donderdag 27 maart 2008

Over Freudiaanse libido en (niet-)Darwininaans ontwerp

Destijds als student hield ik me vaak bezig met alle onderwerpen, behalve wat over mijn (rechten)studies ging. Zo heb ik als negentienjarige pakken Freud gelezen. En op een bepaald moment ging dat over de fopspeen van de baby (1). In het algemeen, zegt hij, zuigt de baby “om te” eten. En als we zien dat de baby verzaligd zuigt aan een fopspeen en in slaap valt zonder dat er iets te bikken viel, dan denken we hem te hebben “gefopt”.

Alleen vraagt Freud zich af of we werkelijk zijn uitgepraat. Lijkt het niet eerder alsof de baby al die energie steekt in zuigen omdat er nog een andere reden voor is dan honger – hij zuigt immers ook als hij geen honger heeft? Na een hoop vijven en zessen blijkt Freud op weg naar een theorie van een dubbele energiebron. Naast een lichaamsbehoefte als “honger” die energie levert was er ook “libido”, en die energiebron was seksueel gekleurd. Nu stond de Victoriaanse samenleving in de tijd van Freud niet erg open voor dat soort boodschappen van algemeen nut. Maar een “libido” die zich manifesteerde via een “normale” lichaamsbehoefte viel niet te erg op, dus bleef die plichtsbewust verdrongen achter die schattig “gefopte” baby: alles zoals dat in een fatsoenlijke maatschappij hoorde.

Zoals ik het begrijp is Freuds ideeëngoed een grote vooruitgang in vergelijking met de Victoriaanse moraal. En toch blijft het steken in iets dat wij tegenwoordig omgekeerd zien. Het blijft een denken dat een bepaalde anatomie, en een bijhorend gedrag, ziet als iets dat een “reden” heeft, en dat anatomie en gedrag “dienen” voor die functie: “de baby zuigt om te eten”. Dat ging nog wanneer het oog diende “om te” zien, maar werd moeilijker wanneer een mond diende “om te” eten. Als wij, die waarschijnlijk ook wel op andere ideeën komen, bedenken dat al wat niet binnen die lijnen kleurde bij de “perversies” hoorde, voelen we dat er alweer een eeuw is gepasseerd.

Destijds kreeg je dat in zeer preutse middens gedurende een generatie of wat verkocht, maar zelfs in de negentiende eeuw ging het in andere middens al mis. Juist omdat in de ogen van die middens de theorie niet klopte zocht Freud de “andere” energiebron, die via een hoop “omwegen” toch nog een “andere functie” had. Namelijk kan een mond in de vorm van zoenen toch nog een rol spelen bij de voortplanting. Maar alleen om te zoenen! Al wat buiten die lijnen kleurde hoorde nog steeds bij de perversies! En zo had Freud de bakens hoogstens een heel klein beetje verzet, en eindigde onze seksuele revolutionair zowaar met het verwijt dat hij eigenlijk een moralist was...

Zoals gezegd, hedendaagse (evolutionair geschoolde) mensen zien dat soort dingen helemaal omgekeerd. Als een gedrag een “functie” heeft zien we die als een brandpunt in een veel breder veld van mogelijke gedragingen. Het gaat immers om een proces dat blind zijn gang gaat, en niet werkt in termen van functies (“om te”). Bijvoorbeeld zien we vogels die nestelen in rotsige bodems hemel en aarde bewegen om alle witte voorwerpen in de buurt van het nest helemaal in dat nest te krijgen. Vogels die in bomen nestelen zie je zoiets niet doen. Even nadenken over “natuurlijke selectie” (2) lost het raadsel op.

Het “heel brede veld van mogelijke gedragingen” omvat het binnenboord hijsen van alle witte voorwerpen in de buurt. Vogels die dat doen halen daarmee (onder veel andere) eieren die een eindje opzij zijn gerold terug binnen. Na één generatie zal je al zien dat het percentage vogels dat gedrag heeft geërfd om eieren bij te houden stijgt. De anderen hadden immers minder eieren, en dus minder kuikens. De “functie” van dat gedrag is dus het binnenhalen van de eieren. Maar daarom heeft het binnenhalen van andere witte voorwerpen niet iets “afwijkends”, en nog minder is het een perversie. Het is gewoon een breed gedrag (“haal alle witte voorwerpen binnen”) waarin het functionele “eieren binnenhalen” meedrijft. Dat heb je met blinde processen als evolutie, het moet wel gebaseerd zijn op grote hoeveelheden overbodig gedrag en structuur – hey, het is tenslotte niet het gevolg van rationeel en “functioneel” ontwerp!

Het werkt alleen indien ze op rotsbodems nestelen, welteverstaan. Vogels die in bomen nestelen hoeven zich om eieren die uit het nest rollen geen zorgen te maken: de zwaartekracht garandeert dat ze al verloren zijn. En dat doen ze dan ook niet: een vogel in een boom die witte voorwerpen binnenhaalt kan daarmee niet via variatie, erfelijkheid en selectie meer nakomelingen krijgen – en dus gebeurt het niet.

Analoog “dient” het zuigen niet “om te” eten, en het “dient” ook niet “voor” de voortplanting, maar evenmin is al die orale activiteit een “afwijking”. Baby’s die zuigen aan om het even wat zijn als vogels die witte voorwerpen binnenhalen. Soms zal blijken dat er net één en ander te eten viel, zoals een wit voorwerp bij het nest soms een ei is. En dus proeven baby’s van zowat alles wat hun mondje passeert, als een breed gedragspatroon waarbinnen enkele functionele effecten bestaan. Aan het einde van de rit lijkt het alsof die functionele effecten de “reden” zijn van het gedrag. Maar al die andere, zogezegd niet-functionele gedragingen binnen dat veld zijn uiteindelijk even functioneel! Ze zijn immers de drager van dat beperktere stukje gedrag dat de overlevingskans bevordert. Onmisbaar - zoals je met blind verlopend proces een niet al te snuggere vogel niet aangeleerd krijgt zijn eieren terug te halen, zonder hem ineens alle witte voorwerpen te laten binnenhalen.

----------------------------------------------------
(1) Freud, Inleiding tot de Psychoanalyse, 1917, Hoofdstuk XX
(2) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2007/05/nogmaals-natuurlijke-selectie.html

Geen opmerkingen: