Al vaak heb ik me iets afgevraagd dat me was opgevallen in één van mijn favoriete boeken, The Wealth and Poverty of Nations, Why Some are so Rich and Some so Poor, 1998 van David Landes (1). Op verschillende punten doet die nogal afwimpelend over de klassieke economische theorie van de "comparatieve voordelen". Zelf geen economist heb ik maar een zeer beperkt inzicht in die theorie, en dus is het niet verbazingwekkend dat ik niet begreep waarom Landes er weinig vertrouwen in heeft. Alleen heb ik dat altijd weten situeren in ons goede oude standaard liberalisme, en Landes zie ik toch ook altijd ronddwalen in dat kamp, en dus vroeg ik me af... Enzovoort.
Voor zover ik er iets van begrepen heb zegt de theorie ruwweg het volgende. Beschouw twee economieën die twee producten maken: graan en schapen. Ze hebben allebei voedsel en kleding, dus zeg dat ze allebei zelfbedruipend zijn. Natuurlijk zijn de leden van de twee economieën welvarender wanneer ze meer graan en schapen produceren dan wanneer ze minder graan en schapen produceren.
Eén van de manieren om samen ("in totaal") méér schapen en graan te produceren is door specializering en handel. De ene economie gaat over op enkel graan, de andere gaat over op enkel schapen, en wat ze teveel hebben ruilen ze. Als ik het goed heb gaat "comparatieve voordelen over hoe de "wiskunde" uittekent dat daarmee de totale hoeveelheden graan en schapen stijgen. Bovendien geeft de theorie mee dat het aangewezen is dat de twee economieën specializeren in het product waarin ze relatief best zijn.
Dat is op het banale af als ze allebei het best zijn in een verschillend product, maar het punt is dat dat niet eens hoeft. Het kan best zijn dat economie A dubbel zo goed is als economie B in schapen, maar tegelijk drie keer zo goed in graan - bijvoorbeeld om klimatologische redenen. Nog steeds, verzekert de wiskunde ons, stijgen de totalen als A al zijn inspanningen steekt in het graan, en B in de schapen.
Maar als dat allemaal zo "oud en goed" is, waarom doet Landes dan nogal schamper? Welnu, een ander favoriet boek van me, The Elusive Quest for Growth (2,001) van William Easterly (2) zegt daar iets zinnigs over. De VS, zegt hij, hebben legendarische voordelen voor landbouw. Ethiopië is voor landbouw dan weer even geschikt als het maanoppervlak. Natuurlijk zijn de VS vandaag "relatief" nog meer geschikt voor hoogtechnologie dan Ethiopië, dus de theorie kan vandaag wel verklaren waarom de VS 2% van zijn inspanningen wijdt aan landbouw, en Ethipië 57%. Maar de theorie heeft het moeilijk te verklaren waar die "nog grotere geschiktheid" vandaan komt. De theorie zou immers doen vermoeden dat bij de kolonizering van Amerika de mensen zich gingen specializeren in landbouw - en dus alleen maar méér geschikt voor landbouw gingen worden?
Voor zover ik er iets van begrepen heb zegt de theorie ruwweg het volgende. Beschouw twee economieën die twee producten maken: graan en schapen. Ze hebben allebei voedsel en kleding, dus zeg dat ze allebei zelfbedruipend zijn. Natuurlijk zijn de leden van de twee economieën welvarender wanneer ze meer graan en schapen produceren dan wanneer ze minder graan en schapen produceren.
Eén van de manieren om samen ("in totaal") méér schapen en graan te produceren is door specializering en handel. De ene economie gaat over op enkel graan, de andere gaat over op enkel schapen, en wat ze teveel hebben ruilen ze. Als ik het goed heb gaat "comparatieve voordelen over hoe de "wiskunde" uittekent dat daarmee de totale hoeveelheden graan en schapen stijgen. Bovendien geeft de theorie mee dat het aangewezen is dat de twee economieën specializeren in het product waarin ze relatief best zijn.
Dat is op het banale af als ze allebei het best zijn in een verschillend product, maar het punt is dat dat niet eens hoeft. Het kan best zijn dat economie A dubbel zo goed is als economie B in schapen, maar tegelijk drie keer zo goed in graan - bijvoorbeeld om klimatologische redenen. Nog steeds, verzekert de wiskunde ons, stijgen de totalen als A al zijn inspanningen steekt in het graan, en B in de schapen.
Maar als dat allemaal zo "oud en goed" is, waarom doet Landes dan nogal schamper? Welnu, een ander favoriet boek van me, The Elusive Quest for Growth (2,001) van William Easterly (2) zegt daar iets zinnigs over. De VS, zegt hij, hebben legendarische voordelen voor landbouw. Ethiopië is voor landbouw dan weer even geschikt als het maanoppervlak. Natuurlijk zijn de VS vandaag "relatief" nog meer geschikt voor hoogtechnologie dan Ethiopië, dus de theorie kan vandaag wel verklaren waarom de VS 2% van zijn inspanningen wijdt aan landbouw, en Ethipië 57%. Maar de theorie heeft het moeilijk te verklaren waar die "nog grotere geschiktheid" vandaan komt. De theorie zou immers doen vermoeden dat bij de kolonizering van Amerika de mensen zich gingen specializeren in landbouw - en dus alleen maar méér geschikt voor landbouw gingen worden?
Daarmee komt een ander punt van Easterly weer in beeld (3). De geografische omgeving mag een element zijn in de vraag of mensen arm worden of rijk, maar de sociale omgeving is dat ook - en vaak nog veel meer! Denk terug aan de waarde van die huizen, die op een bepaald moment niet meer afhing van de investeringen die jij deed in jouw huis, maar die de anderen doen in hun huizen. Tot het punt dat jij er misschien beter aan zou doen te investeren in die andere huizen? In zekere zin verklaart iets dergelijks het verhaal van de VS. Een aanzienlijk deel van de mensen die er immigreerden waren afkomstig van Europa - uitgerekend de beschaving die over vele eeuwen de materiële cultuur had opgebouwd die het armoede evenwicht zou gaan doorbreken.
Vul dus in de huizenmetafoor mensen in op de plaats van de huizen. Mensen met de Europese materiële cultuur van de Wetenschappelijke Revolutie en de Verlichting creëren het soort sociale omgeving waarin het rendabel is te investeren in technologische ontwikkeling. Veel rendabeler dan dat zou zijn onder Ethiopische landbouwers. Het gevolg is dat het in de vroege VS zeer zeker rendabel is om de grond te ploegen en graan te zaaien. Alleen is iets dat nog veel rendabeler is ook wat er nog veel meer gebeurt, en dat is hoe technologische ontwikkelingen erdoor geduwd raakten.
Dat geeft een verhaal met niet één, maar twéé moralen. Natuurlijk zijn de liberalen verheugd te zien dat een samenleving met vrije individuen na enkele generaties ook werkelijk die hoogtechnologische samenleving hebben uitgebouwd. Maar tegelijk hangen die ontwikkelingen af van een randvoorwaarde die niet een onderdeel was van de "vrije markt". Er was ook de injectie nodig van een bepaald soort mensen, of beter gezegd, van een bepaalde achtergrond. De vrije autochtone bevolking van Amerika was op dat ideaal landbouwgebied nog altijd nauwelijks voorbij het stadium van jagers-verzamelaars geraakt. De immigranten waren de erfgenamen van vele honderden jaren waarin die achtergrond zeer moeizaam bijeen was gespaard. Die injectie was wat het verschil maakte.
Of hoe onberispelijke liberale concepten kunnen leiden tot evenwichten die ver beneden het optimaal niveau liggen. Maar laat me er toch op wijzen dat onberispelijk liberale geesten als David Landes of William Easterly dat ook durven zeggen...
--------------------------------------
(1) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2006/08/rechts-maar-toch-goed-david-landes.html
(2) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2007/02/william-easterly.html
EN http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2008/03/over-armoede-en-economische-groei.html
(3) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2008/04/kritisch-rationalisme-en-economie.html
--------------------------------------
(1) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2006/08/rechts-maar-toch-goed-david-landes.html
(2) http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2007/02/william-easterly.html
EN http://speelsmaarserieus.blogspot.com/2008/03/over-armoede-en-economische-groei.html
1 opmerking:
Het concept van "comparatieve voordelen" is natuurlijk een statisch concept. Gegeven de bestaande randvoorwaarden ("all things equal") is het voordelig je te specialiseren waar je het beste in bent of, indien je in niets absoluut beter bent, daar waar je het minste slecht in bent. Maar indien die randvoorwaarden zich wijzigen - door migratie, door technologische ontwikkelingen - veranderen ook je comparatieve voordelen. Het is die wijziging die verklaard wordt door de economische ontwikkeling en niet omgekeerd. Een statisch concept kan nooit een verklaring geven voor een dynamisch fenomeen als economische ontwikkeling. Maar dat betekent natuurlijk nog niet dat het concept onwaar is of dat het concept van absolute voordelen (ook een statisch begrip overigens) te prefereren valt boven dat van de comparatieve voordelen. En aangezien het boek van Landes over economische ontwikkeling gaat, is het niet verwonderlijk dat hij - zelfs als liberaal - nogal denigrerend doet over comparatieve voordelen. Volgens mij doet hij trouwens niet denigrerend over het concept zelf - ik denk zelfs dat ook hij de theorie aanvaardt - maar wel het gebruik ervan om verschillen tussen arm en rijk te verklaren.
Een reactie posten