maandag 6 augustus 2012

Nog een paar "analogieën"

Na het postje over die vrolijke analogieën (1) waarmee je jezelf zo heerlijk kan lopen verwonderen vroeg iemand me of ik er dan echt zoveel kon verzinnen. En het antwoord is, ja, best wel, waarmee je alleen maar illustreert hoe waardeloos de oefening op zich is. Of ook dat je zoals elke gek een miljoen keer kan richten en dat het best wel eens raak zou kunnen zijn, maar dat dat laatste niet bewijst dat er toch iets in zit. Een beetje zoals de één of andere ambtenaar van 6000 jaar geleden misschien wel om theologische redenen beweerde dat de Aarde rond was.

Bijvoorbeeld, de wereldberoemde gedachte van het atoom als miniatuur zonnestelsel, dat heb ik echt zelf ook gedacht, toen ik daar als achttienjarige een boek over las. Gelukkig was het al een boek uit de tijd die kon waarschuwen voor de hopeloze analogie, maar ik voel nog altijd iets van de teleurstelling dat iets dat zo mooi was toch volkomen de mist inging.

Of neem deze. Er is dus de oerknal gevolgd door het uitdijend heelal. Nu heb ik ergens gelezen (zal wel Brian Greene geweest zijn, maar ik weet het niet meer) dat er een verschil is tussen (a) de materie in de ruimte beweegt zich ten opzichte van mekaar en (b) de ruimte zelf waarin die materie beweegt deint uit. Van dat laatste zou gelden dat twee voorwerpen die zich "binnen" de ruimte bewegingloos ten opzichte van elkaar zijn zich toch met meer dan de lichtsnelheid uit elkaar bewegen, gewoon omdat ze zo ver uiteen liggen dat de tussenliggende ruimte sneller uitdeint dan het licht de afstanden kan overbruggen. OK, ik snap er geen barst van, maar iets dergelijks stond er.

Nu gedraagt de materie binnen de ruimte zich niet als cirkeltjes die op een ballon getekend staan (want dan zouden ze groter worden als de ballon wordt opgeblazen) maar wel als muntjes die op de ballon zijn geplakt. Ergo, de afstanden tussen de muntjes nemen toe met het opblazen, maar de muntjes zelf niet. Maar in dat geval zal een lichtstraal die ooit is vertrokken en op dezelfde manier door de zich opblazende ballon beweegt een geleidelijk langere golflengte krijgen. En het langer worden van de golflengten is (dacht ik) equivalent met het afkoelen van de temperatuur. Dus (dacht ik) hoeft er geen verschil te zijn tussen een "uitdeinend" en een "afkoelend" heelal. Het zou best kunnen (dacht ik) dat een heelal dat alleen maar afkoelt er precies zo zou uitzien als een heelal dat uitdeint. Op een dag vertelde iemand me waarom daar wel degelijk wel een verschil tussen was, zodat "afkoelen" en "uitdeinen" twee verschillende aspecten van het universum waren, maar als oefening vond ik het best leuk.

Iets soortgelijks kan je ook proberen met "krimpen". Het lijkt me denkbaar dat we geen verschil zouden kunnen zien tussen een heelal dat uitdeint, en een heelal waarin alles evenredig met de schijnbare afstand afstand krimpt. Dus die heel kleine puntjes aan de hemel zien er klein uit omdat ze werkelijk klein zijn. Een beetje zoals het antiek wereldbeeld, misschien, waarin de nachthemel een koepel rond de Aarde was, en alles wat op die koepel stond, zon, maan, en sterren, op precies dezelfde afstand? Een schalenkwestie, als het ware; van moleculen, atomen, atoomkernen en quarks denken we toch ook dat ze zo klein lijken omdat ze klein zijn, en niet omdat ze verder weg staan? Natuurlijk denk ik ook dat een geïnteresseerde scholier het even simpel zou vinden om het verschil tussen "uitdeinen" en "krimpen" te tonen ("parallax!"); maar als analogietje voor "novicen" vond ik het alweer best wel leuk. En dat was de vraag.

-----------------------------------------
(1) http://speelsmaarserieus.blogspot.be/2012/07/ken-je-dat-gevoel-dat-je-een-mooie.html

Geen opmerkingen: