zaterdag 30 september 2006

De Verenigde Naties: Een Technisch Probleem

Het zou onheus zijn, en zelfs een tikje goedkoop, om de problemen van de Verenigde Naties (1) integraal toe te schrijven aan de “onbekwame” en “corrupte” politici, die ik “een deel van het probleem” heb genoemd (2). Let wel, ik neem daar geen woord van terug, maar voeg er aan toe dat er ook nog een “objectief” probleem is, in zekere zin een technisch probleem. Dat probleem is zo groot dat het zeker een even groot deel van de reden is waarom het maar niet opgelost raakt, als de politici en diplomaten die er baat bij hebben.

Stel, vroeg ik me luidop af, dat je (even aannemend dat er geen Verenigde Naties waren) vandaag, gebaseerd op de hedendaagse economische, militaire, politieke, demografische of culturele machtsverhoudingen, Verenigde Naties kon oprichten. Zou iemand op het idee komen om bij het clubje van de (bijvoorbeeld) zes belangrijkste leden, landen als Engeland en Frankrijk op te nemen? De simpele realiteit is, op basis van de hedendaagse verhoudingen zouden zelfs de Britten en de Fransen nauwelijks op dat idee komen.

Maar laten we hier abstractie maken van het probleem van gekneusde ego’s bij ex-grootmachten en andere gevoelens van gekwetste nationale trots. Laten we ons, dank zij deze abstractie inbeelden dat we werkelijk Verenigde Naties konden oprichten, en nagaan of dat gemakkelijk lijkt. En laten we, om het probleem goed klaar te stellen, “Parkinson’s Law” aannemen, de wet die zegt dat comités hun effectiviteit beginnen te verliezen, zodra ze meer dan zes leden tellen.

De vraag is dan, welke landen zou je op één van die zes stoelen (bijvoorbeeld, met een permanente aanwezigheid en zelfs een vetorecht) willen zien zitten? De VS, ongetwijfeld? Dat betekent dat we economische (of militaire) macht als een belangrijk crierium zien. En China, zeer waarschijnlijk. Blijkbaar zien we ook bevolkingsaantallen als belangrijk criterium (tenzij iemand China wou opnemen als toekomstige economische supermacht – maar hoewel ikzelf dat geloof, blijft dat iets dat we vandaag niet echt weten). In dat geval is het evenwel praktisch onvermijdelijk dat we ook Indië een plaats aanbieden: dat zijn er al drie van de zes, en we hebben het nog niet eens over huidig lid Rusland gehad, noch de Europese Unie, noch Japan!

Nu, Indië is absoluut geen dwaas idee. Behalve bevolking is het ook de vertegenwoordiger van een wereldgodsdienst, het Hindoeïsme. Het is helemaal geen dom idee om landen uit te kiezen op basis van het feit dat ze vertegenwoordiger zijn van een wereldgodsdienst, of “beschaving”, in de mate dat dat samenvalt (en dat valt ook wel samen in vrij ruime mate). En dus heb ik er net zes opgenoemd: De VS, China, Indië, Japan, de EU, en Rusland.

Alleen, als we Indië opnemen op basis van de religie/beschavingsgedachte, dan hebben we absoluut een Islamland nodig. Maar gaan we daar dan Rusland er met zijn enorm oppervlak en zijn kernmachtstatus voor uitsmijten? En welk Islamland? Het grootst inzake bevolking? Dat is, dacht ik, Indonesië, en ik kan me voorstellen dat de Arabische landen, de volkeren van de Profeet, zich niet echt vertegenwoordigd zullen voelen door uitgerekend Indonesië. Of op basis van de beschavingsgedachte? In dat geval komt Iran, dat tenslotte Perzië is, in aanmerking, maar de Arabieren zullen hetzelfde probleem hebben: Iran als vertegenwoordiger? Misschien lossen we het probleem op door Egypte te nemen: Moslim, Arabisch, groot, en erfgenaam van een grote beschaving. Maar de Egyptische beschaving staat in wel zeer zwak verband tot de Islam, en als we het economisch plaatje bekijken... wel, laten we het gewoon toegeven: economisch is Egypte een district van de Verenigde Staten van Amerika – en die zitten er al in.

Je voelt, veronderstel ik, de nattigheid? We zoeken naar een criterium, of een combinatie van criteria, en meteen krijgen we een enorme versnippering, zodat we veel meer kandidaten dan de zes beschikbare stoelen hebben. Is het denkbaar Rusland te verwisselen voor Egypte? Oei, Rusland is ook nog de leider van het Orthodoxe Christendom! En moet een continent als Zuid Amerika, tegelijk ook drager van de Iberische cultuur geen zetel krijgen? Brazilië is daar het grootste land – alleen, toevallig spreken ze uitgerekend daar Portugees, en geen Spaans, zoals in de meeste Iberische landen. Ik zie het enthousiasme van Argentinië al voor me. Dus niet alleen krijgen we versnippering, maar binnen de criteria ontstaat ruzie om wie de beste vertegenwoordiger van dat criterium is.

En overigens zijn we nog lang niet bij de nieuwe patatjes. Afrika! Kunnen we Verenigde Naties oprichten zonder een vertegenwoordiging van een heel continent? Of zonder een vertegenwoordiging van de zwarte bevolkingsgroep? Merk de intrede op van een nieuw criterium: nog meer versnippering. En als het zonder een zwart land niet kan, kiezen we dan voor Nigeria, of integendeel Kongo, of misschien voor de regionale economische grootmacht Zuid Afrika? Nieuwe ruzies – en we riskeren te eindigen met ofwel een toestand waarin we veel te veel leden opnemen, en het forum zijn effectiviteit verliest, ofwel waarin de leden niet representatief zijn, en het resultaat is hetzelfde.

En dat heeft allemaal volstrekt niets met het politiek probleem van een vorige post te maken. Zelfs als onze politieke leiders inderdaad de wijze en evenwichtige persoonlijkheden waren waarvoor ze zichzelf zo graag laten doorgaan, zou dit een uiterst moeilijk probleem zijn. Sterker nog, het is niet onwaarschijnlijk dat uitgerekend dat zwak punt van hen, dat eindeloze besteden van tijd en resources in prestigekwesties, hen bijzonder fijn heeft afgestemd (en zo geschikt gemaakt) om een oplossing voor dit probleem te bedenken. Want laten we het ondanks alles toegeven – soms komt het voor dat een situatie muurvast lijkt te zitten, en dat politici en diplomaten er in slagen een zogenaamd “compromis” uit te werken. En in een deel van de gevallen is weliswaar niemand tevreden, maar wordt het toch maar uitgeprobeerd, en zie – het werkt.

Waarmee we weer bij het punt zijn. We hebben uitgeknobbeld dat ze niet echt aan een oplossing werken, niet omdat ze dat niet kunnen, maar eerder omdat ze dat niet willen: ze zijn zelf een deel van het probleem. De impasse duurt voort, maar het schetsen van een probleem blijft vooralsnog de eerste stap op weg naar de oplossing...
--------------------------------------------------------------
(1) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2006/09/de-verenigde-naties-een-historisch.html
(2) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2006/09/de-verenigde-naties-een.html

vrijdag 29 september 2006

Periferie en Centrum

Als kind is me destijds verteld dat de Aarde rond is. Nu leven de Australiërs in Australië, en dat is ongeveer op het andere eind van de bol die de Aarde is. En dus stonden de Australiërs op hun kop: hahaha.

Wat is er misgegaan? Het begint met het wereldbeeld. Absoluut zonder uitzondering is onze ervaring dat, voor een rechtopstaande mens, “boven” zich in de richting van ons hoofd bevindt, en “beneden” in de richting van onze voeten. Een kind dat in pakweg de twintigste eeuw op de planeet Aarde leeft heeft geen schijn van kans daar ook maar één afwijking op te zien. Het is integendeel een realiteit die zich voortdurend doorzet, altijd, overal, van seconde tot seconde. En dus verkrijgt het kader, waar “boven” en “beneden” onderdelen van zijn een absolute status.

Met die status zou niets mis zijn indien de wereld plat was, en dat is ook de manier waarop we de wereld ervaren. Iemand kan ons vertellen dat de wereld eigenlijk rond is, maar dat verandert niets aan onze ervaring. Iemand kan opmerken dat de Australiërs aan het andere eind van de bol leven, maar het verandert niets aan onze ervaring. Iemand kan beredeneren dat bijgevolg de voeten van de Australiërs gericht staan in de richting van onze hoofden – en de eerste reactie is dat ze blijkbaar op hun kop leven. Zo sterk is de absoluutheid van dat kader.

Dus wat er is misgegaan is dat we nog vasthouden aan het kader, op het moment dat we alle ingrediënten in handen heben om te beseffen dat we het integendeel moeten loslaten. “Boven” en “beneden” zijn achteraf bezien helemaal geen namen voor een absoluut geldige realiteit, maar voor de realiteit van een bijzonder geval. De hele realiteit is dat “boven” en “beneden” betekenisloze begrippen zijn, zoals blijkt wanneer je je in 99.9999...% van de beschikbare plaats van het universum begeeft. Alleen als je op een punt staat waar een zwaartekrachtveld je voeten een vaste richting geeft kan je met die begrippen iets aanvangen. Terwijl wie nooit anders geweten heeft denkt dat het de enige realiteit is. Zo gaat dat.

Als kind, ook, is me destijds meegedeeld dat ergens in de hemel (“boven”) God zat toe te kijken op wat wij allemaal uitspookten, en verder dat God alles gemaakt had, en zelfs dat Hij zichzelf had gemaakt. Ik herinner me nog dat deze laatste mededeling werd vergezeld van “Da’s straf, hé”, waarop de zesjarigen niet veel anders konden voortbrengen dan een zwijgend knikken. En verder nog het kindeke Jezus, enzovoort.

Wanneer je dat allemaal op die manier te horen krijgt, dan geloof je dat, natuurlijk. Geleidelijk kom je te weten dat andere volkeren over God en goden heel andere verhalen vertellen, maar guess what? Die hebben het allemaal mis! Er is op de hele wereld maar één cultuur die het goed gezien heeft, en dat zijn uitgerekend wij! Nog later kom je ook te weten dat al die andere volkeren eveneens beweren dat uitgerekend zij de enigen zijn die de waarheid in pacht hebben, maar eens te meer hebben zij dat allemaal mis.

Pas met een vroege vorm van volwassenheid kom je tot het besef dat al die verhalen bijzondere gevallen zijn van wat we religies noemen – en dat dat ook voor ons eigen verhaal geldt: gewoon, één van de vele. Conceptueel vertoont het dus een grote overeenkomst met de eerste anecdote. In beide gevallen projecteer je een begrippenkader uit een heel particuliere plaats en tijd op het universum en je verwacht dat dat universum nu in zijn algemene kenmerken aan je begrippenkader moet beantwoorden. De wereld is plat, en de Australiërs staan op hun kop, en boven (sic) die wereld zit onze God de boekhouding van de menselijke zonden bij te houden, en al de anderen zullen dan ook branden onder die wereld.

Het is een proces waar je door moet – hoewel niet iedereen er op alle gebieden in slaagt. Het kader dat in je eigen ogen onmogelijk ergens anders dan in het centrum van het universum had kunnen staan, is in werkelijkheid alleen maar een geval in de periferie van alle mogelijke gevallen. En soms zal zelfs iets dat je altijd als een perifeer verschijnsel hebt gezien, in werkelijkheid het centrum blijken te zijn. De zon, en niet de aarde, als centrum van het zonnestelsel, bijvoorbeeld. Dat het niet altijd gemakkelijk is de nodige conceptuele revolutie door te voeren, is iets waar Galileï de geschiedenis mee is ingegaan.

donderdag 28 september 2006

Ik pleit VOOR een Cordon Sanitaire.

Maar dan wel een cordon rond de Parti Socialiste!

Onze Belgische PS is het gedroomde voorbeeld van de boutade (uit het blote hoofd) "een bestuur moet zoals luiers geregeld ververst worden, en om dezelfde reden". Je hoeft alleen maar terug te denken aan het verhaal van de huisvestingsmaatschappijen, of de farces rond "alles is volgens de regels verlopen" Flahaut, en je weet genoeg.

En omdat het echt tijd is om te zeggen "genoeg" en "trop is teveel en teveel is trop" stel ik voor dat we een coalitie bouwen zonder de PS. Nu horen we altijd dat die "incontournable" zijn, maar is dat ook zo? Halen ze werkelijk een absolute meerderheid in het parlement? Ik geloof het niet, en dus maken we een coalitie met alle andere partijen. Het bestaat niet dat dat onmogelijk is, want in Antwerpen doen ze dat al twaalf jaar, en ze zijn er zo tevreden over dat ze nu al aankondigen dat ze ermee zullen doorgaan.

En dus maken we een coalitie met de verkozenen van de lokale Christendemocraten, liberalen, kannibalen, groenen en Front National en we zwiepen heel de bende konkelaars en foefelaars en Zelfbediening Incorporated met een brede boog van hun stoelen af. En ik bedoel, een brede boog, hé, niet zomaar een boogske van de hond zijn voeten.

En daarna draaien we een paar geldkranen dicht. Ik signaleer eens te meer dat er in het Mechelse overal bordjes hangen met "werknemers gezocht". Hoever is Mechelen met de trein van Charleroi? Is dat verder dan van de kust tot Brussel? Eens natellen hoeveel van mijn collega's elke dag van de kust naar Brussel komen?

OK, het is vervelend dat we het FN zullen moeten meenemen. Maar nu nemen we de PS mee. En als de keuze is tussen Hitler en Stalin, dan kies je toch ook alleen maar op basis van wie van de twee op dat moment het minste kwaad kan?

Buiten met die bende!

woensdag 27 september 2006

Verkiezingsgebabbel...

Vandaag lees ik dat Verhofstadt het normaal vindt dat een politicus "het voor de macht doet". Als je niet "iets wil veranderen", kan je beter kruidenier worden, of zoiets.

Die verkiezingen hebben echt iets pathetisch. Enkele weken geleden zag ik Vandelanotte, vanzelfsprekend met brede armgebaren, pleiten voor "serieuze jobs". Zou onze socialistische eminentie al weten dat dat onmogelijk - maar dan driedubbel overgehaald on - mo - ge - lijk, hé - is, zonder dat minstens een deel (en het zal een belangrijk deel zijn) van de werkgevers ook winst maakt? Ja, is het zelfs maar denkbaar dat zij dat niet inzien, en dat het toch waar is?

Maar goed, ik dacht aan Verhofstadt. Hij heeft het dus met goed geweten voor "de macht" gedaan, al die tijd, en dat vindt zijn rechtvaardiging in de dingen die je nu eenmaal wil "veranderen".

Goed, vergrootglas, microscoop, pincet, en goed gewapend vraag ik me af wààr je aan kan zien dat de laatste jaren den Guy aan de macht was. Ik zie dat alle Europese landen sinds 50 jaar, van Thatcher tot de meest linkse rakker, een economisch resultaat hebben neergezet dat zo goed gelijkt op dat van alle andere, dat geen enkele Zuid-Amerikaan, Afrikaan of Aziaat op het eerste zicht aan die cijfers kan zien van welk Europees land ze afkomstig zijn.

Allemaal zijn we nogal gemengde, nogal liberale en tamelijk serieuze democratieën, niet erg corrupt, en zeer middelmatig bestuurd - hetgeen een groot geluk is, want "zeer middelmatig" is (op zéér zeldzame uitzonderingen na) veruit het beste dat de mensheid ooit heeft gezien.

Kortom, er zit zeer, zeer weinig verschil op. Natuurlijk, als je er met je neus zo kort op zit dat een afstand van één centimeter een duizelingwekkende hoogte lijkt, dan vinden al die politiekers dat ze juist Buitengewoon Belangrijk zijn, en dat uitgerekend zij, etcetera etcetera. Maar laten we even serieus zijn. Of wacht. Waarom zouden we serieus zijn? Het gaat tenslotte om lokale verkiezingen van een héél kleinzakdoekje grond. Verkiezingsgebabbel...

Het zal wel weer een proteststem worden, neem ik aan.

dinsdag 26 september 2006

De opvallende parallel tussen "dom links" en "dom rechts"

1. Op een dag vroeg iemand op usenet zich af waarom een bepaald soort links zo’n onverzoenlijke haat tegen “het kapitalisme” voelde, dat ze tegen de simpelste feiten en logica in dingen bleven volhouden waar ze zelf de fouten konden uithalen. En wat een andere poster suggereerde was dat ze die haat voelden omdat het kapitalisme al die beloftes die “het socialisme” altijd had aangekondigd zelf had waargemaakt. Een explosie van welvaart, bereikbaar voor brede lagen van de bevolking, internationalizering... het moet hard geweest zijn zich zo de kaas van het brood te laten eten.

En ik kon er in komen. Zelf heb ik jàren gedebatteerd met mensen die beweerden dat “de armoede in de wereld de schuld was van het kapitalisme”. En dus zocht ik enkele historische feiten bijeen. Het bleek, met heel veel bronnen als het moet, dat de hele geschiedenis lang, vele vele millennia lang, de mensheid doodarm is geweest. En pas met de Industriële Revolutie begint daar verandering in te komen, en ergens de tweede helft van de negentiende eeuw begint die verandering door te sijpelen naar de brede bevolking... En enkele generaties na het begin is de levensverwachting bij geboorte niet langer minder dan 30, maar tegen de 80.

En dus wilde ik weten, als de armoede er al was sinds millennia voor het kapitalisme er was – hoe kan het kapitalisme dan de oorzaak van de armoede zijn? Kunnen "oorzaken" tegenwoordig "gevolgen" hebben, millennia voor de zogezegde "oorzaken" bestonden?

En ik moet zeggen, het viel zeer, zeer slecht. Razend kwaad waren ze! Het waren allemaal “politiek correcte boekskes”! Ik was de propagandist en de betaalde lakei van het kapitalisme! Ja, af en toe heb ik me voor “Nazi” en “revisionist” laten uitschelden. Dat staat allemaal voor iedereen conroleerbaar op de archieven van usenet. Het enige dat ze niet konden was antwoorden op de vraag hoe het kapitalisme de oorzaak kon zijn van verschijnselen die al plaatsvonden sinds millennia voor er van het kapitalisme sprake was.

Om eerlijk te zijn, het was niet fraai. En intellectueel indrukwekkend was het ook al niet. Ik geloof niet dat ik ze destijds al met “dom links” heb aangeduid, maar ze hadden de qualificatie zeker verdiend. En eigenlijk denk ik dat ik dat er een hoop liberaal en ander rechts was, dat breed glimlachend naar de linkse puinhopen heeft zitten kijken: “Als de armoede er sinds lang voor het kapitalisme was, hoe kan het dan de schuld van het kapitalisme zijn, ha, ha, ha.”

2. Vandaag de dag lopen er een stel mensen rond, wiens blinde haat tegen de Islam maakt dat ze allerlei vreemde dingen uitkramen. Zo krijgen we tegenwoordig vaak te horen dat de Islam de oorzaak is van aanzienlijke ecologische problemen, woestijnvorming in de eerste plaats. En het kan kloppen! Schapen! Geiten! Het is niet het soort begrazing die je een fragiele ecologie toewenst. Dus het feit dat er een kern van waarheid inzit maakt het voortdurend herhalen van de propaganda des te aantrekkelijker. Er zat tenslotte ook een kern van waarheid in het feit dat “kapitalisten” vaak andere mensen hebben uitgebuit – alleen had je voor dat uitbuiten het kapitalisme niet nodig, en dat was het punt.

En het punt hier is dat je ook voor de ecologische problemen in de thuislanden van de Islam die Islam niet nodig hebt. Ooit, millennia geleden, leken wat nu thuislanden van de Islam zijn (de streken van Tigris en Eufraat) zodanige gebieden van overvloed, dat “het Aards Paradijs” er gesitueerd werd. En de “Hangende tuinen van Babylon”! En “het land van melk en honing”! En de Cederwouden van Libanon! En al die dingen raakten doorheen de millennia zo geëxploiteerd, dat “de antieken” opmerkingen maakten over de verdwijnende wouden en de oprukkende woestijnen, in wat ooit het land van melk en honing was.

Kortom, de ecologische problemen, veroorzaakt door bevolkingsdruk in gebieden met een fragiele ecologie bestonden sinds millennia voor de Islam in deze gebieden arriveerden. We praten hier over 30 graden noorderbreedte, van Marokko over Egypte via Jordanië tot Mesopotamië (Irak) en Perzië (Iran) en Pakistan en Moghol Indië. Vergelijk de 20 graden noorderbreedte voor de Sahara en de Arabische woestijn. En vergelijk de 50 (plus) graden noorderbreedte voor Engeland en Frankrijk en Duitsland en de Lage Landen. (En dan nu even copy and paste en enkele kleine herinvullingen):

En dus wilde ik weten, als de ecologische problemen er al zijn sinds millennia voor de Islam er was – hoe kan de Islam dan de oorzaak van de ecologische problemen zijn? Bestaan er tegenwoordig "oorzaken" die "gevolgen" hebben die al bestaan millennia voor de zogezegde "oorzaken bestonden"?

En het kwam niet goed! Ze waren razend kwaad! Ja, compleet met het gescheld over “politiek correcte boekskes” kraamden ze precies hetzelfde geloei uit als “dom links”! Alleen de volgende stap in de scheldpartijen onderging de voorspelbare metamorfose. Niet langer was ik een “nazi” en een “revisionist”, maar een Stalinist en een linkse, uimm, uimmmmm..., enfin, in ieder geval “links”. Allemaal voor iedereen te zien op de site die ik gedachten heb.

En de vraag die ik me stel is de volgende. Hoe komt het dat mensen die intellectueel perfect in staat zijn tot het concept, QUOTE, “Als de armoede er sinds lang voor het kapitalisme was, hoe kan het dan de schuld van het kapitalisme zijn, ha, ha, ha.” UNQUOTE, niet in staat zijn zich de vraag te stellen, “Als de ecologische problemen er waren sinds lang voor de Islam er was, hoe kan het dan de schuld van de Islam zijn, ha, ha, ha.”?

Toen ik me luidop de vraag stelde waar toch die blinde haat van “dom links” tegen het kapitalisme vandaan kwam, heeft iemand op usenet een volgens mij zeer goed geplaatst antwoord neergezet. Als iemand soortgelijke ideeën heeft om inzicht te krijgen in de psychologie van “dom rechts”, die duidelijk zo analoog werkt, wil ik het altijd graag horen.

zondag 24 september 2006

Irak Oorlog versterkt terroristen

Gewoon copy and paste uit:

www.nytimes.com/2006/09/24/world/middleeast

(De preciese url heb ik weggelaten omdat blogger heel slecht omgaat met url's, en de volledige lijn de archieven en blogroll naar helemaal onderaan de pagina stuurt. De volledige url heb ik wel parallel in de nieuwsgroep be.politics gezet.)

A stark assessment of terrorism trends by American intelligence agencies has found that the American invasion and occupation of Iraq has helped spawn a new generation of Islamic radicalism and that the overall terrorist threat has grown since the Sept. 11 attacks.

The classified National Intelligence Estimate attributes a more direct role to the Iraq war in fueling radicalism than that presented either in recent White House documents or in a report released Wednesday by the House Intelligence Committee, according to several officials in Washington involved in preparing the assessment or who have read the final document.

The intelligence estimate, completed in April, is the first formal appraisal of global terrorism by United States intelligence agencies since the Iraq war began, and represents a consensus view of the 16 disparate spy services inside government. Titled "Trends in Global Terrorism: Implications for the United States,'' it asserts that Islamic radicalism, rather than being in retreat, has metastasized and spread across the globe.

..................................................

En om dàt te zien aankomen moest je nu ècht geen genie zijn. En desondanks...

Op Wandel in het Vierde Millennium

Laten we wat rondkuieren in het Vierde Millennium (1). Niet te ver van huis, we nemen de gebieden van de Middellandse Zee. Wandelend over een weg die al heel lang een belangrijke verbindingsweg tussen noord en zuid vormt, passeren we een rivier. Op een oversteekbare plaats, natuurlijk, anders passeerde die weg toch niet daar? En zoals dat gaat, in de streken rond de Middellandse Zee, zitten we in heuvelachtig gebied. Enkele hoogtes, vlak bij de plaats waar een rivier een weg kruist, zelfs in het Vierde Millennium is dat de ideale plaats voor een nederzetting.

Aan het begin van dat Millennium zaten de streken rond de Middellandse Zee in een soort “middeleeuwen”. Het einde van het Derde Millennium vertoonde de tot op vandaag niet helemaal opgehelderde (bij mijn weten, toch) val van de beschavingen van het Bronzen Tijdperk, waarin Mykeners, Kretenzen of Kanaänieten eraan gingen, en Egypte van een millennia oude supermacht veranderde in, hoogstens, een regionale macht. Oude beschavingen zijn vergaan, nieuwe zullen hun opwachtingen maken, en dat is een kwestie waar snel een aantal eeuwen overheen gaan.

Nu is de opkomst van beschavingen geen “digitaal” proces; het is niet ofwel schitterende steden, ofwel een stelletje naakte wilden. Het is een proces van nederzettingen die dorpen worden, dorpen worden steden, steden drijven handel, beoefenen ambachten, werken nieuwe technieken uit, er ontstaat kunst, literatuur, filosofie en spiritualiteit, politieke organizatie ook, en ziedaar: een beschaving. En op elk moment zie je uitdrukkingen van al die niveau’s naast elkaar bestaan. Enkele wilden op de heuveltoppen, enkele dorpen in de buurt en een heuse stad nog wat verder... Dat soort dingen.

Terug naar die heuvels bij de rivier waar een oversteek is voor een aloude weg van noord naar zuid. Geef ik de show al weg als ik vertel dat er zeven heuvels zijn? Zit iemand al glimlachend te bedenken dat de rivier dan zeker wel de Tiber zal zijn? In het vroege Vierde Millennium gebeurt er daar, op die zeven heuvels bij de oversteekplaats van de Tiber nog maar heel weinig. Enkele volkeren, voornamelijk schaapherders en misschien al enkele boeren, zetten er een paar gehuchten neer, en daarmee hebben we het gehad. Als er al militaire exploten te rapen vallen, dan zullen het schermutselingen om afbakeningen en graasrechten geweest zijn.

De Tiber is een rivier die door Italië stroomt, en destijds de gebieden Etrurië en Latium van elkaar scheidde. Het waren, voor zover we daar veel van weten, inheemse volkeren uit Latium die, aangetrokken door de nabijheid van Etrurië, zich begonnen te vestigen op de zeven heuvels bij de Tiber. Het ziet er naar uit dat de nederzettingen ook met elkaar praatten, en na een tijdje ontstond er een gemeenschappelijke plaats, tussen de heuveltoppen in, waar ze samenkwamen, voor comerciële en religieuze activiteiten, zoals een Griekse agora – in de taal van de volkeren uit Latium “forum” genaamd.

Tijd om het verhaal in zijn “internationale” contekst te plaatsen. In de eerste helft van het Vierde Millennium waren er er drie beschavingen die druk probeerden de plaats van de oude beschavingen van het Derde Millennium in te nemen. De Phoeniciërs (de kusten van wat nu Syrië, Libanon en Israel is), de Grieken en de Etrusken. De Etrusken zaten in Etrurië, ruwweg het huidige Toscane, noordelijk van de oversteekbare plaats op de Tiber, en zij waren vermoedelijk de reden waarom de primitievere volkeren van Latium zich aangetrokken voelden tot de heuvels bij de oversteekbare plaats.

Maar de “internationale” competitie tussen Etrusken en Grieken om de interessante gebieden van Zuid-Italië, in het bijzonder Campania, maakte dat de Etrusken op hun beurt geïnteresseerd raakten in de aloude weg die via de Tiber van Etrurië naar Campania liep, zeker nadat ze in die laatste streek de stad Capua hadden gesticht. Deels door inspiratie afkomstig van de verder gevorderde beschaving van de Etrusken, en deels gewoon opgelegd door die hogere beschaving, veranderden de nederzettingen op de zeven heuvels bij de Tiber in een heuse stad.

Rome, natuurlijk! We hebben het al de hele tijd over “Ab Urbe Condita”! Meer dan waarschijnlijk waren de eerste echte heersers van Rome, de beroemde “Koningen”, leden van een Etruskische elite, die overigens niet alleen Rome, maar ook andere steden van volkeren uit Latium – noem ze “Latijnse volkeren als je wil – tot Etruskische steden hadden gemaakt. Zo gaat dat met superieure beschavingen die primitievere volkeren aan hun grenzen hebben: ze lijven ze in.

Maar wanneer Grieken en (dacht ik) Phoeniciërs later (maar toch nog altijd niet later dan ongeveer het midden) in het Vierde Millennium zware klappen toebrengen aan hun vijanden, de Etrusken, dan zien veel van die steden hun kans schoon, en ze ontdoen zich van hun Etruskische koningen. In Rome betekent dat de stichting van de Romeinse Republiek, die het tot na Julius Caesar zou volhouden.

Voor het Westen van de tweede helft van het Vierde Millennium is de ontwikkeling van Rome, met grote voorsprong, het grote thema van de wereldgeschiedenis. Nu weet iedereen dat Rome, de grote antieke beschaving, zwaar ontleend heeft aan de Grieken. Maar gezien hun Etruskische afkomst hebben ze ook zwaar ontleend aan de Etrusken: de magistratuur, delen van de religie, dagelijkse gebruiken, architectuur, je vindt er heel veel van terug. De inheemse volkeren uit Latium zullen ook hun steentje wel nagelaten hebben: de taal, de dagelijkse, volkse devotie van de familiale organizatie...

En zo ontstaat uit een mengelmoes van vele invloeden, invloeden die zo zwaar doorwegen dat je haast zou gaan ontkennen dat er zoiets bestond als een eigen “Romeinse” beschaving, een heel nieuwe speler, en voor het Vierde Millennium over is, zijn de Etrusken geabsorbeerd, de Grieken ingelijfd, en de Phoeniciërs...

Ach, het droevige verhaal van de confrontatie tussen Rome en de Phoeniciërs – maar die droegen toen een heel andere naam – verdient echt wel een betere behandeling dan een voetnoot bij een blogpost. Laten we het er maar op houden dat de Romeinen, kort na die confrontatie, de Middellandse Zee “Mare Nostrum” noemden: Onze Zee. Ook de Phoeniciërs deden niet meer mee.

-------------------------------------
(1) Altijd weer in die tijdrekening uit de post: http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2006/05/het-zevende-millennium.html

zaterdag 23 september 2006

Ouderwets

Vandaag op een familie bijeenkomst merkt één van mijn generatiegenoten op dat hun puberdochter haar vader (en echtgenoot van de generatiegenoot) een "Neanderthaler" noemt. Nota bene, dit op geamuseerde, berustende toon, niks gefrustreerds of zo, een perfect gezin met normale verhoudingen.

Koen, die altijd zijn belangstelling voelt stijgen wanneer onderwerpen als "Neanderthalers" worden aangesneden, begeeft zich naar de puberdochter in kwestie (werkelijk een knap meisje, met stralende blauwe ogen - en ik durf zeggen dat knappe meisjes in onze familie erg vaak voorkomen, neem nu ons Saartje... Maar dit geheel terzijde) en vraagt haar, binnen het gehoorbereik van de heer en mevrouw haar ouders, waarom ze haar vader een "Neanderthaler" noemt.

Waarop het rustige, weloverwogen en weldoordachte antwoord volgt, "omdat hij ouderwets is".

Natuurlijk vond ik dat grappig, en natuurlijk was ik onder mijn generatiegenoten niet alleen om dat grappig te vinden. En onmiddellijk zag ik in de ogen van de jongedame een even berustende blik als de blik die ik eerder in de ogen van haar moeder had gezien. Wat had ze nu anders verwacht van één van de oude krokodillen, dan dat die vaderlijk zou moeten lachen bij zoveel, in zijn ogen, kinderlijke naïviteit?

Het punt is, dank zij mijn goed geheugen herinner ik me nog zo goed dat ik zelf ook ben jong geweest, dat ik me realizeer dat ze absoluut gelijk heeft. Natuurlijk zijn wij een bende conservatieve oude zakken, en is het enkel onze snel naderende seniliteit die ons belemmert dat goed en wel in te zien.

Dus de reden waarom ik moest lachen was helemaal niet dat ik haar uitlachte - integendeel, ik bewonder haar sterke persoonlijkheid, de rustige toon waarop ze haar bezwaar wist te formuleren, de manier ook waarop ze haar ouders liet voelen dat ze hen dat ook helemaal niet kwalijk nam, net zoals ouders doorgaans hun pubers niet echt kwalijk nemen dat ze zo'n etters zijn.

Nee, de reden waarom ik me helemaal in het kamp van de andere oude krokodillen leek te scharen was iets heel anders. Wat in me opkwam was dat wijzelf exact dezelfde conversatie hebben gevoerd met onze eigen ouders als doelwit. Die overigens berustend opmerkten dat zij dat gedaan hadden met hun ouders, enzovoort. En dat wijzelf, toen mijn generatie haar eigen eerste baby's op de wereld begon te zetten, grapjes hebben gemaakt over hoe onze eigen puberdochters, "binnen 15 jaar" precies hetzelfde zouden zeggen als wij pas hadden gezegd. Ook dat herinner ik me nog zeer goed: allemaal dank zij dat goede geheugen.

En daarom schaarde ik me niet bij de oude krokodillen omdat ik dat beloftevolle jonge meisje in haar gezicht wilde uitlachen. Maar wel moest ik lachen omdat haar reactie zo voorspelbaar was, ja, zo heel exact voorspeld, door onszelf, de oude krokodillen toen we nog niet helemaal seniel waren.

De pubers die we zelf waren, zoals de pubers van vandaag, ervaren heel veel van hun problemen in termen van "vrijheid". Ouderwetse Neanderthalers, wij, vinden niet goed dat zij allerlei dingen doen die ze zelf wel kunnen beslissen. En de manier waarop pubers hun vrijheid bevechten, wij net zoals als de nieuwe generatie, of de generaties van onze ouders, grootouders en voorouders, getuigt hoezeer die "vrijheid" in werkelijkheid een kwestie is van het willen betreden van de meest voorspelbare en platgetreden paden uit de wereldgeschiedenis - de dagelijks pendel naar het werk is er niets bij.

Maar dat kan de schranderste oude krokodil onmogelijk ooit aan het schranderste pubermeisje duidelijk maken. Dat zal zij op haar beurt pas zelf zien wanneer ze zelf een oude krokodil is geworden.

Maar ik moet ophouden met mijn mijmeringen. Er kruifelt iets langs mijn voeten. Iemand snokt aan mijn broekspijpen, maakt geluidjes als "eh, eh, eh", en steekt met grote heldere oogjes haar armpjes uit naar boven... Ik moet weg. Ik kan niet blijven. Het is sterker dan mezelf.

----------------------------------------------

PS zie ook http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2006/06/ik-vraag-me-iets-af.html

donderdag 21 september 2006

De Verenigde Naties: Een Anthropologisch Probleem

Enkele posts geleden ging het hier over het probleem van de Verenigde Naties (1). Als er niet zoiets bestond als een select clubje van “vijf permanente leden van de Veiligheidsraad”, dan zouden we dat willen uitvinden. Maar dan bestaat het niet dat in dat clubje de leden zouden zitten, die er nu inzitten. En dus, als de mensheid nood heeft aan een forum om te debatteren over de grote problemen die zich op de planeet voordoen, zitten we met een forum dat zo slecht bemand is, dat je al bijna evengoed helemaal geen forum zou kunnen hebben.

Iedereen ziet het, iedereen weet het, iedereen praat erover, er verandert niets. Hoe komt dat? Wel, de eerste regel is: om een probleem op te lossen, moet je het (h)erkennen, en dus benoemen. Het probleem is echter historisch gegroeid, en zo in een “politiek” en “diplomatiek” probleem veranderd. Dat maakt dat de politici en diplomaten die zich zo graag inbeelden dat ze de problemen oplossen, zelf een deel van het probleem zijn. Terwijl, als je zelf geen postjes najaagt, niemand plezier hoeft te doen, en wegens onbelangrijk geen politieke incidenten kan veroorzaken, dat benoemen werkelijk kinderspel is – en dan zie je ook meteen waar het mis gaat.

Hier is een benoeming van het probleem: minstens de helft van de permanente leden van de Veiligheidsraad bezet daar een stoel die hun diplomatiek-politiek belang ver overstijgt. De reden waarom dat niet zomaar verandert is dat (bezien vanuit het standpunt van zij die deze stoelen bezetten) de mogelijkheden om in al die diplomatieke kanalen gewichtig met de armen te zwaaien, te belangrijk is als uitweg voor mislukte diplomaten, gebuisde politici, en would-be alfamannetjes, om zomaar weg te geven. (Dat geldt overigens niet alleen voor de would-be alfamannetjes van de landen die er zouden moeten uitvliegen.)

Daarmee is het probleem in de menselijke anthroplogie terechtgekomen. “Menselijke natuur”. Zoals bij de chimpansee komt bij de mens de grootste last van het grootbrengen van de jongen bij de vrouwtjes terecht, terwijl de mannetjes zich onledig houden met de jacht en andere manieren om indruk te maken op de vrouwtjes. Wéér dat gewichtig met de armen zwaaien. Voor de would-be alfamannetjes van de soort mens is het forum van de VN de gelegenheid bij uitstek om ook, en voor de ogen van de hele wereld, met de armen te zwaaien. En dus zijn het dezelfde mensen die zo graag gewichtig doen, die moeten zeggen dat ze zichzelf te gewichtig vinden om de problemen te durven aanpakken. Want dan is de kans groot dat ze er niet meer zullen bij zijn.

Wat je dus ziet misgaan is dat de “benoeming van het probleem” zowathet lijnrechte tegendeel is van een diplomatiek betoog. In een diplomatiek betoog wordt iedereen zeer beleefd als Zeer Belangrijk behandeld, en een reorganizatie op basis van “land zus en zo is echt veel te onbenullig geworden”, laat staan de vergelijking met de chimpansee, is dan ook ondenkbaar.

En zo kunnen we het probleem formeel uitdrukken:

Om een probleem op te lossen moet je het eerst erkennen, en dus benoemen.
Het systeem waarbinnen het probleem zich situeert is een diplomatiek systeem.
De benoeming van het probleem is het toppunt van on-diplomatiek gedrag.
Ergo, binnen het systeem dat het probleem moet benoemen kan het niet benoemd worden
En aangezien het niet benoemd kan worden, blijft het onoplosbaar.

Laat me overigens een misverstand vermijden. Dit deel van het probleem staat volledig los van een ander, “objectief” deel van het probleem. Het is werkelijk niet zo eenvoudig het probleem op te lossen van een forum dat tegelijk efficiënt, representatief en zwaarwegend is. Alleen is het zo dat in theorie politici dienen om dit soort problemen aan te pakken. Terwijl ze, in dit soort geval, juist zelf een groot deel van het probleem zijn. Intussen heb ik het over dat ander, “objectief” deel van het probleem helemaal niet gehad. Dat komt er ook nog wel eens van.

-------------------------------------------
(1) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2006/09/de-verenigde-naties-een-historisch.html

woensdag 20 september 2006

De Tweehonderdste Post!!

Het viel me zomaar ineens op. Dit is de tweehonderdste post op "Speels Maar Serieus". Deze keer ben ik te lui om er een statistiekje over te maken. Iets zegt me dat het deze keer meer geschiedenis is geweest, en minder internationale politiek en ontwikkeling. Hoewel, toen ik er de eerste honderd wel een statistiek over maakte was ik ook verbaasd...

Destijds schreef ik er nog bij dat ik wel dacht dat ik gewoon zou doorgaan met bloggen, en dat er nog wel een "Tweehonderdste Post" zou volgen. Hoe snel de tijd toch gaat. En intussen heb ik dat gevoel niet meer van "het is maar een experiment", en "als het me niet aanstaat hou ik er gewoon weer mee op". Intussen heb ik veel meer het gevoel dat ik gewoon een blog heb. Hopelijk heeft dat nu niet het averechts effect...

Tot bij de driehonderdste, zou ik zeggen.

Tijd, en Geld

Allemaal hebben we, elke dag weer, de ervaring dat tijd geld is, en geld tijd. Een brood kopen is “hetzelfde” als de tijd kopen, nodig om dat brood te bakken. Of om het graan te planten en later te oogsten, en om te leren hoe je daar uiteindelijk een brood van bakt. Of in een moderne samenleving, een wasmachine kopen is de tijd kopen die je anders nodig hebt om de was te doen, en een restaurant bezoeken is het uitbesteden van de tijd die je nodig hebt om maaltijden te bereiden, en kinderopvang is de tijd kopen die je nodig hebt om intussen te gaan werken.

Waarmee we bij het punt zijn dat het in de twee richtingen werkt. Net zoals we met ons geld voortdurend tijd kopen, moeten velen onder ons eerst nog aan dat geld zien te raken. En om dat te doen is er uiteindelijk maar één ding dat we ter beschikking hebben, en dat is onze tijd. De tijd die we hebben om manueel, ongeschoold werk te verrichten, of de extra tijd die we in het verleden hebben geïnvesteerd om onze huidige tijd (veel) waardevoller te maken – maar aan het einde van de rit is de uitkomst van de vergelijking constant: wij leveren onze tijd in, om die om te zetten in geld.

En daarmee vormen we een doelwit voor een bepaald soort filosoof-provocateur, die sarcastisch doet over hoe we moeten werken om de kinderopvang te betalen, terwijl je kinderopvatting nodig hebt om te kunnen gaan werken. Veel mensen voelen zich wat ongemakkelijk bij dat soort opmerkingen – moeten ze niet doen, zeg gewoon dat “je je niet bezig houdt met sofismen”; veel kans dat de provocateurs al afdruipen.

Het enige wat we aan dat soort grapjes hebben, is dat ze goede illustraties zijn van het principe: tijd is geld, en geld is tijd, en wij zetten de hele tijd het ene om in het ander. Ondanks alle grapjes van het soort filosofen die niets beters hebben om over na te denken, blijft het zo dat we in onze moderne samenleving vrij veel beslissingsmacht hebben. We kiezen zelf in vrij ruime mate wanneer, en waarom, we tijd omzetten in geld, en wanneer we het omgekeerde doen.

Even verder nadenken brengt een idee in beeld dat wat meer waardig is voor een filosoof. De gelijkheid van tijd en geld, alle proporties in acht genomen, geldt alleen maar in iets dat je “de korte termijn” kan noemen. “In the long run, we are all dead” zei economist Keynes, om uit te drukken dat bepaalde soorten overheidsoptreden op de lange duur geen noemenswaardig effect hebben (zodat de conclusie, dat je met negatieve gevolgen als bureaucratie van overheidsoptreden blijft zitten, nogal zwaar bleef hangen).

Maar in feite was dat alleen maar de economische toepassing van het breder filosofisch principe. Hoeveel geld je op een bepaald moment ook kan omzetten in tijd, op een gegeven moment is voor iedereen, ook de rijkste man ter wereld, de koek op. In de korte termijn kan je tijd evenveel, of zelfs minder, waard zijn dan geld, zodat je “met (een zeker) plezier” je tijd afstaat om er geld van te maken. Maar in de lange termijn is tijd het enige wat je in je mensenleven hebt; het enige wat je kan verkopen, verbruiken of waar je van kan genieten. Het is toch iets om in het achterhoofd te houden, de volgende keer dat je weer bergen tijd investeert in het vergroten van de hoeveelheid geld.

dinsdag 19 september 2006

Londen

Het was alweer een hele tijd geleden dat ik nog in Londen was. Wat me opviel was hoe er nog wel erg druk verkeer was, maar dat het tenminste reed. Zou dat komen door de verkeerstaks die er sinds enige tijd is? Ik weet het niet zeker, maar het zou kunnen. Als een schaars goed duurder wordt, dan zijn er minder kandidaten om het te gebruiken, en dus loopt het verkeer iets beter.

Files zijn het verschijnsel dat teveel auto’s op een gegeven moment te weinig ruimte willen gebruiken. Het is dus de ruimte die schaars is. Wij liberalen denken bij schaarste onmiddellijk aan prijzen die te laag zijn. En het zou kunnen kloppen: de verkeersbelasting maakt het gebruik van de schaarse ruimte duurder, dus er zijn minder “kopers”, dus de ruimte wordt nu minder schaars.

Laten we even aannemen dat het zo is; gewoon voor “argument’s sake”. Het kan weer kloppen. We weten allemaal uit de tijd van de Sovjet Unie wat er gebeurt wanneer de prijzen zich niet mogen aanpassen aan vraag en aanbod. De staat had, “in het belang van het volk” beslist dat de prijzen voor graan, en brood, en vlees, op bepaalde niveau’s moesten staan, en niet hoger. Aangezien die niveau’s te goedkoop waren (in vergelijking met wat een “markt” ervoor zou gevraagd hebben) was er schaarste. Precies zoals er in Londen schaarste was aan ruimte die immers gratis beschikbaar was.

En aangezien de prijzen, vanzelfsprekend steeds “in het belang van het volk, niet aan schommelingen mochten onderhevig zijn, schommelden niet de prijzen in functie van vraag en aanbod, maar wel de lengte van de rijen voor de winkels op het Rode Plein. Precies zoals files langer of korter worden naarmate meer gebruikers van de schaarse ruimte willen gebruik maken.

Maar waar we in het geval van graan de toestand tamelijk gemakkelijk kunnen oplossen – laat de leveranciers toe om hogere prijzen te ontvangen voor hun graan, en er zal meer graan aangeboden worden – is dat veel moeilijker in het geval van ruimte. In het geval van Londen, steeds voor het gemak aannemend dat de verkeersbelasting de oorzaak van de dalende drukte was, was er een overheidsoptreden nodig om dat resultaat te krijgen. En hoe zou het anders kunnen? Als je de wegen wil privatizeren, zal je een overheid nodig hebben om te beslissen wie de vergunningen krijgt. Of zelfs welke ruimte mag gebruikt worden om nieuwe wegen aan te leggen. Tenzij je een wildgroei aan wegen en weggetjes krijgt, en een wirwar van tolhuisjes – terwijl zoveel historici opmerken dat het nu juist de opheffing van al die private tolheffingen was, in de zeventiende eeuw, of zo, die een belangrijke impuls was voor de economische opmars die Europa vanaf toen pas goed in zijn greep kreeg.

Dus misschien staan we hier voor een echt liberaal dilemma? Hebben we hier een geval waarin we niet kunnen kiezen tussen “overheidsoptreden” (slecht) en “markt” (goed), omdat voor dit onderwerp zelfs de organizatie van een markt een massale hoeveelheid overheidsoptreden nodig maakt? En is dat de oorzaak van het feit dat het juist de vrijheid is die maakt dat er files staan, en niet het overheidsoptreden, zoals dat wel het geval was op het Rode Plein?

zondag 17 september 2006

De Verenigde Naties: Een Historisch Probleem

Het idee voor een “Verenigde Naties” dateert uit de tijd van de Verlichting. Er zou een forum zijn waar de souvereine staten hun meningsverschillen en conflicten konden bijpraten, of wellicht laten arbitreren, en van waaruit lokale conflicten door de rest van de deelnemers in het oog konden gehouden worden. En dat ging allemaal wonderen doen voor de wereldvrede.

De geschiedenis sindsdien leert dat het niet zo simpel was. Misschien toch even herinneren dat de VN ook instellingen omvatten, zoals Unesco of Unicef, die toch heel belangrijke verwezenlijken hebben behaald, maar dat van die eeuwige vrede... nee, dus.

Momenteel is er een levensgroot politiek probleem. In hun huidige versie zijn de VN gecreëerd na de Tweede Wereldoorlog. Eén van de belangrijkste instellingen werd de Veiligheidsraad. Daarin nemen, op roterende basis, een aantal landen plaats, en binnen dat comité spelen de discussies zoals hoger gesuggereerd zich af. En bovendien kreeg een uitgelezen kransje grootmachten geen roterende, maar wel een permanente plaats in de raad, en dit als uitdrukking van hun dominante positie in het wereldgebeuren.

Die permanente leden waren (en zoals ik al zei, het was de nasleep van WO II), de overwinnaars van de Tweede Wereldoorlog: Rusland, De VS, Engeland, China, en Frankrijk.

En nu ziet iedereen onmiddellijk dat er, behalve een hoop functionaliteit, ook toen al een hoop diplomatieke beleefdheid in het spel was bij het uitkiezen van de vijf permanente leden. Zelfs als we voor het gemak even aannemen dat het relatieve belang van de Sovjet-Unie en de Verenigde Staten ongeveer even groot was, is onmiddellijk duidelijk dat Engeland meteen in een lagere klasse speelt. De bijdrage van China dat op bepaalde momenten meer tegen zichzelf vocht dan tegen de Japanners is zo mogelijk nog dubieuzer, en de manier waarop Frankrijk mee aan tafel mocht zitten was toen al honderd percent een geval van wat in het Engels zo mooi “a polite fiction” wordt genoemd.

Maar als die verdeling er anno 1945 al een tikje vreemd uitag, dan is duidelijk dat de toestand vandaag helemaal een giller is. Iedereen die vandaag zou voorstellen een VN op te richten, en daarbinnen een beperkt comité van permanente leden, zou erg verbaasd zijn indien hij als kandidaten staten als Engeland (!) of Frankrijk (!!) had voorgesteld gezien. En niet Japan, of de Europese Unie, of Indië, of een vertegenwoordiger van Afrika of Zuid Amerika. En dus is de toestand, amper een 60 jaar later: heel veel meer “polite fiction”, maar heel veel minder functionaliteit.

Een eeuwenoud liedje. De instellingen, die ooit min of meer de uitdrukking van een bepaalde realiteit waren, evolueren niet, maar blijven elk jaar opnieuw de uitdrukking van dezelfde papieren oprichtingsacte. Terwijl die realiteit op het terrein, ieder jaar een beetje meer, wel evolueert. Op het einde verschilt de realiteit zo erg van de instellingen dat je een karikatuur zonder geloofwaardigheid hebt.

Toch was het destijds, bij de Verlichting, een buitengewoon goed idee. Het zou jammer zijn het idee te laten verloren gaan, omdat historische scheefgroeiïngen moeilijk rechtgezet kunnen worden. Laat staan omdat één van de voornaamste proponenten van een eeuw geleden intussen zelf “de sterkste” is geworden, zodat die intussen liever zelf een politiek van het Recht van de Sterkste voert. Dus zouden we er goed aan doen mee te denken over hoe we het idee kunnen handhaven, en hoe we de problemen die ermee zijn gegroeid kunnen oplossen. Alle suggesties welkom, veronderstel ik?

zaterdag 16 september 2006

"Rechts, maar toch goed": North & Thomas

Douglass North & Robert Thomas, The Rise of the Western World, A New Economic history, 1973

Een tijdje geleden ging het hier over het boek van David Landes (1). Dat boek situeer ik bij “rechts” omdat het de oorzaak van de welvaart van Europa niet zoekt in de plundertheorie, maar wel in iets dat de Europeanen beter gedaan hebben dan alle andere beschavingen van zes millennia menselijke geschiedenis. En tegelijk situeer ik het niet bij “dom rechts”, omdat er geen sprake is van (bijvoorbeeld) de biologische superioriteit of hogere IQ’s die bij het blanke ras zouden horen. Waar we naar op zoek zijn, remember (2), is het ideeëngoed van een bepaald “liberaal rechts” (mijn eigen terminologie, hoor, laat niemand het gevoel hebben dat ik pretendeer voor iemand anders te spreken).

Dat “liberaal rechts” valt op zijn beurt uiteen naargelang de nadruk die ze leggen op wat Europa dan precies “beter” heeft gedaan. De ideeën van het boek van “North & Thomas denken minder in termen van de Europese wetenschap of innovatiedrang, en meer in termen van de zogenaamde “instituties”. Vanzelfsprekend ontkent niemand dat wetenschap en innovatiedrang in de divergentie (3) van Europa een belangrijke rol hebben gespeeld. Alleen denkt deze school dat die twee factoren op hun beurt al een “afgeleide”; een gevolg van een diepere oorzaak zijn. Uitgaand van het simpele (maar sterke) principe dat mensen zullen proberen hun toestand te verbeteren, als ze er maar even de kans voor krijgen, stelt “The Rise of the Western World” dat de ultieme oorzaak, die maakt dat mensen die kans wel of juist niet krijgen, samenvalt met de sociale structuur, met bijhorende “instellingen” of “instituties”.

Sommige sociale structuren laten het individu een belangrijk deel van (de opbrengst van) wat hij maakt. Nogal logisch dat dat structuren zijn waarin individuen harder werken. Andere soorten structuren slaan alles, of bijna alles, van wat het individu presteert aan. Vanuit dat standpunt is een middeleeuwse baron, van wie de boeren praktisch eigendom zijn, niet beter dan een moderne dictatuur. Of dan een moderne tempeleconomie waar de rijkdommen dienen ter meerdere eer en glorie Gods. Of dan een anarchie, waar elke vooruitgang kwetsbaar is voor de toevallig passerende “sterkste” die zijn daarbij horend “recht” meteen “uitoefent”. Geen van al die structuren zet mensen erg aan tot harder werken, en dat alleen verklaart waarom samenlevingen onder dat soort structuren minder vooruitgang maken dan andere.

Maar wat is dan, historisch gesproken, het Europese pad concreet geweest? Dat pad vertrekt in de late middeleeuwen, wanneer militaire en commerciële ontwikkelingen de oude feodale structuren ontoereikend maken – alleen al voor die uiteenzetting is het boek een aanrader. Het is een periode waarin grote delen van Europa een nieuw soort organizatie vinden in de opkomende natiestaten; in het bijzonder Engeland en Frankrijk (en Spanje en de Nederlanden, maar hier zullen we het over het contrast tussen de twee eerste hebben.)

De nieuwe structuren vloeien voort uit een intern conflict, dat zich in beide landen afspeelt, tussen koningen, en de adel van de oude feodaliteit. Als gevolg van externe conflicten – in het geval van Frankrijk en Engeland speelde de ene vaak genoeg de rol van “extern conflict” voor de andere – waren het de monarchieën die zwaarder door gingen wegen, en boetten dus de lokale baronnen aan macht in. Het is belangrijk te onthouden dat dat voor beide landen (en voor Spanje, daar niet van) een parallelle ontwikkeling was; de duivel zat in de details. Tijdens het spel van decennia, en zelfs eeuwen durende conflicten en onderhandelingen, vaak beïnvloed door toevallige factoren (de aanwezigheid van sterke persoonlijkheden, concrete bedreigingen of misschien stomweg groter charisma), behaalde de Franse monarchie een grotere overwinning op de lokale baronieën, dan de Engelse monarchie.

Maar die relatieve overwinning, hoe overtuigend het er ook mag uitgezien hebben aan het einde van de Honderdjarige Oorlog, was iets dat zich doorheen de latere eeuwen duur betaalde. In simpele termen naverteld, wanneer de Franse Koning om geld verlegen zat, dan sloeg hij dat geld aan onder de vorm van belastingen. Terwijl de Engelse koning al veel vroeger rekening moest houden met een parlement, waar uiteindelijk de belastbare basis in vertegenwoordigd zat. En dat verschil, zo klein als het er in eerste instantie zal uitgezien hebben, vertaalde zich doorheen de langere duur in heel verschillende instellingen. Als de Engelse koning op gekke ideeën kwam, dan kon de belastbare basis zichzelf beschermen door te weigeren, of te negociëren, of af te zwakken, of tijd te winnen, of welke andere tactiek ook. Steeds sterk versimpeld (gezien het bestek van dit soort post), als de Franse koning op gekke ideeën kwam, dan werden die gekke ideeën ook uitgevoerd, en naar de hel met de consequenties voor de mensen die nog altijd de belastbare basis waren: de staat, dat was in Frankrijk de vorst.

En dus was het in Engeland dat we vanaf ergens de zeventiende eeuw de beste bescherming van het eigendomsrecht vinden, het beste evenwicht tussen de private en publieke sfeer en de beste voorwaarden om industrie en markten te ontwikkelen. En dus, ook, zegt het boek, was het in Engeland dat nog eens een eeuw later de Industriële Revolutie op gang kwam, terwijl de aandacht van heel Frankrijk – altijd bij wijze van spreken, natuurlijk – integraal opgeslorpt werd door de politieke revolutie. En Spanje... Spanje was nog zo geconcentreerd op het potverteren van de inkomsten die de zilvermijnen hadden opgebracht, dat de riddelijke kasten er niet alleen in hun literatuur tegen windmolens ten strijde trokken.
-----------------------------------------------------
(1) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2006/08/rechts-maar-toch-goed-david-landes.html
(2) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2006/08/rechts-maar-toch-goed.html
(3) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2006/08/convergentie-en-divergentie.html

vrijdag 15 september 2006

Market Failure!

Ooit, lang geleden, toen de dinosaurussen nog leefden, wist ik in een klein Vlaams stadje een pannenkoekenhuisje dat een simpel, maar effectief geheim had. De “pannenkoek met boter en suiker” kwam op tafel op een heet bord. Eén pannenkoek was op het bord gelegd, half met boter en bruine suiker besmeerd, en weer dicht gelegd zodat de boter en suiker smolten. De halve cirkel van de dichtgeplooide pannenkoek werd vervolgens bestrooid met poedersuiker. Een tweede pannenkoek werd naast de eerste gelegd, waar hij dezelfde behandeling kreeg. Het hete bord verscheen op tafel, en de klant kreeg een nog steeds hete pannenkoek waar de stomende boter uit lekte.

Dat zijn in mijn herinnering de beste pannenkoeken die ik ooit gegeten heb. Vaak opnieuw geprobeerd, nooit geëvenaard. Haast altijd krijg je inderdaad twee geplooide pannekoeken op je bord, dat op je tafel verschijnt zonder dat het heet is gemaakt, of dat alweer is afgekoeld. Bovendien worden de boter en de suiker apart geserveerd. Je moet zelf beginnen smeren en strooien, en wanneer je aan het verorberen begint heb je een afgekoelde pannenkoek, nauwelijks warm genoeg om de boter te doen smelten.

En dat lijkt me een voorbeeld van “market failure”! In de post “Wijn en Kolen” (1) had ik het er over dat in een bepaald commerciëel milieu niemand echt onder de maat van de rest van de producenten kan gaan, omdat het systeem van concurrentie de producent van lage kwaliteit zal afstraffen. Maar volgens hetzelfde principe moet een pannenkoekenhuis dat enkele simpele maatregelen neemt stukken beter presteren dan de concurrentie, en dus zou het een kwestie van tijd moeten zijn voor iemand het probeert, en nog een beetje later zit iedereen noodgedwongen op een hoger niveau.

En de waarneming leert dat het niet gebeurt. Overal (en zonder de geringste twijfel, met uitzondering van de topserveerders van pannenkoeken) krijg je lauwe pannenkoeken. Terwijl de kost om de boter zelf op de hete pannekoek te smeren toch niet zo hoog kan oplopen dat niet iedereen het kan? En dus is dit een anecdote, een voorbeeld van hoe een vrije markt, om één of andere voor mij mysterieuze reden, niet tot een optimaal resultaat komt. Let wel, de vrije markt komt tot een zeer hoog resultaat: iedereen kan overal een enorm assortiment pannekoeken gaan eten, voor enkele euro’s. Stukken beter dan de toestand in de voorsteden van Moskou in de tijd van de Sovjet Unie. Maar “zeer hoog” is niet “optimaal”. Uim... zal ik pleiten voor overheidsoptreden dat pannekoekenhuizen verplicht hete pannekoeken op te dienen op hete borden, en met de boter er al op gesmeerd?

-------------------------------------------------------------
(1) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2006/09/wijn-en-kolen.html

donderdag 14 september 2006

Wijn en Kolen

Ergens in één van de boeken van Asterix ligt een dorpje dat bestaat uit één straat. Die straat toont niets anders dan een serietje handelszaken, met allemaal op hun uithangbord de aankondiging “Wijn en Kolen”. Wanneer Asterix vraag of ze niet allemaal elkaar beconcurreren op een afschuwelijke manier, komt er een goedmoedig “nee hoor, we maken er gewoon een gezellige boel van”, of zoiets.

Daaraan moest ik denken toen ik pas rondwandelde aan de oevers van één van die Europese kusten. Al die kusten zien er een beetje hetzelfde uit, begin ik te denken, zodra er maar een beetje kans is op wat zon en wat zand. Er is een “zeedijk”, en aan die dijk liggen, naast elkaar, een reeks quasi-identieke handelszaken. Op de uithangborden staat geen “Wijn en Kolen”, maar wel iets als “Snacks en Pannenkoeken”. En inderdaad, als je er binnengaat kan je overal precies hetzelfde krijgen: pannenkoeken & wafels, ijsbekers, lasagnes, mosselen met friet en varianten daarop, en verder nog steak en kip en je kent dat.

Beconcurreren die allemaal niet elkaar op een afschuwelijke manier? Het antwoord lijkt “nee” te zijn. Dit is het tenslotte het “ongebreidelde kapitalisme”! Als ze allemaal elkaar kapot concurreerden; hoe zouden er dan zoveel van kunnen zijn, allemaal netjes naast elkaar, en in een praktisch ononderbroken lijn van de Noordkaap tot het paleis van de Minotaurus op Knossos?

Even wandelen zet je al gauw op weg naar het geheim. Eigenlijk is het best aangenaam daar langs te wandelen – zeker in september, als er niet te veel volk is – en rustig te kiezen waar je gaat zitten (de reden waarom er niet teveel volk mag zijn). Dus de ene beconcurreert niet alleen heel erg de andere, de ene helpt ook de andere met het aantrekken van volk. Doordat er meer volk komt, is er ook meer plaats voor meer zaken die allemaal precies dezelfde dienst leveren, en zo komt er nog meer volk, en het eindigt ermee dat ikzelf alleen maar in september naar de kust ga (zolang baby Sarah nog een baby is, natuurlijk).

En intussen is er ook wel veel concurrentie. Als iemand vettere frieten serveert dan wat in de buurt de norm is, dan zal de ongenadige kapitalistische markt dat snel afstraffen. Een beetje zoals die ene receptie waar de jongedame van dienst net niet onvriendelijk genoeg was om met naam en toenaam op een blog te eindigen; zichtbaar voor iedereen die op het internet de naam van dat hotel ingeeft.

Maar dat van die concurrentie lijkt me hier wat triviaal. Waar ik van onder de indruk was, was het inzicht hoe dat samenkomen van al die identieke zaken een voordeel geeft, waar het grapje uit het boek van Asterix niet aan gedacht had. Ikzelf ben geen economist, maar ik weet zeker dat de economisten me kunnen vertellen welk inzicht ik nu net ook heb gevonden. Van “reizen om te leren” gesproken...

maandag 4 september 2006

Vragen bij Faoud Ajami

Het citatenblog van LVB (http://lvb.net/item/3383) laat iemand aan het woord die de "chaos" van Irak "verkiest" boven de stabiliteit van Egypte. Ik haal eerst maar het citaat aan zoals dat op bij LVB staat:

QUOTE

Als je vandaag in Caïro een taxi van het vliegveld naar het Sheratonhotel neemt, dan is dat een vredig ritje. Je hoeft niet bang te zijn voor een ontvoering of een bom langs de weg. Maar als je mij vraagt welk land de grootste kans maakt om de Arabische autocratische traditie achter zich te laten en te ruiken aan pluralistische politiek, dan zet ik mijn geld in op Irak. Moebarak heeft het leven in Egypte vergiftigd. Ik verkies de chaos en belofte van Irak boven de verschrikkelijke stabiliteit van Egypte. [...]

Jammer genoeg beginnen steeds meer mensen het CYA-spel te spelen: Cover Your Ass. [...] Het antwoord blijft een goed opgeleid Iraaks leger, een degelijke politiemacht en steun voor Irakezen die op zoek zijn naar een politiek centrum. [...]

Velen die nu vraagtekens zetten bij deze oorlog houden er een theorietje op na: als we nu dit of dat gedaan hadden, meer soldaten gestuurd hadden... Ik ben daar nooit aan begonnen. We trokken richting Irak tegen de achtergrond van een angstig Amerika. Men was ervan overtuigd dat er een Arabische dreiging loerde. Het land gaf president Bush met overweldigende meerderheid groen licht voor deze oorlog. Een ruime meerderheid in het Congres gaf de goedkeuring voor de invasie.

Het wordt interessant te zien hoe conservatief Amerika gaat reageren. Ook zij zijn verbijsterd en gefrustreerd over Irak. Zij zijn boos dat de nalatenschap van Bush door Irak overschaduwd wordt en niet door Binnenlandse Zaken gedomineerd zal worden

UNQUOTE

Laat me raden. Faoud Ajami woont niet in Baghdad? Hij heeft niet de cijfers vergeleken, van de aantallen dokters, academici en soortgelijke beroepen die momenteel op de vlucht zijn uit Baghdad met soortgelijke cijfers voor Caïro?

In de tijd van de Sovjet-Unie kregen we ook geregeld te horen dat de toenmalige problemen maar overgangsproblemen waren. Dat aan de horizon het Rode Paradijs gloorde. Dat het gewoon een kwestie van tijd was, voor zou blijken dat de ingeslagen weg toch de juiste was, je kent dat, "staying the course". En laat me nog eens raden. Een hoop lezers die dit soort optimisme in een oogopslag wisten te doorprikken, indien het doorprikken tenminste toegepast werd op de Sovjet-Unie, zit instemmend te knikken nu hetzelfde soort optimisme moet gelden voor Irak?

Want dan is mijn vraag: waar is de kritische zin zomaar opeens gebleven? Als het in de tijd van de Sovjet-Unie een goed idee was te vragen hoeveel vluchtelingen er van het zogenaamde land van de toekomst op de vlucht waren naar het achterlijke Westen (en omgekeerd) - waarom is het dan van het ene moment op het andere geen goed idee meer, als het over het favoriet project van de regering Bush gaat?

Maar wacht, ik had al geraden dat ze zich die vraag naar die cijfers niet eens gesteld hadden, nietwaar? Ik raad dus dat het juiste antwoord op mijn vragen luidt: selectieve kritische zin.

----------------------------------------------
Een huishoudelijke noot. De volgende dagen kan het wat stil zijn op het blog. Aangezien commentaren pas verschijnen nadat ik ze heb doorgelaten zeg ik het er maar even bij: ik kan me voorstellen dat commentatoren zich de moeite besparen om te reageren, als ze weten dat hun commentaar er deze keer wel heel laat doorkomt. Kleine imperfecties in de structuur van het universum...

zondag 3 september 2006

Auto (3) ("Alfamannetjes"...)

Ooit, zeer lang geleden, brak de dag aan waarop mijn eerste auto zijn laatste rit moest aanvangen. Het was een emotioneel moment: eerste autootje, gekocht met eigen spaargeld, altijd goed mee geweest, je kent dat. Maar hij was op. Zijn topsnelheid was nog maar 102, er waren op korte tijd herhaaldelijk stukken aan geweest, en het was heel duidelijk dat het niet meer zou ophouden. En dus stapte Koen een beetje bedrukt in zijn Micra, en reed de E19 op, op weg naar de plaats waar een nieuwe Koenmobiel al stond te wachten.

En daar doemt voor mijn ogen een zware vrachtwagen op, en die reed nauwelijks 90, zoveel minder dan de topsnelheid van de af te schrijven micra dat ik toch maar de richtingaanwijzer aanzet en met brullende motoren het middenbaanvak oprijd, alwaar ik over de lengte van ettelijke kilometers de vrachtwagen zal voorbij steken. Zeker niet in een stemming, noch in een positie om enig aggressief rijgedrag te vertonen.

Daarom ben ik het volgende moment erg verbaasd in mijn spiegel, praktisch rakend aan mijn bumper, één of andere zwaargewicht te zien plakken - laten we hem met de drie letters "BMW" aanduiden, hoewel ik dat meer doe om de atmosfeer uit te drukken dan omdat ik het preciese merk nog weet. En ik bedoel: "verbaasd"; ik had op de normale manier in de achteruitkijkspiegel gekeken. Die BMW had zich heel zeker niet aan 110 per uur van enkele meter achter mij plots de pas laten afsnijden door een micra die daar aan (maximum, ik meende dat echt, hij kon gewoon niet harder) 102 naar links uitweek. En ook, herinner ik me, was ik een tikje verbaasd te zien dat hij daar even bleef hangen: de weg was leeg, er was een derde baanvak, geen reden tot paniek. En al die tijd, dus, zitten we op een middenbaanvak, naast een vrachtwagen, die we langzaam (maximum 102) aan het inhalen zijn.

En plots (een mens moet nu eenmaal ook geregeld door zijn voorruit kijken, nietwaar?) was de zware bak weg! Geen twintig meter achter mij, niet op het derde baanvak naast mij, gewoon, nergens meer te bekennen, foetsie, alsof hij er nooit geweest was. Ik weet nog dat ik ogenknipperend zat rond te kijken, waar zit hij, wat doet hij, wat gebeurt hier allemaal? En intussen, ook, ben ik de zware vrachtwagen voldoende gepasseerd om bij dat "rondkijken" ook naar rechts te kijken, voor de vrachtwagen langs, en daar zie ik - ik was me er geen moment eerder van bewust - dat er een afrit ligt (Kontich, veronderstel ik). En op die afrit zie ik op datzelfde moment rechts van de vrachtwagen de zware bak ook voorbij de vrachtwagen schieten, nog altijd veel sneller dan de 102 die de micra nog haalde. Maar in die fractie van een seconde brandt zich ook het beeld op mijn netvlies van een grote, zware vent, die mij ziet kijken en daar letterlijk zit te schuimbekken van woede, en hevig opgewonden met zijn vuist zwaait - op die tijd heb ik geen vingers kunnen tellen, dus nemen we maar aan dat het aantal nul was.

Meteen vallen alle puzzelstukken op hun plaats. Waar kwam dat ding zo ineens vandaan? Hij kwam aan iets van een 160 en meer over het tweede baanvak aangescheurd, kortom, hij zat nog ruim honderd meter achter mij toen ik in mijn spiegel keek. Waarom raast hij aan die snelheid over het tweede baanvak zonder op zijn beurt uit te wijken? Omdat hij de afrit wil nemen, en dat moeilijker is als je aan hoge snelheid over meer dan de hele breedte van de autoweg van links naar rechts moet zwaaien. Maar waarom moet dat allemaal aan dat tempo gebeuren? Omdat hij geen zin heeft om enkele tientallen meter achter de vrachtwagen te rijden en aan 90 per uur te wachten tot hij die afrit bereikt. En waarom is hij zo razend kwaad als dat plan niet doorgaat? Omdat het er zo één is die er geen graten in ziet als hij zelf van plan is om, zeer bewust, een zware vrachtwagen scherp af te snijden, maar uit zijn vel springt van woede als hij zelf van een gelijkaardig manoeuvre slachtoffer wordt - zelfs als dat niet met opzet gebeurt, maar in het slechtste geval veroorzaakt wordt door onvoldoende oplettendheid of misschien gewoon door het feit dat hij zelf veel te snel reed.

Alfamannetjes... Alfamannetjes in dikke bakken... het schoot me zo ineens te binnen, van lang geleden, maar eenmaal ik er aan terugdacht zag ik het nog heel levendig voor mijn ogen.

zaterdag 2 september 2006

De "Wetenschappelijke Methode"

Lezer Axxyanus suggereerde enkele dagen geleden "de wetenschappelijke methode" toe te voegen aan de lijst "dingen die iedereen zou moeten weten". Dat is een heel goed idee, maar het is ook afhankelijk van je persoonlijke opinie over wat "de wetenschappelijke methode" is. Als ik voorlopig mag simplifiëren, dan zit ik met het idee dat er geen "wetenschappelijke methode" bestaat. Als simplificatie zo groot als een huis, en dat zal ik dus nuanceren. Maar het illustreert wel wat, in mijn opinie, het verschil is met "dingen die iedereen zou moeten weten". De laatste zijn stukjes logica die los staan van mijn opinie: hoogstens kan ik ze fout voorstellen.

Laat me proberen die "wetenschappelijke methode" historisch te situeren. Laten we zeggen dat een "middeleeuwse" visie zegt dat God hemel en aarde heeft geschapen, ervoor gezorgd heeft dat wij die hemel en aarde kunnen waarnemen, en dat alles wat we daarover moeten weten in de bijbel staat: ziedaar een wetenschapsfilosofie.

Ergens rond het jaar 1,600 kwam daar verandering in met de filosoof en wiskundige Descartes. Die vond dat een "geloof" niet hetzelfde kon zijn als een "weten" en hij probeerde tot een ander soort zekerheid te komen. Iedereen kan de mate waarin dat faalde aflezen aan de manier waarop hij uit zijn twijfelen toch een Gods"bewijs" afleidde. Die God zou niet Zijn schepping (de mens) bedriegen, en dus stond Hij nog steeds garant voor een correct weten: back to square one.

Maar het was een begin. Er was nu tenminste een verschil tussen geloven en weten, en vandaar ontstond het inzicht dat een weten gebaseerd was op correcte waarnemingen en correcte redeneringen. En dat maakte dat "wetenschap" ineens veel minder kon dan vroeger. Niemand had ooit een "ziel" waargenomen, laat staan een "engel", een "duivel" of god zelf, en dus moest de wetenschap op al die fronten terug. Alleen gebeurde dat uitgerekend in de tijd van de "Wetenschappelijke Revolutie". Zo machteloos leek die wetenschap toch ook weer niet. Nogal logisch dat de filosofen van de Verlichting de vermogens van de wetenschap terug een stuk hoger op een voetstuk wilden plaatsen.

De grote naam hier is Immanuel Kant. Die schreef een serie boeken waarvan de titel nadrukkelijk het woord "kritiek" bevatte. "Kritiek van de Zuivere Rede" was het eerste en bekendste voorbeeld, en om het heel ingewikkelde verhaal tot een historische beschrijving te reduceren: de conclusie van al die kritieken was dat de vermogens van het denken wel aan beperkingen gebonden waren, maar dat er soms meer mee aan te vangen viel dan je zou denken. En daarmee bereikte het denken het punt waarop het "kritisch" werd. Het punt waarop het opnieuw ambitieus kon zijn - zoals de wetenschap bewezen had - en zelfs speculatief, maar tegelijk toch in het achterhoofd hield dat het zich beter ook niet teveel illusies maakte.

Zo zeilden we de negentiende eeuw in, en om de ontwikkelingen dààrvan tot één paragraaf te verbloggen is een nog waanzinniger onderneming dan wat ik net met de Verlichting heb gedaan. Het zal moeten volstaan dat het ontwakende kritische denken van de mensheid met het verstrijken van de decennia een sterke radicalizering onderging. Niet langer leverde het een vriendelijk en constructief bedoelde introspectie op, maar een aggressieve en destructief bedoelde ontmaskering van het intellectueel en sociaal establishment. Niet langer klonken de titels als "Kritiek van de Rede", maar als "Kritiek van de Politieke Economie." Niet langer was de auteur de voorzichtige, verlichte filosoof Immanuel Kant, maar de dreunende, dreigende profeet Karl Marx. En niet langer stonden esotherische filosofische concepten ter discussie, maar de hele menselijke samenleving.

Het probleem was niet dat het allemaal niet waar was. Het probleem was dat het radicalisme van dit vernieuwd kritisch denken binnen de kortste keren zelf versteende tot een stel dogma's, om de ideologieën en de menselijke rampen van de nazi's naar de kroon te steken. Nauwelijks een stap naar de verhoopte “wetenschap”, zeg maar. Intusen zaten we wel in de twintigste eeuw. De naam waaraan we nu het verhaal ophangen is Karl Popper. En daarmee komen we het dichtst bij het punt dat, in mijn opinie, de naam "de wetenschappelijke methode" verdient.

Popper merkte op dat een rationeel denken (en Marx wàs in Poppers ogen een rationalist) dat overal bevestigingen van zijn eigen vooroordelen zocht (en vond) weinig kans maakte om veel bij te leren: het wist immers alles al bij voorbaat? En als een politiek denken er van overtuigd is de Waarheid te hebben bereikt; wat blijft er dan nog over, zodra iedereen die het er niet mee eens is, in heropvoedingskampen zit? Analoog schreef Popper dat een wetenschap die steeds weer het eigen grote gelijk vierde weinig oog zou hebben voor mogelijkheden om vooruitgang te maken. En dus vond hij dat het rationalisme niet alleen kritisch moest zijn tegenover zijn tegenstanders, maar ook tegenover zichzelf. Pas nadat je visie al je eigen pogingen haar te weerleggen (en dus niet alleen te bevestigen) had doorstaan, had je een theorie waar kracht van uitging. De andere bleven het hebben van de herhaling van steeds dezelfde standpunten, of van heilige teksten.

De technische term is “het falsificatieprincipe” – en dat komt zeker aanmerking voor iets “dat iedereen zou moeten weten”, maar sta me toe dat voor een andere keer te bewaren. De vraag hier is of dat samenvalt met “de wetenschappelijke methode”. De methode die ideeën aan zoveel mogelijk strenge testen onderwerpt, omdat alleen ideeën die er in slagen dat soort testen te overleven de naam “wetenschappelijk” waard zijn.

Maar hoewel het een zeer sterk principe is, ben ik niet overtuigd van het vereenzelvigen van die twee. Dat komt omdat ik ook onder de indruk ben van het werk van latere filosofen als Thomas Kuhn en Paul Feyerabend. En wat we daar vernemen, is dat het principe logisch correct mag zijn, maar dat het van geen kanten gelijkt op wat wetenschappers in werkelijkheid gedaan hebben, toen ze hun resultaten bereikten. Feyerabend formuleert het ergens zo dat iemand als Galileï met een foute redenering vertrok, en daar foute waarnemingen bijhaalde. Omdat die foute waarnemingen de foute redenering bevestigden was het resultaat een wereldbeeld waarin de Aarde rond de Zon cirkelde. En dus was het een opeenstapeling van fouten die het wetenschappelijk correcte resultaat opleverde. Feyerabend, nog meer dan Kuhn, concludeerde dat er niet zoiets bestond als “de wetenschappelijke methode”. In werkelijkheid heerste totale anarchie, die dan ook de vruchtbaarste manier van werken was. Niet voor niets heette zijn boek “Against Method”. En niet voor niets wordt hij vaak samengevat met “anything goes”.

Dit alles is niets anders dan een zeer vlugge historische beschrijving, van hoe sinds de late middeleeuwen de ideeën van de filosofie over wetenschap zijn geëvolueerd. Ik hoop dat het een beeld geeft van waarom sommige filosofen aarzelen om over “de wetenschappelijke methode” te pontificeren. Als je ziet hoe lang alleen die beschrijving is, hoop ik dat het als excuus geldt om daar niet ook alle achterliggende redeneringen bij uit te schrijven. Het zou beslist interessant zijn om van sommige delen een post te maken. Dat komt er misschien nog wel eens van.