Nadat lezer Lieven had verwezen (1) naar een artikel over hedendaagse fysici die theorieën uitwerken waarin tijd niet eens voorkomt, dacht ik terug aan hoe ik dat zelf had “afgeleid” uit één van de simpelste formules uit de schoolboeken (2). Als je bedenkt dat de fysici daar extreem gecompliceerde theorieën en mathematische inzichten voor hanteren, bestaat de kans dat “mijn” formule dat toch niet echt helemaal bewijst.
Dus ik probeerde er de fout uit te halen. En ik kwam op het volgende idee. Bekijken we terug de formule die ons vertelt wat we moeten doen als we van een gegeven voorwerp de snelheid willen weten:
S = dr/dt
Dus: snelheid is een ruimtelijke verandering, gedeeld door een bepaalde verandering in tijd. Aangezien we leven in een dagdagelijkse wereld waarin ruimte en tijd absolute en homogene realiteiten zijn, terwijl snelheden erg kunnen verschillen, is het redelijk om de vele mogelijke snelheden (links in de formule) terug te brengen tot eenheden van vaste grootheden (rechts in de formule).
Na een beetje simpele algebra hadden we daar een nieuwe formule van gemaakt, en die orakelde:
dt = dr/S
Daarmee zeggen we dat het verlopen van de tijd zelf iets is dat aan verandering onderhevig is, en dat we dat moeten berekenen aan de hand van ruimtelijke verschillen en snelheden. Dat is nu precies het soort dingen die de fysici ook zeggen wanneer ze opmerken dat de klokken geen tijd meten, maar dat ze de tijd definiëren aan de hand van het gedrag van klokken. En dus opnieuw, als ze 21ste eeuwse natuurkunde nodig hebben om iets te ontdekken dat ze doodeenvoudig van mij hadden kunnen vernemen, dan is het moment aangebroken om je af te vragen of er iets eenvoudigs fout was.
Mijn kandidaat was, dat we op basis van dezelfde redeneringen, die maakten dat we het verlopen van de tijd (“dt”) niet langer als een vaste, absolute grootheid beschouwen, ook het concept ruimte (“dr”) als absolute grootheid moeten opgeven. Terwijl de formule met de term “dr” in het rechterlid van de vergelijking voor het gemak doet alsof dat niet het geval is, en dus eigenlijk op grote schaal met twee maten aan het meten is.
Dat was mijn poging om mijn eigen benadering te weerleggen. Maar op dit moment denk ik dat die poging zelf faalt, en niet mijn oorspronkelijk verhaal. Immers, de term “dr” hoeft niet te slaan op allerlei punten in de absolute ruimte, die we bijgevolg rustig kunnen opgeven. Het volstaat dat “dr” slaat op de relatieve beweging van alle materiedeeltjes ten opzichte van alle andere. We merken op dat de beweging van mijn vingers op het toetsenbord ten opzichte van de Andromeda melkweg zo gering is dat we die rustig kunnen negeren, maar het principe lijkt me toch juist. We kunnen relatieve bewegingen van materie nemen, en we zullen vaststellen dat die bewegingen niet allemaal aan eenzelfde tempo gebeuren. Dus als we op dat laatste een grootheid kunnen plakken eindigen we toch nog met een formule waarbij we een tijdsverloop uitdrukken als een relatie tussen materiedeeltjes. En dat was wat de fysici ook al zeiden. Tijd "bestaat" eigenlijk niet, zeiden ze, we leiden tijd af uit bepaalde ruimtelijke bewegingen aan een bekend tempo, en dat noemen we een "klok".
Ik ga niet beweren dat de natuurkundigen na veel abstract redeneren iets hebben ontdekt dat ze recht onder hun neus hadden kunnen zien liggen. Maar ik beweer wel dat mijn vlugge poging om dat verhaal te weerleggen me niet overtuigt. En ik blijf het toch wel een aparte manier vinden, om er eens over na te denken.
----------------------------------------------------
(1) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2007/07/een-wetenschappelijke-kermistruc.html
(2) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2007/07/filosferen-over-ruimte-en-tijd.html
Geen opmerkingen:
Een reactie posten