maandag 30 oktober 2006

Over landbouw, dumping en ontwikkeling

Ivan Janssens gaat het debat aan over het voor en tegen van de exportsubsidies in de landbouw (1). Of misschien beter gezegd, een deel van het debat, want het onderwerp is beestig ingewikkeld. In casu denkt hij (als ik het goed begrepen heb) dat het géén goed argument tegen die subsidies is, als de kritiek probeert dat die subsidies de armoede verspreiden van rijke, subsidiërende landen naar arme landen.

De typische discussie, steeds voor zover ik dat goed begrepen heb, en gestript van een hoop andere aspecten, gaat ongeveer als volgt. De geëxporteerde landbouwproducten krijgen in de arme landen door de subsidies een artificiëel lage prijs opgeplakt, en concurreren daarmee de lokale boeren kapot. 1 – 0 voor de critici, en de subsidies verspreiden de armoede. Misschien, counteren mensen als (als ik dat tenminste goed begrepen heb) Ivan, maar anderzijds helpt het de arme landen wel wanneer ze (artificiëel goedkoop) voedsel kunnen importeren. Ik citeer:

“aangezien veruit de meeste arme landen netto voedselimporteurs zijn, profiteren zij van deze lage prijzen. Dumpingpraktijken zijn goed voor verbruikers en importeurs van voedsel – het verhoogt hun reëel inkomen omdat ze minder moeten spenderen aan basisbehoeften (...).”

Of daar een speld tussen te krijgen valt... De stand lijkt 1 – 1. Mijn kennis van de economie is eigenlijk niet groot genoeg om te oordelen. Maar ik heb me al een paar keer bezig gehouden met de economische geschiedenis van Europa van het laatste millennium. Die geschiedenis kan relevant zijn omdat ze ze een soort “historisch experiment” vormt (2). Ze toont hoe een armoedige samenleving (zeg: in het jaar 1,000) er in geslaagd is (in afwezigheid van naburige beschavingen met een onvergelijkbaar superieure productiviteit!) uit de patronen van armoede, die de geschiedenis van bij het begin kenmerken, weg te lopen.

Net zoals alle andere pré-industriële samenlevingen was er één ding dat Europa kon, en dat was landbouw. En net als altijd en overal leidde dat geregeld tot bevolkingsgroei, die zich vervolgens vertaalde in crashes. De bekendste zijn de crisis van de veertiende eeuw, en de crisis van de zeventiende eeuw. Toch waren die ontwikkelingen niet het enige dat er gebeurde. In antwoord op stijgende bevolkingsaantallen gebeurden er ook heel andere dingen. Nieuwe territoria werden ontgonnen – de wildernis in de vroegere middeleeuwen, de expansie naar het oosten van rond de twaalfde eeuw, en naar het Westen vanaf de Renaissance. En een ander soort ontwikkeling was dat de groeiende bevolking zich omzette in de groei van de steden.

En hier ontstaat een punt waarin Europa zich van andere beschavingen, sinds al die millennia lang, diversifiëert. In plaats van waterhoofden met een politieke elite en een opgeblazen, doodarme bevolking zien we in de Europese steden (behalve nog steeds een doodarme bevolking, niet te vergeten) de ontwikkeling van ambachten, gilden, handel, kortom, een heel nieuw soort productiviteit (3).

En daarmee zijn we er bijna. Wat er meer en meer gebeurt, met het vorderen van dat laatste millennium, is dat die steden zelf kansen te bieden hebben, en kunnen leven van surplussen van de landbouw, omdat ze in ruil zelf iets te leveren hebben. De voordelen van de lange afstand handel, en dus nieuwe markten, of de producten van ambachten en dus al vroege generaties kapitaalgoederen... Het kan geruild worden tegen landbouwproducten, de verdere specializering maakt op zijn beurt grotere productiviteit mogelijk, en de hele zaak rolt de Industriële Revolutie binnen.

De moraal van het verhaal is dat alle pré-industriële samenlevingen in staat zijn aan landbouw te doen. Ik twijfel er niet aan dat hedendaagse pré-industriële samenlevingen voedsel importeren, maar dat is nog iets heel anders dan een bewijs dat zij niet in staat zouden zijn aan landbouw te doen. Dus twijfel ik er alsnog aan of die import wel zo’n goede zaak is. Het beeld dat zich aftekent is opnieuw een proletariaat in waterhoofdsteden, waar deel zijn van de politieke elite de enige noemenswaardige kans op vooruitgang biedt. En voor de rest een massa lompenproletariaat, die geen producten voor lokale boeren ontwikkelen omdat die ze toch niet kunnen betalen, vermits ze kapot geconcurreerd zijn door de gesubsidiëerde producten van het Westen.

Waarmee dat laatste de rol speelt van een soort liefdadigheid, geleverd door het Westen, in de vorm van artifiëel goedkoop voedsel, aan die ontwikkelingslanden. Daarin heeft het kamp van Ivan absoluut gelijk. Maar als ik het historisch model mag gebruiken om te beschrijven wat er gebeurt, dan denk ik dat we het systeem als geheel geen dienst bewijzen. Zelfs als we moeten toegeven dat ze op korte termijn beter afzijn als ze dank zij de Westerse subsidies niet verhongeren, lijkt het me dat het systeem ze op langere termijn vasthoudt in dat evenwicht van afhankelijkheid van subsidies.

-----------------------------------------------------------------
(1) http://www.ivanjanssens.be/dutch/nartikel.asp?link=21
(2) In de zin van de Epiloog van Diamond, Guns, Germs and Steel.
(3) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2006/08/meer-geheim-van-de-steden.html

3 opmerkingen:

Anoniem zei

Je redenering lijkt me iets te eenvoudig maar dat wist je waarschijnlijk al wel. De vraag die bij me op kwam na je besluit was de volgende: Stel dat we de landbouwsubsidie stoppen maar dat blijkt dat het Westen nog steeds voedsel zo veel goedkoper kan produceren dan die mensen lokaal kunnen, dat de boeren er kapot geconcureerd worden; wat dan? Is het nodig dat die mensen iets produceren voor de lokale boeren? Kunnen ze niet iets produceren voor de boeren (of mensen in het algemeen) van het Westen?

Ik heb net het boek "Het zijn net mensen" van Joris Luyendijk gelezen. Dat gaat eigenlijk over een heel andere problematiek maar een ding dat naar voor komt en dat IMO ook hier een rol speelt is de enorme hypotheek die een dictatuur op een maatschappij legt. Je kan bijna geen structurele veranderingen te weeg brengen in een dictatuur omdat het daarvoor nodig is dat de mensen meer zelf initiatief kunnen nemen en de overheid dus een deel van de controle afstaat. Maar daar zijn overheden meestal redelijk huiverig voor en in het bijzonder dictaturen.

Ivan Janssens zei

Uiteraard zijn de landen die vandaag de dag netto-voedsel importeurs zijn perfect in staat om aan landbouw te doen. Maar wat mij stoort is dat de schuld voor hun situatie verweten wordt aan het rijke Westen, want dat is domweg niet zo. Dat is de redenering van "dom links". Boeren in de armste landen worden zogezegd kapot geconcurreerd door onze exportsubsidies. Maar als dat zo is waarom zijn de grootste klagers tegen die exportsubsidies dan net niet die armste landen? De grootste klagers zijn de Cairns-groep, en groep middelontwikkelde maar ook rijke landen (Australië) die hun landbouwproducten niet kwijt kunnen in Europa en de V.S.

Uiteraard zijn subsidies nooit goed. Met name zijn exportsubsides niet goed...voor die landen die ze gebruiken. Het zou goed zijn voor de Europese economie mochten wij onze landbouwsubsidies afschaffen, want dat zou betekenen lagere binnenlandse prijzen en hogere prijzen op de wereldmarkt. Maar hogere wereldprijzen zijn niet goed voor netto-importeurs. En dan wordt er nog voor gepleit dat die landen tijdelijk protectionistiche maatregelen mogen nemen - importheffingen - wat hun invoer nog duurder maakt! Begrijpe wie kan.

Waar ik dus voor pleit is een globale hervorming - schaf alle subsidies én importbeperkingen af. maar dat geldt ook en vooral voor de landen van de Cairns-groep. Het zou denk ik al bij al voor al die Afrikaanse landen beter zijn mocht ook Zuid-Afrika zijn grenzen open stellen in plaats van enkel Europa of de V.S.

Ivan Janssens zei

Overigens kunnen we het Westen wel degelijk met de vingers wijzen:

"During the first two decades or so after independence,
local political elites and international donor agencies
could not have conspired more effectively to destroy
incentives for production in the Sub-Saharan
countryside. With few exceptions, national leaders
lacked strong connections to agriculture and tended to
view the sector dismissively,4 in part perhaps in reaction
to the positive attention that crop and livestock production had received during colonial times. These
leaders focused instead on industrial and urban growth,
which was in keeping with the biases of many
international development experts of the time. To
support this growth, agricultural exports were taxed
punitively, while price controls and monopsonistic
marketing boards were used to maintain artificially low
food prices for city-dwellers (Collier and Gunning 1999).
To put it simply, these leaders viewed agriculture as the
“milk cow” for non-agricultural sectors. Moreover, little
was done to keep the milk cow healthy and growing."

Ook nu nog zijn we druk bezig om landen in Afrika te verhinderen om een performante landbouwsector te ontwikkelen. Echter niet zozeer met exportsubsidies. We doen er vooral alles aan dat de vruchten van de biotechnologische revolutie niet toekomen aan zuidelijk Afrika.