dinsdag 13 januari 2009

Girard, Dostojevski en "het ondergrondse"

De tekst van een tijdje geleden waarin René Girard bij de biographie van Dostojevski een aantal merkwaardige vragen stelde (1), had in zijn oorspronkelijke vorm ook een vervolg. Girard liet namelijk niet alleen zien dat die vragen er waren (je kan ons menselijk sociaal gedrag niet verklaren met simpele modellen gebaseerd op, bijvoorbeeld, rationaliteit). Een beetje zoals Freud of Marx een eeuw daarvoor probeerde Girard ook antwoorden te geven, door te graven naar wat er zich “onder de oppervlakte” van dat sociaal gedrag afspeelde. Want of het nu om de hoogstaande wereld van het artistiek genie ging, of de banaliteit van het leven als functionaris, de overeenkomsten waren opvallend groot… Ziehier dat vervolg.

Van het duwen en trekken in de wereld van literaire grootheid naar het onbeduidende gekonkel van de wereld van ambtenaren en bureaucraten blijkt maar een kleine stap te zijn. Of we nu de werkelijke aanwezigheid van grootmeesterlijk talent in de literaire hiërarchie in twijfel trekken, of de werkelijke aanwezigheid van verdienste in de administratieve huishouding; structureel ziet de toestand er precies hetzelfde uit:

"Pour comprendre les hantises des petits fonctionnaires dostoïevskiens, il faut songer à la bureaucratie tsariste au milieu du XIX° siècle, à sa hiérarchie très stricte, à la multiplication des emplois inutiles et mal payés. Le processus de 'dépersonnalisation' subi par la masse des fonctionnaires subalternes est d'autant plus rapide, efficace et sournois qu'il se confond avec les rivalités féroces mais stériles engendrées par le système." (2)

Veel fantasie om het verband met wat we ook in heel andere tijdperken te zien zullen krijgen is er niet nodig. De zorg om het bestaan duwt de mens in één van de vele "nutteloze en slecht betaalde" postjes van het systeem, van waaruit hij zich tenminste in de strijd om voedsel en onderdak in de rug gedekt weet. En waar nu juist Dostojevski oog voor had, was dat het opzoeken van deze rugdekking alleen maar het begin van nieuwe reeksen moeilijkheden betekende.

De verschillende onbeduidende ambtenaren krijgen elkaar niet minder in het oog dan de deelnemers aan literaire salons, en het spel van streven en blokkeren, van ondergeschiktheid en dominantie kan beginnen. En opmerkelijk genoeg bestaan alle persoonlijke problemen van al die mensen er in, dat ze zich meer van elkaar willen onderscheiden naarmate de buitenstaander minder in staat is het verschil te zien tusen al die individuele ambtenaren.

"L'orgeuil souterrain, chose étrange, est un orgeuil banal. La souffrance la plus vive provient de ce que le héros ne parvient pas à se distinguer concrètement des hommes qui l'entourent. Encore prend il peu à peu conscience de cet échec. Il perçoit qu'il est entouré de petits fonctionnaires qui ont les mêmes désirs et subissent les mêmes échecs que lui. Tous les individus souterrains se croient d'autant plus 'uniques' qu'ils sont, en fait, plus semblables." (3)

Ver weg dus van het punt waar het Streven van de Geest de vonken er doet afspatten ligt het domein van de ambtenaar, incarnatie van alles wat er maar gewoon of zelfs banaal is aan het leven. Desondanks blijkt dat het ook daar behoorlijk kan gisten. Ook wie zich alle dagen naar een werk begeeft waarvan het nut hem niet altijd even duidelijk is, ontwaart om zich heen de andere subjecten die zomaar de sleutel naar het onovertroffene, het sublieme, het goddelijke in handen lijken te hebben:

"Dans Le Double, il divise nettement en deux groupes les séries d'individuations délirantes qui paraissent défier le classement. Le second n'est que l'envers négatif du premier, l'esclave après le maître, le néant après la divinité. Il y a deux moments, l'un d'exaltation, l'autre de dépression et ils ne cessent d'alterner." (4)

Natuurlijk is het niet moeilijk om het onbeduidende van het spel van al die lagere ambtenaren te doorzien. Evengoed ziet het beeld er van binnen uit, bekeken door zij die aan het spel deelhebben, er heel anders uit. De fascinatie voor de positie van de anderen oefent een zodanige druk uit dat het gebeuren voor de deelnemers even belangrijk wordt als de vraag wie zich bevindt op het punt waarop hij zichzelf als het hoogste punt van creativiteit en originaliteit mag beschouwen.

In Dostojevski's vroege romans draait de begeerte nog enigszins voorspelbaar rond het man-vrouw strijdperk. Zo komt de traditionele visie in deze vroege romans haar plaats opeisen, het begeerde object wordt nog altijd begeerd op basis van de oude subject-object relatie. Alleen is er van bij het begin iets merkwaardigs aan de hand. De klassieke driehoek, waarbij het subject zijn begeerde object zal willen verdedigen tegen de opdagende rivaal, komt van bij het begin in een vreemd licht terecht:

"Dans la seconde partie de la nouvelle, Troussotzky décide de se remarrier; il cherche à mêler Veltchaninov à l'entreprise. Il ne peut pas adhérer à son propre choix tant que le séducteur patenté n'en a pas confirmé l'excellence, tant que celui-ci ne désire pas, en somme la jeune fille qu'il désire lui-même." (5)

De held kan maar niet besluiten wie het voorwerp van zijn verering zal worden, zonder dat iemand anders het hem aanwijst; de rivaal (die eerder met de eerste vrouw van de held was aan de haal gegaan) is een onmisbaar onderdeel van het tot stand komen van de begeerte. En dus zien we hoe zich op de oeroude kwestie van de mannetjes en de vrouwtjes iets ent, dat we gemakkelijk over het hoofd hadden kunnen zien, indien Dostojevski er niet zelf zo hardhandig met zijn neus was opgedrukt. Het streven naar de prijzen van deze wereld komt neer op het zich positioneren ten opzichte van de andere deelnemers.

Ziedaar; einde fragment. Bij het herlezen merk ik dat ik de redenering in nogal grote stappen neerzet; maar omdat ik de tekst wil laten zoals hij was vat ik het maar als commentaar achteraf samen. Het eerste fragment had al laten zien hoe de "rationele" benadering op problemen botste. De "rationele benadering" kan leven met opgehemelde genieën en neergehaalde windbuilen, maar het kan niet verklaren waarom genieën zouden neergehaald worden (of windbuilen opgehemeld). Hier zien we precies hetzelfde gebeuren op het niveau van het alledaagse gedrag van doordeweekse mensen (wijzelf, dus, evengoed als genieën als Dostojevski). We kunnen ons iets voorstellen bij de aantrekkingskracht van fascinerende persoonlijkheden of posities, maar we kunnen niet begrijpen waarom heel banale postjes of figuurtjes er in de ogen van anderen zo aantrekkelijk kunnen uitzien. Terwijl een blik onder het oppervlak de problemen oplost. Zoals de deelnemers aan het literaire spel op zoek waren naar erkenning van zichzelf, vermomd als "objectieve" en "rationele" verhoudingen, zo gaat de strijd om onbeduidende postjes om dezelfde erkenning, die er juist daarom niet minder subliem uitziet.

Maar, zegt René Girard, in zijn vroege werk doorziet Dostojevski nog niet met zijn verstand wat zijn intuïtie hem al heeft doen voelen. De adembenemende banaliteit van alles wat er in de ogen van de deelnemers zelf als "het sublieme" uitziet duwt ze genadeloos naar de moeder van alle paradoxen: "hoe meer ze op elkaar gelijken, hoe meer ze van elkaar willen verschillen". Dat kan Dostojevski, de kunstenaar, laten zien in beelden als de officier die zijn "geliefde" pas als geliefde herkent wanneer een ander dreigt er met haar vandoor te gaan. Maar Dostojevski, de filosoof, schiet nog tekort in zijn inzicht; blijft steken in een subject/object ("mannetje/vrouwtje") relatie, en dus raakt hij in verwarring als hij probeert te begrijpen en interpreteren wat hij zeer goed heeft gezien en gevoeld. Terwijl hij al laat zien dat een rivalizerend subject een doorslaggevende rol speelt blijft hij nog beweren dat het klassieke patroon de zaken bepaalt...

Daarmee was die oorspronkelijk tekst nog niet uitgeput. Eén dezer komt er nog een stukje waarin Dostojevski uiteindelijk toch nog een stuk verder raakt...

------------------------------------
(1) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2008/12/ren-girard-en-dostojevski.html
(2) Girard, Dostoievski du double à l'unité, in: Critique dans un souterrain, (II), chapitre 2
(3) Girard, Dostoievski du double à l'unité, in: Critique dans un souterrain, (II), chapitre 2
(4) Girard, Système du délire - à propos de L'anti-Oedipe, in: Critique dans un souterrain, (VI)
(5) Girard, Dostoievski du double à l'unité, in: Critique dans un souterrain, (II), chapitre 2

Geen opmerkingen: