Ergens, ooit, denk ik iets te hebben gelezen dat gaat als volgt. Er zijn wetenschappen die gaan over beestig ingewikkelde onderwerpen, zoals de biologie gaat over levende organismen, maar waarvan de basistheorieën zeer simpele, gemakkelijk te begrijpen concepten zijn (natuurlijke selectie, kin selection, mutual support, etcetera). En anderzijds zijn er wetenschappen die met buitengewoon moeilijke theorieën (quantummechanica) buitengewoon simpele onderwerpen (bijvoorbeeld: een electron) te lijf gaan.
Ten eerste vraag ik me af of het waar is, dan wel dat ik het zelf verzonnen heb, en vervolgens mezelf voor waar heb wijsgemaakt. Een goed begin is proberen andere voorbeelden te bedenken. Kosmologie; zeker buitengewoon complex en ontoegankelijk als theorie. Klopt het eigenlijk niet dat het onderwerp, het ontstaan en de geschiedenis van het heelal, een relatief eenvoudige aangelegenheid is? Een knal, een ruwweg constante uitbreiding, initiële oneffenheden die zich vertalen in structuren als melkwegen... Ok, ok, het is complexer dan dat; maar in vergelijking met een levende cel – laat staan een hele mens, of zoiets?
En aan de andere kant van het spectrum – laden wetenschappen als economie of sociologie niet de verdenking op zich hun grafieken en tabellen te gebruiken om op “echte” wetenschappen te lijken, eerder dan omdat dat allemaal nodig is? Terwijl sociale verschijnselen in hun complexiteit op het eerste zicht eerder de biologie benaderen, dan de structuur van het atoom.
Na drie paragrafen lijkt het ruwweg wel te kloppen. Hetgeen maakt dat ik het niet zelf zal verzonnen hebben. Als ik het zou moeten opzoeken zou ik beginnen met Richard Dawkins. En anders Stephen Gould. En als ik het daar niet terugvind, dan zou ik het echt niet meer weten.