The Wealth and Poverty of Nations van David Landes is een boek dat bij mij maar weinig fout kan doen (1). Dus is het misschien alleen maar een wat irrelevant detail waar ik over struikel: de bibliografie. 67 bladzijden kleine druk, vol met titels van werken die er zeer indrukwekkend uitzien. Niet omdat ze er gewoon staan, maar omdat ik als amateur van het onderwerp een fractie van een percent van die titels zelf gelezen heb. Dus bladerend door die lange lijst zie ik geregeld een aha-boek staan, en niet één keer dacht ik toegefelijk glimlachend bij mezelf: zo kan ik het ook.
(Bijvoorbeeld, een beetje zoals ik hier een volledig schap boeken heb die allemaal gaan over apen en primatologie: Jane Goodall, Frans De Waal, Richard Wrangham, Craig Stanford... En gewoon, ergens tussen die reeks verstopt, staat het Suske en Wiske album De Apenplaneet. Een grapje dat ik mezelf jaren geleden heb veroorloofd, en nu ik er plots aan denk haastig heb gecheckt: het staat er nog. Zo krijg je je schap vol, maar daarom zet je het nog niet in je bibliografie... En dat doet Landes dan ook niet.)
Van toen ik rechten studeerde heb ik een groot ontzag meegekregen voor bibliografie. Al onze papers keken nauwlettend toe dat onze beweringen werden gesteund door verwijzingen naar wetsartikelen, vonnissen en arresten, handboeken en monografieën, en zelfs, ik denk er nog vaak met plezier terug, was er een student die zijn voetnoten opfleurde met citaten uit zijn eigen papers. Nu kan ik heus wel zien dat er vaak een soort snobisme gemoeid was met al die citaten, maar toch... Een goed onderbouwde stelling, dat juiste evenwicht met “no nonsense”... Ik blijf er toch met veel respect aan terugdenken.
The Wealth and Poverty of Nations, dus. 67 bladzijden bibliografie. Ik heb eens vlug geteld, en op genoeg van de 67 bladzijden rond de 25 titels gevonden om te zeggen: er staan een 25 titels per blad op, dus maal 67 maakt dat een bibliografie van 1,675 boeken. Zeg dat hij er een intellectuele carrière van 40 jaar heeft opzitten, dan heeft hij er elk jaar 42 van gelezen. Ofte drie en een half boek per maand. Kortom, vele tientallen bladzijden per dag, winter en zomer, vakantie en examenperiode, van echt wel hoger niveau dan Suske en Wiske, zonder ophouden...
Verhalen als dit komen af en toe voor bij één of andere publieke figuur en zijn niets anders dan personencultus; de afgoderij van één of ander alfmannetje dat om welke reden ook op een voetstukje moet worden gezet. Oostblokdictators probeerden er wel eens mee weg te komen. Maar iedereen die wel eens een echt, serieus boek heeft gelezen – en het is heus niet alleen het aantal bladzijden dat daarover beslist – wéét: dit bestaat niet, het bestaat ook niet bijna, het bestaat ook niet een beetje, nooit van z’n leven. Het is een tempo dat alleen door studenten, mensen op het hoogtepunt van hun mentale kunnen, en in volle examenperiode wordt gerealizeerd, en waarvan geweten is wat voor uitputtingsslag dat is. Het enige wat je kan bereiken met soortgelijke verhalen als personencultus is dat je als verteller demonstreert niet te weten wat je uitkraamt, of je toehoorders als dom genoeg beschouwt om ook niet te weten wat je uitkraamt. Of dat je de macht hebt iedereen die beweert dat de keizer geen kleren aan heeft naar Siberië te sturen, natuurlijk.
Hoe zit het dan met die 1,675 titels van een figuur als David Landes, die ik zeer beslist niet als een pseudo intellectueel beschouw, wel integendeel, en die ik zeer beslist niet verdenk het grootste deel maar verzonnen te hebben? Wel, zoals dat altijd gaat heeft hij ongetwijfeld in elk van die boeken gegrasduind, er hier en daar iets uitgehaald, en er zonder twijfel voldoende ook echt gelezen om me jaloers te maken. Geen “personencultus”, hier, maar wel de normale academische praktijk – zij dat Landes die extra weelderig etaleert. Dus uiteindelijk heb ik hem niet zoveel te verwijten. Maar mijn oog valt er op, en hoofdschuddend zit ik te mijmeren over zoveel verschil tussen schijn en werkelijkheid.
-------------------------------------------
(1) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2006/08/rechts-maar-toch-goed-david-landes.html
(Bijvoorbeeld, een beetje zoals ik hier een volledig schap boeken heb die allemaal gaan over apen en primatologie: Jane Goodall, Frans De Waal, Richard Wrangham, Craig Stanford... En gewoon, ergens tussen die reeks verstopt, staat het Suske en Wiske album De Apenplaneet. Een grapje dat ik mezelf jaren geleden heb veroorloofd, en nu ik er plots aan denk haastig heb gecheckt: het staat er nog. Zo krijg je je schap vol, maar daarom zet je het nog niet in je bibliografie... En dat doet Landes dan ook niet.)
Van toen ik rechten studeerde heb ik een groot ontzag meegekregen voor bibliografie. Al onze papers keken nauwlettend toe dat onze beweringen werden gesteund door verwijzingen naar wetsartikelen, vonnissen en arresten, handboeken en monografieën, en zelfs, ik denk er nog vaak met plezier terug, was er een student die zijn voetnoten opfleurde met citaten uit zijn eigen papers. Nu kan ik heus wel zien dat er vaak een soort snobisme gemoeid was met al die citaten, maar toch... Een goed onderbouwde stelling, dat juiste evenwicht met “no nonsense”... Ik blijf er toch met veel respect aan terugdenken.
The Wealth and Poverty of Nations, dus. 67 bladzijden bibliografie. Ik heb eens vlug geteld, en op genoeg van de 67 bladzijden rond de 25 titels gevonden om te zeggen: er staan een 25 titels per blad op, dus maal 67 maakt dat een bibliografie van 1,675 boeken. Zeg dat hij er een intellectuele carrière van 40 jaar heeft opzitten, dan heeft hij er elk jaar 42 van gelezen. Ofte drie en een half boek per maand. Kortom, vele tientallen bladzijden per dag, winter en zomer, vakantie en examenperiode, van echt wel hoger niveau dan Suske en Wiske, zonder ophouden...
Verhalen als dit komen af en toe voor bij één of andere publieke figuur en zijn niets anders dan personencultus; de afgoderij van één of ander alfmannetje dat om welke reden ook op een voetstukje moet worden gezet. Oostblokdictators probeerden er wel eens mee weg te komen. Maar iedereen die wel eens een echt, serieus boek heeft gelezen – en het is heus niet alleen het aantal bladzijden dat daarover beslist – wéét: dit bestaat niet, het bestaat ook niet bijna, het bestaat ook niet een beetje, nooit van z’n leven. Het is een tempo dat alleen door studenten, mensen op het hoogtepunt van hun mentale kunnen, en in volle examenperiode wordt gerealizeerd, en waarvan geweten is wat voor uitputtingsslag dat is. Het enige wat je kan bereiken met soortgelijke verhalen als personencultus is dat je als verteller demonstreert niet te weten wat je uitkraamt, of je toehoorders als dom genoeg beschouwt om ook niet te weten wat je uitkraamt. Of dat je de macht hebt iedereen die beweert dat de keizer geen kleren aan heeft naar Siberië te sturen, natuurlijk.
Hoe zit het dan met die 1,675 titels van een figuur als David Landes, die ik zeer beslist niet als een pseudo intellectueel beschouw, wel integendeel, en die ik zeer beslist niet verdenk het grootste deel maar verzonnen te hebben? Wel, zoals dat altijd gaat heeft hij ongetwijfeld in elk van die boeken gegrasduind, er hier en daar iets uitgehaald, en er zonder twijfel voldoende ook echt gelezen om me jaloers te maken. Geen “personencultus”, hier, maar wel de normale academische praktijk – zij dat Landes die extra weelderig etaleert. Dus uiteindelijk heb ik hem niet zoveel te verwijten. Maar mijn oog valt er op, en hoofdschuddend zit ik te mijmeren over zoveel verschil tussen schijn en werkelijkheid.
-------------------------------------------
(1) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2006/08/rechts-maar-toch-goed-david-landes.html
Geen opmerkingen:
Een reactie posten