maandag 13 juni 2011

Sprint

Ons huis ligt naast een straat die een stuk hoger ligt dan een beek, op zijn beurt een onderdeel van het systeem van de Leuvense vaart, die parallel met de straat loopt, zeg op 150 meter afstand van het voetpad.

Het gevolg is dat onze achterdeur niet rechtstreeks in de tuin uitkomt, maar dat je eerst een trapje moet nemen. En dat dat trapje bereik je op zijn beurt niet door gewoon de deur uit te wandelen, maar pas nadat je eerst langs de breedte van het huis over een "terras" (het is te smal om de naam waardig te zijn) hebt gewandeld.

Om op de meest zonnige plaats van de tuin te zitten moet je een dertig meter vanaf het einde van de trap de tuin inlopen: en dat is precies wat we meestal doen, en dat is ook wat we gisteren in die zonnige voormiddag gedaan hadden. Dus papa zit met zijn gezicht in de zon en ziet ineens, vertederd glimlachend, tussen zijn half toegeknepen ogen en de bladeren van enkele bomen en struiken de gele bloes van peuter Simon in de deuropening verschijnen. De volgende zeer kleine fractie van een seconde later ziet papa door wijd opengesperde ogen dat peuter Simon niet normaal rechtop staat, maar blij lachend op zijn loopautootje zit, waarmee hij aan ongelofelijke snelheden ongelofelijke afstanden kan afleggen.

En aan het einde van het stukje "terras" ligt de trap van een tiental treden, en daaronder liggen de harde kiezels van een stuk oprit.

Ah, dus zo voelt dat wanneer je net op de Olympische Spelen de gouden medaille van de 100 meter sprint hebt gewonnen.

Geen opmerkingen: