Vaak bots ik in boeken of discussies over economische geschiedenis op het concept “gemiddelde levensverwachting bij geboorte”. Gedurende historische tijden – wanneer de levensverwachting erg laag was – was dat vaak in grote mate een functie van de zeer hoge kindersterfte. Dat neemt niet weg dat economische historici het criterium toch als een goede indicatie van armoede of welvaart van een samenleving beschouwen (1). Zo kan het maar in zeer beperkte mate scheefgetrokken worden door “ongelijkheid”. (Als je daarentegen naar inkomen kijkt, kan je een gemiddeld inkomen van 100 te zien krijgen als 99% 1 verdient en de laatste verdient 10,000. Het gemiddeld inkomen is een goeie 20 als iedereen 1 verdient en de laatste verdient 2,000. Dus geeft gemiddeld inkomen mogelijk een vertekend beeld van de welvaart van een samenleving.)
Maar de gemiddelde levensverwachting zal geen 20 zijn omdat er eentje 2,000 jaar wordt. Je kan gemakkelijk wat modelletjes bouwen in een spreadsheet, en je kan met wat assumpties enkele dingen zien verschijnen. Bijvoorbeeld, als er 10 zijn die 100 jaar worden, dan wordt de rest gemiddeld 11 jaar voor een levensverwachting van 20 jaar. Enzovoort. Het punt is, als je je assumpties zo expliciet maakt kan je er ineens ook eens over nadenken. Naarmate je ze meer realistisch vindt, kan je er ook iets afleiden.
Laten we eens wat met assumpties spelen. Ik heb me eens laten vertellen dat in pré-industriële samenlevingen een derde van de individuen sterft voor ze één jaar zijn. En nog een derde sterft voor ze 18 zijn: dat is helemaal uit het blote hoofd, maar ik houd het tenminste voor ogen: speaking under correction. Ik neem dus aan dat een derde sterft op de gemiddelde leeftijd van 9 jaar.
Dus ik duw dat allemaal in een spreadsheetje en vraag me af hoe oud de rest moest worden om een gemiddelde te halen van 20 jaar. En het antwoord is: de mensen die de kindersterfte overleven worden gemiddeld 51 jaar om de totale levensverwachting op 20 te krijgen. En als je nu die levensverwachting op 25 wil zien? Dan wordt de laatste groep gemiddeld 65 jaar. En voor een totaal van 30 wordt de laatste groep gemiddeld 80 jaar.
Dat is een eerste les! Je krijgt er niet zo gemakkelijk beweging in. Om de levensverwachting van een zeer arme samenleving van een graatmagere 20 naar een broodmagere 30 te laten stijgen, moet de elite al van 50 naar 80 gaan. Dat klinkt eigenlijk niet zo realistisch. Natuurlijk, misschien zijn mijn assumpties fout. Toch lijken ze me niet zo absurd, en in elk geval, ook hier geldt: “er is moeilijk beweging in te krijgen”. Dat wil zeggen, ik probeer een zware wijziging als de middelste groep die gemiddeld 18 jaar wordt (ipv 9), en nog steeds is de levensverwachting beperkt tot 23 jaar.
Dus hoe krijg ik nu mijn pré-industriële samenleving van 20 naar 25 jaar? Ik denk niet dat ik aan de kindersterfte moet raken: VZIW daalde die pas significant ergens bij het jaar 1,900. Als ik mijn elite naar 61 laat stijgen, stijgt mijn middelste groep naar 13. Daarmee gaat een groot stuk van de verbetering naar de elite, maar toch moet de middengroep ook omhoog komen. En dat zie je nog meer als we naar 30 willen gaan. Zelfs als mijn elite naar 70 jaar gaat moet de middengroep naar 19 stijgen. Ik kan ze naar slechts 15 laten stijgen, maar dan moet de proportie van de elite naar omhoog: 33% sterft nu nog steeds in het eerste jaar, 30% wordt gemiddeld 15 jaar in plaats van 9, en 37% gaat met het leeuwendeel lopen, van 51 naar 70 jaar.
En dat is les 2! Zelfs bij een zeer bescheiden stijging van de levensverwachting, en zelfs als het leeuwendeel naar de elite gaat, dan nog moet de middengroep serieus omhoog gaan, èn een deel van die middengroep moet naar de elite verschoven zijn. Hoe zou het zitten met forse (ipv bescheiden) stijgingen van de levensverwachting?
Wel, ik lees juist dat in 1,900 de globale gemiddelde levensverwachting bij 35 jaar stond (2). Ik duw 46% van de bevolking naar de elite die 70 jaar wordt en houd 21% van de middengroep over die 15 jaar wordt. Maar in feite weten we wat de levensverwachting van de globale elite was in het jaar 1,900: die was 46 jaar (3). Zelfs als ik mijn hele elite naar de groep die 46 jaar wordt duw, haal ik nog steeds een gemiddelde van 31 jaar. Met andere woorden, zelfs de groep van de kindersterfte haalt nu ineens een gemiddelde van 13 jaar. Ik denk dat ik moet afleiden dat ik me fout herinner dat de kindersterfte pas rond 1,900 afnam, en dat het vroeger zal geweest zijn.
Maar ik denk dat ik me aan mijn tweede les moet houden. Het is heel erg moeilijk om je scenario’s in te beelden waarbij de levensverwachting fors stijgt, zonder dat je moet concluderen dat een heel groot deel van de bevolking in de verbeteringen meedeelt. Of in andere woorden, als de globale levensverwachting is gestegen van minder dan 30 naar 67 in 2,000, dan lijkt het er sterk op dat er zich een heel brede verbetering van de levensomstandigheden heeft afgespeeld.
Maar zoals ik zei: “speaking under correction”! Het lijkt me best mogelijk dat er een fout in de assumpties zit: en wie daar meer over weet mag het altijd laten weten. Natuurlijk, pogingen vanuit de hoek van dom links om te ontkennen dat die heel brede verbetering er is geweest (de rijken moeten immers rijker worden, en de armen armer, remember?) zouden wat sterker voor de dag moeten komen dan “ze hebben niets van statistiek begrepen” of “de cijfers kloppen niet” - om van “jamaar, vroeger waren ze gelukkiger” te zwijgen (allemaal echt gezien!). Die dingen zouden ze ofwel minstens op het niveau van de geciteerde historici moeten argumenteren, ofwel mogen ze proberen de fouten uit de assumpties hierboven te halen (m.i. de meest waarschijnlijke strategie).
En zo, wie weet, leren we misschien nog wel allemaal wat bij.
-----------------------------------------
(1) bv. Cipolla, Before the Industrial Revolution, chapter 5
(2) McNeill & McNeill, The Human Web, A Bird's Eye View of world History, 2,003, hoofdstuk VIII, § 3 ("population and urbanization").
(3) Maddison, The World Economy, A Millennial Perspective, tabel 1 - 5b
Geen opmerkingen:
Een reactie posten