zondag 21 september 2008

"Singulariteit": geschiedenis of toekomst?

In hedendaagse science fiction die zich meteen op de schaal van de Melkweg afspeelt komen vaak "rassen" of "aliens" (1) voor die "getranscendeerd" (of zoiets) zijn. Ze worden verondersteld ooit een niveau van beschaving en inzicht en kennis te hebben bereikt, dat hen toeliet zich terug te trekken uit de materiële basis van sterren en planeten. Vanaf dan maken zich niet of nauwelijks zorgen over hoe de materiële deelnemers aan de Galactische politiek elkaar (of ons) afslachten, of de melkweg zelf bedreigen, of weet ik wat nog meer. Hoe ze het doen heb ik nooit begrepen, maar geen enkele materiële ontwikkeling kan hen nog deren en in feite trekken ze zich terug in wat (naar analogie met het concept van "zwarte gaten" in de kosmologie) "de singulariteit" wordt genoemd.

Meestal lees ik graag science fiction op dat soort enorm grote schaal, maar aan de getranscendeerde rassen erger ik me meestal dood. Het lijkt me gewoon een achterpoortje om religie weer naar binnen te smokkelen. Zomaar opeens is er toch weer een hogere, onbereikbare instantie, aan wiens normen "we" proberen te voldoen, wiens status "we" willen nastreven, en die vermoedelijk (maar niet zeker) vanuit de hoogte zit te kijken naar wat we precies uitspoken.

Toch zit er wel degelijk een interessante filosofische kwestie aan vast: niet voor het eerst signaleer ik dit verschijnsel met de zo triviaal lijkende "science fiction" (2). Even aangenomen dat de ruimte tussen de sterren niet te groot is om uitbreiding te verhinderen - wat zou dan de typische geschiedenis zijn van een soort die almaar industriëler en technologischer wordt?

Een eerste benadering is gewoon het doortrekken van de Aardse geschiedenis. Beschavingen die doorgroeien beginnen sterren te kolonizeren en al gauw botsen ze op concurrenten en je bent vertrokken met interstellaire economie, politiek, vloten en veldslagen en de rest. In de tweede fase besef je dat dat nogal naief is: de fase waarin mijn eigen dagdromen zich bevinden. Ook nadat je leert "springen" of andere "sneller dan licht" technologieën gebruikt blijft een lichtjaar echt wel verschrikkelijk veel. Voor een zeer geavanceerde beschaving is een afstand van tien lichtjaar of zelfs enkele tientallen lichtjaar nog haalbaar, maar het blijft gigantisch, een beetje zoals van hier naar Australië in de (niet te late) twintigste eeuw. En dan zijn honderd(en) lichtjaren de verre rand van wat je kan proberen en betekent duizend(en) lichtjaren hetzelfde als (praktisch) afgesneden.

Dat heeft twee consequenties: een Melkweg met een doorsnee van 100,000 lichtjaar, waarin een afstand van één percent "praktisch afgesneden" betekent, heeft enorm veel ruimte waar zeer hoogstaande beschavingen gigantische gebieden kunnen kolonizeren zonder van elkaars bestaan op de hoogte te zijn. Tegelijk is de ruimte binnen hun gebieden zo groot dat ze behalve de sterren waar hun soldaten op staan ook niet veel weten van wat er gebeurt. Tenminste, zo ziet het er in mijn dagdromen uit.

De derde fase zegt dan dat ook dat nog veel te naief is, en dat beschavingen die zich zo ver ontwikkelen dat het voorgaande mogelijk is op dat moment heel andere dingen te doen zullen hebben. Wéér die verhalen met transcendentie - die daarmee niet alleen maar reductionisme tot religieuze denkbeelden voorstellen! Ik geef het ruiterlijk toe, maar daarom hoeft het me nog niet aan te trekken.

En tenslotte denk ik te begrijpen dat er ook tegen die derde fase al een reactie komt, en wel bij (onder andere, ongetwijfeld) Brad DeLong. Die zegt op verschillende plaatsen van zijn site dat de "singulariteit" wel degelijk een zinvol concept is, maar dan als iets dat in ons verleden ligt! In een voorbeeld (3) beeldt hij zich in dat hij de 50,000 jaar geleden anatomisch moderne Homo sapiens ontmoet: wijzelf, dus, zoals we er toen inderdaad al waren, maar met de eerste beschavingen nog tientallen millennia in de toekomst. En dat hij aan die mensen, levend op de rand van subsistentie, uitlegt hoe een hedendaagse industriële beschaving zich bezig houdt met science fiction (of weblogs, of films, of boeken, of etentjes bij kaarslicht, en vele, vele andere).

Mensen die zoals 99% (en oneffen) van de wereldgeschiedenis hebben geleefd in een wereld van onzekerheid en geweld en armoede en die te zien kregen hoe wij leven, zouden een levensstijl aantreffen die afgesneden is van "materiële zorgen" zoals zij dat definiëerden: bijvoorbeeld infecties in een wereld zonder geneeskunde, of breuken in een wereld zonder verdoving, of gewoon honger of oorlog in een wereld waarin het zwaard en de bijl de wapens zijn. De "singulariteit", zouden die mensen van 50,000 jaar geleden denken; het punt waarop menselijke schepselen zich hebben teruggetrokken uit die materiële beslommeringen, dat is bereikt in een wereld van zwembaden, pralines en strandvakanties.

En zo krijg ik een beetje steun voor mijn opinie dat de sociale "singulariteit" een bruikbaar, en zelfs erg interessant idee kan zijn, maar dat het niet noodzakelijk hoeft te eindigen met de aanwezigheid van mystieke en quasi almachtige wezens in het universum.

----------------------------------------------------
(1) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2006/12/een-bruikbaar-nederlands-woord-voor.html
(2) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2008/07/over-mijn-sterrenhemel-vraag.html
(3) http://delong.typepad.com/sdj/2008/07/jo-walton-disbe.html

1 opmerking:

Anoniem zei

Een beetje wiskunde :

De dichtsbijzijnde ster ligt op 4 lichtjaarvan ons zonnestelseldel. Het snelste ruimtevaart toestel haalt nog geen 60000 km/uur of ongeveer 17 km/sec, en dat is 18000 maal trager dan de lichtsnelheid.

Dus, met het nu snelste toestel zal het 76000 jaar duren om de dichtsbijzijnde ster te bereiken.