dinsdag 8 mei 2007

Een aangenaam soort propaganda

W.E.B. Griffin was, als ik dat goed begrepen heb, een generaal in het Amerikaanse leger, die het patriotisme, de geest van kameraadschap, ideeën over moed en eer en trouw en nog zo een paar, via zijn literaire begaafdheid voor een breder publiek heeft toegankelijk gemaakt. Hier bij mij staat een serie paperbacks die begint met The Lieutenants, en na een voorlopig einde met The Generals zelfs nog een aantal vervolgen heeft gezien. En ik moet zeggen, hoewel het mijn wereld niet is – hey, stel je bij mij niets anders voor dan de bijziende boekenwurm – slaagt hij er in bij mij, en dus ongetwijfeld bij een hoop andere lezers, een soort begrip en een hoop sympathie voor die wereld op te wekken.

Dat zal een hoop mensen die vertrouwd zijn met mijn Irakstandpunt wellicht verbazen. Maar die mensen wil ik vragen: beeld je in dat er een engel voor je neus staat, en die vertelt je dat je naar een willekeurig stuk wereldgeschiedenis zal gestuurd worden, waar jij aan de verliezende kant een leven in oorlogstijd zal leiden, met een familie, een vrouw (ik ga er voor het gemak maar even van uit dat de lezer een mannetje is) en kleine kindjes, en jijzelf aan het front, met alle bijhorende ongerustheid over je ouders, je kinderen... enzovoort. Het enige wat nog niet is ingevuld is in welke oorlog, en dus tegen welke overwinnaar, je in dat leven een rol zal gaan spelen. En jij mag zelf kiezen! De Romeinen? De Mongolen? De Zoeloes? De Azteken? Je zegt het maar: door wie wil je overweldigd worden en door wie mag de wereld waarin je familie het verder moet uitzingen daarna bestuurd worden?

Mag ik opmerken dat ikzelf, zonder maar een seconde te twijfelen, zou kiezen verslagen te worden door een Amerikaans leger, vanaf ergens kort na de vroege twintigste eeuw?

Overigens gaat het daar in de boeken van Griffin niet eens om. Waar het om gaat is dat een leger een intens sociaal gebeuren is. Er is een sterke hiërarchie, er is een sterke neiging tot ritualizering, er zijn duidelijke tradities waar groot belang aan wordt gehecht, en er is heel die atmosfeer van idealisme en patriotisme waarover ik het al had.

Wat er gebeurt is dat Griffin aan de hand van verhalen die zich grotendeels in vredestijd afspelen, de sociologie van dat leger schetst. En hij doet dat vanuit een honderd percent sympathiserend standpunt, waarbij generaals werkelijk de belangen van hun manschappen boven alles stellen (of anders zwaar op hun neus krijgen) en waarbij lagere officieren werkelijk vol vertrouwen de opdrachten van hun superieuren afwerken en daarbij zichzelf maximaal wegcijferen (en anders evengoed zwaar op hun neus krijgen). En alle activiteiten, die af en toe betreurenswaardig maar noodzakelijk gevechten impliceren, zoals de invasie van Cuba of Vietnam, gebeuren vanuit het nobelste idealisme, het beschermen van de wereld tegen de gevaren van het communisme.

Je krijgt inzicht in de subtiliteit van heel dat hiërarchisch systeem, waarbij mannen nauw samenwerken en vaak vrienden zijn, maar waarin af en toe toch aan de regels en het systeem wordt herinnerd: zodat de kolonel zijn beste vriend de majoor aanspreekt met zijn titel “majoor”, hetgeen van zijn voorstel een bevel maakt, en waarop de majoor onveranderlijk “yes sir” antwoordt. En op analoge manieren domineren de generaalsvrouwen de kolonelsvrouwen, die op hun beurt de majoorsvrouwen domineren, enzovoort. Had ik op dit blog al iets over mijn belangstelling voor alfamannetjes gezegd?

Maar terwijl heel die wereld respectvol en zelfs liefdevol beschreven wordt is Griffin ook niet blind voor de problemen die er natuurlijk zijn met dat soort systemen. Pas nog zat ik te genieten van de scène die eindigde met “het bevestigde zijn opinie dat veel sergeant-majoors eigenlijk kolonels hoorden te zijn, en omgekeerd”. En nog subtieler wordt het wanneer een van de hoofdfiguren (laten we hem “kolonel Felter” noemen) via de inlichtingendiensten van de president zoveel invloed verwerft, dat zelfs generaals naar hem luisteren en alleen de allerhoogste generaals – met minder dan vier sterren komen ze er niet – hem als gelijke kunnen behandelen. Kolonel Felter spreekt al die hogere officieren aan met de beleefdheid en het ontzag dat hij hen als “lage” kolonel verschuldigd is – maar wanneer ze denken het anders aan te pakken dan hij, en proberen de hiërarchie uit te spelen, dan komen ze steeds van een kale reis terug.

Overigens vinden we af en toe wel eens een inconsistentie terug. In The Colonels stelt kolonel Felter voor om Che Guevara (een communistische agitator met meer dan een paar moorden op zijn geweten, zo vertelt deze uiterst charmerende propaganda ons, en ik ben wel geneigd het te geloven) te elimineren, waarmee hij op de grootst mogelijke verontwaardiging stuit van de hogere kringen. Maar in Special Ops zijn het juist de betweterige hogere kringen die Guevara willen elimineren. En is het kolonel Felter, de man die altijd het verst vooruit kijkt, die inziet dat dat alleen maar een martelaar van Che zal maken, de man die eigenlijk maar die ordinaire moordenaar was. Maar alles bij elkaar blijven dat maar kleinigheden die het plezier om die blik in het wereldje niet kunnen bederven, en waarvoor ik glimlachend de prijs – mijn beeld over het Amerikaanse leger wordt er in positieve zin door beïnvloed! – betaal.

Geen serie, dus, voor mensen die de zoveelste tirade tegen het machogedrag van de marines of de knotsboemdiplomatie van de VS wilden horen. Maar wel een reeks schetsen van een wereld door een man die zich door die wereld geabsorbeerd voelt; die er zijn levensvervulling in heeft gezocht, en gevonden. Een man die voor die wereld een liefde heeft opgevat die doet denken aan de passie van de kunstenaar voor zijn onderwerp. En in zo’n geval, ook al voel je dat het jouw wereld niet is, en ook al voel je dat je op een verborgen manier een bepaald perspectief wordt bijgebracht – mogen we bij die oprechte gevoelens van die man niet een zekere sympathie, en een zekere tolerantie, en zeker begrip gaan koesteren? Wat mij betreft, een warme aanrader, met een klein korreltje zout en op het einde een vrolijke knipoog.

Geen opmerkingen: