Bijna zat ik alweer boos op mijn paard, toen iemand me vertelde: "wat jij in die Science Fiction ziet; ik weet het echt niet". Snobisme! Moei je met je eigen zaken! Nog zo een paar! Alleen, ik had het, weer eens, verkeerd begrepen. Het was ongeveer bedoeld zoals ikzelf maar niet kan begrijpen waarom klassieke muziek, die me van Bach tot (en met) Rachmaninov en Mahler kan verrukken; werkelijk in hoger sferen brengen, zomaar is opgehouden met zelfs maar proberen haar muziek nog mooi te maken ook. Dus als heel serieuze mensen me verzekeren dat het toch allemaal (etc etc), dan wil ik gerust geloven dat het aan mij ligt. Maar wat ze er in zien; ik weet het echt niet - en niemand hoeft daarover op zijn paard te zitten.
Zo ook dus de kennis, die alleen maar vertelde dat hijzelf er niet bij kon. Dus we begonnen er zowaar een gesprek over , en in feite, als ik er even over nadenk... Ik denk bijna hetzelfde als hij! Zoooveel infantiele verhaaltjes, zoveel quasi inhoudsloze pogingen om "de toekomst te voorspellen", zoveel clichés, ik weet het niet maar ik vraag me af: komt dat nu echt in al die andere genres ook op deze schaal voor?
Hoe dan ook, bij mij passeert er af en toe een SF auteur waar ik heel veel plezier aan beleef. Dat is dan een plezier dat verder gaat dan het goed verhaal, dat ik overigens ook erg belangrijk vind. Om één of andere reden kan ik er soms de "schok" in vinden, dat "exploderend perspectief", dat happen naar adem waarvoor ik normaal filosofie of geschiedenis lees. Dus is de vraag: wie zijn die auteurs en, veel sterker nog, hoe en waarom bezorgen ze me dat gevoel?
Het is begonnen met Jack Vance. De puber in mij las al graag ruimteslagen en ontmoetingen met onaardse beschavingen, maar die Duivelsprinsen van Jack Vance... Dat gevoel van verre reizen, van altijd onderweg zijn, geregeld terugkomend op dezelfde plaats, en dan weer weg. En af en toe toch een beetje langer op eenzelfde wereld, waar je andere culturen en andere gebruiken leer kennen, lokale cuisines, vreemde dranken, mysterieuze spelen, bizarre ondernemingen. Altijd overgoten met die melancholie, heel vaag soms, bijna onmerkbaar, en soms naar de keel grijpend sterk. Ik vermoed dat het mij dat perspectief bezorgde waarin onze decennia rondom het jaar 2000 ook maar een heel vergankelijk moment in de geschiedenis zijn. We zijn zelf kinderen geweest; we zijn jonge volwassenen geweest die dachten dat de wereld voor eeuwig was, en stilaan zien we onze eigen kinderen groter worden en groeit dat besef: ooit zullen mensen van de toekomst naar onze tijd, naar onze problemen en naar onze beslissingen kijken, zoals wij naar de problemen en beslissingen van het verleden kijken. En hoe kan je je iets inbeelden dat je tenminste een beetje realistisch een toekomstig wereldbeeld bezorgt, van waaruit je glimlachend kan terugdenken aan de tijden van het wiel, het kromzwaard, de eerste maanlanding of de digitale computer, als het niet de Science Fiction was?
Hedendaagse auteurs creëren vaak nog heel andere perspectieven. In de "the Culture" serie van Iain Banks vind ik de meeste boeken heel erg doenbaar, tot soms erg goed. Je moet het maar gewoon geloven dat quasi menselijke organismen heel vaak onafhankelijk van mekaar zijn geëvolueerd, overal doorheen de melkweg; en dus sta je voor het enorme filosofisch probleem: als dat je per beslissing van de schrijver wordt meegedeeld - analoog aan empirische waarneming: je hoeft het niet te geloven, maar wat zou je doen als je het gewoon voor je ogen kon zien? -wat voor rationele verklaring zou je daarbij kunnen bedenken? Verder zijn er genoeg andere soorten "aliens"; laatst passeerden er nog een stel "insectoiden". (Bij Banks heb ik altijd het gevoel dat hij gebruik maakt van de cliché's als een soort zelfrelativering.) Natuurlijk begin je ermee ze wantrouwig te bekijken, maar geleidelijk ontdek je dat ze best wel erg vertederend zijn. Maar hoe zouden insectoiden, of visachtigen, of octopussen, al die stadia van dierlijk naar intelligentie en beschaving kunnen doorlopen?
In mijn eigen dagdromen spelen zich conversaties af tussen een menselijk karakter en een "alien". Mijn aliens kunnen niet volgens tienduizend verschillende blauwdrukken ontstaan, dus bij mij zal je niet veel trosogen of tentakels vinden: deze alien is een viervoeter. Maar tweepoters (wij, dus) zijn, gebaseerd op in algemene "wetten" uitdrukbare regels, een risicogroep als het aankomt op sociaal gedrag. Gevaarlijk als het gaat om neiging tot gewelddadigheid en agressie en dat soort dingen. Dus wanneer de echte, originele, absolute slechteriken van het verhaal hun opwachting maken zal je ze echt niet verwarren met menselijke gestalten. Maar het zijn tweepoters, en de alien zegt ergens een beetje sip dat ze van alle vele biostructuren die hij kent toch het meest op de mens lijken.
Geloof me maar dat dat allemaal tot serieuze filosofische kwesties leidt, zoals hoe de mens met zijn ietwat ongelukkige anatomie toch ook een hoop rehabiliterende eigenschappen heeft.
Natuurlijk is dat allemaal puur speculatief. Natuurlijk kunnen serieuze geïnteresseerden dat perfect schouderophalend laten passeren. Een beetje zoals mensen zich helemaal niet kunnen interesseren voor hedendaagse "klassieke muziek", omdat het nu eenmaal helemaal niet "mooi" is. Maar mij geeft het een gevoel dat je met een soort intuitie kan benaderen wat je met rationele middelen niet kan: we kennen nu eenmaal alleen maar de verschillende beschavingstakken die zijn gegroeid aan de ene boom van één enkele intelligentie. Nu, aan het einde van een hoop rechtvaardigingen die ik allemaal als waar beschouw wil ik best wel toegeven dat ik Science Fiction gewoon kan waarderen om het goed verhaal. En mijn kennis, die leest graag detectiveromans.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten