In reactie op de vorige post (1) haalt LVB een “opvallende parallel aan tussen dom links en dom rechts” (2) aan. Het Westen (vinden we allebei) is zich aan beide extremen te weinig bewust van zijn eigen prestaties - met kwalijke gevolgen vandien. Dat resulteert in de onheilige alliantie tussen socialisme en (vaak religieus) conservatisme waar ik het eerder over had (3), namelijk als het gaat over de geschiedenis van armoede en welvaart. Wie nadenkt over de armoede die in de wereld bestaat (4) zal moeten rekening houden met hoe de welvaart historisch tot stand is gekomen, en de vraag is: hoe brengen de twee extremen er dat vanaf?
Beide strekkingen vertellen een geschiedenis waarbij “vroeger” alles beter was, terwijl “vandaag” zich halsoverkop in de apocalyps stort. Dat brengt ons bij de religieuze invalshoek. Als de problemen van de mens in sneltreinvaart uit de hand lopen, dan is de Verlossing de enige manier om ons uit de ineenstorting te redden. Ook zit er in onze Westerse beschaving een uniek schuldgevoel ingebakken. Aan de oorsprong van alles bevindt zich de Zondeval die de mensheid voor eeuwig en drie dagen heeft veroordeeld, en waar wij boete moeten voor doen – en alweer kan alleen de Verlossing uitkomst brengen.
Maar als “alles” het gevolg is van onze grote “schuld”, dan bestaat het niet dat we er goed voorstaan. Dus doet het er niet toe hoe de geschiedenis er werkelijk uitziet, zolang we om theologische redenen maar kunnen zeggen dat “het” slecht gaat: we zijn verdreven uit het Aards Paradijs.
De socialistische variant is analoog. De relevante slogan is “de rijken worden rijker en de armen worden armer” (5). Het socialisme, dat is de bevrijding van de mens uit zijn ketenen, om vervolgens allemaal samen geestdriftig op te marcheren naar de toekomst! Natuurlijk moeten er dan wel eerst ketenen zijn: precies zoals de theologie zijn Zondeval nodig had. Die ketenen vinden we terug in de het feit dat de kapitalist de arbeider uitbuit, en zo de armoede veroorzaakt en verspreidt, en ziedaar, gratis een vijand er bovenop!.
Je voelt hoe beiden de grond onder hun voeten voelen wegzinken als blijkt dat de mensheid, de hele geschiedenis lang, altijd doodarm is geweest. Als we leven in een tijdperk van unieke, en stijgende welvaart – hoe kan dat dan het gevolg van onze Grote Schuld zijn? Hoe kunnen de kapitalisten de oorzaak zijn van “ketenen” die er al waren sinds lang voor er van het kapitalisme sprake was? Hoe kunnen “de armen armer worden” als ze sinds mensenheugenis zo arm zijn dat ze letterlijk van honger sterven?
En dus schieten aan beide zijden de beste krachten aan het werk zodra je herinnert aan de simpele historische realiteit. Soms spelen ze zelfs een belangrijke, “kritisch-rationalistische” rol. De vraag waarom we beweren dat de welvaart stijgt is immers zeer terecht: welk criterium gebruiken we daarvoor? Als we wijzen op de stijging van de gemiddelde inkomens, dan maken ze terecht het bezwaar dat achter gemiddeldes zeer vervelende realiteiten kunnen schuilgaan. Bij wijze van spreken kan één individu in een samenleving de 99 anderen als slaaf een gigantische berg goud uit de mijnen doen opdelven, en het “gemiddeld inkomen” stijgt als een raket!
Het verhaal ziet er al anders uit wanneer we niet op de stijging van de inkomens, maar wel van de levensverwachting wijzen. Ook dat is een gemiddelde waarde, maar het is heel moeilijk scenario’s te vinden waarin een noemenswaardige stijging van de levensverwachting plaats vindt, zonder dat de vooruitgang tot brede lagen van de bevolking doordringt (6). En dus krijgen we een verbetering te zien waarvan “aan beide zijden de beste krachten” per theologie moeten verklaren dat dat helemààl geen indicatie van stijgende welvaart is.
Eén variant wijst er op dat stijgende levensverwachtingen grotendeels een kwestie van dalende kindersterfte is. Dat is natuurlijk zo, maar hoe ze nu precies hard maken dat mensen die geen tientallen percenten van hun babies verliezen, maar slechts enkele promilles – en dit als gevolg van betere hygiëne, voeding, medische verzorging etcetera – niet “welvarender” geworden zijn dan mensen uit vroegere tijdperken hebben ze nog nooit op een coherente manier uitgelegd. Misschien dat daarom de andere variant zich concentreert op het andere uiterste van de grafiek.
Eenmaal je de kindersterfte wegfiltert (we doen dus genereus alsof die niet relevant is voor het onderwerp) zie je dat de leeftijd die de mensen halen in pré-industriële tijdperken wel degelijk veel hoger ligt dan hun gemiddelde van rond de twintig of dertig. Alweer zeer juist, maar ze zouden er toch bij moeten zeggen dat de 60 jaar die die pré-industriële mensen konden halen nog altijd niet de 80 is die ze bij ons halen, en verder dat er wel degelijk veel méér mensen die hogere leeftijden halen. Ook zie je soms de vraag of we nu wel of niet “welvarender” geworden zijn na enige conversatie haastig veranderen in de vraag of we ook “gelukkiger” geworden zijn. Een techniek die ook wel “het verzetten van de doelpalen” wordt genoemd.
Maar gewoon voor het geval dat iemand dat toch allemaal overtuigend vindt. Verschillende boeken over economische geschiedenis (7) vertellen ons dat in pré-industriële samenlevingen één gezaaide korrel graan er bij de oogst 3 tot 6 teruggeeft. Nuance, gebieden die al aanstalten maken om naar de Industriële Revolutie over te schakelen halen ook wel eens 8 tot 10 (cijfers voor vandaag lopen daarbij op tot respectievelijk “30” (Cipolla) of (Duplessis) “het tienvoudige”).
Voor wie zelfs in het licht van de cijfers – met het verstrijken van de tijd oogsten we meer graan per gezaaide korrel – niet overtuigd is (een geloof kan tenslotte bergen verzetten) maakt De Vries dan nog enkele modellen op. Bij een verhouding van 4 geoogste korrels per gezaaide korrel, plus een stel realistische assumpties, kan een bevolking van 5 actieve landbouwers 1.4 “andere” personen onderhouden. Als we zouden aannemen dat op het platteland ook de zuigelingen, de gehandicapten en de grijsaards “actief” zijn, geeft dat een maximum van 22% stedelijke bevolking. Hoewel, je moet daar ook nog de adel en de kerk aftrekken: niet zoveel ruimte voor extra productiviteit van de niet-landbouwers, dus.
Bij een verhouding van 3 over 1 kan de landbouw zichzelf niet eens voeden, maar bij een verdubbeling van 4 naar 8 kunnen ze er 10 niet-landbouwers op nahouden. Dat doet het stedelijk aandeel stijgen naar 66%. Als we bedenken dat een deel daarvan dokter, of uitvinder, of hoefsmid, of spinner, of wever, of glasblazer (en vele andere) kan worden, dan voel je hoe de stijgende productiviteit van de landbouw zich vertaalt in stijgende totale welvaart: al die producten en diensten waren er anders immers niet.
Dat wil zeggen, of je nu een fatsoenlijk criterium kiest als levensverwachting, of je bekijkt het breder in de studies over het onderwerp, je krijgt altijd het plaatje waarbij het Westen een armoede evenwicht heeft doorbroken dat er altijd geweest is. Dat komt heel slecht uit voor zowel socialisten en conservatieven, en... hun reactie is precies gelijk! De feiten kloppen niet, maar hun theorieën zijn toch juist. Tot het punt dat ze desnoods de feiten vervalsen, of minstens wegmoffelen. En aan het einde van een lang verhaal zien conservatieven en socialisten er verontrustend identiek uit – en wij liberalen zitten er verwonderd op te kijken hoewel Friedrich Hayek het een halve eeuw geleden al letterlijk had gezegd...
--------------------------------------------
(1) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2008/07/bij-de-arrestatie-van-karadzic.html
(2) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2006/09/de-opvallende-parallel-tussen-dom_26.html
(3) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2008/01/friedrich-hayek-zooo-actueel.html
(4) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2006/03/banket.html
(5) De slogan vinden we tot op de dag van vandaag letterlijk nagebauwd, bijvoorbeeld, Kruithof, Het Neoliberalisme (2,000), hoofdstuk 1
(6) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2007/09/nieuwe-poging.html
(7) Cipolla, Before the Industrial Revolution, European Society and Economy 1,000 – 1,700, 1976 (1997)
EN Duplessis, Transitions to Capitalism in Early Modern Europe, 1997 (2001)
EN De Vries, The Economy of Europe in an Age of Crisis, 1,600 – 1,750 (1,976)
1 opmerking:
negatieve kritiek vanuit socialistische en religieuze milieus die voortkomt vanuit een idee dat het leven toch wel beter zou kunnen zijn, dat het ergens 'allemaal niet eerlijk is' een calimeroreflex ahw. er lijkt ook niet eens zoveel moeite voor nodig te zijn om bvb. wat rijkdom te herverdelen enz.. wereldverbeteraars zijn er ook altijd geweest, en soms brengen ze positieve dingen voort. (zolang je ze maar in het goede licht bekijkt)
Een reactie posten