maandag 11 november 2013

Ik zag de eenden drijven op het water...

Een heldere hemel, een late ochtend in november. Met de wagen door een bebouwde kom passeer ik een over een brug, zo'n in een boog gebouwd stenen ding dat zich verheft boven het water. Het tempo is langzaam en over de lage leuning heen zie ik een formatie eenden, drijvend in het spiegelende water, in een formatie die me deed denken aan de "V" van "vlucht". Ze dobberen met de kop in mijn richting gekeerd, dus ze zullen me "gezien" hebben, daar in mijn metalen bakje op de brug, netjes in de rij tussen die andere stalen bakjes.

Tenminste voor zover "gezien" hier betekent wat het zou betekenen indien daar Homo sapiens exemplaren aan het kijken waren. Ik weet niet welke effecten eenden ondergaan als gevolg van verstandelijke vermogens of fysiologische invloeden. Maar zelfs als hun beeld precies hetzelfde is als wat wij mensen zien... Het grijze water, de voorbijdrijvende stukken hout of wegwerpmateriaal, de oevers en de lucht zullen hen vertrouwd geweest zijn, maar de betekenis van bruggen en auto's is een andere zaak.

Opeens voelde ik mezelf in de positie van de eenden tegenover de rest van het universum. Ik zit te kijken tegen de lucht aan, die me nog vertrouwd is, waarachter ik de sterren weet, op hun beurt gegroepeerd in melkwegen, op hun beurt gegroepeerd in clusters... En hoe groter de schaal wordt, hoe minder we ervan afweten: maar dat belet niet dat heel die enorme realiteit even onverstoorbaar aanwezig blijft als de brug waarnaar de eenden zich laten afdrijven.

De verhouding tussen de artefacten van onze post-industriële samenleving en een stel dobberende eenden is groot, maar de verhouding tussen het universum - zelfs dat mogelijk maar minuscule schilfertje dat voor ons zichtbaar is, zich afspelend sinds wat wij de Big Bang noemen - en onszelf is nog ondenkbaar veel groter.

En valt het je ook op dat we ons daar nooit enige zorgen over maken?

Geen opmerkingen: