vrijdag 29 september 2006

Periferie en Centrum

Als kind is me destijds verteld dat de Aarde rond is. Nu leven de Australiërs in Australië, en dat is ongeveer op het andere eind van de bol die de Aarde is. En dus stonden de Australiërs op hun kop: hahaha.

Wat is er misgegaan? Het begint met het wereldbeeld. Absoluut zonder uitzondering is onze ervaring dat, voor een rechtopstaande mens, “boven” zich in de richting van ons hoofd bevindt, en “beneden” in de richting van onze voeten. Een kind dat in pakweg de twintigste eeuw op de planeet Aarde leeft heeft geen schijn van kans daar ook maar één afwijking op te zien. Het is integendeel een realiteit die zich voortdurend doorzet, altijd, overal, van seconde tot seconde. En dus verkrijgt het kader, waar “boven” en “beneden” onderdelen van zijn een absolute status.

Met die status zou niets mis zijn indien de wereld plat was, en dat is ook de manier waarop we de wereld ervaren. Iemand kan ons vertellen dat de wereld eigenlijk rond is, maar dat verandert niets aan onze ervaring. Iemand kan opmerken dat de Australiërs aan het andere eind van de bol leven, maar het verandert niets aan onze ervaring. Iemand kan beredeneren dat bijgevolg de voeten van de Australiërs gericht staan in de richting van onze hoofden – en de eerste reactie is dat ze blijkbaar op hun kop leven. Zo sterk is de absoluutheid van dat kader.

Dus wat er is misgegaan is dat we nog vasthouden aan het kader, op het moment dat we alle ingrediënten in handen heben om te beseffen dat we het integendeel moeten loslaten. “Boven” en “beneden” zijn achteraf bezien helemaal geen namen voor een absoluut geldige realiteit, maar voor de realiteit van een bijzonder geval. De hele realiteit is dat “boven” en “beneden” betekenisloze begrippen zijn, zoals blijkt wanneer je je in 99.9999...% van de beschikbare plaats van het universum begeeft. Alleen als je op een punt staat waar een zwaartekrachtveld je voeten een vaste richting geeft kan je met die begrippen iets aanvangen. Terwijl wie nooit anders geweten heeft denkt dat het de enige realiteit is. Zo gaat dat.

Als kind, ook, is me destijds meegedeeld dat ergens in de hemel (“boven”) God zat toe te kijken op wat wij allemaal uitspookten, en verder dat God alles gemaakt had, en zelfs dat Hij zichzelf had gemaakt. Ik herinner me nog dat deze laatste mededeling werd vergezeld van “Da’s straf, hé”, waarop de zesjarigen niet veel anders konden voortbrengen dan een zwijgend knikken. En verder nog het kindeke Jezus, enzovoort.

Wanneer je dat allemaal op die manier te horen krijgt, dan geloof je dat, natuurlijk. Geleidelijk kom je te weten dat andere volkeren over God en goden heel andere verhalen vertellen, maar guess what? Die hebben het allemaal mis! Er is op de hele wereld maar één cultuur die het goed gezien heeft, en dat zijn uitgerekend wij! Nog later kom je ook te weten dat al die andere volkeren eveneens beweren dat uitgerekend zij de enigen zijn die de waarheid in pacht hebben, maar eens te meer hebben zij dat allemaal mis.

Pas met een vroege vorm van volwassenheid kom je tot het besef dat al die verhalen bijzondere gevallen zijn van wat we religies noemen – en dat dat ook voor ons eigen verhaal geldt: gewoon, één van de vele. Conceptueel vertoont het dus een grote overeenkomst met de eerste anecdote. In beide gevallen projecteer je een begrippenkader uit een heel particuliere plaats en tijd op het universum en je verwacht dat dat universum nu in zijn algemene kenmerken aan je begrippenkader moet beantwoorden. De wereld is plat, en de Australiërs staan op hun kop, en boven (sic) die wereld zit onze God de boekhouding van de menselijke zonden bij te houden, en al de anderen zullen dan ook branden onder die wereld.

Het is een proces waar je door moet – hoewel niet iedereen er op alle gebieden in slaagt. Het kader dat in je eigen ogen onmogelijk ergens anders dan in het centrum van het universum had kunnen staan, is in werkelijkheid alleen maar een geval in de periferie van alle mogelijke gevallen. En soms zal zelfs iets dat je altijd als een perifeer verschijnsel hebt gezien, in werkelijkheid het centrum blijken te zijn. De zon, en niet de aarde, als centrum van het zonnestelsel, bijvoorbeeld. Dat het niet altijd gemakkelijk is de nodige conceptuele revolutie door te voeren, is iets waar Galileï de geschiedenis mee is ingegaan.

Geen opmerkingen: