Van een goed boek verwacht je ook dat het een goed einde heeft. Dat is bijvoorbeeld zo bij Tolkien, die de moeite neemt om zijn lezer in kleine stukjes te laten afscheid nemen van heel die enorme cast die hij al die tijd heeft bijeen gesprokkeld. En het is ook zo in Herman Wouks Winds of War (1), waar één van de hoofdfiguren aan het einde door de oorlog over de puinhopen van het kapotgeschoten Europa zwerft om nog een laatste queeste tot een ontroerend einde te brengen. Maar dat het niet noodzakelijk zo is zie je in Cryptonomicon, waarvan ik me samen met heel veel andere enthousiaste lezers al vaak heb afgevraagd wat de schrijver in godsnaam bezield heeft.
In Gates of Fire lukt het Pressfield heel aardig. De grote val die hij alvast ontwijkt, gezien het thema zelf, is dat hij niet kiest voor een tranerige, of een pseudo-monumentale beschrijving van het einde van de slag, en klaar. Hij kiest integendeel voor een reeks "naschokken", waarvan de allerlaatste, deze keer inderdaad onvermijdelijk, dat bordje met de laconieke tekst is (2). "Hebben de Grieken daar dan geen enorm monument opgericht?" wil iemand weten, als een vreemdeling de Spartanen gaat vertellen dat de 300 daar op hun bevel zijn gesneuveld, maar nee, het is bij die korte verzen gebleven, en dat is de bezegeling van het verhaal.
Maar er zijn nog een paar andere naschokken, waaronder het feit dat verteller Xeones, zoals die dat zelf wilde, uiteindelijk aan zijn verwondingen bezwijkt, zodat hij zijn kameraden in de onderwereld kan vervoegen en zijn lijk door zijn enige bloedverwant een fatsoenlijke begrafenis kan krijgen. Verder noteert onze historicus het laatste deel van het verhaal gelijktijdig met de gebeurtenissen van die zo anders aflopende slag bij Salamis (3), zodat de doorbraak bij de Thermopylen in de oren van de lezer al meteen gecompenseerd is: maar dat is nu eenmaal wel degelijk ook de historische realiteit.
En tenslotte is er nog een andere naschok, in mijn ogen de mooiste, waarin onze noterende historicus (wanneer Xeones zelf dus al overleden is) nog verslag doet van de definitieve gebeurtenissen bij Plataea (4). De Grieken breken door, het hoofdkwartier wordt ingenomen, de hoplieten beginnen een slachting aan te richten onder de dienaren en schrijvers die zich daar bevinden, en de historicus kan net zijn vel redden door het noemen van de namen waarvan een lezer nu eenmaal na elk goed boek afscheid moet nemen: en dus creëert hij die broodnodige echo waar je een beetje op zit te wachten. Het laatste aanroepen van de namen "Dienekes" en "Alexandros" en "Polynikes" enzovoort brengt al gauw een echte Spartaan in vol ornaat in beeld (een laatste beschrijving van wat voor ongelofelijke schepsels dat toch waren...) en de mogelijkheid om de Spartanen een blik te gunnen op de laatste momenten van hun grootste helden uit de hele wereldgeschiedenis redt dus inderdaad onze verteller.
En dat is ook de overgang naar de reden waarom ik die verwijzing naar de slag bij Plataea nog de mooiste naschok van het verhaal vind. Immers, ook daar lijkt het er op dat de definitieve overwinning van de Grieken is voortgevloeid uit de finale confrontatie van dat gigantische Perzische leger met een phalanx: "en het was geen gewone phalanx, maar wel een Spartaanse phalanx". Dat laat een prachtige echo toe, naar die verschillende keren dat je al bij de Thermopylen kon lezen: als de Spartanen hun schilden tegen elkaar klikken en naar voren stappen: hou je dan maar vast aan de takken van de bomen:
"Our warriors beheld again that line of lambdas upon the interleaved shields of Lakedaemon, not this time in breadth of fifty or sixty as in the confines of the Hot Gates, but ten thousand across and eight deep, as Xeones had described them, an invincible tide of bronze and scarlet. The courage of the men of Persia once again proved no match for the valour and magnificent discipline of these warriors of Lakedaemon fighting to preserve their nation's freedom."
Zo bezegelt Pressfield de rol van de Slag om de Thermopylen met een verband naar het geheel van de Perzische oorlogen. Nog steeds overtroffen de Perzen de Grieken in een verhouding van drie tot één - maar het verschil was dat een hoop Perzen al eens eerder die muur van schilden met de letter lambda hadden gezien: en anders mag je er donder op zeggen dat ze er al van hadden gehoord, en hoe. En deze keer stonden er geen vijftig of zestig naast elkaar, maar tienduizend, en dat acht rijen diep. Ik veronderstel wel dat je daarmee kan zeggen: de Perzen kwamen en zagen, en ze wisten genoeg.
------------------------------------------
(1) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2006/12/herman-wouk.html
(2) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2012/03/kom-ze-maar-halen.html
(3) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2006/10/salamis.html
(4) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2006/11/de-beslissende-slag-plataea.html
Geen opmerkingen:
Een reactie posten