Vorige week, ik schreef het al, was het hier een moeilijk week-end. Met koorts, hoofdpijn, misselijkheid en slappe beentjes bleef ik full time aan de slag: de verbouwingen gingen vroeger beginnen dan verwacht. Overigens was ik ook de voorafgaande dagen niet thuisgebleven, want toevallig zat ik in het buitenland toen de aanval toesloeg, en meer dan “wat vroeger naar je hotel” zit er dan ook niet in. Momenteel zijn de werken goed vertrokken, en zijn er heel wat minder klussen, en dus zit ik nog wat te mijmeren bij vorige week.
Midden in die tekst vol zelfbeklag waren er twee boeken die zomaar in mijn hoofd opkwamen. Het eerste was The Forgotten Soldier van Guy Sajer. Die is ongeveer 16 jaar als hij (zoon van een gemengd Frans-Duits echtpaar) rond 1,942 voor het Duitse leger naar het oostfront vertrekt. En hij komt terug met letterlijk ongelofelijke verhalen: ten eerste, hij leeft nog (na drie jaar oostfront, dus). Ik heb het eens gevraagd aan iemand die heel wat gestudeerd heeft op die woelige tijden, en het ziet er naar uit dat het boek toch wel authentiek is. En dus kan je je er niets bij voorstellen, wanneer de schrijver vertelt hoe hij in zijn putje zit, en merkt dat de takken beginnen te kraken bij min dertig, maar dat de stenen pas beginnen te kraken als het min vijftig is: hij weet dat omdat hij er zelf bij was.
Drie van die winters maakt hij mee, het grootste deel van de tijd al op de terugtocht. Je zit in je greppeltje en je hebt nog drie Panzerfaustgranaten, en opeens hoor je het gekletter dat je maar al te goed kent, en je ziet dertien Russische tanks van eerste kwaliteit op je afkomen, en achter je ruist de Oostzee. Taak: verzin een manoeuvre (en voer het uit) zodat je enkele weken later door de Amerikanen wordt gevangen genomen, hetgeen het voordeel heeft dat je niet ter plekke wordt neergeknald, en dat ze je nog te eten geven ook.
Maar dit terzijde. Ook Sajer maakt een moment mee dat hij rillend van de koorts, met slappe benen en barstende hoofdpijn aan de slag moet. Immers, daar zijn alweer die eerste kwaliteit Russische tanks die op de linies afkomen, en de kracht van de artillerie is zodanig dat jij, in je greppel, heen en weer gesmeten wordt als een erwt in een trommel. En dus kan jij, koortsig of niet, van onder je soldantenjas en je paardendeken komen kruipen, en bij min tientallen graden proberen ze tegen te houden voor ze gewoon over je heen rijden.
En daar zat ik allemaal aan te denken toen ik mijn tekstje schreef, dat tekstje vol zelfbeklag, over hoe ik niet eens in mijn bed kon liggen, en het was nog wel week-end!
Maar daarmee was het niet eens gedaan. Het andere boek waaraan ik moest denken was Primo Levi, Is dit een Mens. Levi is een Italiaanse jood die in 1,944 als zodanig wordt opgepakt en zichzelf terugvindt in het concentratiekamp van Auschwitz. Daar krijg je elke dag één kleine, zeer kleine homp “brood” (wij zouden het waarschijnlijk nog niet aan de kippen voeren) en één zeer kleine portie “soep”, en daarmee verricht je de hele dag zware arbeid. Bijvoorbeeld, zware houten en stalen balken dragen, hetgeen op uitgemergelde schouders natuurlijk nog veel moeilijker en pijnlijker is.
Met dat soort rantsoen heeft iederéén al snel slappe benen, barstende hoofdpijn en de rest van de klachten. Maar dat neemt niet weg dat het werk door gaat, zomer en winter, regen en sneeuw. Ja, er is het moment waarop Levi denkt aan het paradijs. Het paradijs, dat is een droge lap om tussen zijn rug en zijn hemd - dat doornat is in de ijskoude regen en dus des te pijnlijker aan hem kleeft - te steken.
Aan die dingen zat ik te denken terwijl ik de post schreef over mijn moeilijk week-end. En je kan het er aan zien! Had ik niet geschreven over de gelukkige wereld, die in geval van ziekte gewoon in zijn bed ligt te ijlen? Had ik niet beloofd dat er een preek zat aan te komen over het feit dat het denkbaar is, ergens aan de rand van het waarneembare, dat er nog ergere dingen zijn in het leven? Bij deze.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten