zaterdag 2 september 2006

De "Wetenschappelijke Methode"

Lezer Axxyanus suggereerde enkele dagen geleden "de wetenschappelijke methode" toe te voegen aan de lijst "dingen die iedereen zou moeten weten". Dat is een heel goed idee, maar het is ook afhankelijk van je persoonlijke opinie over wat "de wetenschappelijke methode" is. Als ik voorlopig mag simplifiëren, dan zit ik met het idee dat er geen "wetenschappelijke methode" bestaat. Als simplificatie zo groot als een huis, en dat zal ik dus nuanceren. Maar het illustreert wel wat, in mijn opinie, het verschil is met "dingen die iedereen zou moeten weten". De laatste zijn stukjes logica die los staan van mijn opinie: hoogstens kan ik ze fout voorstellen.

Laat me proberen die "wetenschappelijke methode" historisch te situeren. Laten we zeggen dat een "middeleeuwse" visie zegt dat God hemel en aarde heeft geschapen, ervoor gezorgd heeft dat wij die hemel en aarde kunnen waarnemen, en dat alles wat we daarover moeten weten in de bijbel staat: ziedaar een wetenschapsfilosofie.

Ergens rond het jaar 1,600 kwam daar verandering in met de filosoof en wiskundige Descartes. Die vond dat een "geloof" niet hetzelfde kon zijn als een "weten" en hij probeerde tot een ander soort zekerheid te komen. Iedereen kan de mate waarin dat faalde aflezen aan de manier waarop hij uit zijn twijfelen toch een Gods"bewijs" afleidde. Die God zou niet Zijn schepping (de mens) bedriegen, en dus stond Hij nog steeds garant voor een correct weten: back to square one.

Maar het was een begin. Er was nu tenminste een verschil tussen geloven en weten, en vandaar ontstond het inzicht dat een weten gebaseerd was op correcte waarnemingen en correcte redeneringen. En dat maakte dat "wetenschap" ineens veel minder kon dan vroeger. Niemand had ooit een "ziel" waargenomen, laat staan een "engel", een "duivel" of god zelf, en dus moest de wetenschap op al die fronten terug. Alleen gebeurde dat uitgerekend in de tijd van de "Wetenschappelijke Revolutie". Zo machteloos leek die wetenschap toch ook weer niet. Nogal logisch dat de filosofen van de Verlichting de vermogens van de wetenschap terug een stuk hoger op een voetstuk wilden plaatsen.

De grote naam hier is Immanuel Kant. Die schreef een serie boeken waarvan de titel nadrukkelijk het woord "kritiek" bevatte. "Kritiek van de Zuivere Rede" was het eerste en bekendste voorbeeld, en om het heel ingewikkelde verhaal tot een historische beschrijving te reduceren: de conclusie van al die kritieken was dat de vermogens van het denken wel aan beperkingen gebonden waren, maar dat er soms meer mee aan te vangen viel dan je zou denken. En daarmee bereikte het denken het punt waarop het "kritisch" werd. Het punt waarop het opnieuw ambitieus kon zijn - zoals de wetenschap bewezen had - en zelfs speculatief, maar tegelijk toch in het achterhoofd hield dat het zich beter ook niet teveel illusies maakte.

Zo zeilden we de negentiende eeuw in, en om de ontwikkelingen dààrvan tot één paragraaf te verbloggen is een nog waanzinniger onderneming dan wat ik net met de Verlichting heb gedaan. Het zal moeten volstaan dat het ontwakende kritische denken van de mensheid met het verstrijken van de decennia een sterke radicalizering onderging. Niet langer leverde het een vriendelijk en constructief bedoelde introspectie op, maar een aggressieve en destructief bedoelde ontmaskering van het intellectueel en sociaal establishment. Niet langer klonken de titels als "Kritiek van de Rede", maar als "Kritiek van de Politieke Economie." Niet langer was de auteur de voorzichtige, verlichte filosoof Immanuel Kant, maar de dreunende, dreigende profeet Karl Marx. En niet langer stonden esotherische filosofische concepten ter discussie, maar de hele menselijke samenleving.

Het probleem was niet dat het allemaal niet waar was. Het probleem was dat het radicalisme van dit vernieuwd kritisch denken binnen de kortste keren zelf versteende tot een stel dogma's, om de ideologieën en de menselijke rampen van de nazi's naar de kroon te steken. Nauwelijks een stap naar de verhoopte “wetenschap”, zeg maar. Intusen zaten we wel in de twintigste eeuw. De naam waaraan we nu het verhaal ophangen is Karl Popper. En daarmee komen we het dichtst bij het punt dat, in mijn opinie, de naam "de wetenschappelijke methode" verdient.

Popper merkte op dat een rationeel denken (en Marx wàs in Poppers ogen een rationalist) dat overal bevestigingen van zijn eigen vooroordelen zocht (en vond) weinig kans maakte om veel bij te leren: het wist immers alles al bij voorbaat? En als een politiek denken er van overtuigd is de Waarheid te hebben bereikt; wat blijft er dan nog over, zodra iedereen die het er niet mee eens is, in heropvoedingskampen zit? Analoog schreef Popper dat een wetenschap die steeds weer het eigen grote gelijk vierde weinig oog zou hebben voor mogelijkheden om vooruitgang te maken. En dus vond hij dat het rationalisme niet alleen kritisch moest zijn tegenover zijn tegenstanders, maar ook tegenover zichzelf. Pas nadat je visie al je eigen pogingen haar te weerleggen (en dus niet alleen te bevestigen) had doorstaan, had je een theorie waar kracht van uitging. De andere bleven het hebben van de herhaling van steeds dezelfde standpunten, of van heilige teksten.

De technische term is “het falsificatieprincipe” – en dat komt zeker aanmerking voor iets “dat iedereen zou moeten weten”, maar sta me toe dat voor een andere keer te bewaren. De vraag hier is of dat samenvalt met “de wetenschappelijke methode”. De methode die ideeën aan zoveel mogelijk strenge testen onderwerpt, omdat alleen ideeën die er in slagen dat soort testen te overleven de naam “wetenschappelijk” waard zijn.

Maar hoewel het een zeer sterk principe is, ben ik niet overtuigd van het vereenzelvigen van die twee. Dat komt omdat ik ook onder de indruk ben van het werk van latere filosofen als Thomas Kuhn en Paul Feyerabend. En wat we daar vernemen, is dat het principe logisch correct mag zijn, maar dat het van geen kanten gelijkt op wat wetenschappers in werkelijkheid gedaan hebben, toen ze hun resultaten bereikten. Feyerabend formuleert het ergens zo dat iemand als Galileï met een foute redenering vertrok, en daar foute waarnemingen bijhaalde. Omdat die foute waarnemingen de foute redenering bevestigden was het resultaat een wereldbeeld waarin de Aarde rond de Zon cirkelde. En dus was het een opeenstapeling van fouten die het wetenschappelijk correcte resultaat opleverde. Feyerabend, nog meer dan Kuhn, concludeerde dat er niet zoiets bestond als “de wetenschappelijke methode”. In werkelijkheid heerste totale anarchie, die dan ook de vruchtbaarste manier van werken was. Niet voor niets heette zijn boek “Against Method”. En niet voor niets wordt hij vaak samengevat met “anything goes”.

Dit alles is niets anders dan een zeer vlugge historische beschrijving, van hoe sinds de late middeleeuwen de ideeën van de filosofie over wetenschap zijn geëvolueerd. Ik hoop dat het een beeld geeft van waarom sommige filosofen aarzelen om over “de wetenschappelijke methode” te pontificeren. Als je ziet hoe lang alleen die beschrijving is, hoop ik dat het als excuus geldt om daar niet ook alle achterliggende redeneringen bij uit te schrijven. Het zou beslist interessant zijn om van sommige delen een post te maken. Dat komt er misschien nog wel eens van.

4 opmerkingen:

Anoniem zei

Ik zou zeggen dat het falsificatieprincipe
deel uitmaakt van de wetenschappelijke methode. Een deel van de wetenschappelijke
methode omvat ook het bedenken van de hypthesen die men daarna aan het falsificatieprincipe gaat onderwerpen. Voor zover ik weet kan men voor het bedenken van die hypothesen inderdaad terugvallen op wat men waar wil. Zelfs op een droom of een goddelijke inval.

Koen Robeys zei

Dat is natuurlijk allemaal volkomen juist. Bovendien was het ook mij opgevallen, toen ik Kuhn en (meer nog) Feyerabend las, dat Popper perfect consistent was met het idee dat je mag beginnen met dromen en goddelijke invallen, en dat je alleen maar moet zorgen dat je die daarna aan het falsficatieprincipe onderwerpt.

Maar je "uitdaging" van enkele dagen geleden was "de wetenschappelijke methode" te omschrijven. En het punt van die filosofen - zeg, Feyerabend op kop - lijkt me dat je zelfs met al die ingrediënten bij elkaar, nog lang niet aan "de" wetenschappelijke methode toe bent.

Al die ingrediënten bij elkaar geven gewoon een logisch consistent principe (zeer belangrijk) dat bovendien een hoop van de problemen van de vroegere epistemologie vermijdt (bijvoorbeeld problemen met inductie; ook zeer belangrijk), maar het is niet "de wetenschappelijke methode".

Want als je "de wetenschappelijke methode" omschrijft, en vervolgens ontdekt dat er zeer weinig overeenkomst is met wat historische wetenschappers de facto gedaan hebben, dan voel je dat er iets ontbreekt.

En als een Feyerabend opmerkt dat dat "iets" zo groot is dat je in dit verband maar beter agnost kunt zijn, dan vond ik dat wel overtuigend. Wat niet belet dat ik een Popperiaan ben van hier tot de aan de kust - het is alleen nog iets anders dan er een bijbel van maken.

Anoniem zei

Wel de vraag is natuurlijk in hoeverre we
met "de wetenschappelijke methode" verwijzen naar hoe wetenschappers zich nu en/of in het verleden gedragen (hebben) of naar een of ander ideaal van hoe wetenschappers geacht worden zich te gedragen.

Koen Robeys zei

Nu zal je niet verbaasd zijn te vernemen dat wetenschapsfilosofen als Feyerabend daar ook aan gedacht hebben. En hij wijdt dan ook vrij veel bladzijden aan vragen als hoe het er zou uitzien als wetenschappers zich hadden gehouden, of zich zullen houden, aan één of ander ideaal, dat we dan maar "de wetenschappelijke methode" zullen noemen.

En zijn resultaat is niet zo best. Volgens hem zou dat catastrofale gevolgen hebben, in termen van intelelctuele en zelfs politieke vrijheden. Natuurlijk komen we meer en meer op een punt waarop je heel andere opinies kan hebben. Maar zelf vond ik zijn opmerkingen interessant genoeg om zijn anarchistische ideeën serieus te nemen.

En dus geloof ik voorlopig maar dat er niet zoiets als "de" wetenschappelijke methode is. Alle opinions currently under revision, natuurlijk.

:-)

Koen