maandag 18 augustus 2008

En nogmaals: "Antropisch Principe"!

In reactie op de laatste post over het “antropisch principe” haalt lezer Kri.st een hele mooie van Douglas Adams aan (1). Een plas water verwondert zich over het putje waarin hij zich bevindt: dat putje is nu eens precies geschikt voor die plas; het lijkt er sterk op dat het putje speciaal voor de plas is gemaakt!

Dat is een analogie die enkele problemen met het "antropisch principe" uitdrukt. Hoeveel illusies onze plas zich ook maakt, het is de plas die is aangepast aan de put, en niet omgekeerd. En als de vorm van de put (omgeving) de vorm van de plas bepaalt is de vraag de oorzaak van de vorm van de put te zoeken - en niet omgekeerd.

Dus kunnen we de logica van de analogie toepassen op het eigenlijke probleem. De omgeving bepaalt - praktisch op dezelfde manier (2) - de vorm van het (intelligent) leven dat daarin voorkomt: zoals de vorm van de put de vorm van de plas bepaalt; door een aanpassingsproces (dat alleen maar veel complexer is; maar het blijft een aanpassingsproces). De verklaring van de omgeving afleiden uit het intelligent leven is even absurd als de verklaring van de put afleiden uit de vorm van de plas. Dat is wat de aanhangers van "het antropisch principe" lijken te doen, en dat is wat Adams' analogie onderuit haalt.

Iemand die zoals ik zit te fronsen bij het idee van het “antropisch principe” vindt dat natuurlijk prachtig. Maar ik schreef ook van bij het begin iets als (a) ik voel “waar halen ze het toch vandaan” in me opkomen; (b) veel serieuzere mensen dan ik zijn er toch heel ernstig me bezig, ergo (c) de kans is reëel dat het probleem bij mij zit. Waar kom ik terecht als ik er toch nog verder over blijf piekeren?

Wat me opvalt is dat we weten dat er heel veel plassen zijn in heel veel vormen... omdat er heel veel putten zijn met heel diverse vormen. Verder weten we ook één en ander over de eigenschappen van zwaartekracht, rots (al dan niet in verpulverde vorm), interactie van verpulverde rots met water en andere moleculen, erosie, druk... We weten dus één en ander over die omgeving waarin putten met plassen voorkomen... Kortom, we kunnen redelijk goed bevestigen dat het verhaal loopt als:

Al die eigenschappen => al die putten => plassen in heel veel vormen.

In dat geval impliceert Adams’ analogie ongeveer:

Bepaalde eigenschappen van de werkelijkheid => al die verschillende universa => (intelligent) leven.

Maar nu valt me iets geks op! De analogie van Adams - zo kwam het tenminste op mij over - "bevestigde" de absurditeit van de probleemstelling ("de omgeving is zoals ze is omdat wij hier anders niet eens waren"). Maar de techniek waarop hij beroep doet om die absurditeit uit te drukken gaat over een veelheid aan putjes, met een veelheid aan plassen, zodat het al vreemd moest lopen als er niet ergens eentje bij was om precies geschikt te zijn voor uitgerekend onze "plas" (lees: "universum"). Maar die techniek was nu juist wat we de verdedigers van het "antropisch principe" ook zagen inroepen (3)! Die mensen merkten op dat het probleem zou opgelost zijn indien we een veelheid aan universa aannamen - en het probleem dat daarmee overblijft is dat dat wel een heel grote "indien" is.

Dus eigenlijk heb ik het gevoel dat Adams een beetje vals speelt. Adams smokkelt eerst met zijn verhaal de assumptie binnen - oh, héél ongemerkt, juist omdat die assumptie voor zijn verhaal zo waar is - dat de veelheid aan omgevingen, in de vorm van putten, er ook werkelijk is... En als niemand meer gemerkt heeft dat hij de omstandigheden (dus: waarvan de verdedigers van het "antropisch principe" zelf zeggen dat ze het probleem zouden oplossen) al heeft verondersteld, stelt hij het voor alsof het (per assumptie opgeloste) probleem maar een schijnprobleem is.

Toch blijf ik de analogie van Adams wel waarderen. Ze wijst op heel aardige manier op het belang van het aanpassingsproces aan de omgeving, en (voor de honderdduizendste keer) niet omgekeerd. Een heel mooie oproep, dus, om de causaliteit in de juiste richting te laten verlopen, en dat dat geen overbodige oproep is kunnen we vaak zien aan de discussies over het onderwerp.

Maar als ik eerlijk ben erken ik dat de analogie van Adams niet iets zegt over de toestand waarin de assumptie niet geldig zou zijn. Wat indien "de wereld" (of "de werkelijkheid" of "het universum" of hoe je het ook wil noemen) nu eens eigenschappen had die maakte dat putten gevuld met water zo onwaarschijnlijk zijn dat ze haast onmogelijk zijn? Zou een plas water zich dan niet terecht verwonderen over de vraag dat hij toch kan bestaan?

En als "de werkelijkheid" nu eens eigenschappen had die maakten dat het ontstaan van intelligent leven praktisch onmogelijk was? Merk op dat er (a) geen sporen van ander intelligent leven te zien zijn en (b) zoals Smolin schreef (4) veel van de parameters van het waarneembaar universum er uitzien alsof ze gemakkelijk een tikje (of heel erg) anders hadden kunnen zijn, en dat er meteen van (intelligent) leven geen sprake was geweest. Zo gek lijkt me die vraag hoe al die parameters toch maar juist willen kloppen me dus nog altijd niet.

Nogmaals, als oproep om de causaliteit in de juiste richting te laten lopen vind ik Adams' verhaal schitterend. Maar als het bedoeld was om filosofen te doen ophouden met zich verwonderen, dan vind ik het nog lang niet genoeg.

------------------------------------------
(1) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2008/08/nog-eens-over-het-antropisch-principe.html
(2) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2007/05/nogmaals-natuurlijke-selectie.html
(3) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2008/07/vragen-bij-het-anthropisch-principe.html
(4) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2007/07/vragen-allemaal-vragen.html

1 opmerking:

Anoniem zei

Moet ik je laatste zin niet lezen als 'lang niet genoeg'?
Interessant onderwerp!
hel decker