woensdag 18 januari 2012

"Gates of Fire": rustig opbouwen

Volgens mij zijn historische romans nog moeilijker dan gewone romans. Je moet de boel een beetje in leven houden, je moet je personages een beetje interessant maken, je moet het ook nog een beetje kunnen schrijven... Maar bovendien ligt de draad al vast, zodat je ook nog eens heel erg gebonden bent aan de historische realiteit. In het bijzonder de vroege hoofdstukken, wanneer je nog de wereld tot leven moet brengen waarin jij je verhaal zal gaan brengen: het zou niet de eerste keer zijn dat ik een historische roman teleurgesteld dichtklapte, omdat ik de eerste honderd bladzijden niet te lezen vond.

Dus wanneer een Gates of Fire van Steven Pressfield dat probleem heel aardig omzeilt, dan zit ik me altijd af te vragen: hoe doen die schrijvers dat? Nu kan ik wel een paar "technieken" herkennen. Hij creëert, dus, een ideaal vertelpunt door het kiezen van een "overlevende" die vervolgens aan de grote Xerxes moet vertellen over de opmerkelijke tactieken die "toch wel enig effect hebben gehad op de troepen van zijne majesteit". (Hij heeft het over de Spartaanse phalanx die de troepen van zijn majesteit zodanig tegen de klippen keilde dat de kustlijn er sindsdien een kilometer van verschoven ligt, en Koen likt al duimen en vingers af.)

En dan komt er een Beeld. Hoofdletter omdat het heel duidelijk een techniek is, die ikzelf maar zeer, zeer wazig kan ontwaren achter de grote kunst van het vertellen zelf. Het Beeld gaat als volgt. De verteller begint met de speer die hem bij Thermopylae geveld heeft, en vergelijkt de klap met een scène uit die militaire opleiding die hij destijds gekregen heeft - en die maakt dat de term "Spartaans" ook vandaag voor de lezer een heel precieze betekenis heeft. Samen met de andere "Heloten" stellen ze zich tien rijen op achter in de grond geplante schilden. Let wel, dit zijn de "sparring partners" van de Spartanen. Zou jij met de "sparring partner" van Kim Clijsters willen tennissen (laten we zeggen: op leven en dood)? Wel, nog veel minder zou je ruzie willen zoeken tegen de oefenpartners van de Spartanen.

Dus daar staan ze, die oefenpartners, ingegraven achter hun schild. En dan zien ze - louter voor de oefening, hoor! - de "stoottroepen" aankomen. In een phalanx, natuurlijk, haarscherp op één rij, achter de perfect aaneensluitende muur van schilden, eerst in wandelpas, dan wat gezwinder, dan op een drafje, en dan in volle vaart. En de schildenmuur van de phalanx knalt tegen de opstelling van de Heloten, en de Heloten gaan tegen de vlakte, ze vliegen als strohalmen de lucht in, de schok is zo hevig dat het elke keer opnieuw aanvoelde alsof het einde was.

En dat was precies de bedoeling. Maar welk Beeld om te schetsen wat voor "oefeningen" en tactieken die Spartanen hadden! Welk een "echo" naar wat je als lezer wel kan raden dat je later nog een paar keer zal te zien krijgen! Als verteller van een veldslag heb je een groot probleem: er gebeurt van alles tegelijk, maar jij kan alleen maar letter per letter, woord per woord de draad verder spinnen. Teveel van dit soort details, en je veldslag gaat wel bijzonder traag vooruit. Te weinig, en hoe ga je ooit het verhaal van de Spartanen onderscheiden van, pakweg, een banaal Romeins legioen?

Pressfield lost dat heel netjes op. Hij beschrijft het moment waarop de phalanx tegen de vijand knalt... als een oefening! De schok waarmee die Spartaanse muur jou door de lucht zwiert is te vergelijken met, misschien, laten we zeggen... de kracht van een aanstormende neushoorn? Niets over speren, niets over zwaarden, het is maar een oefening, dus die details komen later nog wel, als er een echte veldslag moet beschreven worden. En het detail van de volle kracht van die aanstormende muur, dat heeft de lezer dan al lang achter de kiezen, en als het zover is zal die lezer zich verwonderen over de auteur die met heel weinig zinnen heel dat gevecht tot leven kan roepen.

Het heeft natuurlijk nog niet de intensiteit van "Gandalf houdt de brug tegen een Balrog", tijdens die eerste tientallen bladzijden waarin de achtergrond van de personages moet verschijnen, maar het leest dan al heel vlot. Het intrigeert werkelijk, die wereld van de Grieken terwijl de onweerwolken van de naderende Perzen zich samenpakken aan de horizon. De vrije boeren die zoveel keer per jaar samenkomen om zich te oefenen in de edele kunst van de hoplieten, de mannen van de polis die zich in phalanx opstellen - en die natuurlijk nooit de kracht en de bekwaamheid kunnen bereiken van wat de Spartanen op het veld kunnen (en zullen) brengen. De rotsachtige hellingen, de eiken en de olijfbomen, en de Helleense kusten... Het komt allemaal heel fraai tot leven, en de lezer zit met ingehouden adem te kijken naar de langzame opbouw, waarvan je weet (als je toch een klein beetje de geschiedenis kent) dat het een heel bijzondere finale wordt. Ach, ik heb er destijds zelf al eens een kleine ode aan gewijd, hier is de url nog eens:

http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2006/10/ga-vreemdeling-de-spartanen-vertellen.html

En nu moet ik dringend weer gaan verder lezen: ik begin al ontwenningsverschijnselen te tonen.

Geen opmerkingen: