woensdag 5 december 2007

"Filosoferen over Evolutie: Toeval": vervolg

Verschillende lezer voegden bedachtzame commentatoren toe aan mijn stelling uit de vorige post (1); de stelling dat je niet kan beweren dat evolutietheorie "eigenlijk" neerkomt op een verklaring dat het "allemaal" toeval is. Terwijl "toeval" een gemakkelijkheidsoplossing is die niet wezenlijk verschilt van de stelling "God heeft het gedaan" (2). Immers, wat je ook ziet, je kan altijd beweren dat God, resp. "toeval" het zo in elkaar heeft gezet - en jezelf heel slim voelen.

Mijn idee was (en is) dat dat laatste een terecht verwijt zou zijn, indien het tenminste van toepassing was. Maar (zegt mijn opinie), het verwijt is niet van toepassing op evolutietheorie, vermits die helemaal niet beweert dat het allemaal toeval is. De theorie zegt dat het allemaal via "natuurlijke selectie" is verlopen, en dat kan je van geen kanten reduceren tot "toeval".

Daarop zijn dus die bedachtzame commentaren gekomen. De lezer begrijpt vermoedelijk wel dat ik (enerzijds) wel wat heb nagedacht over die conclusie van me, maar dat ik er (anderzijds) geen absolute zekerheid van wil maken. Misschien schiet mijn inzicht tekort en sta ik hier op het punt iets bij te leren over evolutietheorie? De lezer begrijpt waarschijnlijk ook wel dat het voor mij geen existentiële kwestie is als "het" misschien wel allemaal "toeval" was - ik ben tenslotte geen creationist?

En dus heb ik die commentaren voornamelijk gelezen in termen van "moet ik mijn opinie aanpassen?". Nu zaten er een paar dingen tussen die ik begrepen heb maar die me niet mijn opinie doen veranderen. Zoals Axxyanus en Koen opmerkten, sommige dingen die je deterministisch kan beschrijven zijn mogelijk wel degelijk toevallig. Maar zoals ik dit zie en begrijp is dat nu juist mijn punt. We weten niet of de "input" (zoals koen het noemt) van het mechanisme een kwestie van toeval is, en dus hebben we een theorie die werkt als het een kwestie van toeval is, en die ook werkt als het geen kwestie van toeval is.

Maar als we een mechanisme hebben dat zowel werkt in een wereld die toevallig is als in een wereld die dat niet is - hoe kunnen we dan beweren dat het van toeval afhangt?

Als ik me niet vergis is het volgende een goede analogie. In de kosmologie is het ontstaan van melkwegstelsels een kwestie van verdeling van materie op een welbepaald punt in de vroege geschiedenis van de kosmos. Als de materie perfect gelijkmatig verdeeld was zou ons heelal een soort inert gas van waterstof en wat helium geweest zijn. Maar zoals het er nu uitziet moet die verdeling oneffen geweest zijn, want het resultaat is helemaal geen inerte gaswerk, maar wijzelf.

Die oneffenheid in de verdeling van de materie vraagt om een verklaring. Maar voor zover ik weet hebben we daar geen antwoord op. Voor zover ik weet lijkt het er op dat de oneffenheden wel een kwestie van random afwijkingen van een normale verdeling kunnen geweest zijn. Ze waren klein genoeg om "toevallig" te kunnen optreden, en groot genoeg om een gigantische impact te hebben op de geschiedenis van het universum.

Neem aan dat dat een goede beschrijving is van de stand van zaken in de kosmologie, desnoods ergens in het verleden. Volstaat dat om te beweren dat de kosmologie zegt dat het allemaal een kwestie is van toeval? Volgens mij is de toestand precies analoog. De kosmologie zegt hier hoogstens dat een bepaalde "input" een toevalsfactor kan geweest zijn (maar we weten het niet), en voor de rest zit er heel veel causaal denken in. Het kan overigens ook wel zo zijn dat God die oneffenheden atoom per atoom zo heeft geregeld. Zoals Koen heel juist zegt, dat idee voegt niets aan onze kennis toe. Maar het demonstreert wel, vind ik, dat de kosmologie een theorie is die werkt in een wereld die toevallig in elkaar zit, en ook in een wereld die niet toevallig in elkaar zit.

En volgens mij toont dat mijn punt, precies zoals in de evolutietheorie.

Er was ook een commentaar van Tonny, en daarvan vraag ik me veel meer af of ik er mijn opinie moet om veranderen. Tonny herinnert aan het punt dat Stephen Gould ook maakt in zijn Wonderful Life (1,989). Als je de film van het leven opnieuw zou afdraaien, beginnend 3.6 miljard jaar geleden, en in precies dezelfde omstandigheden, dan zouden de myriaden kleine "toevallige" gebeurtenissen die zich al die tijd voordeden maken dat het resultaat er heel anders zou uitzien.

Volstaat dat niet om te erkennen dat de hele theorie uiteindelijk een toevalsproces is? Op het eerste zicht kan ik me nog altijd terugtrekken achter "we weten niet of al die myriaden gebeurtenissen inderdaad toeval zijn, we weten hoogstens dat de theorie ook werkt indien ze allemaal toeval zijn". Maar toch, al die commentaren, en het meest de herinnering door Tonny aan het standpunt van Gould, maken dat ik toch nog over de stelling blijf nadenken.

---------------------------------------
(1) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2007/12/filosoferen-over-evolutie-toeval.html
(2) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2007/07/het-falen-van-de-hogere-machten.html

2 opmerkingen:

Koen Vervloesem zei

Ik begrijp je punt wel, voor het mechanisme maakt het inderdaad niet uit of de input toevallig is of niet, dus het mechanisme van evolutie hangt inderdaad niet af van toeval. De theorie van evolutie houdt echter meer in dan het mechanisme van evolutie. En voor die input zijn er dus twee mogelijkheden: ofwel is die willekeurig (toevallig), ofwel zit er enige (eventueel verborgen) regelmaat in. Nu, uit de algoritmische informatietheorie volgt dat willekeurige inputs veel vaker voorkomen dan inputs met regelmaat in. Als we dus niets weten over de bron van die input, is het rationeler te veronderstellen dat ze willekeurig is. Dit is eigenlijk gewoon een variant van het scheermes van Ockham.

Koen Robeys zei

Wel, daar heb ik het eigenlijk in mijn jongste (zaterdag 8 dec 07) post over: dingen die we (nog) niet kunnen weten reken ik niet echt tot de betrokken wetenschap. Het is dan eerder een filosofische kwestie. Een beetje zoals "wat is ruimte" en "wat is tijd" en "wat veroorzaakt zwaartekracht" voor Newton filosofische kwesties waren, die pas later tot de wetenschap konden gerecruteerd worden.