totaal irrelevante figuur neemt een initiatief, en nodigt een aantal andere niet totaal irrelevante, internationaal tamelijk prestigieuze figuren uit om “samen over de wereldpolitiek te discussiëren". Een beetje zoals de G7 (of was het “Davos”?) is ontstaan. Bijvoorbeeld, een Amerikaanse, of Chinese of Indische onderminister of een lid van de Europese Commissie, op voorhand (maar stilzwijgend) gesteund door een Nobelprijswinnaar en een Amerikaanse ex-president (of zoiets) en nog wat Bill Gates-achtigen.

Van bij het begin moeten we in het oog houden dat de deelnemers afkomstig zijn uit de landen waarvan we aannamen dat ze op de lijst staan van leden die we in ons beperkt comité willen zien. En van bij het begin moeten ze de nodige diplomatieke relevantie hebben, om te dienen als basis van uitbreiding.

Immers, na de eerste vergadering, waaraan de nodige ruchtbaarheid wordt gegeven, zonder bedreigend te zijn voor de alfamannetjes uit de landen (en in de comités) die we rustig verder in vergetelheid willen laten wegzinken, moeten de wegen openliggen voor meer. Er moet de kans zijn, ja, de wens, dat de vergadering nog eens wordt overgedaan, en deze keer niet met enkel de internationaal tamelijk prestigieuze figuren, maar ook hun bazen. Al snel zitten nu enkele echte ministers mee aan de dis, en misschien al een occasionele “staatshoofd en regeringsleider” – en niet uit van die landjes als Engeland en Frankrijk, natuurlijk.

Met het verloop van de tijd kunnen de discussies relevanter worden. Dat werkt vanzelfsprekend alleen als het aantal leden beperkt blijft. Wellicht verschijnen al gauw op dat bescheiden sub-top niveau enkele beslissingen of ontwikkelingen die de aandacht trekken van de echte diplomatieke zwaargewichten. Die dagen bij de volgende gelegenheid ook op, en ja, het zou eigenlijk wel handig zijn als we ineens alle diplomatieke zwaargewichten uit alle relevante landen bij elkaar hadden. De “echte” Veiligheidsraad van de VN, laten we vooral duidelijk zijn, mag intussen rustig verder parlementeren, want dat zal precies hetzelfde resultaat hebben, en dus dezelfde problemen scheppen, als vandaag al het geval is: assymptotisch neigend naar zero. En ergens naar het einde van de rit krijgt het organisch gegroeide clubje ook nog een mooie naam en een prestigieus gebouw, en de mensheid heeft terug een comité dat zich op een zinvolle manier met onze eigen zaken kan bemoeien.

Afhankelijk van de menselijke financiën kunnen we dan de obsolete organen van de Verenigde Naties laten uitdoven met de pensionering van de daar gestationeerde diplomaten, of zelfs beslissen die organen te laten blijven bestaan, inclusief bijhorende riante verloningen, met geen andere reden dan een soort opvangtehuis voor alfamannetjes uit ingebeelde grootmachten te voorzien.

-----------------------------------------------------------
(1) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2006/09/de-verenigde-naties-een-historisch.html
(2) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2006/09/de-verenigde-naties-een.html
(3) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2006/09/de-verenigde-naties-een-technisch.html

zondag 8 oktober 2006

Verkiezingsgedrag

Laat me als inleiding dit meegeven. Er lopen op Aarde drie nauw verwante soorten apen rond (1). Dat zijn respectievelijk (en in mijn eigen woorden naverteld) de dwergchimpansee (Pan paniscus, ook “bonobo”), de gewone chimpansee (Pan troglodytes) en de reuzenchimpansee (Homo sapiens, wijzelf, dus). Zoals dat nauwe verwanten past vertonen de drie een aantal opvallende overeenkomsten. Maar als je van voldoende dichtbij gaat kijken, vallen ook een aantal (relatief) grote verschillen op: waarom zouden we anders van drie verschillende soorten spreken?

Zo zijn bij de gewone chimpansees de mannetjes dominant in de sociale structuur. Bij chimpansees komen kindermoorden voor, verder seksuele agressie op vrouwtjes door mannetjes, en tenslotte ook overvallen door leden van een bepaalde groep op leden van een andere groep, die vaak een dodelijke afloop kennen. Bij de bonobo zijn daarentegen de vrouwtjes dominant in de sociale structuur. Wetenschappers zeggen dat tot op heden moorden, seksuele aggressie en slachtpartijen bij bonobo’s nog nooit, of in heel veel mindere mate zijn waargenomen. Altijd met twee woorden spreken: “is nog nooit waargenomen” is iets heel anders dan “het gebeurt nooit”. Het is altijd mogelijk dat we nog veel kennis missen. Maar het neemt niet weg dat een “het lijkt er sterk op dat...” op zijn plaats is.

En tenslotte zijn er veel wetenschappers, en soms erg invloedrijke wetenschappers, die denken dat het klaarblijkelijk ordentelijker sociaal leven van de bonobo’s in zekere (zelfs ruime) mate het gevolg is van de verschillende posities van de mannetjes en de vrouwtjes in de sociale structuur van beiden (2).

Einde van de inleiding.

Geheel en 100% voor mezelf sprekend, denk ik dat wij, mensen, in het algemeen een feitelijk gedrag kennen dat meer lijkt op dat van chimpansees dan op dat van bonobo’s. We voeren oorlogen en we plegen moorden; het enige wat bij ons, zoals nogal vanzelf spreekt, nooit gebeurt is dat de mannetjes de vrouwtjes lastigvallen. In het algemeen, dus, denk ik dat we in ons gedrag meer op chimpansees lijken. En surprise, surprise, in de meerderheid van de gevallen doorheen de geschiedenis, en bovendien van dit ene punt van de geschiedenis maar doorheen de verschillende plaatsen op aarde, waren of zijn de mannetjes aan de macht.

En dus lijkt het me helemaal niet onmogelijk dat een deel van de dingen die wij zelf als heel normaal, en rationeel, en doordacht ervaren, alleen maar het gevolg zijn van onze apenerfenis. Net zoals we van aggressieve chimpansees niet denken dat ze erg over hun gedrag hebben nagedacht, maar dat ze aggressief reageren omdat ze nu eenmaal chimpansees zijn.

Tegelijk kunnen we allemaal zien dat wij, mensen, ook in staat zijn tot grote uitzonderingen op wat onze apenerfenis (in zekere zin) oplegt. Wijzelf, in “het Westen”, leven onder een sociaal regime waar weliswaar geen totale gelijkheid tussen de geslachten bestaat, maar waar we er al zo dicht bijzitten dat veel vrouwen het al niet meer de moeite vinden om er nog veel actie om te voeren (3).

En als we kunnen vermoeden dat een deel van ons gedrag - in het bijzonder het aapachtig deel van ons gedrag - zoals dat bij apen het geval lijkt, terug te brengen is op onze sociale structuur, en als we tegelijk niet veroordeeld zijn om die structuur berustend te ondergaan, dan is het niet onredelijk om te proberen die sociale structuur te beïnvloeden.

Bijgevolg heb ikzelf deze morgen bij de verkiezing eerst de lijst geopend van de partij waarop ik wilde stemmen, en ik heb vervolgens op het hoogst rankende vrouwtje gestemd. Want kwaad zal het wel niet kunnen, en je weet maar nooit of het helpt om een beetje meer zoals de bonobo’s te gaan leven, en wat minder zoals de chimpansees.

--------------------------------------
(1) Diamond, The Rise and Fall of the Third Chimpanzee, how our Animal Heritage Affects the Way we Live, 1991
(2) Wrangham and Peterson, Demonic Males, Apes and the Origins of Human Violence, 1997
(3) Hrdy, Mother Nature, Natural Selection & the Female of the Species, 1999

zaterdag 7 oktober 2006

Huishoudelijk: Teller

Een tijdje geleden heb ik geprobeerd op dit blog een teller te installeren: Statcounter (1).

Het is mislukt.

Dat ligt, zoals nogal vanzelf spreekt, voor een groot deel aan mij, maar ik blog toch even mee dat er ook wel wat problemen zijn bij Statcounter zelf.

Om te beginnen maken ze reclame die sterk deed denken aan die van Blogger. Het was inderdaad een mirakel dat ik dat laatste helemaal in mijn eentje wist te installeren, en dus was ik zo optimistisch het ook eens met Statcounter te proberen.

Alleen, dat viel tegen! Na een aantal van de beloofde eenvoudige stappen verscheen een tekst die ongeveer luidde als volgt. “Op dit punt moet u omnes clientes obaeratosque suos, quorum magnum numerum habebat, eodem conduxit; per eos ne causam diceret se eripuit. Cum civitas ob eam rem incitata armis ius suum exequi conaretur multitudinemque hominum ex agris magistratus cogerent.”

Maar, ging de tekst verder, “indien dat problemen voor u stelt, kan u alternatief ook reliqua privata aedificia incendunt; frumentum omne, praeter quod secum portaturi erant, comburunt, ut domum reditionis spe sublata paratiores ad omnia pericula subeunda essent.”

Op dit punt kwam een engel, in de gestalte van een nobele onbekende met wie ik zomaar aan de praat was geraakt, ter hulp en op geen tijd (voor zover ik tenminste kon waarnemen) stond de teller er op. Dank u! En toen had ik ineens een teller. Hoera! Nu zou ik zowaar statistieken hebben, ik word (als ik niet oppas) nog modern! Een echte internetwizard!

Wel, Statcounter is, om eerlijk te zijn, een dikke tegenvaller. Het kan heel zeker aan mij liggen, maar ook dan denk ik dat ze (alweer) hun gebruiksvriendelijkheid zwaar overdrijven.

Het probleem met de gratis versie is dat je een maximum van 100 “logs” hebt. Zodra het systeem 100 logs heeft geregistreerd, en er komt er één bij, dan verdwijnt de (chronologisch) eerste alweer uit het zicht. Wil je meer logcapaciteit (10,000 lijkt me een nuttig minimum te zijn), dan moet je ervoor betalen.

OK, laat dat nog aanvaardbaar zijn, die mensen maken reclame voor hun systeem, ze laten je proberen met een “staaltje”, en wanneer je het goed vindt zal je eigenlijk toch verplicht zijn om de hele service te kopen: waarover kunnen we klagen? Alleen, dat geeft de vraag: hoe goed is het systeem? Het komt vaak voor dat één enkele bezoeker tientallen “logs” opslorpt. Ik heb het met mijn eigen bezoeken gezien: ik klik op mijn eigen url en ik zie dat mijn bezoek inderdaad meteen registreert. Soms met één log, soms met zes of acht, soms met tientallen tegelijk en soms ineens met honderd. Als dat gebeurt, dan is alle informatie van alle vorige bezoekers weer weg. Ik heb nog geen enkel verband gevonden tussen het aantal logs en het soort bezoek.

En het gebeurt vaak dat er bezoekers zijn die met tientallen logs tegelijk aan de haal gaan. Het gevolg is dat je zelden een overzicht te zien krijgt van meer dan tien bezoekers. Meestal zie je er drie tot vijf, van de zoveel laatste uren, en dat is het. De rest is alweer uit het zicht van de gratis versie met zijn 100 logs verdwenen.

Maar het systeem geeft wel totalen. Dus je kan grafiekjes zien met hoeveel bezoekers je per dag hebt gehad: er is zelfs een onderscheid tussen “terugkerende” en “unieke” bezoekers. En guess what? Vandaag heb ik al 115 bezoekers! Gisteren had ik er 146! Enkele dagen geleden waren het er 255, en ooit had ik er zelfs over de 400!

Zullen we even serieus worden? No – Way. Jamais de la vie. Er is alweer geen enkel verband tussen de werkelijke activiteit op de site en die “aantallen bezoekers”. En dus heb ik eerlijk gezegd ook niet het gevoel dat ik wil betalen voor meer logs, want het systeem, zover ik kan zien, wel, it sucks.

Nu, als je eens heel gemotiveerd bent kan je er wel iets mee doen. Je kan een hele dag aan de computer zitten, en om het half uur of zo updaten. Dan kan je doorheen de dag een tamelijk compleet overzicht van alle bezoekers opmaken. En ook een pak hoofdpijn krijgen, veronderstel ik. In ieder geval, dat soort tijd heb ik niet: werkende mens, vrouw en kind, hobbyfilosoof, blogger, boekenlezer, komaan zeg.

Momenteel neem ik af en toe een soort steekproef: Normaal, overdag, krijg ik haast altijd een bezoeker tijdens een gegeven uur, ofwel tijdens het vorige uur. Als er drie of vier te zien zijn, dan zie je bijna altijd dat er gemiddeld één bezoeker per uur komt, dit vanaf ergens in de voormiddag tot in de latere avond. Ook als er eens voor de verandering 10 bezoekers geregistreerd staan bevestigt dat plaatje zich. Geregeld zijn het er zelfs twee per uur. Alles bijeen, nachtbrakers erbij, denk ik dat het blog tegen de twintig bezoekers per dag zit. Daarvan zijn ruim de helft toevallige bezoekers, die op Google iets (zeg: met millennium”) hebben ingegeven, en hier terecht komen. En die schatting lijkt me vrij betrouwbaar, gebaseerd op alles bij elkaar een aardig verzamelingetje steekproeven.

Maar ervoor betalen, dat zeker niet. In feite vind ik het systeem net niet helemaal onbruikbaar – het geeft hoogstens een vaag idee van aantallen, en meer niet. Ik denk dat ik af en toe de steekproef zal herhalen. De theorie (voor zover ik die tenminste begrepen heb) zegt dat de voornaamste voorspeller van het aantal lezers van een blog de levensduur van dat blog is. Met andere woorden, over tijd zou ik een gestage toename van de frequentie moeten zien. Tenzij het allemaal te lang, te moeilijk en te luid is, natuurlijk. Dat zien we dan nog wel.

---------------------------------------------
(1) http://www.statcounter.com/