Laatst zie ik ergens op een site iemand schrijven dat de enige manier om de economie (opnieuw) te doen draaien “het verzekeren van monetaire stabiliteit” is. Als we dat aannemen weten we dat inflatie, en dus ook de angst voor inflatie (die laatste “dus” is iets dat me zonder meer correct lijkt) tegen elke prijs moet vermeden worden. En daaruit volgt dan weer dat overheidsoptreden om de economie te stimuleren nefast is, omdat het op de langere termijn inflatie bevordert.
Nu heb ik aan mijn interesse voor economische geschiedenis het inzicht overgehouden dat de grote plaag in de Europese economieën van de middeleeuwen en de Renaissance geen inflatie (in de vorm van een teveel aan geldmiddelen voor een laag aanbod aan goederen) was, maar integendeel dat er onvoldoende geldmiddelen waren. Snuisterend in het boek Before the Industrial Revolution, 1,976 (1,993) van Carlo Cipolla bots ik op enkele relevante passages. Alles uit hoofdstuk 7 van het boek.
Het begint ermee dat het Europa van die tijd helemaal geen papiergeld bezat, en alleen metaalgeld gebruikte. Alleen was er een voortdurend tekort aan bruikbaar metaal:
“It should be borne in mind that throughout the Middle Ages, western Europe suffered from an inadequate supply of precious metals. This shortage is vividly illustrated by the fact that medieval coins were always wafer-thin discs of metal.”
Dit heb ik overigens ook elders vaak gelezen. Eén van de redenen waarom Europeanen zo graag zilver plunderden, vanaf de kruistochten en tot de Latijns Amerikaanse “avonturen”, was precies dat de schaarste in Europa het edelmetaal zo kostbaar maakte; terwijl de Azteken (als ik me dat goed herinner) er versieringen en speelgoed van maakten.
Nu ontstonden er geleidelijk financiële technologieën om de schaarste van geld in de zeer strikte (edelmetalen) vorm te omzeilen. Bijvoorbeeld: een geldwisselaar die in staat was de waarde van ene munt tegen de andere in te schatten, èn die heel veel vertrouwen genoot, kon een hoeveelheid metaalgeld aanvaarden tegen een schuldbekentenis (wat veel lichter was om met paard en kar om doorheen de helft van Europa te verslepen dan grote hoeveelheden zilver), en het “deposito” was geboren. Alleen...
“Over time, however, bankers found that it was not necessary to keep cash sufficient to cover the total value of all deposits: they only needed to have a fraction of that amount to hand and could therfore lend out the rest at interest to third parties (…). Bankers realized, in other words, that they could operate on a fractional reserve basis. This is the origin of bank money.”
De bankiers ontdekten dat ze maar een “fractie” van het cash- (in de zin van metaal-) geld hoefden bij te houden om toch altijd aan hun betaalverplichtingen (in metaal) te kunnen voldoen, en ze begonnen het overschot uit te lenen tegen interest. Mocht op dit punt de lezer vaag denken dat hij hier ooit eens iets soortgelijks heeft gelezen over de wereld van vandaag, dan is hier de url:
http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2009/01/liquiditeit-solvabiliteit-rendabiliteit.html
Dat o zo standaard en klassiek en veilig “bankieren waarnaar we terug moeten” is zelf niets anders dan een variant op iets dat in werkelijkheid niet minder gebakken lucht is dan alle andere gebakken lucht. Het omzetten van spaarboekjes in productieve investeringen is iets dat even goed in de soep kan draaien (als iedereen tegelijk zijn geld komt opvragen) als het bankieren van alle andere periodes. Dat was destijds niet minder zo dan vandaag met de “credit default swaps”, en het is destijds dan ook even goed gebeurd.
Interessant is dan ook dat het hele idee van het “fractioneel bankieren” (je hebt veel minder cash nodig dan het totaal van je verbintenissen), met alle bijhorende risico’s al vroeg bestond; veel vroeger dan onze hedendaagse aanhanger van het “conservatieve” bankieren misschien wel denkt:
“Professor Reinhold C. Müller, in an excellent article on Venetian coinage, has shown that as early as 1321 bankers in Venice had created bank money by operating on such a fractional reserve system. Creating money on the basis of deposits received, the bankers increased market liquidity and helped to loosen the deflationary stranglehold that the shortage of of precious metal exerted on the European economy throughout the whole of the Middle Ages.”
En toen al, in de veertiende eeuw, werd er (niet minder of meer terecht dan vandaag) denigrerend over gedaan, in termen van “inktgeld”. Het enige dat de bankier kon tegenhouden bij het (in zekere zin) steeds opnieuw uitlenen van dezelfde hoeveelheid metaalgeld was “zijn bereidheid om risico te nemen”; van zijn voorzichtigheid, dus. Maar omdat “risico” hetzelfde is als “onzekerheid”, en dus “probabiliteit” geldt dat iets dat mogelijk is, en geregeld wordt geprobeerd, af en toe ook uitkomt. En dus gebeurden er in de middeleeuwen, en in de bankwereld van de vroege twintigste eeuw, net zo goed als vandaag geregeld bankcrashes. En dat is iets waar al die mensen die zo vurig pleiten voor “we moeten terug naar” wel eens aan zouden mogen denken.
Hoe dan ook, de laatste zin van Cipolla geeft de boodschap mee. Een wereld waarin de geldhoeveelheid vastgelegd wordt door de hoeveelheid metaal kan monetair achterop lopen op de economie, tot het punt waarop die economie door dat tekort in een deflationaire wurggreep wordt gehouden. Dat was precies wat Europa was overkomen, de hele middeleeuwen lang. De uitvinding van “fractioneel bankieren” was essentiëel om de “liquiditeit” te verbeteren, net zoals wij sindsdien de liquiditeit hebben verbeterd door uitvindingen als de interbankmarkt, en Centrale Banken, en overheidsgaranties.
Ik kan aannemen dat sommige mensen zo tegen overheidsoptreden zijn dat ze nog liever een hoop van die liquiditeit laten verloren gaan dan dat overheidsoptreden toelaten. En ik kan aannemen dat sommige mensen zo graag zekerheden hebben in het leven (1) dat ze bereid zijn de liquiditeitsprijs te betalen om het “geld” “gezond” te houden - tot het punt dat er helemaal geen fractioneel bankieren meer mag. Maar laat ze tenminste niet proberen “het licht van de zon te ontkennen”. Die prijs in termen van liquiditeit is reëel. De deflationaire effecten (2) van tekort aan geldmiddelen op een economie zijn reëel. De toegevoegde waarde van allerlei monetaire spitstechnologie om juist die liquiditeit te bevorderen is reëel. Terwijl mensen die nog liever in “denial” gaan dan riskeren hun favoriete ideologie te moeten bijsturen, niet noodzakelijk bijdragen aan hun eigen geloofwaardigheid.
-----------------------------------------------
(1) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2008/11/financile-filosofie-een.html
2 opmerkingen:
Het is wel vreemd dat het land dat de grootste injectie van Zuid-Amerikaans zilver kreeg, Spanje, er helemaal niet door geholpen geweest is. Integendeel, het schijnt de economie daar nog meer in de soep gedraaid te hebben.
Op mij lijkt de belangrijkste reden dat de Spanjaarden van destijds zich zijn gaan gedragen als de oliesjeiks van vandaag: grootgrondbezitters, hidalgo's, religieus fundamentalisme, godsdientsoorlogen in alle richtingen, en heel, heel veel potverteren.
Terwijl noordelijker streken van Europa handel en nijverheid ontwikkelden waren er geen producten "made in Spain". Zoals we vandaag ook nooit "made in Saudi Arabia" zien. Het ziet er uit als enorme rijkdom, maar toekomst heeft het niet...
(Als ik me goed herinner is dit hoe je het in David Landes terugvindt.)
Een tweede reden is ook dat de geldhoeveelheid die groeide zonder dat er extra productiviteit tegenover stond de inflatie deed toenemen. Het heen en weer slingeren tussen te veel en te weinig geld voor een (in verhouding) stabiele economie was in die tijden van "het bankieren van vroeger" veel heviger dan vandaag.
De toestand genereerde ook een aantal bona fide aparte causaliteiten, zoals bankcrisissen, veel te hoge belastingen, op de foute manier opgelegd, en ik weet zeker dat er nog veel andere waren.
Een reactie posten