zondag 7 november 2010

"Vorwärts Kameraden, wir müssen zurück"

Ik weet niet waar de beroemde uitdrukking uit de titel van deze post precies vandaan komt, maar het kan gemakkelijk uit de Slag om Stalingrad zijn. Aangezien de vorige posts over het onderwerp (1) ons bij het punt brachten waarop het Rode Leger de Duitse troepen met één machtige stoot omsingelde, bevond de Wehrmacht zich in een situatie waarin ze, duizenden kilometers naar het oosten, in hun "terugtocht" nog verder naar het oosten moesten. "Vooruit, we moeten terug"...

Alleen was het een terugtrekken in het diepe Rusland van de tweede helft van november. Sneeuwvlaktes, keihard bevroren grond, snijdende wind, tientallen graden onder nul - en troepen wiens uitrusting, zo ver van huis, lang niet altijd op dit soort condities voorzien was. Je bent waarschijnlijk ingegraven, er zijn gangen en kamers en voorraden en brandstof. Maar als je daar wordt uitgedreven, en door de vlaktes enkele kilometers naar het oosten wordt gesmeten - waar ga je dan nu de nacht doorbrengen? Een fatsoenlijke verdedigingslinie uitbouwen? Daar in die tientallen graden onder nul, en keihard bevroren grond temidden van de sneeuwstormen?

Dit zijn de scènes waarin woorden op zodanige schaal tekort schieten dat"fictie te hulp schiet". Theodor Plievier heeft over het Oostfront een trilogie geschreven, waarvan "Stalingrad" één onderdeel vormt. Misschien even meegeven dat het boek in de Nederlandse vertaling die ik heb erg stroef leest, maar het zou kunnen dat het gewoon illustreert dat je, als het een beetje kan, de originelen moet lezen. Een beetje tot mijn verbazing vangt het verhaal aan midden november 1,942. Ik had me met die titel natuurlijk weer de straatgevechten in de stad voorgesteld, maar anderzijds, daarover lijkt al zoveel meer te bestaan.

Zo kom je in de besneeuwde omstandigheden van de Duitse linies achter de Don terecht, en de waarheid is dat het leven er geen wandeling was. En dan maak je mee dat er ineens in die wereld van voortdurende beschietingen en aftasten van elkaars linies, onophoudelijk, dag en nacht, een... stilte intreedt! Ervaren soldaten voelen op dat moment al lang de bui hangen. Als ik me niet vergis is het omdat de Russen niet hun eigen troepen die de mijnenvelden moeten ontruimen willen beschieten. Dan breekt een hel los die deze veteranen van duizend veldslagen nog niet eerder hebben meegemaakt, een beschieting die alle vorige beschietingen doet lijken op een malse lenteregen, en een pletwals stoomt over de Duitse linies en levenden en doden tegelijk heen, en daar staan ze: voorwaarts, ze moeten terug. De sneeuw in, het ijs in, de tientallen graden vorst in, zieken, gewonden, koks, schrijvers en ordonnansen, zonder schuilplaats, zonder middelen om er één te maken, met een bevel uit Berlijn om halt te maken op wat daar, duizenden kilometer van de realiteit, een lijn op een kaart is: maar hier tussen de Volga en de Don is het een kale, stijfbevroren vlakte waarin je wordt verondersteld bij min dertig de oprukkende Russische tanks tegen te houden.

En nu spelen zich scènes af die je in je nachtmerries niet voor mogelijk houdt. Mensen die hun laarzen uittrekken en hun vastgevroren voeten knappen af en blijven er in steken. Lijken langs de kant van de weg, en aan de manier waarop hun ogen zijn verdwenen kan je zien of dieren, dan wel mensen ze hebben uitgezogen. Gewonde, verhongerende, stervende soldaten, heelder vrachtwagens zonder benzine vol, smekend, om water, om te worden meegenomen; mensen afkomstig uit een beschaafde wereld, die zich niet kunnen voorstellen dat ze zomaar worden achtergelaten om te kreperen.

Die schok van de verwachtingen komt bij Plievier goed tot zijn recht. "Nu ben ik eindelijk in een veldhospitaal aangekomen, hier zal orde en opvang zijn, en medicijnen, voedsel, een behandeling"... Het volgende dat je te zien krijgt is dat de stervenden letterlijk liggen opgestapeld in de gangen, afgezette ledematen, weggespatte ingewanden, half verbrijzelde hoofden. Niemand brengt ze te eten, geneesmiddelen zijn er niet, wagens stoppen om nieuwe ladingen gewonden af te zetten, gewoon in de sneeuw gekapt, waarna de chauffeurs zo snel mogelijk verder vluchten - en niemand die naar de gewonden omkijkt.

Of op een veel trivialer niveau, de kwartiermeester die een stuk dichter bij Stalingrad verbijsterd ontdekt dat zijn voorraad kippen verdwenen is wanneer de verhongerende troepen passeren. Maar als dat allemaal al zomaar kan - wat blijft er dan nog over van wet en orde? En als hij zich verongelijkt beklaagt bij een passerende commandant van de fronttroepen - "en ik had nog wel de gewoonte mezelf elke zondag op een haantje te trakteren" - dan kan je je wel inbeelden hoe die scène zich verder afspeelt. Of ook de brave officier, net gearriveerd uit Berlijn, uit een wereld van hoofdkwartieren en organisatie, die naar zijn post wordt gestuurd, die in een lege ijsvlakte terechtkomt, die in een halve put onder een zeil een paar uitgemergelde manschappen aantreft en vraagt waar het hoofdkwartier is. Wel, dit is het hoofdkwartier. Maar... maar... Waar is dan mijn bed? Waar moet ik dan mijn jas ophangen?

Het is gemakkelijk om te lachen met deze reacties van heel normale mensen die niet beseffen waarin ze terechtgekomen zijn. Terwijl je nog zit te lachen bedenk je misschien wel dat het mensen waren zoals jij en ik, die gewoon in het verkeerde tijdperk op de verkeerde plaats waren geboren, en arriveerden in een hel terwijl hun hoofd nog vol van de verwachtingen van een normale wereld zat. Misschien besef je wel dat je zelf precies zo gereageerd zou hebben...

Een constante is dat bij Plievier de geduchte soldaten van de Wehmacht weer in mensen van vlees en bloed veranderen. Het hele verhaal door gaat het altijd van "dat is Heinz, hij is smid in gemeente zus en zo en hij heeft drie kinderen". Of ze zijn dorpswinkelier, of gewoon boer, of ze hebben een kleine garage voor landbouwmachines. En ze hebben allemaal een naam: Heinz, dus, of Frits, of Karl, en hun vrouw is zwanger of hun moeder is ziek en soms hebben ze nog spijt van één of andere zeer bescheiden streek die ze ooit eens hebben uitgehaald. Het maakt het menselijk, maar het lijkt er op dat de Russen zelf zeer schamper hebben gedaan over al die krijgsgevangenen die inderdaad weer in brave jongens uit de klei veranderden toen het slecht ging, maar desondanks die geharde soldaten van de Wehrmacht waren, sarrend en treiterend over de linies heen, zolang het goed ging.

Want die dubbelzinnigheid krijg je natuurlijk nooit uit het verhaal weggepoetst. Ze waren dan toch maar gearriveerd onder een "bombardement om Dresden naar de kroon te steken", en ze hadden toch maar de soort stoten uitgehaald die maakten dat de Russen, toen ze een paar jaar later zelf oprukten over Duits grondgebied, vastbesloten waren te tonen dat er nog een paar rekeningen openstonden. Het soort rekeningen die je je kan voorstellen bij de Mongolen van Djenghis Khan - en ze zijn betaald, die rekeningen. Kan je je achter hun wandaden wegsteken om de letterlijk ongelofelijke omstandigheden waarin die mensen aan hun einde zijn gekomen af te wimpelen? Of kan er, nadat je bepaald niet bent vergeten stil te staan bij wat de burgers van en rond Stalingrad, en het hele toenmalige Rusland is overkomen, toch ook eens een moment van bezinning voor Heinz, de hoefsmid uit een dorp in Pommeren af?

Het doet er al lang niet meer toe. Het is gebeurd, het is voorbij, het is geschiedenis. Het is hen en hun tijdgenoten overkomen zonder dat ze er om gevraagd hadden, en het enige dat wij kunnen doen is er machteloos hoofdschuddend nog eens aan terugdenken. En hopen dat het ons niet ook ooit overkomt.

-------------------------------------
(1) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2010/10/stalingrad-de-omsingeling.html
EN http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2010/11/een-tijger-bij-de-staart.html
(2) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2010/06/stalingrad-het-eerste-bombardement.html

Geen opmerkingen: