Zodra ze de bergen bereikten slingerde de weg zich een nauwe pas in, met aan de ene kant ruige rotsformaties, en aan de andere kant steile klippen die zich recht de zee instortten. Als goed veldheer had Xerxes verkenners uitgestuurd, en die brachten ademloos nieuws: de pas werd geblokkeerd door gewapende krijgers.
“Gewapende krijgers? Hoevéél gewapende krijgers?”
“Verschillende honderden; met de hulptroepen erbij loopt het in de duizenden.”
Xerxes zette een gezicht van “en dat is alles?”. “Duizenden? Niet meer?” De Koning der Koningen keek om zich heen. De man waarvan men vertelde dat hij de aarde kon doen beven met de voetstappen van zijn onmetelijke legers, luisterde hoe de voetstappen van zijn onmetelijke legers de aarde deden beven, zoals dat in de geschiedenis nog niet vaak zal gebeurd zijn. Tot vandaag schatten historici dat de legers van Xerxes, daar bij de pas tussen de bergen en de zee, in de honderdduizenden liepen – de verdedigers hadden de stofwolken van hun nadering lang op voorhand zien opwaaien.
“Een paar duizend tegenstanders? Ze zullen ons leger één keer goed bekijken en er vandoor gaan. Wat doen ze eigenlijk? Graven ze zich in?”
“Nee”, gaven de verkenners toe, “ze zitten hun haren te kammen.”
Xerxes schoot in de lach. “Het zijn dus niet eens soldaten, het zijn toeristen! Zeg hen dat ze opkrassen, voor ze zich pijn doen!”
Xerxes stond met zijn onmetelijk leger aan de pas die toegang geeft tot het Griekse vasteland, waar enkele onafhankelijke steden de macht van het Perzische wereldrijk hadden uitgedaagd. En daar zou nu, rijkelijk laat, definitief een einde aan komen – geen handjevol soldaten in een bergpas die daar iets aan zouden veranderen. De Perzen zouden de pas van “De Hete Poorten” doorsteken en de weg naar Athene, en daarna Sparta, zou openliggen. De Grote Koning haalde er zijn Griekse raadgevers bij, en luisterde opnieuw naar het verslag. Wie was dat clubje gespuis, wat dachten ze te bereiken, hoe waren ze gewapend, hoe zagen ze er eigenlijk uit?
“Wel, ze hebben bronzen wapenrusting, grote, ronde schilden, lange speren en ze dragen rode mantels.”
Toen ze dat laatste hoorden werden de Griekse raadgevers ineens heel bleek.
“Ze... ze... zei je... rode mantels?”
“Ze dragen rode mantels” bevestigden de verkenners.
“Dan zijn het de Spartanen” fluisterden de Griekse raadgevers.
“Ah? De Spartanen?” vroeg Xerxes. “Wie zijn de Spartanen?”(1)
De raadgevers schoven ongemakkelijk over hun stoel. Kwam de Grote Koning hen vertellen dat hij eerst had besloten oorlog te voeren tegen de Grieken, en dat hij nu pas op het idee kwam zich af te vragen wie de Spartanen waren?
De stoutmoedigste onder de raadgevers bracht zijne doorluchtige majesteit de onbelangrijke schermutseling, lang geleden, bij Marathon (2) in herinnering. Remember, die zware infanterie, met hun lange speren en hun ronde schilden, die destijds zo moeiteloos over de Perzische elitetroepen heenwalsten? Wel, dat waren de Atheners. Vele andere Griekse steden hebben dat soort legers. Maar de Spartanen hé, wel, dat zijn de gasten waar die hoplieten die ons die toeffeling van formaat hebben verkocht, bang van zijn. Dàt zijn de Spartanen. En die kanonnen zitten nu verschanst op een hoogte een bergpas tegen ons te bewaken?!
“Komaan”, zei Xerxes, “het zijn er maar een paar honderd. Die weten heus ook wel dat het zelfmoord is als ze daar blijven zitten. En trouwens, weet je wat ze aan het doen zijn? Ze zitten hun haren te kammen: hahahahaha!”
Nu werden de Griekse raadgevers pas echt bleek. Spartanen die voor de slag hun haren kammen zijn Spartanen die besloten hebben te vechten tot de laatste man en tot de laatste druppel bloed. Het zag er naar uit dat de pas zijn naam “De Hete Poorten” wel eens zou kunnen gaan waarmaken.
“Welnee”, zei Xerxes. “Zeg hen met hoeveel we zijn. Zeg hen dat we genoeg pijlen kunnen afschieten om de zon te verduisteren. Zeg hen dat ze hun wapens moeten neerleggen, en we sparen hun leven.”
Maar toen de boodschappers terug kwamen meldden ze dat de Spartanen alleen maar harder hun haren kamden, naarmate de boodschappers de grootte van het leger beschreven. Toen ze vertelden dat de Perzische pijlen de zon zouden verduisteren antwoordden de Spartanen dat ze toch al liever vochten in de schaduw. En toen ze het ultimatum om hun wapens in te leveren hoorden, antwoordde hun generaal Leonidas: “kom ze maar halen.”
“Uitstekend”, zei Xerxes, “we gaan ze halen. Ten aanval! De Meden voorop!”
De Meden waren Perzische stoottroepen, de volkeren die de steden van de Assyriërs in rokende, verlaten puinhopen hadden veranderd, in de Iraanse bergen gepokt en gemazeld in het gevecht. Vol enthousiasme zetten de Meden zich in beweging, en met een grote overmacht drongen ze de smalle passen in. En daar stond een phalanx te wachten, en het was geen gewone phalanx, maar wel een Spartaanse phalanx. En om een lang verhaal kort te maken, nadat de stofwolken waren opgetrokken stond de Spartaanse Phalanx intact recht, en de lijken van de Meden lagen in dikke lagen tegen de bergflanken geplakt, voor zover de Spartanen ze niet voor het gemak ineens in zee hadden gekeild, natuurlijk.
Xerxes was woedend, en stuurde zijn allerbeste elitetroepen, zijn eigen lijfwacht, “De Tienduizend” de pas in. En daar stuitten de allerbeste Perzische troepen, de elite van de elite, op een Spartaanse phalanx. Het was de tweede dag van het gevecht, en toen de stofwolken waren opgetrokken stond de Spartaanse phalanx nog steeds intact op precies dezelfde plaats, maar “De Tienduizend” waren ineens met heel veel minder dan tienduizend.
Nu begreep Xerxes dat hij een list zou nodig hebben, en hij organizeerde een verraad dat alleen Judas Iskarioth, doorheen de hele wereldgeschiedenis, zou weten te overtreffen. Een Griekse schaapherder toonde de Perzen een verborgen weg door de bergen, en ineens stonden de Perzen niet alleen voor, maar ook achter de Grieken.
Leonidas had van het manoeuvre lucht gekregen, en kon het gros van zijn leger net op tijd laten terugtrekken. Alleen de driehonderd Spartanen van zijn eigen lijfwacht, plus nog enkele honderden vrijwilligers uit de stad Thespae bleven achter om de aftocht te dekken – en ze zullen alle reden van de wereld gehad hebben om hun haren te kammen.
Maar zelfs geïsoleerd en omsingeld bleek dat een Spartaanse hopliet, die voor het gevecht zijn haren had gekamd, een zeer harde noot om te kraken was. Er volgde een slachting onder de gewone Perzische troepen en een slachting onder de Perzische elitetroepen, en toen pas waren alle Spartaanse speren versplinterd. De overlevenden trok zich terug op een heuvel, en daar hielden ze, zoals het de Spartanen paste, hun laatste positie tot de laatste man. De Perzen moesten woord houden en de zon verduisteren met pijlen en speren, voor de laatste Spartaan ophield met bewegen.
En in het oponthoud dat dat handjevol Spartanen veroorzaakte, daar in de pas van “de Hete Poorten”, of in het Grieks “Thermopylae” genoemd, trok het grootste deel van het leger terug, manoeuvreerde de Griekse vloot zich parallel in een nieuwe positie, en vonden de Atheners de tijd om hun stad te evacueren. Een dramatische terugtocht en een vreselijk offer, maar één dat de geschiedenis zou ingaan als een schoolvoorbeeld van een terugtocht “to fight another day”. Maar dat zal iets worden voor een andere post. Later, toen de Grieken in een positie waren om hun erkenning voor het Spartaanse heldendom en de tijd die ze met hun leven hadden gekocht uit te drukken, verscheen in de pas van de Thermopylen een bordje met een gedenkschrift. De tekst was laconiek zoals de Spartanen het zouden gewild hebben:
“Ga, vreemdeling, de Spartanen vertellen,
Dat we op hun bevel hier zijn gesneuveld.”
En vijfentwintig eeuwen later spreken we er nog van. Het zou mooi zijn, misschien, als iemand die zich op doorreis door Noord Griekenland begeeft, even stilhoudt bij het monument. En vervolgens naar Sparta reist om er de Spartanen hun boodschap te brengen. Louter symbolisch, natuurlijk.
---------------------------------------------------------------
(1) Deze authentieke quote dateert in werkelijkheid uit een eerdere fase van “de Perzische Oorlogen”, en om het verhaal op te vrolijken heb ik haar naar hier gebracht.
(2) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2006/10/marathon.html
Geen opmerkingen:
Een reactie posten