Een paar dagen geleden leek Fernand Braudel me maar matig overtuigend, toen hij het "nieuwe lijfeigenschap" in Oost Europa tot "het kapitalisme" wilde rekenen (1). Als de productieverhoudingen geen eigendoms- maar feodale relaties zijn; als de winst niet gemaximaliseerd wordt in termen van rationalisering van kosten en opbrengsten, en als het contact met de markt van geen kanten een conditie is waarvan het bestaan van het systeem zelf afhangt: wat helpt het ons dan vooruit om het "kapitalisme" te noemen? Wanneer zal je dan uiteindelijk iets niet "kapitalisme" noemen?
Op het eerste zicht is zijn onmiddellijk volgend voorbeeld (2) niet veel beter: de Amerikaanse plantages. Alweer een afgesloten geheel, feodaal aandoende verhoudingen en verafgelegen markten: zijn er nog verschillen?
Welnu, die verschillen zijn er, en Braudel somt ze ook op. Maar voor mij is de belangrijkste dat die quasi-gesloten samenleving die de plantages waren deze keer wel specifiek bestonden in functie van de verafgelegen markten. De feodale relaties van Oost Europa hebben vaak bestaan zonder markten, maar zonder de markten waren de Amerikaanse plantages er niet geweest. Verder zijn er deze keer wel productieverhoudingen in termen van private eigendom, kapitaalinvesteringen en rationalizering van de kosten en opbrengsten. Daar zijn de slaven géén voorbeeld van - want dat soort relaties doen alweer feodaal aan - maar er lijken me voldoende redenen om toch van "kapitalisme" te spreken. Onder andere omdat de slaven alleen maar slaven kunnen zijn omdat het concept "eigendom" tot henzelf is uitgebreid.
OK, dus de plantages en de bijhorende slaven zijn "de schuld van het kapitalisme"? Dan heb ik nu een paar puntjes, die deels letterlijk uit Braudel komen. Om te beginnen: de investeringen waren helemaal niet winstgevend. Braudel vermeldt een percentage tot "hoogstens" tien percent. En als dat een gemiddeld cijfer is, dan weet je dat er een hoop diep onder water zullen gezeten hebben en dat het niet echt de meest rendabele sector van de wereldgeschiedenis was. En als het niet de "kapitalisten" waren die er geld aan verdienden - dus de mensen die de kapitaalinvesteringen deden - dan is Braudels tweede punt dat het ook niet de Europese bankiers waren. Die hadden vol hoop op koloniale reuzenwinsten het hele zaakje rijkelijk gefinancierd - en toen het allemaal niet draaide zoals verhoopt zaten ze "tot hun onaangename verrassing" zelf in de plantages die immers in pand waren gegeven.
Neen, de winst zat bij de scheepvaartindustrie! Ten eerste hadden de nationale staten hun onderdanen verboden met buitenlandse schepen te handelen, en ten tweede leverde dat hen uit aan een de facto oligopolie van rederijen die de prijs konden zetten met gevolgen die Braudel zelf becijfert. De aankoopprijzen van de koloniale producten hielden de koloniale handelsbalans nauwelijks of niet in evenwicht, maar de verkoopprijzen in Europa haalden veelvouden van de aankoopprijzen. En die vette verschillen werden op zak gestoken door de rederijen die immers per staatsbesluit dat quasi-monopolie hadden.
Alleen, we zijn stilaan weer bij het punt van die vorige post. Als je Braudels "bovenlaag" van al dan niet per staatsbesluit opgelegde monopolies "kapitalisme" noemt, dan zit "het kapitalisme" in sterke mate aan de oorzaak van, bijvoorbeeld, de koloniale slavernij. Maar we hebben net ook gezien dat de reden waarom iemand daar rijk van werd bij uitstek was dat de markten niet vrij waren. Als de plantages de concurrentie tussen de verschillende nationaliteiten konden uitspelen, dan waren de verschillen tussen aan- en verkoopprijzen verdwenen als sneeuw voor de zon.
En in dat geval, dus zonder dat staatsbesluit, waren ofwel de kolonies van geen kanten rendabel genoeg geweest om er zelfs maar slaven in aan het werk te zetten (als de verkoopprijzen in Europa waren gedaald) ofwel was er een hoop geld van Europa naar de kolonieën gestuurd. In dat geval weten we nog niet wie het op zak had gestoken. In eerste instantie, ongetwijfeld de kapitalist. Maar zoals we gezien hebben aan de verdere geschiedenis van de negentiende en de twintigste eeuw, onder dat soort kapitalisme duurt het nog een aantal generaties en de welvaart verspreidt zich naar brede lagen van de bevolking en (bijvoorbeeld) de levensverwachting stijgt van een goede twintig jaar destijds tot tachtig nu, en stijgend. Allemaal de schuld van het kapitalisme.
----------------------------------
(1) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2010/03/fernand-braudel-en-kapitalisme-2.html
(2) Braudel, Les Jeux de l'Echange, hoofdstuk 3, §2, titel 10 en 11
1 opmerking:
Het enige dat je betoogt is dat er voldoende staatsinterventie moet komen om dergelijke regimes (feodale en andere) te verbieden...;-).
Een reactie posten