woensdag 26 januari 2011

Een "liberaal vooroordeel"? (Wat heb ik nog niet begrepen?)

Het zeer interessante boek The Rise of the Western World (1973) van Douglass North en Robert Thomas (1) gaat over hoe het Europa van na het jaar 1000 AD tegen het jaar 2000 AD een positie van wereldwijde dominantie verwierf. De auteurs zoeken in ruime mate het antwoord in "institutionele evolutie". Dat wil zeggen, de ontwikkeling van een eigendomsrecht, in combinatie met een eerder terughoudende staat. En ook nog in combinatie met een soort selectieproces, waarbij samenlevingen die dit beter deden dan de anderen ook de samenlevingen waren die uiteindelijk die globale dominantie behaalden.

Natuurlijk bestaan er heel andere analyses, zoals de Marxianen die denken dat het Westen alles heeft afgepakt, of zoals Kenneth Pomeranz die in The Great Divergence (2000) ook een heel aparte visie ontwikkelt (kan je het samenvatten met "ze hebben geluk gehad"?). Maar volgens mij kan je minstens een aantal van de punten van North & thomas alleen negeren als je bereid bent een eenzijdig verhaal over de geschiedenis te vertellen.

Af en toe heb ik wel het gevoel dat het me niet allemaal even duidelijk is - laat in het midden of dat aan mij ligt, dan wel dat er "onduidelijke formuleringen" of andere problemen met de tekst zelf zijn. Maar bijvoorbeeld, als het boek helemaal in het begin zegt dat institutionele hervormingen ervoor moeten waken...

"(...) to channel individual economic effort into activities that bring the private rate of return close to the social rate of return".

... dan klinkt dat nogal als een eerder wankel liberaal vooroordeel. Natuurlijk zien liberalen graag dat iedereen alle resultaten van zijn inspanningen voor zichzelf mag houden. Maar moet het ook werkelijk zo zijn, of toch minstens "close"? Enkele zinnen verder zegt het boek zelf:

"If the private costs exceed the private benefits, individuals ordinarily will not be willing to to undertake the activity even though it is socially profitable."

Dat lijkt me al iets heel anders; veel bescheidener, maar ook veel correcter. Er is nu eenmaal een hemelsbreed verschil tussen (uitspraak 1) "[close to] alle collectieve opbrengsten moeten naar het individu vloeien" en (uitspraak 2) "het aandeel van de totale (dus inclusief de collectieve) opbrengsten dat naar het individu vloeit moet groter zijn dan de kosten die dat individu oploopt". In dat laatste geval kan ik me interessante conversaties tussen luciede rechts en luciede links inbeelden, over de vraag of een beetje overschot volstaat, dan wel dat het toch wel erg veel moet zijn, of ergens iets tussenin. In ieder geval heb ik het moeilijk te geloven dat het "close to" moet zijn. Het lijkt me dat mensen heus wel "winst" zullen najagen wanneer ze niet "alle winst" kunnen incasseren. En dus heb ik het nog wat moeilijk dat eerste zinnetje te rijmen met andere zinnen uit het boek, of de realiteit die ik denk waar te nemen.

Nu, het kan aan mij liggen. En het lijkt ook maar een heel klein puntje, dat misschien alleen maar over formulering, eerder dan inhoud gaat. Maar toch: William Easterly maakt in zijn The Elusive Quest for Growth (2001), hoofdstuk 8, §4 een heel soortgelijk punt. Dus wat heb ik nu niet begrepen?

Maar los van dat misschien "heel klein detail" (of misschien ook niet...?). Het boek zelf, met zijn nadruk op het hoe en waarom van een institutionele evolutie die leidde tot een veel welvarender wereld: dat lijkt me echt wel de moeite waard.

------------------------------------
(1) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2006/09/rechts-maar-toch-goed-north-thomas.html

Geen opmerkingen: