zaterdag 11 maart 2006

Banket

Naar ik me heb laten vertellen is iemand, ergens, op het volgende idee gekomen. De details ben ik vergeten, dus dit is een navertellen in termen die de logica bewaren, zonder noodzakelijk in detail correct te zijn.

Eerst ronden we de economische toestand in de wereld af tot bruikbare getallen. Die toestand is dan dat we met zes miljard mensen zijn. Van die zes miljard leeft één miljard in een toestand waarbij ze niet weten wat ze morgen, of zelfs vanavond, zullen eten, of wat ze hun kinderen te eten zullen geven, of in het besef dat bij de geringste tegenslag, laat staan een serieuze ziekte, hun hele familie waarschijnlijk een vogel voor de kat is.

Eén miljard anderen leven daarentegen in een toestand waarbij typische problemen zijn: dat ze overgewicht hebben, verslaafd zijn aan luxeproducten zoals suiker, alcohol of tabak, verder de files op weg naar het dagelijkse comfortabele, goedbetaalde en veilige werk, verder of ze vanavond vis, dan wel vlees, en met wat voor groenten of wijn zullen eten, en dingen zoals de erbarmelijke armoede van de dagelijkse televisieprogramma’s.

En de vier miljard daartussenin leven in omstandigheden waarbij ze geen al te opvallende verschijnselen van ziekte, of ondervoeding vertonen, waarschijnlijk vier muren (bijvoorbeeld van leem) en een dak (bijvoorbeeld van zinken plaat) boven hun hoofd hebben, en die, als het echt nodig is, en mits een dagmars en de helft van hun spaargeld te investeren, toegang hebben tot noemenswaardige medische verzorging.

En een laatste aspect van die toestand is dat een heel hoog percentage van het miljard dat het goed heeft, niet het flauwste besef heeft van deze toestand, of als ze dat besef al hebben, denken dat hun grote geluk op één of andere manier te danken is aan henzelf en hun eigen superieure eigenschappen.

En dus kwam de “iemand” waarmee dit stukje begon op het idee een groot banket te organizeren. Bij de ingang van dat banket kon men (ik neem aan: tegen betaling van de toegangsprijs) werpen met een dobbelsteen. Wie een één wierp zou het de hele lange avond doen met dertig gram gekookte rijst en een half glas water. Wie twee tot en met vijf wierp, kreeg een karige maar voldoende maaltijd voorgezet met, ik zeg maar wat, enkele glazen goedkope wijn. En wie een zes gooide schoof aan bij een feestelijke dis, met vis en vlees, met uitgelezen witte en rode wijnen, met kaas, nagerecht, en koffie, een likeur en een verfijnde sigaar.

Allemaal in één en dezelfde ruimte.

En met die worp van een dobbelsteen kregen de deelnemers geïllustreerd dat de plaats waar je geboren bent, alles bij elkaar, een kwestie van geluk is; dat de probabiliteiten om aan de goede kant terecht te komen niet bijster aantrekkelijk zijn, en dat de gevolgen van het feit ergens anders terecht te komen dat nog veel minder zijn. En dat alles gelijktijdig, in één enkele beperkte ruimte, namelijk de oppervlakte van de planeet Aarde.

Naar ik begrepen heb zie je na de afloop heel veel peinzende gezichten. Maar dat kan natuurlijk te wijten zijn aan het feit dat iemand die aan een dergelijk banket deelneemt, al vatbaar is voor het soort boodschappen die daarin verwerkt zitten.

Geen opmerkingen: