maandag 15 januari 2007

De Filosofie van de Fout

Vele jaren geleden was ik lid van een Antwerpse schaakclub. Er waren enkele van de betere spelers van België actief , en daaronder de hele waaier die je kan verwachten: subtoppers, middelmaten (zoals ikzelf), zwakke spelers en echte beginners. Op een dag gooide ik met een artikeltje in het clubblaadje een knuppel in het hoenderhok dat de pluimen in het rond vlogen. Dat gebeurde met de stelling "de filosofie van de fout".

De stelling ontwikkelde zich als volgt. Er is een wereldampioen schaken. En er is een beperkte kring van absolute topschakers, die van de wereldkampioen vaker verliezen dan winnen, maar die er tenminste af en toe van kunnen winnen. En daaronder heb je een iets ruimere kring van topgrootmeesters, met daaronder de gewone grootmeesters, en daaronder de grootmeesters die misschien een tikje geluk hebben gehad bij het binnenhalen van de titel, en daaronder heb je de absolute topmeesters die iedereen herkent als toekomstige grootmeesters, en daaronder heb je de zeer sterke meesters, en daaronder de gewone meesters, en daaronder de meesters die misschien een beetje geluk hebben gehad... Ergens rond dat niveau vond je destijds de spelers die deelnamen aan het kampioenschap van België, waarvan er enkele op mijn club zaten. Plus, dus, die Belgische subtoppers, clubtoppers, clubsubtoppers, middelmaten, zwakke spelers en beginners. So far, so good.

De vraag was: waarom wint de wereldkampioen vaker van de absolute toppers dan omgekeerd? En wat kan het antwoord eigenlijk anders zijn dan, heel concreet, omdat de wereldkampioen net iets minder fouten maakt dan de absolute top, of, als hij er evenveel maakt, zijn het "kleinere" fouten; minder gemakkelijk af te straffen, dat soort dingen. En waarom winnen de absolute toppers vaker van de topgrootmeesters dan omgekeerd - en waarom winnen die op hun beurt vaker van de gewone grootmeesters dan omgekeerd, enzovoort? Omdat de absolute top iets minder en/of kleiner fouten maakt dan de gewone top, en die laatste weer iets minder dan de gewone grootmeesters, en... zovoort!

Natuurlijk, je kan proberen het hele proces te beschrijven in termen van "geniaal" (genialer), en briljant(er) en begaafd(er) en vele andere, maar al die termen zijn pure metafysica. Noem het romantiek, als je dat woord liever hoort. Het is ongetwijfeld een goede beschrijving van de realiteit als je zegt dat de wereldkampioen schaken een briljante schaker is. Daarmee drukken we evenwel alleen maar een zekere bewondering uit, en een zeker enthousiasme, maar de term bevat geen enkele causaliteit. In de concrete realiteit uit die briljantie zich in concrete schaakpartijen, en concrete schaakpartijen spelen zich zet per zet af, nu wit, dan zwart, dan weer wit, enzovoort. De uiteindelijke oorzaak van beter en slechter, van winnen en verliezen, zit in de kwaliteit van die individuele zetten. Het zal gaan om superieure strategie, of superieure tactiek, en dus ook om de samenhang, maar desondanks, uiteindelijk gaat het over timing en volgorde en rendement van individuele zetten. En dus zit de causaliteit van winnen en verliezen in zetten, waarbij de winnaar hij is die bij het zetten het minste fouten maakt.

Maar als de wereldkampioen wint tegen de absolute top omdat hij minder fouten maakt, en de absolute top wint tegen de gewone top om dezelfde reden, dan maakt de gewone top al een aardig pakje meer fouten dan de wereldkampioen. En de lichtgebakken grootmeesters maken er nog meer, en de absolute meesters maken er nog meer dan de vorige. En als je alle niveau's hebt doorlopen (en in werkelijkheid zijn er volgens mij eerder meer dan minder niveau's dan wat ik beschreven heb) tot bij de subtoppers en middelmaten van de Antwerpse schaakclub...

Wat kan je conclusie anders zijn dan dat die subtoppers en middelmaten de ene fout na de andere maken, en dat een aanzienlijk deel ervan bij een beetje grootmeester de tranen over zijn wangen zou doen lopen van het lachten?

Maar dat kwam niet goed! Oeoeoeoeoeoeoewwwww... Man, dat kwam niet goed! Schaken, moet je weten, is een discipline waarover een uitgebeide literatuur bestaat. Je kan een hoop technieken aanleren, over hoe je een toren moet gebruiken, en wanneer een loper sterker is dan een paard, en wanneer het omgekeerd is, en hoe je met een koning één, of twee, of drie oprukkende pionnen kan blokkeren, en vele, vele andere. Op die technieken zitten al die clubschakers, met matig resultaat te blokken en studeren, waarna ze het in hun eigen partijen proberen toe te passen. En als je ze bezig ziet, uren en uren voorovergebogen, met hun hoofd in hun handen, zitten piekeren over hun plannen, vertaald in individuele zetten, dan begrijp je onmiddellijk dat ze er echt heel hard mee bezig zijn. Ze zijn echt heel diep aan het nadenken, en ze steken er echt heel veel energie in. Alles zonder enige schamperheid of ironie gezegd, ik heb me er zelf jarenlang met veel enthousiasme mee bezig gehouden.

Alleen... Het laatste, maar dan werkelijk het allerlaatste dat je je daarbij kan (wil) voorstellen, is dat al die inspanningen en al dat denkwerk alleen maar leiden tot de ene hallucinante blunder na de andere.

En dus stak er een storm van weerstand op, die de vergelijking kan doorstaan met mijn bewering dat financiële voorspellingen niet tegelijk nauwkeurig (ik had destijds "betrouwbaar" gezegd) kunnen zijn, en tegelijk publiek bekend (1). Let wel, niemand kon antwoorden op de vraag waarom zij dan haast altijd tegen de kampioen van België verloren, terwijl die haast altijd tegen sterke meesters verloor, terwijl die haast altijd tegen aankomende grootsmeesters verloren, enzovoort tot helemaal bovenaan in de hiërarchie. Niemand kon daar een zinnig antwoord op geven, maar het was desondanks, zeer zeker, "jamais de la vie", "nog liever dood" en on - mo – ge - lijk een kwestie van "wij maken nu eenmaal praktisch de hele tijd fouten” - de ene nog lachwekkender dan de andere.

Het komt vrij vaak voor dat simpele, quasi rekenkundige waarheden open en bloot recht onder de ogen van iedereen liggen, maar dat niemand ze kent, omdat niemand ze wil kennen.

Daarom heeft dit verhaal ook nog een moraal. In de wereld van het schaaktoernooi heeft het resultaat van wat we doen een heel onmiddellijk resultaat. Winnen of verliezen, een hoog klassement of een laag klassement. Maar ook in het dagelijks leven, denk ik, produceren we een eindeloze stroom gepruts. Hoeveel dingen doen we niet, die we "eigenlijk" en "ergens" beter hadden kunnen doen? Omdat het over kleine, vaak onbelangrijke dingen gaat worden die helemaal niet, of uiterst zelden, afgestraft met het equivalent van "oei, ik ben een pion kwijt". En toch... Ruim meer dan de helft van de mensen denken dat ze "beter dan gemiddelde” automobilisten zijn. Ze geloven er even vroom in als de clubschakers die geloven dat de zetten die ze spelen het welgevormd product van een doorgedreven denkproces zijn. Is het niet jammer dat rijgedrag niet zoals schaakgedrag in klassementen kan omgezet worden? Zou niet een deel van de ongevallen verdwijnen als een hoop ingebeelde haantjes bij het zien van hun klassement enkele illusies armer werden?

---------------------------------------------------------------
(1) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2006/11/financile-voorspellingen.html
en de links beneden in die post.

4 opmerkingen:

Lieven zei

Ik speel zelf go in clubverband en ik vind het wel een merkwaardig verschil. In go is iedereen ervan overtuigd continu fouten te maken. Het wordt misschien ook wel duidelijk gemaakt door een simpele demonstratie van een beginnend profspeler die de hele club simultaan 9 stenen voorgift kan geven en vervolgens al zijn partijen winnen. Als je dat ondergaat is het je pijnlijk duidelijk dat je blunder na blunder begaat.

Koen Robeys zei

Kijk eens aan. En waar speel jij go? Ik heb zelf veel jaren geleden mee een club in Antwerpen opgericht, maar ik speel zelf niet meer en ik weet niet of de club nog bestaat.
(Voor je je illusies maakt, ik was op mijn beste moment ongeveer zesde kyu :-)

Anoniem zei

Ik denk dat veel te maken heeft met het feit dat mensen een subjectieve voorkeur hebben voor een positieve boodschap. Hier een anecdote om dat te illustreren.

In een winkel voor pralines merkte de beheerder op dat de klanten een duidelijke voorkeur hadden voor één bepaalde verkoopster. Nochthans bleek ze niet vriendelijker of vrijgeviger te zijn dan de anderen. Het verschil bleek in de manier van wegen te liggen. De normale gang van zaken was dat de verkoopster een redelijke schatting deed van hoe vol de doos moest zijn voor het gevraagde gewicht dan zette ze de doos op de weegschaal die duidelijk zichbaar was voor de klant en korrigeerde door er pralines uit te halen of toe te voegen. Wat bleek nu, de populaire verkoopster maakte systematisch een te lage schatting waardoor ze over het algemeen pralines toevoegde onder het oog van de klant, de andere verkoopsters maakten systematisch een te grote schatting waardoor ze over het algemeen pralines pralines weghaalden onder het oog van de klant.

Een ander voorbeeld vind je in de winkels die kamerbrede vloerbekleding verkopen. Bijna altijd wordt in grote letters duidelijk gemaakt het thuis plaatsen inbegrepen is in de prijs. Bij navraag blijkt wel dat je een korting krijgt als niet van die dienst gebruikt maakt. Nu prijstechnisch maakt het geen enkel verschil of je moet bijbetalen om te laten plaatsen of een korting krijgt als je het zelf plaatst, maar psycholigisch moet het blijkbaar een serieus verschil maken want voor zover ik weet hanteren alle winkels in de sector de zelfde prijsstrategie.

Dus ja het verwondert mij niets dat er een storm van protest opstak toen jij een artikel schreef dat het hele proces langs de negatieve kant bekeek.

Lieven zei

In mijn studententijd in Leuven en nu in Gent. En ik ben nu pas 8 kyu of daaromtrent. We kunnen niet allemaal shodan worden :)