Ik ben opnieuw beginnen lezen in Tolkiens Lord of the Rings. Ik ben een ongeduldige, oppervlakkige lezer, wat maakt dat ik boeken die me niet snel aanstaan weer wegleg, en boeken die ik wel goed vind zeer snel uit heb. Alleen, als ik ze echt goed vond lees ik ze daarna opnieuw. En opnieuw en nog een keer, en paradoxaal genoeg word je zo iemand die op het eind een hoop boeken heeft gelezen en van de meest relevante (voor mezelf, natuurlijk) goed weet wat er in staat ook.
LOTR heb ik enorm vaak herlezen: logisch als je bedenkt hoe veel details en verhaalwendingen en achtergrond ik bij de eerste keer (“keren”) nog niet meehad. Na tien keer heb je alles echt wel één maal gezien, maar dan nog is er nog het plezier van het nog eens uitpikken van de favoriete passages. Er zullen grotere kenners op de wereld rondlopen, maar ik denk dat ik het verhaal toch wel een beetje begin te kennen.
Intussen vele jaren geleden heb ik nog een ander aspect ontdekt. Niet in het boek ontdek je nieuwe dingen, maar aan je eigen perspectief. Meestal betekent dat dat je jeugdliefdes er min of meer verschaald beginnen uit te zien. Met LOTR heb ik dat evenwel maar zeer, zeer beperkt gehad. Maar ik herinner me wel nog, kort nadat ik een afgestudeerd filosoof was geworden (als late twintiger), dat ik opmerkte in hoeveel aspecten ik het een “reactionair” boek was gaan vinden: vrouwonvriendelijk, klassebewust, vroeger was het beter en “zulke mensen maken ze tegenwoordig niet meer”.
Het was me nooit eerder opgevallen, maar opmerkelijk genoeg daalde het verhaal er niet echt mee in mijn achting. Het ging van “ik heb nu al aangenomen dat er elfen, trollen en tovenaars rondlopen, ik zal nu ook maar aannemen dat de wereld goed beschreven wordt door een reactionaire filosofie, en als het uit is gaan we over tot de orde van de dag.”
Natuurlijk verschaalde het verhaal met de jaren wel een beetje in mijn opinie. Het blijft tenslotte een oefening in escapisme, bestemd voor de flower power generatie, in een boek dat ook nog eens vrij humorloos is, en waar de slechten gehuld in zwarte mantels en zittend op zwarte paarden gestuit worden door witte elfen en tovenaars. En het loopt goed af. Bij mij moet dat gewoon, maar dat neemt niet weg dat ik (soms) naiviteit herken, wanneer ze in mijn eigen hoofd zit.
Maar toch, man, man, man, wat een verhaal! Dat vrolijke, kneuterige begin met het verjaardagsfeest, die plotse ontdekking van “hey, die ring is eigenlijk verschrikkelijk gevaarlijk”, dat opgejaagd worden door onbekende vijanden, alleen gesteund door bondgenoten die meestal niet zelf bij het gezelschap kunnen zijn en dus vanop een afstand moeten werken. En dan, als je het gevoel hebt dat je helden al enorme avonturen hebben beleefd, maar het boek nog lang geen kwart gevorderd is, die almaar breder opengaande wereld, die evolueert van het simpele Hobbit dorpsleven via de Raad van Elrond naar het conflict tussen Saruman en de Ruiters van Rohan... En eens je daar bent gaat het in galop naar het punt waar heel de wereld in oorlog is, met als hoogtepunt het beleg van Minas Tirith. Terwijl je als lezer haast niets in de gaten hebt evolueren je hobbits van een stelle lamme goedzakken, die hier al eens een zwaardje oppikken, en daar een schild meeritsen, en geleidelijk lastiger problemen oplossen en vijanden verslaan, naar een groep heuse helden die nauwelijks hoeven onder te doen voor de echt grote kanonnen. Ik weet niet of de lezer die het boek oppervlakkig kent er al bij heeft stilgestaan, maar als je het lijstje prestaties van Merry, met als kroon het neerhalen van de opper Zwarte Ruiter optelt – wel, niet slecht voor een hobbitje uit Buckland.
Ik was nog eens echt aan het begin begonnen, compleet met Bilbo’s party en de eerste vlucht binnen de Shire. En ik moet zeggen, deze keer was ik zelfs weer aangenaam verrast! De lezer raadt wellicht wel wat er gebeurd is. Een soort “ik wou dat ik ook zoiets kon maken” gevoel bekruipt me, en als je maar een beetje probeert kijk je er ineens met heel andere ogen naar. En ja, de “criticus” die vindt dat er niks aan is, wanneer Tolkien in één zin de sfeer van terreur die een snuivende Zwarte Ruiter uitstraalt weet op te roepen, of een “wit schijnende elfenvorst in razernij”, die moet misschien eerst zelf eens aan evocatie proberen te doen, en wie weet schijnt er een heel ander licht.
2 opmerkingen:
LOTR is tijdens de tweede wereldoorlog geschreven, dus het was niet echt voor de Flower Power generatie bedoeld. Tolkien was zelf heel verbaasd over zijn succes in de jaren 60. Ook qua ideologie is hij nu niet bepaald in die richting te zoeken.
Nu je het zegt, dat van die tweede wereldoorlog wist ik eigenlijk, maar door er niet aan te denken verwar ik het succes bij een bepaalde groep met de bestemmeling. Dat die flower powers ook niet erg reactionair waren (of wilden zijn) is ook een punt waar ik zelf had aan kunnen denken.
In feite zet je me aan het denken. Dat het boek iets heel "reactionairs" heeft, daar blijf ik bij. Merkwaardig, eigenlijk, dat het in de jaren zestig zo'n succes was! Tja, ze zullen misschien gereageerd hebben zoals ikzelf: als het heel ontspannend is - who cares als je het met de filosofie ervan niet zo ziet zitten?
Maar ik weet het gewoon niet. Zoals je kon zien, ik heb er eigenlijk niet erg hard over nagedacht.
Een reactie posten