maandag 8 januari 2007

Enkele soorten maatschappelijke organizatie

Beeld je het leven in van één van die beschaafde samenlevingen van de laatste millennia, na de uitvinding van de beschaving zelf, een zestal millennia geleden (1). Het zijn landbouwsamenlevingen, en dat betekent hogere productiviteit dan bij jagers-verzamelaars. Er ontstaan overschotten, er ontstaan steden en structuren, er ontstaat een eerste vorm van welvaart.

Dat blijft lange tijd beperkt tot lokale beschavingscentra. Zeer ruw vind je die allemaal terug in een gordel rond, of noordelijk van, de dertigste breedtegaad. Van Marokko over Egypte via Mesopotamië en Perzië naar Indië en tenslotte China. Zowel zuidelijk (Bedoeïenen, Berbers, Arabische en Semitische volkeren) als noordelijk (Turken en Mongolen en de vele varianten daarop) tref je volkeren aan in primitievere fasen. Geleidelijk ondergaan ze de invloeden van de landbouwculturen en dan nemen ze die soms zelfs gewapenderhand in. Waarna ze zelf een beschaving stichten en de cyclus begon opnieuw.

Beeld je, dus, dat leven in zoals het er ongeveer zal uitgezien hebben, met een zekere beschaving, een zekere materiële welvaart, een zekere materiële en spirituele cultuur... maar ook met de kans dat op één of ander moment de Hunnen, Tartaren, Vikings, Bulgaren, Scythen en vele andere de hele zaak plat leggen. Letterlijk plat, wel te verstaan. Beschaafde mensen, met cultuur, met spiritualiteit, met verhalen, met filosofie en muziek - en op een dag staan de Mongolen voor de poort en ze slaan in alle richtingen hoofden af, je vrouw, je kinderen, jezelf, iedereen. Toch nog een ander soort moeilijkheden dan het ritueel slachten van schapen voor het offerfeest, nietwaar?

Het patroon duurde vele millennia lang, en voor er een definitieve oplossing kwam (buskruit en bijhorende kanonnen) tekende zich een welbepaalde cyclus af. De enige verdediging tegen de “barbaren” was een leger van zware cavalerie, gepantserd tegen de pijlen en speren van de barbaren, en gewapend met de lans om de bende uit elkaar te slaan. Als de lezer zich op dit punt afvraagt of het toeval is dat hier ooit een poging stond om dat met een stukje fictie uit te drukken, wel, neen, dat is geen toeval (2).

Wij kennen deze zware cavalerie vrij goed uit onze eigen middeleeuwen: het zijn de heren en ridders (lords en knights, hidalgos en caballeros...) van ons eigen verleden. Maar ze bestonden evengoed in het Perzië van het “Vijfde millennium” (1) en hun Byzantijnse tijdgenoten, enzovoort.

Alleen was de oplossing van het ene probleem – de zware cavalerie versus de barbaren – zelf weer de bron van een nieuw probleem. Zware cavalerie, dat zijn paarden die heel wat wakkerder zijn dan het Brabants Trekpaard. Dat zijn lansen en zwaarden en schilden van hoge kwaliteit. En dat zijn mannen die weten hoe ze die dingen moeten gebruiken: beeld je ook even in dat je op een paard in volle galop zit, met een staak van vier meter lang in je rechterhand, en dat je binnen enkele seconden tegen een horde andere ruiters knalt: op leven en dood. Lukt het een beetje? Voor mij is het moeilijk.

In het bijzonder in eenvoudige landbouwgemeenschappen is dat allemaal zeer duur. Wie een heel leven moet trainen – en het vechten zelf, natuurlijk – werkt niet op het veld. Wie moet leren speren en lansen en zwaarden te maken, en ze vervolgens ook werkelijk maakt, werkt niet op het veld. Hoefijzers, paarden, je noemt maar op: idem. Je hebt een specifiek soort organizatie nodig om te voorzien in het levensonderhoud van al die mensen, en daarvoor waren verschillende mogelijkheden.

De eerste soort is een feodaal systeem. Specifieke stukken land horen bij specifieke heren, die instaan voor de verdediging van dat stuk land, in ruil voor hun levensonderhoud. Daarin voorzien de boeren die dat land bewerken. Voor die boeren is het alternatief het leven dat je je aan het begin probeerde in te beelden, met je beetje materiële welvaart en om de paar jaar de Vikings op je dak. Weer zijn die ridders uit ons eigen verleden een voorbeeld van het feodaal systeem, maar de Perzen uit de tijd van de Sassaniden (500 AD) zijn dat evengoed. Het probleem met dat systeem is dat de lokale heren soms machtiger worden dan de nominale koning, en het centraal bestuur verbrokkelt.

Een andere mogelijkheid is een centraal geleid leger. Nu heb je een sterk centraal bestuur nodig, en een aanzienlijke economische basis, met steden, en handel: dingen die het centraal bestuur kan belasten. Met de inkomsten vul je de schatkist, en met de schatkist betaal je een beroepsleger. Alleen heb je nu een dilemma. Als je het leger onder controle van het centraal gezag wil houden zal je het in het centrum van het rijk willen legeren. Maar dan arriveer je er vaak genoeg pas mee in je bedreigde provincies wanneer de streek al verwoest is. Terwijl, als je je leger in de provincies opstelt de lokale generaals weer zo machtig worden, dat een opmars naar de hoofdstad en een nieuwe dynastie niet denkbeeldig is. De Romeinen en Byzantijnen wisten er alles van.

Wat ook veel voorkwam was dat de beschavingen probeerden de kandidaat plunderaars zelf in te lijven. Dat gaat goed zolang je de bendeleiders, overladen met titels, kralen en spiegeltjes voorbij de grenzen kan sturen, waar ze in het levensonderhoud van henzelf en hun legers voorzien door niet jouw bevolking te plunderen, maar wel die van de vijand. De Islam heeft vaak goed gebruik gemaakt van Bedoeïenen en Berberlegers, en andere Mamelukken en Janissaren. Ook de Romeinen en de Byzantijnen gebruikten het kunstje. De formule waarin het goed werkt is meteen ook de formule die zegt wanneer het fout gaat. Als er géén aangrenzende landen zijn die je kan plunderen is het moeilijk om te vermijden dat je legers toch nog je eigen volkeren en steden plunderen.

Al die oplossingen hebben in bepaalde tijdperken en bepaalde plaatsen gewerkt. En in andere tijdperken en plaatsen hebben ze niet gewerkt, en dan vielen de barbaren binnen, en dan viel de beschaving, minstens in dat deel van de wereld, en riepen de moraalridders dat het de schuld van de decadentie was. In werkelijkheid zien we een patroon dat vele beschavingen heeft getroffen, en dat oorzaken als “ze waren verslapt” ver overstijgt. En dus kregen we millennia van cyclerende bewegingen, van (meestal) noordelijke barbaren, van Mongolen via Turken tot Scythen, tegen zuidelijke stedelingen, van Chinezen over Indiërs en Perzen tot Europeanen, waarbij beide partijen soms de overhand haalden. En waarbij het concrete model van sociale organizatie dat uiteindelijk "gekozen" werd, afhing van een veelheid aan factoren.

Een cyclerende beweging van enkele millennia – het is nog niet genoeg om te zeggen dat het de menselijke geschiedenis heeft gedomineerd, maar het gaat er toch al flink naartoe. De cyclus eindigde pas met de overwinning van de beschavingen toen de stedelingen het buskruit uitvonden. En dan nog. De Chinezen van de tiende eeuw AD hadden eigenlijk ook al het buskruit uitgevonden, maar de toepassingen waren, zo op het eerste zicht, nog niet wat ze later zouden worden. Of misschien hadden zij gewoon pech? Toen er een eeuw of wat later bij hen barbaren binnenvielen waren die niet de eerste de beste. Het waren de Mongolen. Onder leiding van Djenghis Khan. Ik kan je verzekeren... Geef mij maar de problemen van 2,007.

-------------------------------------------------------
(1) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2006/05/het-zevende-millennium.html
(2) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/search?q=gansburroch

Geen opmerkingen: