donderdag 20 december 2007

De Rode Plein Swap

Aangezien ik af en toe voor collega’s in de bank “lezingen” geef over de wisselmarkten voel ik daar al enkele jaren bepaalde ideeën over kristallizeren. Meestal hebben dat soort presentaties iets technisch. In de wisselmarkten doen we aan kopen en verkopen, en dan zijn er nog de opties. Veel mensen reageren schichtig wanneer ze het woord “opties” horen. Ze denken dat we het pad van de rationaliteit verlaten en in de wereld van toverhoeden, zwarte magie en voodoo praktijken duiken. Het bijhorende jargon helpt niet. Calls! Puts! En heb ik de “exotics” al vermeld?

Mij gaat het er altijd om de toehoorder niet zozeer jargon en technisch inzicht bij te brengen, maar om ze te doen begrijpen waar het om gaat. Ik vind altijd dat ik in mijn opzet geslaagd ben wanneer ze begrijpen dat opties geen gigantische stap weg zijn van de “rationaliteit”, maar integendeel een klein, gemakkelijk begrijpbaar pasje dat niets anders dan technologische vooruitgang vertegenwoordigt.

De geregelde lezer van Speels maar Serieus is niet verbaasd dat mijn favoriete techniek het “overzicht op de grootst mogelijke schaal” is. Als ik dierf kregen ze een speech over het ontstaan van het leven en de beschaving van Sumer op hun dak! Maar ik durf niet. Op bescheidener, maar volgens mij nog altijd aantrekkelijke schaal heb ik een idee voelen ontstaan dat ik de “onvermijdelijkheid van de markten” zou noemen. Het idee is dat je vanaf een zeker niveau van economische organizatie uitwisseling zal zien. De manier waarop wij, neoliberalen dat willen doen, is door wat we “de markt” noemen.

Op een “markt” is er vraag: mensen die iets nodig hebben. En er is aanbod: mensen die iets kunnen leveren. En tenslotte is er de prijs waartegen transacties tot stand komen. Op een vrije markt is die prijs het punt waar vraag en aanbod in evenwicht zijn. Als er meer vissen zijn dan mensen die vis willen eten, dan daalt de prijs van de vis. De vissers moeten immers zo snel mogelijk hun vis kwijtraken, die anders rot. Maar als meer mensen vis willen dan er vis is, dan stijgt de prijs van de vis. De kopers zullen in hun haast vis te pakken te krijgen tegen elkaar beginnen opbieden.

Kortom, de prijs van de vis is (a) een cijfer dat (b) beweegt. En daarmee kunnen wij in de markten zaken doen! Als de prijs nu 10 is kunnen wij onder elkaar, los van enige reële vis, daarop contracten afsluiten. Ik “koop” dan een stuk papier dat een vis voorstelt, en iemand anders “verkoopt” mij dat stuk papier en onze prijs is “10”. En dat zonder dat we die 10 werkelijk betalen! Het is puur een spel: iedereen kan een vis op een stuk papier tekenen, en iedereen kan doen alsof hij dat stuk papier koopt en er 10 voor betaalt, respectievelijk dat hij dat papier verkoopt en er 10 voor ontvangt. Totaal los van de vraag of er veel of weinig, of helemaal geen vis is.

Het spel wordt evenwel serieus wanneer de deelnemers elke vrijdag gaan kijken naar de werkelijke vismarkt. Stel dat er weinig vis was, en de visprijs is nu 12. Dan zal ik het papier dat ik voor 10 (de prijs van toen) “gekocht” heb aan mijn “verkoper” teruggeven aan 12 (de prijs van nu) en het verschil van 2 zal hij mij wel degelijk betalen. Kortom, zonder ook maar één vis te zien en zonder één euro op tafel te leggen maak ik winst met de gestegen visprijs.

Maar als er heel veel vis was, en de prijs was gezakt naar 7, dan zal ik mijn voor 10 “gekocht” papier weer “verkopen” aan 7, en ik zal werkelijk 3 betalen, en de verkoper zal zonder ook maar één vis te zien winst gemaakt hebben door de dalingen van de visprijs.

Heeft de niet-financiëel onderlegde lezer het begrepen? Dan heeft die lezer het principe van de future begrepen! Proficiat!

Minder neoliberale geesten vinden dat zonder meer weerzinwekkend. Speculatie! Profiteren op de kap van de arme consument (als het stijgt) of de uitgebuite visser (als het zakt)! En dus pakte (bijvoorbeeld) het Russisch communisme het anders aan. Ze decreteerden dat de markten niet de prijzen mochten laten fluctueren om vraag en aanbod in evenwicht te houden, maar dat die prijzen vast moesten liggen "in het belang van de zekerheid van de consument en de producent".

Zo gezegd, zo gedaan. Alleen, als de prijzen niet langer voor evenwicht kunnen zorgen – waar moet dat evenwicht dan vandaan komen? Bijvoorbeeld, toen de graanprijzen, in het belang van de stedelijke consument erg laag werden gehouden vonden de landelijke producenten het niet de moeite om hun graan (aan die lage prijzen) te leveren. En dus verstopten ze de voorraden om ze op de zwarte markt te verkopen, of ze voerden ze nog liever aan de beesten (als ze de vleesprijzen wèl aanvaardbaar vonden), maar in ieder geval: ze kwamen niet bij de stedelijke consument terecht, en dus waren vraag en aanbod niet in evenwicht. En dus was er schaarste, en stonden de mensen op het Rode Plein in lange rijen aan te schuiven.

Natuurlijk, hoe groter de schaarste, en hoe meer de overheid moest interveniëren om de distributie te organizeren, hoe langer ook de rijen. En dus variëerden niet langer de prijzen, maar wel de lengtes van de rijen op het Rode Plein.

En daarmee kunnen wij in de markten zaken doen! Ik zou een stuk papier kunnen “kopen” met daarop geschreven het cijfer 10 – hetgeen per definitie betekent dat iemand me dat stuk papier “verkoopt”. Elke vrijdag zouden wij, desnoods via de spionagesatteliet kunnen tellen hoeveel mensen er op het Rode Plein staan te wachten bij de bakker. Als er schaarste is, en de rij is opgelopen tot 12, dan verkoop ik mijn papier terug aan de persoon die het mij verkocht had, en die betaalt me het verschil van 2 ook werkelijk uit. Zonder dat ik ook maar één minuut vroeger uit de veren moet kan ik winst maken door de gestegen prij- oeps, ik bedoel, door de gestegen lengte van de rijen op het Rode Plein.

Ongetwijfeld vinden minder neo-liberale geesten dat alweer weerzinwekkend. Maar daar gaat het me niet om. Het gaat me er wel om dat het niet volstaat om af te kondigen dat de markten niet langer kunnen bewegen om te maken dat het werkelijk zo is. Het gaat er om te tonen dat dat afkondigen één grote illusie is, en dat het ook een illusie is onzekerheid bij wet te verbieden. Onzekerheid is er ondanks alles toch; altijd, overal, onvermijdelijk. Wij, neo-liberalen vinden dat de vrije markt de beste manier is om met onzekerheid om te gaan. Misschien hebben wij dat mis. Maar we hebben het niet mis wanneer we opmerken dat we er mee zullen moeten omgaan. En dat is het punt waarop mijn toehoorders altijd beginnen te begrijpen waarom, en hoe, we ermee omgaan in de wisselmarkten.

2 opmerkingen:

Koen Vervloesem zei

Schitterende tekst! Als de uitgevers van de dummies-boeken nog een auteur zoeken voor 'Wisselmarkten voor dummies', hebben ze hun man in jou gevonden.

Ivan Janssens zei

Goeie tekst. Toepasbaar ook op de ene markt die meer beantwoordt aan de kenmerken van de Russische economie dan de vrije Westerse : de arbeidsmarkt. Die arbeidsmarkt is in feite geen markt, mag dat volgens sommigen niet zijn, want arbeid is geen "commodity". Zo beweren ze.

Wat is het resultaat? Werkloosheid. Een gewone vrije markt is een kopersmarkt. De consument heeft het voor het zeggen. Geen wonder ook dat de producenten er alles aan doen om producten te verkopen: lage prijzen, hogere kwaliteit, maar ook reclame-inspanningen. Als het maar verkoopt, want daar zit hun winst. Als je met een verkopersmarkt zit, zoals in Rusland onder het communisme, moet je van die consument niets aantrekken. Gewoon de productiequota halen, op welke wijze ook. Gevolg: schaarste en lange wachtrijen.

De arbeidsmarkt is ook een "verkopersmarkt", zelfs nu nog in het Westen. De "commidity" is in dit geval arbeid. En dus ontstaat er geen evenwicht tussen vraag naar en aanbod van arbeid. Gevolg : schaarste, wat zich in de praktijk vertaalt in werkloosheid. Maar dus van de arbeidsmarkt een echte vrije markt waar vraag en aanbod vrij spelen. Dan wordt dit ook een kopersmarkt: arbeid niet langer schaars.

Hoe kun je dat doen? Basisinkomen, of werknemersparticipaties. Het eigenaardige van de zaak is: je maakt van arbeid weliswaar een commodity (en dat is niet naar de zin van de vakbonden), maar dat doe je precies door arbeid meer macht te geven, want door inkomen en arbeid van mekaar los te koppelen, moet men niet langer bedelen voor een job.