donderdag 29 juni 2006

Getijdeneffect (Truuk met het Ei)

Wandelend langs één van de Europese kusten van de Atlantische Oceaan, krijg je bijna onvermijdelijk een spelend kind te zien dat een zandkasteel maakt aan de rand van de vloedlijn. Dat kind weet dat er eb is, en vloed, en het spel bestaat er in zich af te vragen of het kasteel de naderende vloed zal overleven.

Dicht bij de geesten van spelende kinderen staan filosofische geesten, die zich bovendien afvragen waarom er eb en vloed is. Bijvoorbeeld (uit: Kolb, Blind Watchers of the Sky), iedereen die wel eens een bak water enkele trappen op heeft gedragen beseft dat er één en ander nodig is om al dat water over dat soort afstanden en dat soort hoogteverschillen heen te krijgen, en dat elke dag weer. Zomaar vanzelf? Magie? Omdat het de wil is van God?

Iedereen weet dat het juiste antwoord is: het is de schuld van de maan. De maan oefent op de aarde een gravitationele kracht uit, nietwaar? Dus, bij het cirkelen rond de aarde, trekt de maan al dat water mee in zijn kielzog, en dus stijgt het water op de plaats waar de maan aan het passeren is, en staat het laag waar de maan helemaal niet is! En klaar is Kees!

En daarmee hebben we een goed voorbeeld van hoe je een klok kan horen luiden, maar nog lang niet aan de klepel kan toe zijn.

Laten we ons, terwille van de vereenvoudiging, inbeelden dat de maan één keer per dag rond de aarde draait: voor wat we hier willen bereiken is dat goed genoeg. In dat geval moet de watermassa één keer per dag achter de maan aansjokken. Maar sapperdepoot, toen ik enkele dagen verbleef in een Normandisch hotel met uitzicht over zee, viel me op dat zowel bij het ontbijt, als bij het avondeten, het water zo ongeveer aan onze voeten stond. Terwijl een strandwandeling in de namiddag, resp. na een nachtelijk esbattement, toonde dat daartussenin het water integendeel ver weg was. En als de maan één keer per dag de wereld rond reist, en de vloed twéé keer per dag opkomt, dan lijkt de maan niet zo’n goede verklaring van het gedrag van het water, wel?

Natuurlijk kan je op zoek gaan naar andere factoren. De zon? Jupiter (de planeet)? De wind? Inertie? Allemaal goede pogingen, maar allemaal ook alleen maar nuttig om te illustreren dat je soms niet op zoek moet naar andere elementen, maar naar problemen met je conceptuele benadering. En om dat laatste te illustreren heb ik de truuk met het ei bedacht.

Beeld je een ei in. Beeld je (voorlopig) in dat dat ei cirkelrond is. Beeld je ook in dat de dooier hard gekookt is, maar dat het eiwit vloeibaar is als water. Beeld je verder in dat je een lichte, maar waarneembare aantrekkingskracht op het ei uitoefent door er gewoon naar te kijken: dàt noem ik pas een magnetische blik! En beeld je tenslotte in dat die kracht afneemt met het kwadraat van de afstand. Kom, in mensentaal uitgedrukt: dingen die verder weg staan van je blik worden minder hard aangetrokken dan dingen die zich dichter bij bevinden. Precies zoals een licht ook minder fel schijnt naarmate het zich verder weg bevindt.

Wel, we kijken naar het ei, en daarmee trekken we het, per ingebeelde hypothese, naar ons toe. We kunnen dan op ons (nog steeds cirkelvormig) ei de vier volgende punten identificeren. D is het Dichtstbijzijnde punt, V is het meest Verafgelegen punt, L is het punt uiterst Links op het ei, en R is het punt uiterst Rechts. En aangezien we harder trekken aan wat dichter bij ligt, voelt het punt D veel meer kracht dan het punt V, en voelen de punten L en R iets tussen de twee in. En nu komt het.

Wat geldt voor de punten L en R, geldt natuurlijk ook voor de dooier die zich op quasi dezelfde afstand van onze blik bevindt. Ook de dooier wordt naar ons toegetrokken met een kracht die minder sterk is dan de kracht die op het punt D inspeelt, maar sterker dan de kracht die op het punt V inspeelt. En dus zal het effect niet alleen zijn dat het punt D zich meer naar ons uitstrekt dan het punt V, maar ook dat de dooier zich meer naar ons toebeweegt dan V en minder dan D; zodat ons initiëel ronde ei nu de vorm krijgt van... een ei! De punten D èn V zullen zich nu verder van de dooier af bevinden dan toen we er geen aantrekkende kracht op uitoefenden. En de punten L en R zullen een relatief inwaartse beweging ondergaan en zich nu dichter bij de dooier bevinden dan toen we er niet naar keken.

En als we de plaatsen waar er veel vloeistof zit - zodat die vloeistof ten opzichte van de (hardgekookte, dus vaste) dooier hoog reikt - “vloed” noemen, en we de plaatsen waar er weinig vloeistof zit - zodat die ten opzichte van het vaste deel laag reikt - “eb” noemen; dan is het vloed op het punt D, maar ook op het punt V. En dan is het eb op het punt L, maar ook op het punt R. Dan creëert één enkele bron van aantrekkingskracht twéé punten waar het vloed is, en twee punten waar het eb is.

Maar precies hetzelfde geldt voor eb en vloed op de planeet Aarde. Alleen denken we daar niet zo snel aan, omdat we nog steeds de gewoonte hebben om het vasteland als, wel, vast te beschouwen. We denken er niet aan dat dat “vaste” land net als de dooier uit mijn analogie ook aangetrokken wordt door de maan. Ook hier: minder dan het punt dat zicht het dichtst bij de maan bevindt, zodat zich op dat dichtste punt een vloed vormt. Maar meer dan het water dat zich het verst van de maan bevindt, zodat daar het water ook relatief verder van het vaste land gaat staan; kortom, dat zich daar ook een vloed vormt. Terwijl zich op de punten tussenin telkens een eb afspeelt.

En zo volstaat het dat de maan één keer per dag om de aarde cirkelt, om twéé keer per dag een spel van eb en vloed te zien. En om dat simpele inzicht te zien hadden we niet almaar meer en ingewikkelder verklaringsmodellen nodig, met almaar meer beïnvloedende factoren. We hadden integendeel een zeer simpele shift in onze benadering nodig. Het “vaste” land is helemaal niet zo vast als we dachten, en het maken van die perceptuele shift vroeg niet meer dan een eigen versie van het Ei van Columbus.

woensdag 28 juni 2006

Toynbee over Verval (2): De Muur

Met zijn fabuleus erudiete (toegegeven door vriend en vijand) helicoptervisie op de geschiedenis van de beschavingen, stelde Toynbee zich vragen naar wat nu eigenlijk maakte dat beschavingen, doorheen hun levensduur die typisch in de honderden, of zelfs duizenden jaren liep, zich in een periode van bloei, dan wel van verval bevinden (1). En waar hij een bloeitijd zag als een periode waarin een volk, haar leiders, en de volkeren rondom in één harmonieuze beweging een bepaalde richting opgingen; een élan vertoonden waarmee ze de omringende landen en volkeren wisten te inspireren, zag hij een vervalperiode als gekenmerkt door een verlies van die harmonie. In die periode splitst de harmonieuze eenheid die ooit zo inspirerend werkte in drie vijandige stukken: de vroegere leidende elite die nu alleen maar een “dominante minderheid” was geworden; het “interne proletariaat” dat vroeger de deelnemende bevolking was, en een “extern proletariaat”; die groep vreemdelingen die zich vroeger door de beschaving had laten inspireren, maar daar meer en meer vijandig tegenover ging staan.

Zoals ik Toynbee lees moet je dat “verlies aan harmonie” en dat “intern schisma” niet zien als de oorzaken, maar als de typische symptomen van een beschaving in verval. De oorzaak zelf, de reden van het verval kan je dan omschrijven als één van twee mogelijkheden. De beschaving zelf heeft niet veel (meer) te vertellen; ze produceren niet langer betekenisvolle ideeën (materiëel of spiritueel), literatuur, kunst of cultuur. Alle leidinggevende individuen van de wereld kunnen er niet veel aan verhelpen als de bevolking als zodanig moe is, cultureel uitgeput.

Als ik een voorbeeld probeer te bedenken; misschien komt het “élan” van het Duitsland van de jaren dertig in aanmerking. Als gevolg van geopolitieke, historische en economische factoren kwam er een verkozen regime aan de macht, dat de uitdrukking was van een gedachtengoed waar de Westerse beschaving wel nooit met trots zal aan terugdenken. Of misschien zijn de antieke beschavingen van Rome, Byzantium en Perzië goede voorbeelden, gezien de manier waarop zij het contact met hun eigen culturele erfenis verloren, en pas een nieuw élan kregen nadat ze (spiritueel) waren ingenomen door een religie die afkomstig was uit het Midden Oosten.

Naast de mogelijkheid dat de bevolking zelf uitgeput raakt (en mijn voorbeelden zijn eigenlijk echt alleen maar pogingen tot voorbeelden, in het volle besef dat ze slecht gekozen en zelfs misplaatst kunnen zijn), is de tweede mogelijkheid dat de leidinggevende elite de trappers kwijtraakt, en niet langer richtinggevend maar integendeel verstikkend werkt. Ik denk dat een schitterend voorbeeld de manier is waarop Rusland zijn (late) beweging naar industrializering heeft doorgemaakt. Het gebeurde onder leiding van een communistisch regime, dat met een starre ideologie hoogstens een eind wegop geraakte, en dan geleidelijk meer en meer het contact met de bevolking (om van de economische realiteit te zwijgen) verloor; tot ze een muur moesten bouwen om de vreemde invloeden buiten te houden, en de eigen bevolking binnen. En er is toch iets vreemds aan de gang, nietwaar, als je je “superieure” cultuur en economie met een muur moet beschermen tegen vreemde invloeden of desertie van je eigen volk (2)?

De reden waarom ik Rusland een prachtig voorbeeld vind, is dat de muur gevallen is nadat Toynbee dit soort gedachten formuleerde – en instortende muren waren volgens hem nu juist een belangrijk symptoom van een beschaving in verval. Met andere woorden, Toynbee identificeerde het bouwen van muren als uitdrukking van de impotentie van de “dominante minderheid” (je weet wel, de kliek die pretendeert een “leidinggevende elite” te zijn, maar wiens aanspraken daarop enkel zijn ingegeven door een “going through the motions” van de macht, in combinatie met een uitgebouwd politieapparaat) lang voordat de Sovjet Unie zijn voorspelling (Toynbee had het volgens mij overigens helemaal niet als voorspelling bedoeld, maar gewoon als beschrijving van historische feiten) waarmaakte.

Wanneer de elite van een beschaving zozeer het contact met zijn eigen volk en omliggende volkeren kwijt is, dat ze muren moeten bouwen om zichzelf te beschermen, zo oordeelde Toynbee, dan is het moment aangebroken waarop ze de facto zelfmoord plegen. Remember, de beschaving in bloei kenmerkte zich door concentrische cirkels rond het middelpunt; zones van geleidelijk afnemende culturele invloeden, naarmate de inspiratie die van de beschaving uitging afzwakte met de afstand tot dat middelpunt. Wanneer echter de beschaving dat inspirerend vermogen verliest, dan kristallizeren die zones van invloed zich tot één enkele grens. Daarmee kan de beschaving in verval de definitieve val nog een tijd uitstellen, maar de doodssteek is eigenlijk gegeven.

Daarvan geeft Toynbee de twee voorbeelden die ik eerder aanhaalde als beschaving in bloei. De Chinezen in de tijd van Confucius kenden een enorme culturele bloeiperiode, temidden van een tijd van politiek-militaire strubbelingen. Na een schouwspel van enkele eeuwen is er één staat die alle andere verovert – maar de uitputting is zo groot dat het met het élan gedaan is. Waar de contacten met de barbaren uit het noorden vroeger bestonden uit handel (cultuurproducten voor paarden, bijvoorbeeld), ontstaat een relatie die puur gebaseerd is op vijandigheid. En de contactzones kristallizeren zich tot één enkele lijn, en ze bouwen de Chinese Muur. So far, so good, maar het duurt nauwelijks een generatie of wat voor de dynastie valt onder de slagen van de barbaren van de andere kant, alsook de interne onvrede.

En wanneer de Europese antieke beschaving eindelijk (met Augustus) de eeuwen van burger- en andere oorlogen van zich af zet, dan veranderen de zones in Noord Europa (waar ze in hoge mate een beschavende invloed hebben uitgeoefend) in een strakke lijn en kruipen ze weg achter de Donau, en de Rijn, en bouwen ze de muur van Hadrianus. En ook op dat moment is het Romeinse Rijk over zijn hoogtepunt heen, en is het een kwestie van tijd voor de Barbaren brullend over de muren heen komen breken. Waarna de boel op een zo monumentale manier in elkaar stort dat het enkele eeuwen duurt voor de Europeanen hun donkere middeleeuwen te boven komen – en dat leidt tot een beschaving die nog een herkenbare erfgenaam is van de antieke wereld, maar niet (zoals in China gebeurd is) een herkenbare verderzetting.

Samengevat: in de visie van Toynbee zijn de symptomen van verval het “verlies aan harmonie” en de krampachtige bouw van een muur. Zelf even mee theoretizerend zou ik de oorzaken (eerder dan de symptomen) van dat verval zoeken in het verlies van de inspirerende kracht van de beschaving; het punt waarop de beschaving niet langer als beschavend, maar integendeel als corrumperend aanzien wordt. En dat zowel in de ogen van de omliggende volkeren (al dan niet barbaars) als de eigen bevolking. De beschaving weet niet meer hoe om te gaan met de geo-politieke realiteit, kan niet beter bedenken dan de problemen buitenhouden met een muur, maar illustreert daarmee alleen maar des te meer het eigen moreel en intellectueel bankroet (ik denk opnieuw aan de Sovjet Unie). Zodat het alleen maar een kwestie van tijd is voor de instorting plaatsvindt.

Wel, het is de visie van Toynbee, en ze is ruim een halve eeuw oud. Maar het klinkt toch op meerdere punten bekend in de oren, en in het bijzonder de manier waarop de (destijds toekomstige) geschiedenis van de Sovjet Unie ermee kon beschreven (“voorspeld”) worden, heeft me altijd doen vinden dat er misschien wel één en ander inzit.

----------------------------------------------------.
(1) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2006/06/een-bloeiende-beschaving.html
EN http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2006/06/toynbee-over-verval-een-verlies-van.html
(2) Vergelijk in dit verband: http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2006/03/hoe-zat-dat-nu-met-die-superieure.html

dinsdag 27 juni 2006

Vis

In een Bretoens restaurant dat mijn niveau verre overklast eet ik vis. Dit is zo’n geval waar de sommelier aan je tafel de juiste wijn komt aanbevelen, zodat je, voor ettelijke tientallen euro’s extra inderdaad de juiste wijn hebt. Het is een cultuur, en net zoals ik af en toe een opera bijwoon (en dat is nauwelijks goedkoper) vind ik dat je er als gewone mens van tijd tot tijd eens aan moet ruiken.

De vis (slechts één van de vele uitgelezen gangen, maar dat had je al door) komt op tafel. Het was een vis met een vel, zwart. Dat vel was er in de keuken tot op de millimeter nauwkeurig afgehaald, en bij het presenteren opgerold terug op de vis zelf gelegd, zodat het bord als visueel kunstwerk alweer een klasse hoger speelde. Fijn. So far, so good.

Maar de filosoof in mij blijft zitten piekeren. Deze vis staat op de kaart, en dus maken ze dit met een zekere regelmaat. Er staan ook een hoop andere vissen op het menu, bref, een vlugge blik om me heen leert dat soortgelijke gerechten, soortgelijk gepresenteerd, vrij geregeld hun opwachting maken.

Even simplifiërend is dit dus een restaurant waar ze iemand full-time in dienst hebben om van vissen het vel af te peuteren, zonder die te beschadigen, om ze vervolgens nauwkeurig op te rollen, en op precies de juiste plaats op het bord te deponeren. En er zijn mensen die daarvoor betalen! Ikzelf, bij deze gelegenheid (zij het zeer uitzonderlijk, maar dat komt omdat ik in dit opzicht een barbaar ben die ook eens zijn neus aan het venster steekt; het had evengoed anders kunnen zijn), en andere mensen veel vaker.

Dus de extra kracht in de keuken verdient een salaris, en zijn bijdrage aan de productiviteit van de economie eindigt netjes in het BNP. En dat is de vraag. Wat heeft hij nu eigenlijk werkelijk bijgebracht? Uitgedrukt in wat een gek ervoor wil betalen stelt dat zeker iets voor, maar als je het nu objectief bekijkt, en vergelijkt met, pakweg, een ingenieur die een brug kan bouwen?

Zo op het eerste zicht is het verschil tussen “honger lijden” en “een vis eten” veel en veel groter dan het verschil tussen “een vis eten” en “een vis eten waarvan het vel minutieus is gepeld en opgerold zodat hij zeer fraai kan worden opgediend”. En toch is de prijs daarmee ongeveer verdubbeld. En de vraag is: als wij daarvoor willen betalen; is dat dan ook werkelijk het beste dat wij daarmee kunnen doen?

En op dat punt zal de linkse criticus van het systeem opmerken dat, als rijke stinkerds zoals wij kunnen betalen voor iets waarvan het marginaal nut practisch nul is, het die rijke stinkerds wel niet al te veel kwaad zal doen als de linkse critici daar wat fondsen afpitsen en die gebruiken voor “iets nuttigs”. En helemaal fout is dat natuurlijk niet. Op het eerste zicht is het zo dat elk alternatief ofwel beter is, ofwel even slecht, als iets waarvan de waarde nul is, niet?

Niet, dus. Even niet het kleine detail vergeten dat een hoop dingen die je kan doen een waarde hebben die minder is dan nul – en dat staten en overheden er zeer, zeer vaak in slagen die hoop dingen te identificeren en vervolgens ook uit te voeren. Laten we zeggen: oorlog voeren.

Maar dat neemt niet weg dat varianten op wat ik hier zit te vertellen me toch nogal vaak opvallen. Vanaf een bepaald moment ben je als lid van de welvarende samenleving zo rijk, dat je je echt afvraagt wat je nog toevoegt met een nog beter bereide vis, een nog betere fles wijn, en nog luxueuzere vakantie, enzomeer. De vraag is of we werkelijk geen enkele manier kunnen verzinnen om ons geld te gebruiken, dan die nog beter bereide vis. En wat op hetzelfde neerkomt, maar vanuit de andere kant bekeken: of we als samenleving geen betere taak kunnen verzinnen voor een hoop mensen, dan ze minutieus het vel van een vis te laten stropen, om die netjes opgerold op het bord van de klant te laten verschijnen – als omweg naar de vuilbak.

maandag 26 juni 2006

Hier liggen hun lijken als zaden in 't zand

De titel hoort niet bij dezelfde oorlog, maar wie als Vlaming over het Amerikaans kerkhof nabij de stranden van D-day wandelt, zal er toch wel eens aan terugdenken. Een heerlijke groene grasmat, af en toe omzoomd met bomen, licht afglooiend naar het water toe. Brede paden lopen langs en door de zeer goed onderhouden perken. Het gras zelf staat vol met sneeuwwitte kruisen – of af en toe een Davidsster. Heel merkwaardig: in alle richtingen vormen de kruisen rechte lijnen, horizontaal, verticaal, diagonaal, je zegt het maar, je gaat maar staan waar je wil, binnen de kortste keren zie je ze allemaal in nette rijen naast elkaar. De laatste parade.

Elk kruis (of ster: tussen de vele dingen die de makers van dit kerkhof konden, was er ook het maken van herdenkingskruisen en sterren van hetzelfde formaat) stelt een jonge mens voor, gestorven omdat de (verkozen) politieke leiders van een ander land een bende criminele idioten waren.

Je kan je bijna niet voorstellen dat ze geïndividualizeerd zijn, maar toch is het zo: op elk kruis staat een naam, een Amerikaanse staat, en een datum. Het zijn bijna allemaal mannen, hoewel ik ook één Melinda heb gevonden: “Red Cross”. Hier en daar ligt bij een enkel kruis een bloem of een krans. Het is nu 62 jaar geleden, maar blijkbaar zijn er nog altijd mensen voor wie één individueel kruis nog zoveel betekent, dat ze er tot vandaag voor zorgen dat er bloemen liggen.

Het heeft iets hartverscheurend ontroerends, die rijen en rijen kruisen, die namen van reële, echte jonge mensen, van vlees en bloed, met dromen en gedachten, die nu liggen uit te kijken, over hun glooiende kerkhof, naar de oceaan vanwaar ze zijn gekomen. Ik probeer ze een machteloze dienst te bewijzen: ik kijk zelf uit over hun glooiende kerkhof, dromend over de oceaan vanwaar ze zijn gekomen, wetend dat als de levenden dat niet voor hen doen, zij het zelf niet meer kunnen.

Als je na een tijdje de paden verlaat en midden in de perken gaat wandelen valt je al snel nog iets meer op. Het is niet echt zo dat alle kruisen een naam, plaats en datum weergeven. Soms staat er een tekst op die telkens weer dezelfde is. Uit het blote hoofd:

Here rests in Honored Glory
A Comrade in Arms
Known but to God

Hartverscheurend ontroerend, dus, dat je van een ander continent moet komen, om je hier zo in flarden te laten blazen, dat we zelfs niet meer kunnen zeggen wie je was.

Natuurlijk moeten we niet vergeten dat er ook een andere kant was. Bijvoorbeeld, wanneer je de foto’s ziet van de inname van de batterij van Merville, zie je enkele Duitse krijgsgevangenen die er, volgens mij, niet ouder uitzien dan zeventien jaar. Aan deze kant van de oceaan zaten er natuurlijk ook jonge mensen, deze keer gestorven omdat hun eigen (verkozen) politieke leiders een bende criminele idioten waren. En met het vorderen van de maanden van 1944 en 1945 lijken ze minder en minder van een leeftijd te zijn, waarop we ze dat laatste ook nog kunnen verwijten.

Niet dat dat een grote troost zou zijn: “gestorven omdat hij op zijn achttiende niet in staat was om de propaganda van een bende criminele idioten te doorzien” – het blijft nog altijd iets ontroerends hebben. Het is hoogstens een manier om voor onszelf niet teveel stil te staan bij de slachtoffers van de andere kant: wij zijn de goeden, en zij zijn de slechten.

De Duitse soldaten zullen het nochtans gezien hebben als een zwerm “invaders from space”, die over hun posities neerstreken met bommen, kogels en vlammenwerpers. Het was zij of jij.

Wat niet wegneemt dat we allemaal, nu al wel drie à vier generaties lang, op onze blote knieën de Amerikanen mogen danken, omdat Europa sinds 1944 niet door het toenmalige Duitse, noch door het toenmalige Russische regime is geregeerd – dat laatste iets dat zeer goed mogelijk was, indien ze niet van over hun oceaan waren komen oversteken.

Soms kan zelfs pathos op zijn plaats zijn. In het nabije “museum van de zesde juni 1944” staat een maquette waarbij, op het moment dat wij er passeerden, de hymne “God bless America” speelde. Ik vond het mooi.

--------------------------------------
UPDATE. Dit was de vervolgpost op de vorige over de gebeurtenissen op de stranden zelf:
http://speelsmaarserieus.blogspot.be/2006/06/op-de-stranden-van-colleville-sur-mer.html

zondag 25 juni 2006

Op de stranden van Colleville sur Mer

Je arriveert er zoals je op het strand van Knokke of Blankenberge arriveert. Plots is daar de dijk, de brede parking, vrolijk wapperende vlaggen en een schreeuwerige snack. De eerste indruk is om eerlijk te zijn wat schamper: Amerikaanser dan de Amerikanen. Snack! Bar! Restaurant! (Dollars!)

Het strand is breed. We staan hier aan de kusten van de Atlantische Oceaan, en dus is het eb. Pas als je enkele mensen ziet wandelen aan de waterlijn besef je hoe ver die waterlijn eigenlijk weg ligt. Achter je rijzen, aan weerskanten van de slenk waar het centrum van het dorp ligt genesteld, groene muren op, pakweg enkele meter hoog, die zich in beide richtingen naar de horizon haasten. Intussen kabbelen de golven uit op het strand met het geluid waar Homeros al verzen aan gewijd heeft, en tussen de waterlijn en de horizon dobberen een paar bootjes. Een strakke wind strijkt door je haren, de roep van de meeuwen snijdt door de lucht en er hangt een zoute zeegeur.

Kortom, je hoeft maar heel weinig moeite te doen om jezelf de indruk te geven dat je hier gewoon op het zoveelste strand van Europa staat. Het ziet er bijna uit zoals zovele andere stranden, zij het minder volgebouwd dan in België. De enige moeite die je moet doen om het er zo te laten uitzien is enkele passen het strand op te stappen en met je rug naar de gedenksteen onder de vlaggen je blik op de waterlijn, de horizon en de bootjes daartussen te richten.

En paradoxaal genoeg zijn die bootjes tussen de horizon en de waterlijn, en die er eigenlijk niets mee te maken hebben, haast aangrijpender dan de gedenksteen die er bepaald niet toevallig staat. Want op dit strand naar schepen tegen de horizon staan kijken, zonder dat je ogen even heel afwezig gaan staan: het is moeilijk.

De stranden van Colleville sur Mer zijn beter bekend onder de naam Omaha Beach, waar in de vroege ochtend van 6 juni 1944 een armada van schepen aan de horizon verscheen, en over een front van tientallen kilometers lang (Utah, Omaha, Gold, Juno en Sword) de bevrijding van West Europa inzette. De bootjes die nu aan de horizon liggen doen je kijken met de ogen van een heel ander tijdperk: Dat brede strand, als je weet dat Omaha Beach door een combinatie van slecht weer, onverwacht sterke verdediging en pech met de voorafgaande bombardementen, veranderde in bloedbad... Je zal maar twintig jaar zijn in 1944, en weggeplukt van je boerderijen in Pennsylvania en Ohio, in het vuur van mitrailleurnesten en artillerie, de deuren van je landingsbootjes zien opengaan, naar het strand ploeteren, en dan over de hele lengte van het zand naar de voet van de groene muren vorderen... Als je, vanzelfsprekend, al zover geraakt.

Het aantal doden liep op in de duizenden en de bevelhebbers overwogen serieus om terug te trekken en de troepen te sturen naar de stranden waar de vorderingen beter waren. Het waren de daden van enkele mensen op het strand, in omstandigheden waarvan kinderen van een tijd als de onze zich nooit een begin van een voorstelling zullen kunnen maken, die op één of andere manier toch een bres in de linies wisten te slaan, en enkele dagen later was het bruggenhoofd een feit. En dus staat er nu een gedenksteen, en een abstract kunstwerk, op de stranden van Colleville sur Mer, waar over het brede strand enkele nietige figuurtjes wandelen, waar de golven tegen het strand uitruisen en waar aan de horizon enkele bootjes liggen te dobberen: eigenlijk helemaal niks bijzonders voor een strand.

Tegen de middag eet je toch maar een slaatje in de schreeuwerige snack. Stel dat je voor heel Europa één plaats, eentje maar, zou moeten aanwijzen, waar de lokale snack er Amerikaanser dan de Amerikanen mag uitzien. Wat zou je bijvoorbeeld denken van, uimmm, laten we zeggen... misschien Omaha Beach?



Een veel latere update: dit is uiteindelijk een "tweelingpost" geworden; de andere helft is:

http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2006/06/hier-liggen-hun-lijken-als-zaden-in-t.html

zondag 11 juni 2006

Even heel kalm, hier

Weldra zal het hier voor een tijdje heel kalm zijn. Andere (en naar ik hoop, betere) dingen trekken mijn aandacht. Dus eventjes windstilte op het blog.

Maar niet omdat ik het beu ben. Heel erg lang zal het ook wel niet duren.

Evolutietheorie en... Natuurkunde?!?

Iedereen die (zonder enig benul van natuurkunde, maar met belangstelling om toch een beetje te weten waarover dat gaat) de popularizerende wetenschap van rond het jaar 2,000 heeft gelezen, weet dat “ruimte en tijd” concepten zijn waarmee de mensheid nog lang niet rond is. Dat opent mogelijkheden voor al die figuren met meer behoefte aan aandacht dan verstand, om voor waar (maar helaas onbegrepen) een hoop zelfverklaarde “theorieën” te lanceren – terwijl de juiste houding, vanzelfsprekend, zou zijn om science fiction te verzinnen.

Onder de vele mogelijkheden hoort dat tijd eigenlijk niet bestaat; dat alle realiteit in alle eeuwigheid aanwezig is, één grote symmetrie (zowel in de technische als de intuitieve betekenis), die wij met ons menselijk verstand niet kunnen waarnemen. Kortom, een grote illusie, zoals oude Grieken als Parmenides en Plato, of de religieuze tradities uit het Midden Oosten waarvan we zelf de erfgenamen zijn ook al beweerden.

Maar zopas tref ik in mijn Our Inner Ape van Frans De Waal de volgende passage aan (chapter 4, §4):

“Only animals without memories could possibly ignore conflict. As soon as social events are stored in long-term memory, as in most animals and humans, there is a need to overcome the past for the sake of the future.”

Daarmee hebben we opnieuw een assymetrie tussen “verleden” en toekomst”: “het verleden” moet overwonnen kunnen worden ten gunste van “de toekomst”. Geen illusie, wel realiteit. En nu was een vlugge eerste reactie iets als “OK, maar de illusie kan natuurlijk veel verder gaan dan alleen onze eigen waarneming, en ook de waarneming van andere dieren beïnvloeden.” Alleen betreft het hier helemaal geen pure waarnemingskwestie meer. Het betreft hier een kenmerk van de realiteit dat voldoende diep zit opdat “natuurlijke selectie” (1) er op kan inwerken. Immers, De Waal heeft het over kenmerken van sociale dieren, waaronder wijzelf, die (in het evolutieparadigma) alleen maar konden ontstaan indien dat onderscheid tussen “verleden” en “toekomst” meer is dan een kwestie van perceptie. Het onderscheid moet blijkbaar voldoende diep zitten om aanleiding te kunnen geven tot verschillen in aantallen nakomelingen.

Het is waar: om de volledige logica in al zijn stapjes te kunnen uittekenen heb je nog heel wat meer nodig dan alleen het concept “natuurlijke selectie”. Zonder “Prisoner’s Dilemma” en (een verdere stap) “Tit for Tat” kom je er nog altijd niet, omdat ook die aspecten van de realiteit uitdrukken waarop “natuurlijke selectie” kan inwerken; en voor het onderwerp “sociaal gedrag” ook ingewerkt heeft. En zie me nu, die twee stukjes logica hebben we op deze site ook al zien verschijnen (2). Maar ook daarmee zijn we nog lang niet compleet, want er ontbreekt nog minstens een stukje, namelijk “verwantschapsselectie”: een idee voor een toekomstige post.

Maar laat me er hier mee volstaan er op te wijzen dat al die stukjes logica bestaan. Laat me volstaan samen te vatten dat je er van zeer simpel sociaal gedrag – zeg: een school vissen – tot bij de geavanceerde sociale structuren van chimpansees, en bonobo’s, en mensen mee raakt. En dat biologen, zoals Frans De Waal, daar voortdurend, in min of meer expliciete mate, beroep op doen om die sociale structuren te verklaren. Met andere woorden, dat de biologen van mening zijn dat die evolutionaire processen die logisch mogelijk zijn, zich historisch ook werkelijk hebben afgespeeld.

Maar dat impliceert dus ook nog die assymetrie tussen “verleden” en “toekomst”. Zodat wereldbeelden die volhouden dat dat onderscheid alleen maar een illusie is, zou ik zo op ’t eerste zicht zeggen, niet houdbaar zouden zijn. Minstens, denk ik, zullen we dat onderscheid toch een eindje dieper in de realiteit moeten toelaten, dan alleen maar op het niveau van de perceptie. Heeft de evolutietheorie hier iets te melden aan de fysica? Ach, veel waarschijnlijker is dat de evolutietheorie en de natuurkunde gezamenlijk, en tolerant glimlachend, iets te melden hebben aan Koen.

-------------------------------------

1) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2006/03/dingen-die-iedereen-zou-moeten-weten-3.html
2) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2006/02/dingen-die-iedereen-zou-moeten-weten_13.html
EN http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2006/02/tit-for-tat.html

zaterdag 10 juni 2006

"Autoriteitquote"

Ik zit een boek van Frans De Waal te lezen: Our Inner Ape (2005). De Waal is één van de zeer weinige auteurs die ik ken, die er in geslaagd is te debuteren met een (IMO zeer terechte) bestseller (Chimpansee Politics, 1982), en daarna met een serie boeken op te volgen die, de één na de ander, zo mogelijk nog beter waren dan zijn eerste. Zelf een hobbyfilosoof zijnde is bij mij "het grootst mogelijk compliment" dat een onderzoeker zijn eigen domein overstijgt en "filosofisch relevant" (of hoe ik het ook kan willen noemen: het is tenslotte mijn compliment) wordt. Welnu, dat compliment geldt voor verschillende van zijn boeken, en het geldt heel in het bijzonder voor zijn Good Natured (1996).

Laat me eraan toevoegen, voor iemand denkt dat De Waal volgens mij goddelijke status moet krijgen, dat niemand perfect is. Zo heb ik geen idee waarom in al die boeken de bonobo's van Planckendael amper vermeld worden. Nu, de wereld is groot, en De Waal leeft in de VS, maar toch... Iets anders is dat Our Inner Ape voor de fan (ikzelf, dus) een beetje in herhaling valt. Dat is een risico waar al die bestseller auteurs aan blootstaan, maar meestal overkomt het hen in boek twee, en bij De Waal gebeurt het pas in boek zes, of zeven, of zoiets. Maar anderzijds blijven al die verhalen over apen, en de overeenkomsten met mensen heel interessant, en blijft het perspectief nieuw, zodat het boek toch weer een heel nieuw licht doet schijnen op onszelf. En wat wil een hobbyfilosoof tenslotte nog meer, nietwaar?

Op een bepaald ogenblik legt hij uit hoe vrij typisch menselijke sociale kenmerken - "typisch" in vergelijking met onze naaste verwanten bonobo's en chimpansees, dan - ontstaan zijn in een evolutionair pad dat een heel andere weg is opgegaan dan bij die naaste verwanten. Bij ons mensen werden de mannetjes actiever in de nakomelingenzorg, naarmate die nakomelingen kwetsbaarder werden. Maar opdat mannetjes zelfs maar bereid zouden zijn tot al die inspanningen, is er wel een bepaalde mate van zekerheid over hun nakomelingschap nodig. En dat is puur een gevolg van "natuurlijke selectie" (1).

Immers, laat een mannetje al zijn energie steken in om het even welke kinderen, ook die van andere mannetjes. Dan zullen relatief weinig van zijn eigen genen, inclusief die om tijd te steken in om het even welke kinderen, de volgende generaties bereiken. Dus zullen na voldoende generaties heel veel mannetjes pas bereid zijn veel tijd te steken in kinderen als ze reden hebben om aan te nemen dat het hun eigen kinderen zullen zijn. Dat zijn immers de genen die juist wel in de volgende generaties zijn terecht gekomen.

En dat is gemakkelijk uit te leggen aan iemand die weet wat "natuurlijke selectie" betekent, en er ook al enkele voorbeelden van achter de kiezen heeft. Maar dat is heel wat minder makkelijk wanneer de gesprekspartner dat niet weet, en dat ook niet wil weten, bijvoorbeeld omdat het in strijd is met één of ander gekoesterd filosofisch dogma.

En op dat moment - en er bestaan natuurlijk ook heel andere momenten, met heel andere onderwerpen waarin hetzelfde gebeurd is - is natuurlijk de verleiding groot om iets te zeggen als "en toch is dat precies wat eminente specialisten (bijvoorbeeld Frans De Waal) ook zeggen, titel, hoofdstuk, paragraaf; einde discussie".

En nu komt natuurlijk het dak naar beneden. Want zelfs als je de moeite doet (een moeite die, naar ik denk, ik vaak genoeg ook werkelijk doe) om erbij te zeggen waarom die eminente specialisten dat allemaal beweren, daarmee heb je ze de gedroomde molshoop om achter weg te kruipen gegeven: het ging tenslotte indirect ook om de verdediging van een gekoesterd filosofisch dogma, remember? En dus was het allemaal niet waar, en werden ze om de oren geslagen met "autoriteitquotes", en dat was voldoende om er zich maar niet teveel van aan te trekken.

Een droevig einde van een droevige discussie. Ik heb eerlijk gezegd geen antwoord op dergelijke toestanden. Ik wil zeker de toegeving doen dat een volwassen discussie niet alleen beroep mag doen op autoriteitquote. Aan de andere kant verwacht ik van volwassen discussies dat de argumenten die je vervolgens ook zelf kan navertellen, niet helemaal achter dat mogelijk probleem worden weggeveegd. Want zeker, iemand die wil geloven dat de aarde plat is, die zal het geloven. Iemand die wil geloven dat ruimtevaart niet bestaat, het pentagon zelf de aanslagen van 9/11 heeft beraamd, het Nazisme een Darwinistisch exces was en dat "negers dommer zijn dan blanken", die zal het geloven. En dus zal hij molshopen zoeken om achter weg te kruipen, en iemand die de weerleggingen van al dat geloven ondersteunt met concrete verwijzingen zal ontdekken dat hij die molshopen daarmee zelf heeft aangeleverd.

Maar "een volwassen discussie" is iets dat zij die achter die molshopen zitten weggescholen, op dat moment echt niet meer kunnen claimen.
-------------------------------------------------
(1) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2006/03/dingen-die-iedereen-zou-moeten-weten-3.html

vrijdag 9 juni 2006

Toynbee over verval: Een verlies van harmonie

Eenmaal we ons hebben afgevraagd welke karakteristieken we kunnen verwachten bij het schouwspel van een opkomende, groeiende en bloeiende beschaving (1), ligt het voor de hand om ook op zoek te gaan naar typische symptomen van een decadente beschaving; een beschaving in verval. En daarbij hebben we het nu even niet over bedenksels in de vorm van “al datgene waarmee uitgerekend mijn vooroordelen problemen hebben zijn symptomen van verval”. Het gaat nog steeds om wat iemand als Toynbee, die een enorme historische kennis koppelt aan het feit hard over deze vragen te hebben nagedacht, daarover dacht.

Als de beschaving in bloei de uitdrukking is van een zeker elan, een zeker ritme waarmee ze zich in een bepaalde richting begeven, dan moet een beschaving in verval op één of andere manier dat ritme weer kwijtraken. Dat kwijtraken drukt Toynbee uit in de manier waarop de beschaving omgaat met het voortdurende patroon van uitdaging – reactie die de geschiedenis is. De beschaving in bloei reageert op dat patroon door de uitdaging aan te nemen, de problemen op te lossen, en over te gaan naar een volgend stadium. De beschaving in verval slaagt er daarentegen niet in de uitdaging op een fundamentele manier op te lossen, probeert één of ander lapmiddel, en krijgt prompt, in plaats van in een nieuw stadium terecht te komen, dezelfde uitdaging op een andere manier op zijn bord. En weer vindt zij geen afdoende antwoord, en weer dient hetzelfde probleem zich aan, en het resultaat is niet langer een ritme en een elan, maar stagnatie.

Nu wordt vaak beweerd dat Toynbee deze processen zag als een gedetermineerd patroon, waarbij je maar moet onderzoeken in welk stadium van zijn leven een beschaving zich bevond, en je kon afleiden wat er nu ging gebeuren. Ik denk dat die beweringen afkomstig zijn van mensen die Toynbee niet hebben gelezen, en gewoon van elkaar afschrijven (2). In werkelijkheid zoekt Toynbee de oorzaak van respectievelijk bloei en verval in de leidinggevende individuen van de beschaving. Zolang politieke, intellectuele, artistieke en spirituele leiders er in slagen hun bevolking – en de volkeren rondom – tot de juiste richting te inspireren, zijn zij de dragers van een bloeiperiode. En wanneer die leiders daar niet in slagen – dan zullen zij wel beweren dat het allemaal de schuld is van de goden, de barbaren, het kapitalisme of de maan, maar dat maakt het natuurlijk nog niet waar.

Op dat moment herkent Toynbee de beschaving in verval aan een interessant symptoom. Wat ooit een inspirerende elite was transformeert zich in een “dominante minderheid”. De elite is niet langer aan de macht bij de gratie van haar prestaties, maar gewoon uit een soort inertie: ze hebben de teugels in handen, ze hebben eigenlijk niets te vertellen, maar hun overheersing wordt opgelegd. In antwoord op de zoveelste uitdaging die hun beschaving confronteert is er niets anders dan de vaststelling dat ze niet langer de toon aangeven, maar eenvoudig de pedalen kwijt zijn. Daarmee vervreemdt ze zowel de eigen bevolking als de volkeren van andere culturen van zichzelf. De eigen bevolking transformeert zich van een instrument op weg naar vooruitgang in een “intern proletariaat”, dat zich niet langer veel gelegen laat liggen aan de waarden van de “dominante minderheid”. En de volkeren rondom transformeren van een potentiële markt voor de bewonderde producten en ideeën tot een vijandige massa, die niet zozeer probeert een eigen hoogstaande cultuur te verdedigen – want die is er vaak al lang niet meer – als wel uitdrukking geeft aan een puur negatieve reactie. Ik herinner er nog even aan: al die dingen zijn bedacht en geschreven voor, en rond, het midden van de twintigste eeuw.

En die vijandigheid van hun buren is, zoals gezegd, iets waarvan de beschaving de oorzaak niet telkens weer bij de anderen moet zoeken, in het bijzonder bij de vreemde volkeren die zo hevig reageren, maar wel bij de leidinggevende elite van de beschaving die haar pedalen kwijt is. De problemen ontstaan omdat de elite haar inspirerende kracht kwijt is, omdat de interne en externe harmonie waartoe die kracht aanleiding gaf verloren gaat, en de hele onderneming die een beschaving is in verschillende delen opsplitst. En bij dat schisma, of wellicht zelfs die reeksen schisma’s, liggen de werkelijke oorzaken van de beschaving die in moeilijkheden komt. Hoe hard ze ons ook proberen te vertellen dat het eigenlijk allemaal de schuld van de anderen is...

-----------------------------------------

(1) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2006/06/een-bloeiende-beschaving.html
(2) Zie bijvoorbeeld Fukuyama, The End of History, hoofdstuk 5

woensdag 7 juni 2006

Alarm? Hoezo, "Alarm"?

Vandaag stond Arnold Toynbee in de Financial Times! Die had als kleine jongen één of andere viering van het British Empire op zijn hoogtepunt meegemaakt, en dat gaf hem later de gelegenheid om dat te vergelijken met de decennia daarna. Laat me er zelf aan toevoegen dat hij in die vroege periode erg onder de indruk was van de forten van de Moghols in het noorden van Indië: in die tijd deel van, jawel, het Brittish Empire. Alweer gelegenheden om te mijmeren over de vergankelijkheid van beschavingen die, rondkijkend vanuit hun trotse bastions, wel niet snel op het idee zullen komen dat die weldra van Eeuwige Steden zullen veranderen in belangwekkende toeristische bestemmingen, plus onuitputtelijke bronnen van een hoop folklore.

En die verandering was precies wat Toynbee in zijn eigen leven zag gebeuren. Terugblikkend in (pakweg) 1950 op de viering van 1897 keek Toynbee naar de resten van wat ooit "Brittannia Rules The Waves" was, en bedacht dat dat nu werkelijk niet was waar iemand in 1897 zou gedacht hebben.

De reden waarom de krant al die parallellen nodig heeft, is dat er weer alarm moet afgekondigd worden. Het is een kwestie van decennia, en de Chinezen en de Indiërs zullen van ons Moghols en Britttish Empire maken, enfin, de weg van de dodo en de dinosaurussen.

Maar daar ben ik nu juist nog niet zo zeker van. 1897, het jaar van dat Britse hoogtepunt, is nog steeds een jaar waarin de rijkste man ter wereld kan sterven bij gebrek aan middelen die een eeuw later practisch niets kosten (1). Zouden er werkelijk veel Britten zijn die tegen de prijs van de levensomstandigheden van toen, terug naar het prestige van toen terugwillen? Of zijn we met zijn allen erg blij dat de VS sindsdien van een veelbelovende kolonie tot een wereldleider (en dus leverancier) in technologie, ideeën, handel en vele andere geworden zijn, zodat we met zijn allen stukken rijker werden, zelfs als we relatief minder machtig zijn?

En dat is niet alleen maar theorie. Vandaag staan de kranten vol met hoe de grondstoffenprijzen - petroleum op kop - fors gestegen zijn. Maar tegelijk staan ze ook vol met hoe de inflatie gecompenseerd wordt door de leveringen uit het Verre Oosten. En enkele weken geleden heb ik hier nog uitgerekend: als er elke dag één bedrijf verhuist naar Azië, en 100 man hun job verliezen, dan heb je op een jaar een jobverlies van minder dan 1% van het totaal. Dus waar staan we nu met al dat gejammer over
"globalizering"?

Afgaand op het artikel in de krant klonk het alsof er groot gevaar dreigde, en dat we dringend moesten mobilizeren om "er" iets aan te doen. Maar ik zie eerlijk niet wat er bedreigend is als anderen rijker zijn dan wij - behalve misschien dat we iets meer voor onze eigen stommiteiten zullen behoed worden. Voor de rest zullen wij, het Westen, er aan toe zijn zoals Europa er nu al aan toe is in vergelijking met de VS, en met het verleden. En zijn we nu echt zo ongelukkig omdat Frankrijk en Engeland op wereldschaal niet meer de rol spelen die ze 200 jaar geleden speelden? Is dat het meest alarmerende dat we ons momenteel kunnen inbeelden?

------------------------------------------------------
(1) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2006/05/de-rijkste-man-ter-wereld.html

dinsdag 6 juni 2006

De Rand van de Wereld

Lange tijd heb ik rondgelopen met een grappige, maar toch wel interessante denkfout. Die ging over een zeker medelijden met de grote geesten, en de ontwikkelde leken, van al die grote beschavingen van vroeger. Gecultiveerd en geavanceerd als ze waren misten ze toch enkele van de meest simpele inzichten over de wereld. Inzichten die je als een beetje amateur-filosoof eigenlijk nooit zou willen missen.

Ooit was er een Oude Griek die wist te beredeneren dat de zon vast groter was dan Hellas! Enkele Grieken wisten dat de Aarde rond moest zijn; het percentage van de bevolking dat dat ook wist, zal niet groter geweest zijn dan het percentage dat vandaag iets zinnigs over de Big Bang kan vertellen. (En “iets zinnigs”, dat reken ik héél ruim, en héél tolerant, hoor, anders kan ik er zelf ook niets zinnigs over zeggen.)

Arme kerels! De wereld was plat! Niks zonnestelsel, niks melkweg, niks clusters, niks kosmologie. Vergelijk dat met ons! Zie eens hoe veel wij weten! Wij hoeven ons niet af te vragen of we van de rand van de Aarde dreigen te vallen.

Maar als je er even stil bij staat, is dat een vorm van heel grote bijziendheid. Weten wij echt zoveel meer? Zeker, binnen ons wereldje weten we heel veel meer: zonnestelsels, enzovoort. Maar net als al die beschavingen van al die millennia voor ons, is de toestand heel anders als het gaat over de randen van dat wereldje.

Waarom was er een Big Bang?

Waarom hebben de materiële deeltjes die daaruit voortkwamen een massa?

Bevindt het “oneindig maar begrensd universum” zich “in” iets anders?

En vele, vele andere vragen waar we vaak niet het flauwste benul van hebben. En dat is nu eenmaal niet zo verschillend als het wereldbeeld van de oude Griek of Pers of Babyloniër, voor wie het andere eind van de wereld even ver weg was, als het einde van het (ons) universum dat voor ons is. We drijven evengoed in een beperkte luchtbel waarneembare en beredeneerbare realiteit die (zeer waarschijnlijk) ingebed is in veel meer lagen, waarvan we even weinig benul hebben als die Babyloniër zich iets bij een atoom, een molecuul, of een planeet, laat staan een melkweg kon voorstellen. En ja, natuurlijk is onze luchtbel groter: maar in verhouding misschien – zeer wel mogelijk, eigenlijk – zo minuscuul groter, dat al die pretentie eigenlijk zonder meer lachwekkend is: zie eens, ze hebben na het wiel en het vuur nu ook de kernenergie uitgevonden, en weet je wat? Nu denken ze dat het ‘k weet niet wat is.

maandag 5 juni 2006

Het einde van het Europeïsche Millennium?

Iemand vertelde me IRL dat hij er nooit bij had stilgestaan dat "het Millennium van de Europeeërs" alleen maar "het Zesde Millennium” was (1), en dus niet meer dan één zesde vertegenwoordigde van de totale geschiedenis. Een beetje afhankelijk van hoe je je definities maakt, natuurlijk, maar toch, het globale plaatje blijft ongeveer correct. En dus klonk het helemaal niet onredelijk dat dat Europeïsche Millennium ooit wel eens op zijn einde zal lopen, om de simpele reden dat de fakkel al die millennia nu eenmaal de hele tijd constant werd doorgegeven.

Altijd mooi om uit heel brede verhalen grote conclusies af te leiden, maar de voorspelling heeft ook een veel prozaïscher basis. Al wat ik veronderstel is dat er twee factoren zijn die maken of een volk, cultuur of beschaving één en ander in de melk te brokken heeft, of juist niet. Die twee factoren zijn bevolkingsaantallen en productiviteit. Het is intuitief evident dat Luxemburg minder voorstelt dan de VS wegens bevolkingsaantallen. En het is ook niet zo moeilijk te zien dat enkele honderden miljoenen Afrikanen minder voorstellen dan enkele honderden miljoenen Amerikanen, gezien er per Amerikaan veel meer gemaakt wordt dan per Afrikaan.

Nu is het zo dat vandaag, zelfs na de duizelingwekkende vooruitgang van China van de laatste decennia, het BNP van de VS een (kleine) factor tien groter is dan dat van China. Dus als ik de factoren bevolking en productiviteit even mag stileren, dan geeft dat vandaag:

USA: 300 mio maal 10 = 3,000,000,000 eenheden "invloed"
CHI: 1,300 mio maal 1 = 1,300,000,000 eenheden "invloed"

En dus weegt de VS vandaag ongeveer drie keer zo zwaar als China in het wereldgebeuren, en dat is behoorlijk veel.

Natuurlijk kunnen we twisten over de berekening, de vraag of BNP een goede factor is, de vraag of er nog veel andere factoren dan die twee meedoen, maar zo op het eerste zicht denk ik toch dat je deze berekening voor een hoop landen zou kunnen maken, en dat het resultaat geen schokkende afwijkingen van de realiteit zou vertonen. Kortom, dat je er een indicator aan overhoudt, die (voor wat we ermee willen bereiken) best een tikje ruw mag zijn.

Wat we ermee willen bereiken is een extrapolatie naar de toekomst. Neem voor het gemak aan dat de bevolkingen van beide landen vrij constant zullen blijven voor, zeg, de volgende 50 jaar. Neem verder aan dat de VS gemiddeld 2% per jaar zullen groeien. Aangezien China ruim vier keer meer inwoners heeft, volstaat het dat hun productiviteit groeit naar minder dan een kwart (ipv een tiende nu) van de VS, en ze halen evenveel "invloed". Dat is op dertig jaar gebakken als China al die tijd met gemiddeld 5% groeit - veel minder dan de wat ze de laatste decennia gedaan hebben. Het duurt minder dan een halve eeuw voor de formule er uitziet als:

USA: 300 mio maal 10 = 3,000,000,000 eenheden "invloed"
CHI: 1,300 mio maal 4.6 = 6,000,000,000 eenheden "invloed"

Kortom, dat China dubbel zo zwaar weegt als de VS. En als China maar met 4% groeit? Dan zijn de getallen resp. een kleine vijftig en een goeie tachtig jaar, voor China resp. evenveel en dubbel zoveel "invloed" heeft als de VS.

En nu kunnen we enorme discussies beginnen: 5% per jaar gedurende 50 jaar is quasi onmogelijk. Ja, maar ze zullen wel beginnen aan de groeiritmes van vandaag, die dichter bij de tien liggen, dus als ze dat nog even volhouden kunnen ze zich gerust lagere percentages veroorloven aan het einde van die 50 jaar. En daarbij, wat doet het ertoe als het geen vijftig, maar zestig, of zeventig jaar duurt? Anderzijds, is het onder een communistisch regime mogelijk dat ze bepaalde plafonds doorbreken? Misschien niet, maar anderzijds heeft ook de Europeïsche beschaving zijn sociale instituties sterk veranderd toen die op dezelfde plafonds botsten.

Enzovoort, enzoverder. Aan het einde van een hoop van dat soort discussies, denk ik, zal altijd blijken dat, in vergelijking met de millennia waarover we praten, deze discussies erg weinig belang hebben. Welke "normale" problemen, crisissen en obstakels zich ook voordoen, de enige invloed die ze kunnen hebben is de vraag of we over 50, of 60, of 70 jaar praten, of desnoods een beetje meer - maar nooit van zijn leven een millennium. En dus moeten er al verbazingwekkende dingen gebeuren om te maken dat deze prozaïsche berekening niet uitkomt. En dat kan, natuurlijk. Maar als je abnormale crisissen moet inroepen om te ontwijken dat China en Indië "waarschijnlijk" de Europeërs zullen voorbijsteken, dan heb je het punt alleen maar bevestigd: "waarschijnlijk" betekent nog altijd datgene wat je behoudens abnormale gebeurtenissen mag verwachten.

-----------------------------------------------

(1) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2006/05/het-zevende-millennium.html

zondag 4 juni 2006

Verstrooid

Toen ik het pakje boter in mijn binnenzak vond,
wist ik dat de portefeuille in de ijskast zou liggen.

En inderdaad: in het botervakje.

En zeggen dat ik anders toch nooit verstrooid ben.

Een heel, heel interessante url

Hier volgt de url naar de tutorial van "gapminder". De tutorial toont je met een voorbeeld en enkele simpele zinnen hoe je een hoop gegeven statistieken met elkaar in verband kan brengen. Die verbanden worden getoond in heel aanschouwelijke grafieken, waar je dan zelf nog op kan werken met de kleuren en dergelijke. Dit is de url:

http://tools.google.com/gapminder/index.html#

Er zijn statistieken die teruggaan tot 40 jaar (voor mensen met mijn soort belangstelling is dat peanuts, maar je weet nooit of het verder wordt uitgebreid), voor een zestien parameters. Alweer, ik kan er nog een paar meer bedenken waar ook één en ander mee aan te vangen zou zijn, maar soit.

Om maar een voorbeeld te noemen, de statistieken gaan allemaal over de ontwikkeling van de welvaart in de verschillende landen van de wereld. Recent ging het hier nog over de vraag of een stijgende bevolking nu positief, dan wel negatief correleerde met welvaart. Zie:

http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2006/05/ivan-janssens-over-immigratie.html

Om zeer diverse redenen vernemen we vaak dat stijgende bevolking postief correleert met welvaart. Dat kan zelfs gaan tot religieus fundamentalisme. Jezus heeft gezegd "gaat en vermenigvuldigt u", dus moet er tot vandaag worden volgehouden dat veel kinderen krijgen een goed idee is. Laat ik er haastig aan toevoegen dat ik het in bovenstaande post oneens was met Ivan, zonder dat ik hem van religieus fundamentalisme verdenk. Maar dit terzijde.

Welnu, de statistieken op de url laten toe één en ander nader te bekijken. Eén van de parameters is "vruchtbaarheid". Ik vul dus op de X-as de parameter "fertility" in, en we kunnen op de Y-as gaan zien wat er gebeurt met verschillende andere parameters wanneer het aantal kinderen per vrouw resp. laag, of juist hoog is, of ergens daartussenin.

Aangezien we op zoek zijn naar een parameter voor welvaart, lijkt me voor de hand te liggen dat we op de Y-as "BNP per hoofd" zetten. Niemand beweert dat dat een perfecte maatstaf voor welvaart is. Maar als je verplicht zou worden een heel leven te gaan leiden in een niet nader te noemen land, maar je mag wel kiezen op basis van een door jou te kiezen criterium, dan zou je veel slechter kunnen doen dan kiezen op basis van een land met een zo hoog mogelijk BNP per hoofd.

Wat je te zien krijgt is dat je op enkele uitzonderingen na geen hoog-inkomen landen vindt, die ook een hoge vruchtbaarheid hebben. Die uitzonderingen zijn enkele olielanden en Israel.

En zeker, "correlatie is geen causatie". Het is niet omdat twee dingen met elkaar in een zeker verband staan, dat het één het ander veroorzaakt. Het is niet omdat er meer kinderen worden geboren waar er veel ooievaars zitten, dat ooievaars kinderen brengen. Er worden gewoon meer kinderen geboren op het platteland.

Maar voor het tegendeel lijkt me wel iets te zeggen. Als je gelooft dat bevolkingsgroei een positieve impact heeft op welvaart, dan moet het getoonde sterk negatief verband je toch eens opnieuw doen nadenken? Overigens kan je deze grafiek laten teruggaan tot 1975. Je ziet van 1975 tot nu de landen van rechts (hoge vruchtbaarheid) beneden (lage welvaart) opschuiven naar links (lage vruchtbaarheid) boven (hoge welvaart). En ja, er zijn uitzonderingen. Maar aan het totale plaatje valt, denk ik, niet te ontsnappen.

Maar misschien is BNP per hoofd wel werkelijk een slechte meter van welvaart. Een land van 10 miljoen inwoners kan een BNP per hoofd van 10,000 dollar hebben, als één inwonder een inkomen heeft van 100 miljard dollar, en de rest zijn (of haar, natuurlijk) slaven zijn. Een andere indicator van welvaart, die niet op dezelfde manier alles op één hoofd kan zuigen en zo een mooie statistiek tonen, is de levensverwachting (het staat er niet uitdrukkelijk bij, maar ik vermoed, zoals steeds, "bij geboorte").

Dus ik vul "levensverwachting" in op de Y-as... en ik krijg een erg gelijklopende negatieve correlatie met vruchtbaarheid. Op het einde van de twintigste eeuw is het verband quasi lineair: alle landen met een hoge vruchtbaarheid zitten met een levensverwachting van 40+, en alle landen met een lage vruchtbaarheid zitten bij 70+ en wie een vruchtbaarheid daartussenin heeft, heeft een levensverwachting daartussenin.

Als je de grafieken laat verschijnen voor de jaren die daarna komen, zie je alweer dat veel landen bewegen van rechts beneden naar links boven: de wereld heeft doorheen de tijd (a) een lagere vruchtbaarheid, en (b) een hogere welvaart. Alleen zijn er nu tamelijk veel landen die weliswaar naar links opschuiven, maar niet naar boven: wel integendeel.

Alle landen die naar beneden evolueerden, zelfs met een lager vruchtbaarheid, zijn landen uit Sub-Saharan Africa. Nota bene, een hoop van die landen schuift wel degelijk naar links èn (licht) naar boven. Maar een hele hoop schuiven dus naar beneden. Meest nadrukkelijk zijn dat Zuid Afrika, Zimbabwe, Botswana, Lesotho, Swazi-land, Namibië, Zambia of de Centraal Afrikaanse Republiek. Zoals met de olielanden van daarnet is het duidelijk dat er geen volledig één voor één relatie bestaat tussen de parameters, maar dat er andere factoren een invloed kunnen hebben.

Maar de "tegenvoorbeelden" kunnen nauwelijks meer dan de kracht van het verband alleen maar sterker in de verf zetten. Voor een massieve meerderheid aan landen correleren twee verschillende indicatoren voor welvaart sterk negatief met vruchtbaarheid. Zou het geen goed idee zijn om bij het opstellen van ons wereldbeeld rekening te houden met, bijvoorbeeld, de cijfers?

zaterdag 3 juni 2006

Ik vraag me iets af...

Baby Sarah heeft een nieuwe gewoonte. Nadat ze haar avondfles heeft leeggedronken kijkt ze je aan met een ernstig gezicht. Fronsend, bijna, opent ze haar mondje, en ze begint rustig, heel gedecideerd, en terwijl ze je recht aankijkt, te “vertellen”, zoals baby’tjes dat kunnen: awawawawààààà...

Heel snoezig! Zooo schattig! En dan die grote oogjes in dat ronde gezichtje! En toch; het is puur “Natuurlijke Selectie” (1).

Immers, baby’s zijn zeer kwetsbaar. Zonder hulp (véél hulp) en zorg (véél zorg) redden ze het niet. En de harde, maar historische, waarheid is dat kinderen heel erg vaak aan hun lot werden overgelaten. Die kinderen hadden natuurlijk nauwelijks nakomelingen. Dus even uitwerken.

Een willekeurige verzameling baby’s, 1 miljoen jaar geleden, heeft (per assumptie) normaal verdeelde kenmerken, zoals, laten we zeggen, vorm en afmetingen van de ogen. Dus zijn er evenveel met grote als met kleine ogen. Baby’s met grotere ogen zijn echter snoeziger dan baby’s met kleinere ogen. Snoeziger baby’s worden minder gemakkelijk in de steek gelaten dan minder snoezige baby’s. Als vorm en grootte van de ogen maar een béétje erfelijk zijn, maakt dat dat in de volgende generatie iets meer baby’s grotere ogen hebben dan in de vorige, toen het kenmerk nog normaal verdeeld was.

En de generatie dààrna gebeurt precies hetzelfde. De neiging om iets op te schuiven naar grotere ogen zet zich weer een beetje door. En nog een generatie later weer, en daarna nog eens opnieuw, enzovoort enzoverder, tot een miljoen jaar later heel veel baby’s grote ogen en (per analogie) andere zeer snoezige kenmerken hebben.

En dat heeft natuurlijk een spiegelzijde. Ouders die niet reageren op kenmerken van baby’s die (normaal) tot verzorgingsgedrag leiden, hebben minder nakomelingen dan ouders die sneller baby’s te hulp schieten: tenminste nog steeds in een wereld waarin baby’s kwetsbaar zijn. Al speelt het effect maar een héél klein beetje, dan nog leidt dat na een voldoende aantal generaties tot een waarneembaar effect En na een lange rit vertonen heel veel ouders (van een soort met kwetsbare baby’s) de neiging om te reageren op snoezige kenmerken van baby’s.

Natuurlijke selectie vormt over de generaties de fysieke kenmerken van de baby’s, zoals het de psychologische kenmerken van de ouders vormt. Er zit geen enkele verplichting aan vast; geen enkel individu “moet” de “regel” volgen. Maar individuen die het anders aanpakken hebben na voldoende generaties weinig nakomelingen die hun kenmerken dragen, en dus heeft de meerderheid van de populatie na voldoende tijd de kenmerken die aantallen nakomelingen maximalizeren.

(Aanrader: Sarah Hrdy, Mother Nature, Natural Selection & The Female of The Species, 1999)

En die combinatie; dat samenwerken tussen geëvolueerde fysieke kenmerken van baby’s en geëvolueerde psychische kenmerken van ouders heeft op zijn beurt, zo vraag ik me af, misschien een analogie. In een heel ander stadium van hun leven, namelijk als ze pubers zijn, verkrijgen kinderen allerlei psychische kenmerken die er vaak echte etters van maken. Hun ouders zijn tegelijk saai, dom, lelijk, oubollig en belachelijk. (“Hoezo, krijg ik de pil?”) En ook dat is waarschijnlijk een door “natuurlijke selectie” gevormde eigenschap. Individuen die geen onafhankelijkheidsstrijd doormaken, zich niet losmaken van hun ouders en geen onafhankelijk leven afdwingen hebben minder nakomelingen, etc.

Maar in dat geval moet er zich wellicht ook hier een spiegelbeeld in de ouders hebben gevormd? Misschien ontwikkelen ouders wel een soort weerstand tegen puberkinderen, die zich vertaalt in een soort gedrag dat doet denken aan dieren die hun jongen aan de grens van de volwassenheid wegjagen? Immers, ouders die hun kinderen niet, min of meer hardhandig, op hun eigen benen leren staan, hebben ook minder nakomelingen, net als die “onvolwassen” kinderen zelf: het zijn immers dezelfde nakomelingen.

Dus misschien ontwikkelen ouders wel afstotend gedrag tegenover pubers, zoals ze vertederd gedrag tegenover baby’s ontwikkelen? Geen wonder dat al die arme pubers het zo vreselijk op hun heupen krijgen! Je zal maar met twee (twéé!) van die griezels opgescheept zitten!

---------------------------------------------------------
http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2006/03/dingen-die-iedereen-zou-moeten-weten-3.html )

donderdag 1 juni 2006

Een Bloeiende Beschaving

Enkele dagen geleden ging het hier over Arnold Toynbee die probeerde geschiedenis te schrijven op een ander niveau dan gespecializeerde onderwerpen als (om hetzelfde voorbeeld te kiezen) de Rode Periode van de Korinthische vazen. Dat gaf aanleiding tot interessante vragen, zoals: wanneer is een beschaving bezig aan een bloeiperiode? Bijvoorbeeld in contrast met “wanneer is een beschaving in verval?” of “wanneer is een cultuur nog niet op het punt dat we al het woord “beschaving” gebruiken?”.

Voor die brede vragen vergat Toynbee niet beroep te doen op heel concrete feiten. Neem nu de Korinthische vazen. Dit is een tijd – het “Vierde Millennium” (1) – waarin de pottenbakkerij een belangrijke technologie vertegenwoordigt. De val van het bronzen tijdperk waarmee het “Derde Millennium” was geëindigd had geresulteerd in een soort “middeleeuwen”, en sindsdien was de bevolking weer aan het groeien, en hoe zit het nu met de voedselvoorraden?

Als een boer er in slaagt meer te produceren, maar vervolgens de overschotten niet kan opslaan, ofwel ruilen voor iets anders, dan heeft het niet veel zin harder te werken – en dan eindigt de productiviteitsverbetering ermee dat iedereen wat langer in de zon gaat liggen. Maar als harder werken een graanoverschot oplevert, waarvan een deel kan geruild worden tegen potten, en een ander deel kan opgeslagen worden als voorraad, dan heeft iedereen vorderingen gemaakt. Want dan produceert de samenleving genoeg voedsel om een deel van de bevolking als pottenbakker aan het werk te zetten, en het nettoresultaat is dat de voorraden groter geworden zijn, of dat de bevolking zonder veel problemen kan groeien, of allebei.

En een Toynbee die zich niet alleen concentreert op de laatste krul van de laatste versiering, maar ook kijkt naar wat andere volkeren doen, ziet dat andere volkeren nu ook potten willen gebruiken. En dus imiteren ze de Griekse potten en vazen, en opgravingen tonen met een zekere nauwkeurigheid de spreiding van de verschillende soorten potten doorheen de verschillende culturen. En wat je ziet is een reeks concentrische cirkels rond de beschaving, waarin je steeds ruwere en primitievere maaksels aantreft naarmate je je op een verdere cirkel bevindt.

En een ander voorbeeld zijn munten. Metaalgeld is een belangrijke commerciële technologie, die toelaat extra graan te produceren en te ruilen als je niet toevallig de potten nodig hebt die de pottenbakker kan leveren. Het stimuleert dus de handel, en zo de productie zelf – en dus zie je een reeks concentrische cirkels van culturen die allemaal ook metaalgeld proberen in te voeren, en waarvan de kwaliteit afneemt naarmate je je verder van het centrum weg beweegt. Tot je eindigt in, bijvoorbeeld, Engeland, dat zo ver van de beschaving afligt, en bijgevolg munten van zulke bedenkelijke kwaliteit aflevert, dat je zou voorstellen het gewoon met kiezels te proberen.

En daaruit leidde Toynbee zijn vuistregel af dat een beschaving die een bloeiperiode kende zich kenmerkte door het feit dat ze voor de omliggende volkeren, beschaafd of primitief, een bron van inspiratie betekenden. Ze proberen de technieken, en manieren van de beschaving over te nemen, zoals de “Gallo-Romeinen” uit het album van Asterix die proberen zich aan de beschaving te assimileren door witte lakens te draperen en dat “toga” te noemen. Een beschaving in een bloeiperiode is een gemeenschap die een zeker elan vertoont, die een zekere richting kent, en er in slaagt in die richting niet alleen haar eigen bevolking, maar ook omliggende volkeren mee te nemen. En zo verspreiden zich rond de beschaving landbouw- en commerciële technieken, nijverheid en handel, architectuur en spiritualiteit over een steeds groter grondgebied en steeds meer volkeren, en geef het voldoende eeuwen, en je praat over “De Chinezen” en “Indië” en “De Islam” en “Het Westen” enzovoort.

En dat soort ideeën geeft meteen aanleiding tot vragen als: en wij? Hoeveel inspiratie gaat er uit van de Westerse beschaving? Niet alleen honderd of tweehonderd jaar geleden. Wat zien andere volkeren, hetzij primitief, hetzij zelf erfgenamen van oude beschavingen, wanneer ze in de ogen van het Westen kijken? Ik vroeg het me nog maar pas in een andere post af: zien ze de holocaust en het imperialisme? Of zien ze de Verlichting en het doorbreken van het Malthusevenwicht? Zijn er nog verworvenheden van onze beschaving die ze graag willen overnemen – en welke?

En als we even Toynbee serieus nemen, dan is dat net hetzelfde als de vraag: Is het Westen vandaag nog steeds een bloeiende beschaving?

-----------------------------------------------

(1) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2006/05/het-zevende-millennium.html