dinsdag 19 december 2006

De "Historische Jezus"

Lezer Axxyanus vraagt zich af (1) wie we toch bedoelen met die “historische Jezus” waar iedereen het altijd over heeft. Dat is een uitstekende vraag, en wel juist omdat we haar zo vaak over het hoofd zien. Laat me proberen te specifiëren.

De verhalen over Jezus zijn in onze Westerse beschaving zo welbekend, dat ze kunnen dienen als “de basis van onze samenleving”, of onze moraal, of inspiratie voor kunst, tot en met sprookjesboek voor kinderen. Aangezien het om een geloof gaat, in de zin van een religie; een godsdienst, gaan die verhalen altijd vergezeld van een status, van een aanspraak op waarheid, waar de hardste wetenschappen alleen maar van kunnen dromen.

Dat maakt dat mensen zich kunnen afvragen of die verhalen ook werkelijk waar zijn. Bestond er werkelijk een figuur die al die dingen heeft meegemaakt, inclusief de verrijzenis na de dood, zoals beschreven in de verhalen? De ruzies die daarover haast onmiddellijk ontstaan gaan over het feit dat die vraag vaak in wit-zwart tegenstellingen uitmondt. Ofwel heeft hij niet eens bestaan, en dan is dat meteen een bron van leedvermaak voor zij die de godsdienst geen warm hart toedragen. Ofwel heeft hij wel bestaan, maar dan, zegt Axxyanus, zit je voor je het weet ook opgescheept met al die mirakels en andere uitdrijvingen van demonen.

Dus wordt de vraag: “wat betekent dat, ‘heeft echt bestaan’?”. Ik heb ooit wel geweten dat iemand beweerde dat de evangeliën letterlijk waar waren, tot en met het detail dat de joden verantwoordelijk zijn voor de kruisdood (!), omdat er ooit een Yeshua gekruisigd was, door één of andere obscure secte die wel degelijk deze straf toepaste, in 200 voor Christus.

Dat is dus niet goed genoeg. Maar aan de andere kant is het aannemen van het verhaal, inclusief alle absurditeiten, laat staan de mirakels en de verrijzenis, iets dat teveel gevraagd is van een fatsoenlijk mens. En toch hoeft dat niet te betekenen dat “Jezus nooit heeft bestaan”, nietwaar?

Laat me een analogie nemen. In de negentiende eeuw heeft de professionele wereld van de archeologen eens goed gelachen met een zekere Schliemann, die gewapend met de teksten van Homeros op zoek ging naar de plaats waar Troje lag. Je weet wel, die plaats waar Grieken en Trojanen, daarbij geholpen door goden als Apollo, Ares en Pallas Athena, het tien jaar lang uitgevochten hebben. Hahaha, goden hebben immers helemaal niet meegevochten, en dus was dat allemaal een mythe, hahahahaha!

Gevolgd door Schliemann die trots de vindplaats van het Troje dat door de Mykeners in de as was gelegd kon aankondigen.

Wat is er nodig, vraagt Axxyanus zich af, opdat we zouden zeggen dat “Jezus echt (sic) bestaan heeft”? Mensen als Charles Vergeer komen heus niet tot die conclusie omdat ze graag de mirakels naar binnen willen smokkelen. Zonder helemaal van buiten te weten wat precies de argumenten van Vergeer waren, denk ik dat we de analogie met Troje kunnen handhaven. Wanneer dergelijke verhalen zo vaak verteld en herverteld worden, dan raken ze met de tijd natuurlijk sterk aangedikt, maar dan kunnen ze toch altijd wel een kern van waarheid bewaren. Welke stukken van die kern kunnen we nog proberen te benaderen? Welke kennis over de concrete historische omstandigheden hebben we? Welke elementen uit het verhaal zouden goed kloppen met die historische omstandigheden, als we ze tenminste niet te letterlijk nemen?

Op die manier krijg je voorbeelden, niet twee of drie zoals je in enkele blogposts kan doen, maar twee hele boeken lang, zoals een opstandelingenleider die aan het hoofd van een grote menigte de hoofdstad binnentrekt en de Tempel, dat centrum van de antieke “tempeleconomieën” opkuist (en daarmee de bezetter in het hart treft), zodat hij zijn doodvonnis getekend heeft. Of het verhaal van een opstandelingenleider die zo de woede van de Romeinen heeft gewekt, dat hij niet langer in de centra kan prediken, maar in onherberbergzame gebieden moet optreden. En die als waarlijk mirakuleus wordt ervaren als blijkt dat hij een beetje heeft nagedacht, en besefte dat ze wel honger zou krijgen, en voor de nodige broden en vissen heeft gezorgd.

Daarmee zijn we nog lang niet bij de soort “historische Jezus” waarover Axxyanus graag specifiek wilde worden. Maar je tekent er wel een kader mee uit waarmee je de Axxyanussen van deze wereld toelaat vragen te stellen als “welke historische realiteiten zouden het verhaal niet zozeer ondersteunen, als wel weerleggen?”. Dat is immers wat het verhaal in de richting van de “falsifiëerbaarheid” duwt; technische term waarmee filosofen proberen het verschil uit te drukken tussen betekenisvolle concepten en sprookjes.

Ziedaar waar ik raak als ik Axxyanus’ vraag probeer door te denken. Ik denk dat we ons altijd ergens zullen bevinden tussen de twee uitersten, waar je niet gelooft in mirakels, en waar je er evenmin bijzonder plezier in schept iemands geloof tot sprookjes te verklaren. Je gaat er dus mee naar iets op zoek, zoals je op zoek gaat naar Troje. Je wéét niet of je zal vinden wat je zoekt, en zelfs of het wel bestaan heeft. Je kan hoogstens proberen zo dicht mogelijk de mogelijke realiteit achter zeer veel lagen mist en schaduw te benaderen – en misschien, wie weet, vind je wel werkelijk wat je zocht.

Dat is wat er gebeurd is met Troje. Dat “vinden” is in mijn ogen voorlopig niet wat er gebeurd is met de historische Jezus. Maar als ik het hier al enkele keren over Charles Vergeer heb gehad – wel, het is niet omdat ik het een hoop troep vind, hé.

------------------------------------------------
(1) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2006/12/geef-aan-de-keizer.html

Geen opmerkingen: