donderdag 30 juli 2009

REPOST! Speciaal voor de "Scheppingsbrochure"!

Het zal wel niet echt "done" zijn, zo'n repost, maar och, 't is er toch één uit 2,006 toen geen kat dit blog las, en het is toch ook komkommertijd... Dus waarom ook niet...

Aanleiding is het bericht dat we in Vlaanderen allemaal een exemplaar van De Scheppingsbrochure" zullen krijgen. Die werd aangekondigd in termen van "Wat gelooft u, Schepping of Evolutie?" Nu heb ik al eerder gezegd dat evolutie iets is dat je niet hoeft te geloven omdat het iets is dat je kan weten, en dat kan er ook nog wel eens bij:

http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2007/05/nogmaals-natuurlijke-selectie.html


En nu ik toch bezig ben, ik zou durven wedden dat de Scheppingsbrochure OFWEL niet zal zeggen wat "natuurlijke selectie" is, OFWEL dat als ze beweren het te zeggen, dat het dan fout zal zijn. Wedden?

http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2007/06/de-weigering-te-weten.html


Maar goed. Eén van de dingen die ik er in de rapte ook nog van las is dat er weliswaar "micro evolutie" bestond, maar dat die "beperkt bleef binnen de soortgrens". En kijk, daarover heb ik ook al eens een postje geschreven, en ik kan het niet laten om die post nog eens integraal te reposten. Hier is de url:

http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2006/12/socratische-dialoog-met-poedels.html


En hier is nog eens de tekst...

Socratische Dialoog, met Poedels

Rollen:

Dionysodorus: Sofist
Socrates: Filosoof

Sofist: “De bijbel zegt dat alle soorten zich voortplanten binnen hun soort. En inderdaad, een kat krijgt nooit hondjes, en een hond werpt nooit katjes. Bijgevolg kan de evolutietheorie niet waar zijn: de soortgrens kan niet gepasseerd worden.

Socrates: “Drommels, Dionysodorus, dat is sterk! Maar zeg me eerst eens of ik het wel goed begrijp. Dus als een hond jongen krijgt, dan zijn dat ook honden, juist?”

Sofist: “Wel, natuurlijk, Socrates, dat weet ge toch zelf ook.”

Socrates: “Zeker, maar toch, laat me even doordenken. Dus als die jongen later zelf ook jongen krijgen, dan zijn dat ook weer honden, en zo ook voor de volgende generatie, en zo voort, om het even hoe lang?

Sofist: “Het is precies zoals gij het zegt, Socrates.”

Socrates: “En dus, als van twee individuen de één een nakomeling is van de andere, om het even hoeveel verschil in tijd of generaties er is, dan horen ze tot dezelfde soort? En dat volgt allemaal uit het feit dat de soortgrens niet kan overschreden worden?”

Sofist: “Zeker, Socrates.

Socrates: “Ik begrijp het. Maar zeg me nu eens, hebt gij ook al bemerkt dat binnen een soort geen twee individuen ooit precies gelijk zijn?”

Sofist: “Dat spreekt toch vanzelf, Socrates?

Socrates: “En hebt gij ook al bemerkt dat sommige van die verschillen van vader en moeder op kinderen worden doorgegeven? Zoals wanneer blanke mensen blanke kinderen krijgen, en zwarte mensen zwarte kinderen krijgen?”

Sofist: “Zeker.”

Socrates: “En meent gij soms dat alle individuen evenveel nakomelingen krijgen?”

Sofist: “Heel zeker niet, Socrates! Dat moet gij toch ook weten, dat sommige individuen helemaal geen nakomelingen krijgen, en andere enkele, en sommige zelfs velen.”

Socrates: “Hemel, Dionysodorus, ge stelt me helemaal gerust! Dat is nu precies wat ik zelf ook dacht! En zeg me eens, waarvan hangt dat af, denkt ge, of iemand veel of weinig, of helemaal geen nakomelingen krijgt?”

Sofist: “Wel, Socrates, het kan van erg veel dingen afhangen, bijvoorbeeld, van die verschillen tussen de de individuen onderling, waarover ge het zojuist had.”

Socrates: “Maar stel dan eens dat we een kenmerk vinden dat sommige individuen een grotere kans gaf om meer nakomelingen te krijgen dan andere. En stel dat dat kenmerk ook erfelijk was. Meent ge dan niet dat met het verstrijken van de generaties dat kenmerk meer en meer zou voorkomen? Immers, als het kenmerk helpt in vergelijking met zij die het niet hebben, dan moeten er in de volgende generatie iets meer nakomelingen van individuen met dat kenmerk zien. En als dat kenmerk ook nog erfelijk is, dan moeten die individuen niet alleen met meer zijn, maar zelf ook dat kenmerk hebben. En daarna weer, en dan opnieuw, enzovoort, tot er een aanzienlijke verschuiving in dezelfde richting optreedt?”

Sofist: “Zeker, Socrates, maar dan hebben we het alleen over variatie binnen de soort! Het is niet omdat konijnen met de generaties beter kunnen lopen voor de vos, dat de konijnen daarmee in vossen veranderen.”

Socrates: “Hmmmmm, een zeer sterk punt, beste Dionysodorus, ik denk dat je me bijna overtuigd hebt. Maar toch, één klein puntje zoudt ge me toch nog moeten helpen ophelderen. We weten, omdat wij mensen daar zelf voor hebben gezorgd, dat op enkele duizenden jaren tijd, uit wolven honden zijn gefokt.”

Sofist: “Dat is zo.”

Socrates: “En een individu dat een nakomeling is van een ander individu, is altijd lid van dezelfde soort als dat eerste individu?”

Sofist: “Zo zijn we daarstraks overeengekomen.”

Socrates: “Ongeacht het aantal stappen dat daartussen zit?”

Sofist: “Zeker, Socrates, dat was de consequentie van het feit dat de soortgrens niet kan doorbroken worden.”

Socrates: “Maar als honden na al die generaties fokken honden zijn, en tegelijk, vermits de soortgrens niet kan doorbroken worden, wolven zijn, dan zijn honden eigenlijk wolven?”

Sofist: “Daar lijkt het wel op.”

Socrates: “Maar laten we dan het voorbeeld van de poedels nemen...”

Sofist: “Poedels? Bestaan er dan poedels?

Socrates: “Nu nog niet, maar over 2,500 jaar, wanneer deze dialoog zal geschreven worden (we kunnen Plato toch niet al het werk alléén laten doen?) zullen er wèl poedels zijn. Daaruit volgt: mensen zullen van sommige honden van vandaag de kleinste exemplaren kiezen, en die met het meeste krulletjes, en die er het meest snoezig uitzien in de ogen van oude dames en jonge kinderen, en die zullen ze het meeste kleine hondjes laten krijgen. En wanneer daaruit nieuwe generaties honden op de wereld komen, die overeenkomstig jouw “variatie binnen de soort” een beetje op de poedels van over 2,500 jaar lijken, dan zullen mensen daaruit wéér die individuen die meest op die poedels lijken meer nakomelingen laten krijgen dan de andere, enzovoort, generatie na generatie. En zullen er op die manier op het einde, als we dat lang genoeg hebben volgehouden, geen poedels zijn, klein, schattig, met belachelijke staartjes en krulletjes?"

Sofist: “Nu ge het zegt, ik denk het wel.”

Socrates: “Maar aangezien die poedels de nakomelingen zullen zijn van de honden van vandaag, behoren ze toch, overeenkomstig wat we zonet hebben gezegd, tot dezelfde soort?”

Sofist: “Inderdaad, Socrates, tot die conclusie waren we gekomen.”

Socrates: “En als die honden van vandaag eigenlijk ook wolven waren, en vermits het er niet toe doet hoeveel generaties later een individu nakomeling is van een ander - moeten we dan niet besluiten dat poedels eigenlijk wolven zijn?”

Sofist: “Drommels, Socrates, zo gaat dat nu altijd met die Jezuïetenstreken van u. Ge kunt maar beter oppassen dat de mensen dat niet zo moe raken, dat ze u de gifbeker doen leegdrinken.”

Doek

(Noot: Deze dialoog is geïnspireerd op discussies die zich werkelijk hebben afgespeeld tussen een Getuige van Jehova en ikzelf, ongeveer in het jaar Onzes Heeren 2,005, op de nieuwsgroep nl.religie. Het grapje met het vergiftigen op het einde is niet iets waarmee de creationist heeft gedreigd, maar een knipoog naar de historische gebeurtenissen van lang geleden.)

Geen opmerkingen: