Eén van die stukjes logica waarvan ik al lang vind dat "iedereen ze zou moeten kennen" is het beginsel van "natuurlijke selectie". Dat is zo belangrijk dat het de basis vormt van de evolutietheorie, maar het heeft veel bredere toepassingen dan dat.
Laten we het mechanisme maar op de historische manier aanvatten, dus zoals Darwin het in 1859 voor de eerste keer aan de mensheid uitlegde: als basis van een biologische theorie. Dus beschouw een willekeurige populatie biologische organismen; het zouden mensen kunnen zijn, of beuken, of bacteriën, of whatever.
Merk ten eerste op dat de leden allemaal een beetje van elkaar verschillen; je vindt nooit twee exacte copieën van hetzelfde organisme. Dat noemen we "variatie". Merk vervolgens op dat kenmerken van individuen erfelijk kunnen zijn: blanke mensen krijgen blanke kinderen, zwarte mensen krijgen zwarte kinderen, enzovoort. Dat noemen we "erfelijkheid". Merk tenslotte op dat niet alle individuen evenveel nakomelingen hebben. Dat noemen we "selectie".
Dit, nota bene, zijn waarnemingsfeiten. We weten dat ze waar zijn, omdat we het zien gebeuren. Ze zijn waar, totaal los van de vraag of we begrijpen waarom ze waar zijn. In het bijzonder had Darwin geen enkel idee van waarom "erfelijkheid" waar was, maar dat het waar was, was iets dat hij, net zo goed als wij, kon zien. En in zekere zin weten we vandaag nog altijd niet waarom "variatie" waar is, maar iedereen kan met zijn eigen ogen zien dat alle individuen van een soort in min of meerdere mate van elkaar verschillen.
Dus, gegeven dat ze waar zijn, wat kunnen we er uit afleiden? Begin bij variatie: de kenmerken verschillen. En ga door met selectie: niet iedereen heeft evenveel nakomelingen. Kan je ontkennen dat (minstens) sommige kenmerken een effect zullen hebben op de vraag of, en hoeveel, nakomelingen een individu heeft? Denk je niet dat er een verband is tussen de mate waarin (bijvoorbeeld) de leden van een groep konijnen goed kunnen zien, en/of hard kunnen lopen, en de levensverwachting (en dus de kansen op voortplanting) die ze hebben wanneer er een vos in hun midden springt?
Dus (minstens) sommige kenmerken hebben een effect op de kansen op nakomelingschap. Dus sommige kenmerken zullen een gunstig effect hebben: als je ze hebt heb je meer kans op nakomelingen dan wanneer je ze niet hebt. En wat zal er nu gebeuren wanneer een gunstig kenmerk ook nog erfelijk is?
Het antwoord op die vraag is wat we het principe van de natuurlijke selectie noemen: Indien er kenmerken zijn die (tegelijk) erfelijk zijn en (tegelijk) een gunstige impact hebben op de kans op nakomelingschap, dan zullen die kenmerken met het verloop van de generaties meer en meer gaan voorkomen in de populatie.
Dat is logisch waterdicht. Maar er volgt - logisch even waterdicht - nog iets uit, iets dat maakt dat "natuurlijke selectie" de basis kan zijn van (bijvoorbeeld) de biologische theorie die "het ontstaan van de soorten" verklaart. Namelijk volgt er nog uit dat "natuurlijke selectie" cumulatief is.
Immers, neem een willekeurige populatie. De leden vertonen variatie van erfelijke kenmerken. Na een aantal generaties zijn er dus vrij veel individuen te vinden die de gunstige variatie van de laatste generaties in zich dragen; en daarvan zijn er meer naarmate we een langere keten generaties beschouwen. En in die enigszins gewijzigde (ten opzichte van de eerste generatie) groep treden steeds weer kleine variaties op, en sommige daarvan zijn gunstig, etcetera. Het punt is dat, met het verstrijken van de tijd, de kans toeneemt dat nieuwe "gunstige variatie" optreedt in individuen die al oude "gunstige variatie" in zich dragen. Dus komen gunstige èn erfelijke kenmerken geleidelijk meer en meer tesamen voor in de populatie; de kans dat er met de tijd nog individuen overblijven zonder die eerdere gunstige variatie neemt immers af.
En als variatie cumulatief is; dus ophoopt in een bepaalde richting, dan kunnen er na verloop van tijd behoorlijk grote verschillen ontstaan tussen het materiaal waarmee je begint, en het materiaal na een hoop generaties. En dat is precies de manier waarop "natuurlijke selectie" het (of beter gezegd, "een uiterst belangrijk") oorzakelijk mechanisme is van "het ontstaan van de soorten"; het probleem dat Darwin wilde verklaren.
2 opmerkingen:
@Koen
Beste Koen
Je hele redenering is opgebouwd tot een logisch waterdicht geheel. En daarom ga je ervan uit dat de redenering klopt.
Hieronder geef ik een aantal voorbeelden van zogenaamde waarheden, waar we op het eerste gezicht helemaal niet zouden moeten aan twijfelen. Maar toch zijn ze allemaal, van de eerste tot de laatste, niet waar.
Ons gezond verstand en onze logica zetten ons soms heel erg voor aap (pun not intended).
- iedereen kan "zien" dat een blad papier, dat veel lichter is dan lood, veel trager valt dan een loden bol. Helaas verkeerd, zoals Galilei al wist te vertellen. Als er geen luchtweerstand is, zoals op de maan, vallen een blad papier en een loden bal van 100 kg even snel.
- iedereen kan "zien" dat de zon rond de aarde draait. Helaas ook dit verkeerd, maar het heeft wel tot het jaar 1543 geduurd vooraleer iemand, Copernicus, zwart op wit durfde schrijven dat het omgekeerd was, want dat "zien" was wel hardnekkig.
- iedereen kan "zien" dat de zon veel kleiner is dan de aarde. Verkeerd uiteraard.
- iedereen kan "zien" dat Einsteins relativiteitstheorie niet kan kloppen. Want hoe kan de gelijktijdigheid van twee gebeurtenissen afhangen van de snelheid van wie de twee gebeurtenissen waarneemt? Of hoe kan de massa van een voorwerp afhangen van de snelheid ten opzichte van de persoon die dat voorwerp waarneemt? Of de snelheid van de tijd? Helaas allemaal verkeerd, hoezeer ons gezond verstand ook protesteert.
- iedereen kan "zien" dat het niet mogelijk is om in een doosje te luisteren en iemand perfect te kunnen begrijpen die zich aan de andere kant van de aarde bevindt, zonder een kabel tussen de 2? Alweer verkeerd, zo een doosje noemt men GSM.
- iedereen kan "zien" dat een roodgloeiende kool warmer is dan een witgloeiende kool. Alweer fout: een witgloeiende kool is warmer dan een roodgloeiende kool.
- iedereen kan zien dat een solide muur vooral uit materie bestaat en niet uit lege ruimte. Alweer fout: een solide muur bestaat uit atomen en die bestaan voor 99.99% uit lege ruimte. Een solide muur is alleen maar solide omdat de atomen elkaar zo sterk aantrekken.
- iedereen kan zien dat wanneer je 23 willekeurige mensen bij elkaar brengt, dat de kans dat er 2 bij zijn die op dezelfde dag verjaren, heel klein is. Alweer fout: de kans is 50% dat er 2 zijn die op dezelfde dag verjaren.
Hierop antwoord ik natuurlijk precies hetzelfde als wat ik je eerder heb gezegd, en waarop je ook niet kon antwoorden.
Het is niet omdat sommige dingen die we denken te kunnen zien toch niet waar zijn, dat *alle* dingen die we denken te kunnen zien niet waar zijn.
Als je denkt dat één van de drie dingen die ik beweer te zien, dan doe je er beter aan te zeggen welke niet waar zijn, en waarom, dan vage insinuaties die gaan over heel andere onderwerpen.
Specifiek nodig ik je uit me te vertellen welke van de drie volgende uitspraken niet waar is:
- Geen twee individuen zijn precies gelijk
- Sommige kenmerken zijn erfelijk
- Niet alle individuen hebben evenveel nakomelingen
En als daar geen antwoord op komt, stel ik vast dat de vele denigrerende dingen die je intussen over mijn teksten hebt geschreven, doodeenvoudig onwaar, en dus enorm onheus zijn.
Denk je niet dat het tijd wordt een paar dingen terug te nemen? Denk je dat er een excuusje zou afkunnen?
Een reactie posten