donderdag 9 maart 2006

Ruimte, en tijd

Filosofen hebben de neiging om ruimte en tijd symmetrisch te behandelen. Allebei abstracte entiteiten die je zelf niet kan waarnemen, waar je geen begin en geen einde aan ziet, maar die functioneren als het kader waarbinnen onze eigenlijke waarnemingen plaatsvinden. Ik heb zelf (hobbyfilosoof als ik ben) nooit redenen gezien om daar veel bezwaren bij te hebben.

Het lezen van de boeken van Brian Greene (een activiteit die nog altijd niet helemaal voltooid is) heeft me, al enkele maanden, zwaar aan het piekeren gezet. In een aantal opzichten (zegt hij ergens in min of meer expliciete mate) gaat de symmetrie aan het wankelen.

Als we een ruimtelijke meting doen is dat nog steeds een activiteit die plaatsvindt binnen de ruimte en de tijd. Het gaat dus om een activiteit binnen dat onvermijdelijke kader, maar voor de rest heeft de act van het meten (van ruimte, afstanden, lengtes, perspectieven...) met tijd niets te maken. We kunnen ons een weg inbeelden waar in alle eeuwigheid een stok van één meter lang naastligt, en dat stuk weg is dan één meter lang.

Als we een tijdsmeting doen, dan is dat evengoed een activiteit die zich in de ruimte en de tijd afspeelt: nog steeds is er het onvermijdelijke kader. Maar er is nog iets. Elke tijdsmeting moet beroep doen op ruimte. Wie naar de wijzers van een klok kijkt, kijkt naar een afstand, een ruimtelijk concept, en leidt daaruit af hoeveel tijd er is verlopen. Wie naar een atoomklok kijkt, meet het aantal trillingen dat gepaard gaat met bepaalde energetische processen; en trillingen zijn bewegingen in de ruimte, met hoogste en diepste punten; alweer afstanden. Wie het met een slingerklok probeert baseert zich op de hoogste punten die de slinger bij het uitzwaaien in beide richtingen bereikt, en op de afstand tussen beide: weer een beroep op een ruimtelijk concept.

Dus zijn ruimte en tijd abstracte begrippen die we niet rechtstreeks waarnemen, maar die in zekere zin oplichten als relaties tussen de waarnemingsobjecten, en die een kader voor die waarnemingsobjecten vormen. Om ruimte te meten moeten we de omweg langs de waarnemingsobjecten maken. En om tijd te meten moeten we de omweg naar de ruimte maken, en daartoe moeten we de omweg naar waarnemingsobjecten maken.

En dat gaat zo vanzelfsprekend dat we de indruk krijgen dat de wijzers van een klok tijd meten. Maar eigenlijk meten ze ruimte, en omdat ze dat aan een bij veronderstelling vaste snelheid doen, meten ze enkel indirect ook tijd.

--------------------------------------

Greene, The Elegant Universe, 2000
Greene, The Fabric of the Cosmos, 2004

Geen opmerkingen: