maandag 9 maart 2009

Waterschapsheuvel

Waterschapsheuvel van Richard Adams (in het Engels Watership Down) was een boek dat me als tiener deed beseffen dat ik als boekenlezer een herkauwer ben. Tientallen keren heb ik het verhaal van de konijnen gelezen, hoe ze een nieuwe kolonie moesten stichten en pas na veel omzwervingen, avonturen en listen hun doel bereikten. Een moderne Odyssee, veel meer dan het sprookje dat je misschien verwacht wanneer je verneemt dat de hoofdfiguren konijnen zijn.

Natuurlijk, ik heb het nog eens glimlachend herlezen als student en nog later, als volwassene, was de betovering er af gegaan, zoals je dat bij veel van die verhalen voor tieners meemaakt, als je ze zoveel jaar later nog eens opnieuw probeert.

Maar desondanks zit er toch meer aan vast dan alleen maar het sprookje. Als ik even aanneem dat de gemiddelde lezer helemaal niets weet van de biologie van konijnen: wel, je wordt er geen afgestudeerde bioloog mee, maar je weet op het einde toch een pak meer. En ook verhaaltechnisch is één en ander in orde. Net zoals je in een brede waaier stripverhalen bepaalde prototypes altijd ziet terugkomen - er is altijd een professor die alles weet en een kolos die buitengewoon sterk is - hebben we ook hier een zeer sterk konijn en een zeer slim konijn, en zo nog wel een paar. Het zouden geen konijnen geweest zijn als er niet ook eentje bij was die extra hard kon lopen, en natuurlijk mogen ze daar bij enkele gelegenheden allemaal heel erg van geluk om spreken.

Nu is die hardloper ook nog de verhalenverteller van de groep. De verhalen gaan haast altijd over de mythen van de konijnen: één of ander mythisch konijn dat larger than life avonturen beleeft en dan ook supernatuurlijke listen en lagen nodig heeft om uit dàt soort situaties te ontsnappen. En nog altijd denk ik met plezier terug aan het perspectief dat Adams met dat soort figuren aan zijn verhaal weet te geven. Wanneer de kolonie, na al die moeite en problemen, dan eindelijk op gang komt worden ze nog een laatste keer bedreigd door een vreselijke vijand, een concurrerende groep aangevoerd door een konijn, "zo groot als een haas".

De enige manier om het sterkste konijn van de Waterschapsheuvel in een gevecht daarmee een schijn van kans te geven, is in de beslotenheid van het gangenstelsel een configuratie uit te graven waarin het verschrikkelijk monster niet langer in het voordeel is. De confrontatie vindt plaats en terwijl de twee tegenstanders schoppend en bijtend en snikkend en hijgend tegenover elkaar staan horen ze van ergens achter een muur waar de hele kolonie verstopt zit een verhaal van ons mythisch konijn: hou ze bezig, denkt de laatste verdediger, leid hun aandacht af, laat me hier alsjeblieft niet nog eens in de rug aangevallen worden door het gejammer van moeders en kleintjes. Een hevig gevecht is natuurlijk altijd goede vertelstof, maar als je nog eens het grote belang van de uitkomst kan meegeven in termen van huis en haard...

Uiteindelijk zijn het die verhalen die het boek in dit blog doen terechtkomen. Je ziet voor je ogen iets gebeuren waarover ik het al heb gehad, maar dan in termen van zeer oude geschiedenis en diepzinnige filosofie. Helemaal op het einde zit het opperkonijn, dat vriendelijke individu dat "het" allemaal had zien aankomen en dus de hele onderneming moest leiden, te genieten van zijn welverdiend pensioen, glimlachend luisterend naar de verhalen die over ons mythisch konijn de ronde doen.

En er valt hem iets geks op. Het punt is dat ook de lezer datzelfde opvalt. De verhalen zijn niet meer dezelfde verhalen die hij zelf, als jonge leider van de groep, een generatie geleden heeft beluisterd. En toch komen ze hem, en de lezer, ergens vaag en tegelijk zo dichtbij, zeer vertrouwd over. Ik veronderstel dat je er als volwassene sneller doorkijkt dan als puber, maar uiteindelijk valt de euro. De onmogelijke problemen waarmee het mythisch konijn in de nieuwe verhalen wordt geconfronteerd, en de bovennatuurlijke listen waarmee hij zichzelf en zijn gezellen er weer uit redt, zijn niets anders dan de aangedikte avonturen die onze groep zelf doorheen heel het boek zijn overkomen, inclusief de manieren waarmee ze zich er uit hebben gered.

Ik ken niet genoeg van de literatuurwetenschap (helemaal niets, eigenlijk) of de analyse van de mythen in het algemeen, om te weten of een auteur als Richard Adams, helemaal op basis van zijn intuïtie, dingen heeft bedacht waarover ik met veel beroep op filosofen als René Girard ook al heb geschreven. Onze aloude verhalen bevatten typisch nog kernen van historische waarheid, en hoe ouder ze zijn, des te absoluter verschijnen de oorspronkelijke deelnemers als quasi bovennatuurlijke schepselen, verwikkeld in de strijd tussen licht en duisternis op het niveau van het universum zelf. Misschien had Adams zelf ook dat soort filosofie gelezen. Maar als het boek alleen maar dat illustreerde, dan zou ik het nog een heel mooie extra vinden, op het gesuikerde verhaal voor tieners dat het natuurlijk ook wel is.

Geen opmerkingen: