Enkele hoofdstukken van Smolins The Trouble with Physics (1) gaan over wat hij “de sociologie” noemt. In de wetenschappen, zegt hij (op licht verwonderde toon), blijkt het allemaal toch niet alleen te gaan om de beste ideeën, de diepste inzichten en de grootste vorderingen. Er blijkt een heel establishment te bestaan, met “senior positions” die vanuit de macht om de jongere generaties te beoordelen een heel sterke invloed hebben op de richting van het onderzoek. Op die manier ontstaat “een heel andere agenda” dan precies de zoektocht naar de diepste ideeën: omdat de facto de richting gaat naar bevestiging van wat de mensen in die “senior positions” al dachten. De lezer voelt wel hoe dat allemaal past in zijn vraag waarom de natuurkunde een tikje in het slop lijkt te zitten...
Maar er zat nog een interessant extra aan vast. Als we scores uit persoonlijke evaluaties opmaken werken we uiteindelijk met een soort gemiddelde: en indien dat gemiddelde over simpele kwantificaties zou gaan (“aantal artikelen gepubliceerd” of "winst" of “aantal doelpunten gescoord”) zou dat ook een zeer efficiënte manier van scoren zijn. Maar wat er voor “kwaliteit van het onderzoek” achter dat gemiddelde verloren gaat is de afwijking die er zit op de al die individuele oordelen. Die afwijking noemt Smolin noemt de “polarizering”.
Tegenover iemand met een beoordeling van 60% omdat iedereen hem of haar op precies 60% scoort, plaatst Smolin iemand wiens identieke beoordeling van 60% het resultaat is van reeksen scores van 20% afgewisseld met reeksen scores van 100%. En wat Smolin denkt - en suggereert zonder daar overigens statistisch of ander bewijs voor te geven – is dat in onderwerpen waar diepe inzichten en onafhankelijk denken een belangrijke rol spelen, een sterke polarizatie juist een gunstig signaal is. Niet iets om zomaar te laten verloren gaan achter gemiddelden, dus.
Met deze “sociologie van het denken” in het achterhoofd herinnert Smolin eraan dat de grote namen (en Smolin noemt er een hele serie waarvan zelfs ik al gehoord heb) nooit posities hebben aan de echt grote universiteiten en onderzoekscentra, maar zich integendeel aan de rand van de academica proberen in leven te houden (wat iets zegt over de vraag hoeveel soortgelijk talent zich juist niet aan die rand heeft in leven kunnen houden, en dan maar ambtenaar (bijvoorbeeld: in Bern) is geworden).
Ik moet onwillekeurig denken aan de filosofie. Wittgenstein is een filosoof die mij altijd compleet boven mijn pet is gegaan, maar velen (en ik bedoel heel serieuze mensen) beschouwen zijn Tractatus als het belangrijkste filosofische werk van de twintigste eeuw. Nu ken ik hem zo slecht dat ik dit mis kan hebben, maar ik denk te weten dat hij met datzelfde werk is afgewezen voor een simpel doctoraat (nu ja, probeer maar eens zelf een “simpel” doctoraat in de wacht te slepen...). En in ieder geval kan ik het verhaal bevestigen voor Karl Popper, die zijn The open Society and its Enemies, zeker één van de klassiekers van de twintigste eeuw, schreef in de filosofische woestijn, en academisch niet verder is gekomen dan de “London School of Economics” – toch nog altijd niet Cambridge of Oxford.
Het zou, met andere woorden, kunnen. Misschien is het in onderwerpen waar conceptueel inzicht belangrijk is een goed idee om “polarizering” (een zeer gemakkelijk meetbare grootheid, zoals wij die in de financiele markten werken goed weten, omdat we het onder de naam “volatiliteit” dagelijks constant gebruiken) als een criterium voor persoonlijke beoordeling te gebruiken, precies zoals we de scores zelf als criterium te gebruiken?
Terwijl voor heel andere onderwerpen, zoals misschien die financiële markten zelf, de toestand mogelijk precies omgekeerd is? Als ik nadenk over de soort collega’s in wiens boeken marktbewegingen zich vertalen in winsten of verliezen – we noemen ze de “traders” – dan denk ik dat ze allemaal, stuk voor stuk, beschikken over een serie vaardigheden die het verschil maken tussen professionals en de enorme bende amateurs die je elke dag op het internet hun opinie over de markten ziet uitschreeuwen. Om er maar één te noemen, ik weet haast zeker dat al die mensen, en je zal echt héél weinig uitzonderingen vinden, experts zijn in de kunst van het “cut your losses”, dat wil zeggen, het financiëel equivalent van durven toegeven dat je fout zit.
Het is beslist geen absurd idee dat je voor sommige onderwerpen een sterke homogeniteit in de eigenschappen van het team wil hebben. Zou er één topvoetbalteam bestaan waarvan niet alle spelers, verdedigers, middenvelders en aanvallers, een opmerkelijk gevoel voor balcontrole hebben? En zou dat, toegepast op de financiële wereld, niet kloppen met het feit dat wij zoeken naar scores die zich vertalen in winst? In dat geval immers zoek je naar hoge scores (“winst”) voor zo weinig mogelijk risico (en dus “afwijking”) - en mijn vlugge intuïtie suggereert dat dat verlangen naar conformisme zich vertaalt naar de eigenschappen van de teams die je terugvindt in de financiële markten - of de edele voetbalsport.
Of het nu allemaal waar is of niet, Smolin denkt dat de “sociologie van de kennis” ook zo in elkaar zit dat het natuurkundig establishment een soort risico aversie met zich meebrengt. Dat gebeurt “de facto” zoals ik schreef: er is niemand die een uitgekiend complot in gang zet om echte originaliteit te saboteren. Het is eerder een “emerging property” van een bepaald soort systeem. En als dat systeem in de natuurkunde soortgelijke, conformiserende effecten heeft als voor, zeg, een voetbalploeg, terwijl die effecten daar veel minder gewenst zijn – dan heeft Smolin misschien een stap gezet op weg naar het antwoord op “waarom slagen we er niet in vorderingen te maken tijdens de huidige crisis in de natuurkunde?”.
------------------------------------------
(1) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2008/06/lee-smolin-en-de-crisis-in-de.html
1 opmerking:
Koen,
dit is een discussie die ik ga verliezen, gezien ik heel weinig achtergrondkennis heb.
Maar toch, in de rand worden soms de betere ideeën geboren...
Ik ben het absoluut niet eens met de stelling dat de huidige natuurkunde (elementaire of niet) in het slop zit.
Waarom niet :
- de LHC (Cern)
- hubble telescoop
- onderzoek naar snaren- en andere theorieën
- Stephen Hawking
- stappen in de wiskunde ivm fractals en chaostheorieën
- enorme progressie in de geneeskunde (kankeronderzoek bv.)
- ....
Ik weet niet echt wat die Smolin probeert te vertellen : misschien vindt hij persoonlijk dat de snarentheorie een 'dead' end is, dat is zijn goed recht, maar om daarom het gehele onderzoek maar in het slop te positioneren, gaat volgens mij wat ver....
Een reactie posten