maandag 1 maart 2010

Fernand Braudel en "kapitalisme"

Eén van de onderwerpen die ons vaak om de oren slaan zijn de varianten op "de armoede is de schuld van het kapitalisme". Alleen, haast niemand weet wat dat eigenlijk betekent, "kapitalisme". Ik denk dat ik maar eens ga proberen een apart rubriekje te starten rond die vraag - steeds in de hoop dat we niet in "puur verbale kwesties" (1) terechtkomen. En in de hoop intussen iets bij te leren, natuurlijk.

Wat dat risico op "puur verbale kwesties" betreft, Karl Popper wijst ons op de gevaren rond gebruik en misbruik van definities. Als je vindt dat "helder denken" betekent dat je altijd heel precies weet wat je termen betekenen - wel, think again, zoals dat heet in goed Vlaams. Want als je een term alleen mag gebruiken als die goed gedefiniëerd is, dan eist het verbod op cirkelredeneringen dat je in je definitie nieuwe termen gebruikt. Maar volgens je eigen eis moeten die nieuwe termen dan op hun beurt gedefiniëerd zijn, en dat eist dan weer nieuwe termen, die gedefiniëerd moeten zijn... BOEMMM!

Definities dienen dus niet om onze kennis te verhelderen, maar wel ons taalgebruik. Terug dan naar "kapitalisme". Midden in die gigantisch complexe onderneming die het menselijk samenleven is - in het bijzonder wanneer je dat evoluerend doorheen de tijd wil bekijken - willen we bepaalde aspecten isoleren en proberen daarover tot een zeker inzicht te komen. De vraag is dan welke bundel eigenschappen we onder dat woord willen vangen.

Voor de term "kapitalisme" is die vraag heel erg kwetsbaar voor "politieke vervuiling van het denken" (1). Je "definiëert" (bij voorkeur impliciet) de term "kapitalisme" zodanig dat elke vorm van uitbuiting er onder valt, en je hoopt dat niemand iets opmerkt wanneer je het vervolgens hanteert alsof je er de hedendaagse Westerse samenleving mee omschrijft: en iedere keer dat je het woord gebruikt heb je de lezer, bij het nadenken over het enige systeem dat ooit het armoede evenwicht wist te doorbreken, een portie propaganda ingelepeld, alsof dat systeem "eigenlijk gebaseerd is op uitbuiting".

Dat is iets wat ook Fernand Braudel overkomt. Zijn trilogie Civilization Matérielle, Economie et Capitalisme is een ongelofelijk rijk werk, vol feiten, verbanden, inzichten en theorieën; één van die duizelingwekkende werken die de economische geschiedenis heeft geproduceerd. Maar zijn gebruik van het woord "kapitalisme" heeft iets vergiftigends, in de bovenstaande zin. Ik denk evenwel dat Braudel meer slachtoffer is, zelf vergiftigd door een intellectuele atmosfeer, dan dat hij bij de daders hoort. En ik denk dan ook dat, zoals dat gaat bij de echte groten, als je door de wolken heen kan kijken doet hij er toch nog heel interessante dingen mee.

Braudels boek deelt de economie op in verschillende lagen. Het eerste niveau is de totaliteit van alle dagdagelijkse, niet-marktgebonden activiteiten. Vandaag zie je het verschijnsel in de vraag naar al die papa's en (nog veel meer) mama's die elke dag gratis diensten leveren als opvang en opvoeding van kinderen - terwijl er intussen een "markt" bestaat die je vertelt hoeveel je aan je BNP zou kunnen toevoegen als je op al die diensten de marktprijs zou plakken. Doorheen de geschiedenis was deze dagdagelijkse sector meestal dominant. De meeste mensen leefden op een boerderij, en ze maakten alles zelf, van voeding en kleding over werktuigen tot hun huizen (of hutten). En op veel plaatsen in de wereld is die sector nog steeds dominant; we schrijven AD 2,010...

De tweede laag ontstaat wanneer al die zelfvoorzienende sub-economieën met elkaar in contact komen. Beeld je in: je leeft op een plaats waar je meer graan kan verbouwen dan je kan consumeren: wat doe je? Je legt voorraden aan? Maar de gebouwen zijn van hout, en Braudel schrijft ergens dat gemiddeld om de zoveel jaar alle gebouwen van hout afbranden of op een andere manier helemaal vernietigd raken. En verder moet je het geprobeerd hebben om te weten hoe moeilijk je je graan kan beschermen tegen ratten en muizen. Tenslotte passeren om de zoveel tijd de Vikings of de lokale Heren en ze nemen alles mee. En dus is het antwoord op de vraag "wat doe je?" heel simpel: je produceert genoeg om te leven en te zaaien en de rest van je tijd is vrije tijd.

Maar als je je graan kan ruilen tegen wijn (uit het zuiden) of hout (uit het noorden) dan volstaat een kleine extra inspanning en je hebt een machine die als de beste alchemie van het (extra) graan (schaars) hout of (schaarse) wijn maakt: de machine of magie die handel, en dus "markt" heet. En dat is dan ook de reden waarom Braudels boeken vol staan met hoe de markten iedereen rijker hebben gemaakt.

Zoals de laag van de markt zich ent op de laag van de dagdagelijkse gebeurtenissen daaronder, zo ent zich bovenop de laag van de markt een nieuw niveau. Dat is wanneer grote entiteiten (firma's, feodale Heren, staten,...) quasi of hele monopolies verkrijgen - en van het ene moment op het andere staat de wereld weerloos tegen "uitbuiting". Zoals arbitraire prijszetting (en dus verarming van de slachtoffers) en alle andere rampen die wij, liberalen, tenslotte ook altijd afkondigen wanneer de wereld afhankelijk wordt van de beslissingen van één enkele speler, laten we zeggen... de staat. Alleen, Braudel kiest ervoor dit derde niveau "kapitalisme" te noemen... en het is alweer zover. Zomaar opeens zijn armoede en uitbuiting "de schuld van het kapitalisme".

Nu kan je, denk ik, zien dat Braudel zelf slachtoffer van het manoeuvre is, eerder dan de dader. Want tenslotte sluit, op de vocabulaire ingreep na, zijn punt quasi naadloos aan op wat ons liberalisme ook altijd gezegd heeft. Haal de wereld die blijft steken op het niveau onder de markt daar weg; geef ze toegang tot die markten; laat die markten vooral vrij zijn - en dus juist niet voorwerp van prijszetting of dumping of monopolievorming of staatsinterventie - en ze zullen de weg kunnen opgaan die Europa ook heeft gevolgd: en de levensverwachting is gestegen van de 20 jaar waar het altijd heeft gezeten tot 80 vandaag, en stijgend.

Dus ik wil gerust zijn ideeën over economische geschiedenis overnemen, met zijn drie lagen, en zijn voorstel om het systeem van de vrije markten zo snel mogelijk te globalizeren naar zoveel mogelijk plaatsen waar het nog niet is. En tegelijk ben ik voor een gezond wantrouwen tegen de laag daarboven, hetzij staten, hetzij bedrijven met een monopolie-achtige macht. En kijk, dat ligt ook alweer dicht bij wat Adam Smith erover zegt, dacht ik? Het enige wat ik, nogmaals, niet zou doen is die te wantrouwen laag "kapitalisme" noemen. Dat lijkt me ongeveer even onheus als die laag integendeel "socialisme" te noemen...

-------------------------------------
(1) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2006/03/een-puur-verbale-kwestie.html
EN http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2006/03/puur-verbale-kwesties-nog-een.html
(2) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2010/02/complexe-wetenschappen-en-politieke.html

Geen opmerkingen: