donderdag 6 januari 2011

Robert Vandewalle

De barre winterdagen, in combinatie met een trigger die ik alweer vergeten ben, brachten ineens een "evenement" in mijn herinnering, dat de bank waar ik werk had georganiseerd. Niemand minder dan Olympisch kampioen judo Robert Vandewalle gaf in een etablissement in een verre uithoek van de besneeuwde Ardennen een workshop over het streven naar uitmuntendheid, iets dergelijks. In ieder geval over hoe het behalen van een Olympische gouden medaille veel te maken had met het overwinnen van tegenslagen en Spartaanse omstandigheden. En dus trokken wij in een maand januari naar de besneeuwde Ardennen alwaar de workshop voor twee dagen en één nacht tegenslagen en Spartaanse omstandigheden nabootste.

Ikzelf was er absoluut niet mee opgezet. Ik ben een gediplomeerde kamergeleerde en als ik eerlijk ben, ben ik er nog trots op ook. Het hielp ook niet dat een collega (1) de weken en dagen ervoor doorbracht door het aanstormende evenement geregeld "Operatie Stalingrad" te noemen. Toen al riep die naam één en ander aan emoties bij me op, en sommige mensen weten hoe ze diep moeten steken...

Ik heb daar een hele tijd rondgelopen met het idee dat al mijn vooroordelen weer eens gingen bevestigd worden: een gevoel dat wij, mensen die altijd alles beter weten, sterk vertrouwd is. Het werd dan ook een heel ander gevoel toen die vooroordelen nogal plotseling in hun tegendeel omsloegen, en "nonkel Robert" (zoals hij zichzelf noemde, toen hij het over een heel andere levensles had, namelijk over hoe de Olympische kampioen van de vorige keer - hijzelf - er de volgende keer in de eerste ronde uit lag) me wel degelijk een heel groot licht deed opgaan.

De oefening bestond er in dat we in een besneeuwde vlakte tussen twee bomen een touw gespannen zagen, ik denk op iets van ooghoogte. In ieder geval erg hoog, als je weet dat we met twee planken als enige hulpmiddel allemaal (zeg: 15 man?) van de ene kant naar de andere kant van dat touw moesten, en wel door over dat touw te gaan, en zonder dat touw aan te raken.

Elke keer dat één lid van het team het touw aanraakte moest heel de ploeg tien keer pompen.

En dat viel tegen. Er is daar genoeg gepompt, die dag, om de Titanic drijvend te houden. Zo herinner ik me dat ikzelf, niet gehinderd door ook maar het geringste inzicht in dat soort opdrachten, ook maar eens een voorstel lanceerde, daarbij met een breed armgebaar van voor naar achter een aanwijzing probeer te geven en... Oeps? Wat was precies dat weinig weerstand biedend voorwerp dat ik daar leek te voelen?

Wel: het touw, natuurlijk.

Dat was de enige keer dat ik er ooit in geslaagd ben zoveel collega's zo flink in actie te krijgen.

Hoe dan ook, voor ons was het een hopeloos geval, en na enige tijd begonnen de frustraties, ook bij mij, serieus hoog op te lopen, en niet iedereen bleef veel moeite doen om dat verborgen te houden...

Alwaarna "nonkel Robert" zich grimmig naar het midden van de niet minder grimmige groep werkte, enkele schampere (zéér schampere) opmerkingen lanceerde over onze boze gezichten, en twee vraagjes stelde.

Hoeveel keer hebben jullie in totaal dat touw geraakt? (zeg: duizend keer)
Hoeveel keer is dat gebeurd terwijl je niet eens aan het proberen was de oefening op te lossen?

Het antwoord was (natuurlijk) erg veel keer. En dat was waar ik toch wel even op mijn neus stond te kijken. Ja, de frustratie was erg hoog opgelopen, en het was allemaal de schuld van die Vandewalle met zijn dwaze oefeningen - tot hij zich luidop afvroeg hoe vaak we dat touw hadden geraakt terwijl we niet eens aan het proberen waren de oefening op te lossen. Zoals ikzelf met mijn breed armgebaar waarvoor ik heus niet in de buurt van het touw had moeten staan. Of waarbij het volgens de spelregels toegelaten was mijn ogen wel te gebruiken.

Misschien was een deel van die frustraties wel... onze eigen schuld?

Dat is nooit een gemakkelijke conclusie om te trekken, maar toen is het nonkel Robert toch goed gelukt...

De hele ploeg is dat weekend met spierpijn en stramheid naar huis gegaan, alsof we net aan de Olympische spelen hadden deelgenomen. Hetgeen mij in de volgende week de opmerking ontlokte, natuurlijk flink luid zodat alle collega's het goed konden horen: "als ik die Vandewalle ooit nog eens terugzie, ik leg hem in een knoop." Dat was natuurlijk des te grappiger als je weet dat "nonkel Robert" gemakkelijk drie keer forser en zwaarder is dan ikzelf. Laat staan als je weet wat voor een groot judoka er aan mij is verloren gegaan (2). En het werd zo mogelijk nog grappiger toen, oh toeval, de volgende dag een evaluatiegesprek plaatsvond tussen ons management en de organisator van het evenement: zodat de volgende dag Robert Vandewalle voor onze neus stond.

Natuurlijk was er een collega - ik zal maar geen hints geven over welke collega het weer eens was - die het nodig vond mij naar voor te duwen met de woorden "OK, Koen, je ging hem in een knoop leggen, hij staat daar, ga je gang."

Alsof hij niet zeer goed wist dat ik veel te sportief ben om dat soort dreigementen ook nog uit te voeren.

---------------------------------------
(1) dezelfde collega, of wat had je gedacht, uit de post:
http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2006/10/een-uiterst-gemene-streek.html
(2) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2009/04/ippon.html

Geen opmerkingen: